Book Chapter: Verse
1 Gen 8:19 | roert, naar hun geslachten, gingen uit de ark. ~
2 Gen 9:18 | van Noach, die uit de ark gingen, waren Sem, en Cham, en
3 Gen 9:23 | hun beider schouderen, en gingen achterwaarts, en bedekten
4 Gen 17:22 | aangezicht van daar, en gingen naar Sodom; maar Abraham
5 Gen 21:6 | zijn hand, en zij beiden gingen samen. ~
6 Gen 21:8 | voorzien, mijn zoon! Zo gingen zij beiden samen. ~
7 Gen 21:19 | maakten zich op, en zij gingen samen naar Ber-seba; en
8 Gen 31:26 | Dina uit Sichems huis, en gingen van daar. ~
9 Gen 34:12 | 12 En zijn broeders gingen heen, om de kudde van hun
10 Exo 5:1 | 1 En daarna gingen Mozes en Aaron heen, en
11 Exo 5:10 | 10 Toen gingen de aandrijvers des volks
12 Exo 5:15 | 15 Derhalve gingen de ambtlieden der kinderen
13 Exo 10:3 | 3 Zo gingen Mozes en Aaron tot Farao,
14 Exo 12:28 | 28 En de kinderen Israels gingen en deden het, gelijk als
15 Exo 14:23 | Egyptenaars vervolgden hen, en gingen in, achter hen, al de paarden
16 Exo 14:29 | Maar de kinderen Israels gingen op het droge, in het midden
17 Exo 15:20 | haar hand; en al de vrouwen gingen uit, haar na, met trommelen
18 Exo 15:22 | de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn,
19 Exo 18:7 | naar den welstand, en zij gingen naar de tent. ~
20 Exo 37:18 | 18 Zes rieten nu gingen uit zijn zijden; drie rieten
21 Exo 37:19 | rieten, die uit den kandelaar gingen. ~
22 Num 13:26 | 26 En zij gingen heen, en kwamen tot Mozes
23 Num 16:25 | en Abiram; en achter hem gingen de oudsten van Israel. ~
24 Num 16:27 | 27 Zo gingen zij op van de woning van
25 Num 16:27 | rondom; maar Dathan en Abiram gingen uit, staande in de deur
26 Num 20:6 | 6 Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht
27 Num 22:7 | 7 Toen gingen de oudsten der Moabieten,
28 Num 31:13 | oversten der vergadering, gingen uit hen tegemoet, tot buiten
29 Num 31:62 | kinderen Israels, dat zij niet gingen naar het land, dat de HEERE
30 Num 31:92 | Machir, den zoon van Manasse, gingen naar Gilead, en namen dat
31 Num 32:8 | verreisden van Hachiroth, en gingen over, door het midden van
32 Num 32:8 | naar de woestijn, en zij gingen drie dagreizen in de woestijn
33 Joz 2:1 | land en Jericho. Zij dan gingen, en kwamen ten huize van
34 Joz 2:21 | liet zij hen gaan; en zij gingen heen; en zij bond het scharlakensnoer
35 Joz 2:22 | 22 Zij dan gingen heen, en kwamen op het gebergte,
36 Joz 2:23 | die twee mannen weder, en gingen af van het gebergte, en
37 Joz 3:2 | door het midden des legers gingen; ~
38 Joz 3:6 | des verbonds op, en zij gingen voor het aangezicht des
39 Joz 4:18 | weder in hun plaats, en gingen als gisteren en eergisteren
40 Joz 6:8 | het volk gesproken had, zo gingen de zeven priesters, dragende
41 Joz 6:13 | voor de ark des HEEREN, gingen voort, en bliezen met de
42 Joz 6:13 | bazuinen; en de toegerusten gingen voor hun aangezichten, en
43 Joz 6:14 | 14 Alzo gingen zij eenmaal rondom de stad
44 Joz 6:15 | opgaan des dageraads, en zij gingen rondom de stad, naar dezelve
45 Joz 6:15 | alleenlijk op dien dag gingen zij zevenmaal rondom de
46 Joz 6:23 | 23 Toen gingen de jongelingen, de verspieders,
47 Joz 8:9 | zond Jozua hen heen, en zij gingen naar de achterlage, en zij
48 Joz 9:4 | zij ook arglistiglijk, en gingen heen, en veinsden zich gezanten
49 Joz 9:6 | 6 En zij gingen tot Jozua in het leger te
50 Joz 11:20 | Israel met oorlog tegemoet gingen, opdat hij hen verbannen
51 Joz 18:8 | maakten zich die mannen op, en gingen heen. En Jozua gebood hun,
52 Joz 18:9 | 9 De mannen dan gingen heen, en togen het land
53 Joz 23:6 | hij liet hen gaan; en zij gingen naar hun tenten. ~
54 Ric 1:16 | zuiden van Harad is; en zij gingen heen en woonden met het
55 Ric 3:19 | allen, die om hem stonden, gingen van hem uit. ~
56 Ric 4:5 | en de kinderen Israels gingen op tot haar ten gerichte. ~
57 Ric 4:30 | die op paden wandelden, gingen kromme wegen. ~
58 Ric 8:6 | ganse huis van Millo, en gingen heen en maakten Abimelech
59 Ric 8:8 | 8 De bomen gingen eens heen, om een koning
60 Ric 8:26 | met zijn broederen, en zij gingen over in Sichem; en de burgeren
61 Ric 8:27 | maakten lofliederen; en zij gingen in het huis huns gods, en
62 Ric 8:46 | van Sichem dat hoorden, zo gingen zij in de sterkte, in het
63 Ric 8:55 | dat Abimelech dood was, zo gingen zij een iegelijk naar zijn
64 Ric 15:2 | is hier in ingekomen; zo gingen zij rondom, en legden hem
65 Ric 17:7 | 7 Toen gingen die vijf mannen heen, en
66 Ric 17:17 | het land te verspieden, gingen op, kwamen daarhenen in,
67 Ric 17:26 | 26 Alzo gingen de kinderen van Dan huns
68 Rut 1:7 | schoondochters met haar. Als zij nu gingen op den weg, om weder te
69 Rut 1:19 | 19 Alzo gingen die beiden, totdat zij te
70 1Sa 2:20 | afgebeden heeft. En zij gingen naar zijn plaats. ~
71 1Sa 6:12 | 12 De koeien nu gingen recht in dien weg, op den
72 1Sa 6:12 | Beth-Semes op een straat; zij gingen steeds voort, al loeiende,
73 1Sa 6:12 | vorsten der Filistijnen gingen achter dezelve tot aan de
74 1Sa 9:4 | zij vonden ze niet; daarna gingen zij door het land van Sahalim,
75 1Sa 9:10 | kom, laat ons gaan. En zij gingen naar de stad, waar de man
76 1Sa 9:14 | 14 Alzo gingen zij op in de stad. Toen
77 1Sa 9:25 | 25 Daarna gingen zij af van de hoogte in
78 1Sa 9:26 | zeggende: Sta op, en zij beiden gingen uit, hij en Samuel, naar
79 1Sa 10:26 | te Gibea, en van het heir gingen met hem, welker hart God
80 1Sa 11:7 | HEEREN op het volk, en zij gingen uit als een enig man. ~
81 1Sa 13:7 | 7 De Hebreen nu gingen over de Jordaan in het land
82 1Sa 13:17 | 17 En de verdervers gingen uit het leger der Filistijnen,
83 1Sa 17:13 | grootste zonen van Isai gingen heen; zij volgden Saul na
84 1Sa 17:13 | zonen, die in den krijg gingen, waren: Eliab, de eerstgeborene,
85 1Sa 18:27 | op, en hij en zijn mannen gingen heen, en zij sloegen onder
86 1Sa 19:18 | gedaan had; en hij en Samuel gingen heen, en zij bleven te Najoth. ~
87 1Sa 20:11 | het veld; en die beiden gingen uit in het veld. ~
88 1Sa 23:13 | omtrent zeshonderd man, en zij gingen uit Kehila, en zij gingen
89 1Sa 23:13 | gingen uit Kehila, en zij gingen heen, waar zij konden gaan.
90 1Sa 23:24 | maakten zij zich op, en zij gingen naar Zif voor het aangezicht
91 1Sa 23:25 | 25 Saul en zijn mannen gingen ook om te zoeken. Dat werd
92 1Sa 24:23 | maar David en zijn mannen gingen op in de vesting. ~ ~
93 1Sa 26:12 | Sauls hoofdeinde, en zij gingen heen; en er was niemand,
94 1Sa 28:25 | daarna stonden zij op, en gingen weg in dienzelfden nacht. ~ ~ ~
95 1Sa 30:21 | hadden laten blijven, die gingen David tegemoet, en het volk,
96 1Sa 31:12 | alle strijdbare mannen, en gingen den gehelen nacht, en zij
97 2Sa 2:15 | Toen maakten zich op, en gingen over in getal, twaalf van
98 2Sa 2:29 | Abner dan en zijn mannen gingen dienzelfden gansen nacht
99 2Sa 2:29 | het vlakke veld; en zij gingen over de Jordaan en wandelden
100 2Sa 2:32 | Joab nu en zijn mannen gingen den gansen nacht, dat hun
101 2Sa 3:1 | die van het huis van Saul gingen en werden zwakker. ~
102 2Sa 4:5 | Beerothiet, Rechab en Baena, gingen heen, en kwamen ten huize
103 2Sa 4:7 | zij namen zijn hoofd, en gingen henen, den weg op het vlakke
104 2Sa 15:11 | 11 En er gingen met Absalom van Jeruzalem
105 2Sa 15:18 | 18 En al zijn knechten gingen aan zijn zijde heen, ook
106 2Sa 15:18 | Gath te voet gekomen waren, gingen voor des konings aangezicht
107 2Sa 15:30 | zijn hoofd bedekt, en zij gingen op, opgaande en wenende. ~
108 2Sa 17:17 | zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden het den
109 2Sa 17:18 | Absalom aan; doch die beiden gingen haastelijk, en kwamen in
110 2Sa 17:21 | klommen zij uit den put, en gingen henen en boodschapten het
111 2Sa 17:22 | dat met hem was; en zij gingen over de Jordaan. Aan het
112 2Sa 23:13 | 13 Ook gingen af drie van de dertig hoofden,
113 2Sa 24:5 | 5 En zij gingen over de Jordaan, en legerden
114 1Kon 1:49| die bij Adonia waren, en gingen een iegelijk zijns weegs. ~
115 1Kon 8:66| zegenden den koning; daarna gingen zij naar hun tenten, blijde
116 1Kon 13:25| 25 En ziet, er gingen lieden voorbij, en zagen
117 1Kon 20:9 | zaak kan ik niet doen. Zo gingen de boden heen en brachten
118 1Kon 22:49| te gaan om goud; maar zij gingen niet, want de schepen werden
119 2Kon 2:2 | zal u niet verlaten! Alzo gingen zij af naar Beth-El.
120 2Kon 2:3 | 3 Toen gingen de zonen der profeten, die
121 2Kon 2:6 | verlaten! En zij beiden gingen henen. ~
122 2Kon 2:7 | van de zonen der profeten gingen henen, en stonden tegenover
123 2Kon 2:8 | verdeeld; en zij beiden gingen er door op het droge. ~
124 2Kon 7:8 | uiterste des legers kwamen, zo gingen zij in een tent, en aten
125 2Kon 7:8 | en goud, en klederen, en gingen henen, en verborgen het;
126 2Kon 7:8 | namen van daar ook, en gingen henen, en verborgen het. ~
127 2Kon 9:35| 35 En zij gingen heen om haar te begraven;
128 1Kro 4:39| 39 En zij gingen tot aan den ingang van Gedor
129 1Kro 4:42| 42 Ook gingen uit hen, te weten uit de
130 1Kro 12:15| het, die over de Jordaan gingen in de eerste maand, toen
131 1Kro 20:5 | 5 Zij nu gingen henen, en men boodschapte
132 2Kro 1:3 | 3 En zij gingen henen, Salomo en de ganse
133 2Kro 9:18| kenners van de zee; en zij gingen met Salomo's knechten naar
134 2Kro 18:9 | HEEREN was bij hen; en zij gingen rondom in alle steden van
135 2Kro 25:10| dat zij naar hun plaats gingen; daarom ontstak hun toorn
136 2Kro 29:16| 16 Maar de priesteren gingen binnen in het huis des HEEREN,
137 2Kro 30:6 | 6 De lopers dan gingen henen met de brieven van
138 2Kro 30:10| 10 Zo gingen de lopers door, van stad
139 2Kro 31:16| die in het huis des HEEREN gingen, tot het dagelijkse werk
140 Ezra 6:14| oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoediglijk voort, door
141 Neh 6:17 | brieven, die naar Tobia gingen; en die van Tobia kwamen
142 Neh 12:37 | Fonteinpoort, en tegen hen over, gingen zij op bij de trappen van
143 Est 16:15 | 15 De lopers gingen uit, voortgedrongen zijnde
144 Est 17:15 | 15 De lopers gingen uit, voortgedrongen zijnde
145 Job 1:4 | 4 En zijn zonen gingen, en maakten maaltijden in
146 Job 41:9 | 9 Toen gingen Elifaz, de Themaniet, en
147 Psa 68:26 | 26 De zangers gingen voor, de speellieden achter,
148 Psa 77:18 | wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen daarhenen. ~
149 Psa 105:41 | vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als
150 Pred 8:10| uit de plaats des Heiligen gingen, die werden vergeten in
151 Jes 51:10 | opdat de verlosten daardoor gingen? ~
152 Jes 58:17 | en was verbolgen; evenwel gingen zij afkerig henen in den
153 Jer 26:10 | Juda deze woorden hoorden, gingen zij op uit het huis des
154 Jer 36:20 | 20 Zij dan gingen in tot den koning in het
155 Jer 41:14 | en zij keerden zich en gingen over tot Johanan, den zoon
156 Jer 50:6 | gevoerd naar de bergen, zij gingen van berg tot heuvel, zij
157 Klaa 1:10| heidenen in haar heiligdom gingen, waarvan Gij geboden
158 Eze 1:9 | keerden zich niet om, als zij gingen; zij gingen elkeen recht
159 Eze 1:9 | om, als zij gingen; zij gingen elkeen recht uit voor zijn
160 Eze 1:12 | 12 En zij gingen elkeen rechtuit voor zijn
161 Eze 1:12 | de geest was om te gaan, gingen zij; zij keerden zich niet
162 Eze 1:12 | keerden zich niet om, als zij gingen. ~
163 Eze 1:17 | 17 Als zij gingen, zij gingen op hun vier
164 Eze 1:17 | Als zij gingen, zij gingen op hun vier zijden; zij
165 Eze 1:17 | keerden zich niet om, als zij gingen. ~
166 Eze 1:19 | 19 Als nu de dieren gingen, gingen de raderen bij hen;
167 Eze 1:19 | Als nu de dieren gingen, gingen de raderen bij hen; en als
168 Eze 1:20 | de geest was om te gaan, gingen zij, waarhenen de geest
169 Eze 1:21 | 21 Als die gingen, gingen deze; en als die
170 Eze 1:21 | 21 Als die gingen, gingen deze; en als die stonden,
171 Eze 1:24 | 24 En als zij gingen, hoorde ik een geruis hunner
172 Eze 9:7 | gaat henen uit. En zij gingen henen uit, en zij sloegen
173 Eze 10:11 | 11 Als die gingen, zo gingen deze op hun vier
174 Eze 10:11 | Als die gingen, zo gingen deze op hun vier zijden;
175 Eze 10:11 | keerden zich niet om, als zij gingen; maar de plaats, waarheen
176 Eze 10:11 | zich niet om, als zij gingen. ~
177 Eze 10:16 | 16 En als de cherubs gingen, zo gingen die raderen nevens
178 Eze 10:16 | als de cherubs gingen, zo gingen die raderen nevens dezelven;
179 Eze 10:22 | gedaanten en zij zelven; zij gingen ieder recht uit voor
180 Eze 23:44 | vrouw, die een hoer is; alzo gingen zij in tot Ohola en tot
181 Eze 25:3 | Juda, als zij in gevangenis gingen; ~
182 Eze 31:12 | en alle volken der aarde gingen af uit zijn schaduw, en
183 Dan 3:26 | gaat uit en komt hier! Toen gingen Sadrach, Mesach en Abed-nego
184 Hos 9:10 | haar beginsel; maar zij gingen in tot Baal-Peor, en zonderden
185 Hos 11:2 | zij henlieden riepen, alzo gingen zij van hun aangezicht weg;
186 Amos 9:4 | 4 En al gingen zij in gevangenis voor het
187 Jona 2:3 | al Uw baren en Uw golven gingen over mij henen. ~
188 Zac 6:1 | zag; en ziet, vier wangens gingen er uit van tussen twee bergen,
189 Zac 6:7 | En die sterke paarden gingen uit, en zochten voort te
190 Matt 13:27| van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere!
191 Matt 14:12| en begroeven hetzelve; en gingen en boodschapten het Jezus. ~
192 Matt 17:24| Kapernaum ingekomen waren, gingen tot Petrus die de didrachmen
193 Matt 20:4 | zal ik u geven. En zij gingen. ~
194 Matt 22:15| 15 Toen gingen de Farizeen heen, en hielden
195 Matt 24:3 | den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen,
196 Matt 25:1 | welke haar lampen namen, en gingen uit, den bruidegom tegemoet. ~
197 Matt 25:10| bruidegom; en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft,
198 Matt 26:30| lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg. ~
199 Mark 3:21| bestonden, dit hoorden, gingen zij uit, om Hem vast te
200 Mark 5:14| stad en op het land. En zij gingen uit, om te zien, wat het
201 Mark 6:29| discipelen dit hoorden, gingen zij en namen zijn dood lichaam
202 Mark 6:31| velen, die kwamen en die gingen, en zij hadden zelfs geen
203 Mark 6:33| en kwamen hun voor, en gingen samen tot Hem. ~
204 Mark 8:11| 11 En de Farizeen gingen uit, en begonnen met Hem
205 Mark 11:4 | 4 En zij gingen heen, en vonden het veulen
206 Mark 11:12| daags, als zij uit Bethanie gingen, hongerde Hem. ~
207 Mark 12:12| en zij verlieten Hem en gingen weg. ~
208 Mark 14:16| 16 En Zijn discipelen gingen uit, en kwamen in de stad,
209 Mark 14:26| lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg. ~
210 Mark 16:12| wandelden, en in het veld gingen. ~
211 Luk 2:3 | 3 En zij gingen allen om beschreven te worden,
212 Luk 2:44 | gezelschap op den weg was, gingen zij een dagreize, en zochten
213 Luk 7:11 | genaamd Nain, en met Hem gingen velen van Zijn discipelen,
214 Luk 8:24 | 24 En zij gingen tot Hem, en wekten Hem op,
215 Luk 8:35 | 35 En zij gingen uit, om te zien hetgeen
216 Luk 9:56 | maar om te behouden. En zij gingen naar een ander vlek. ~
217 Luk 14:25 | 25 En vele scharen gingen met Hem; en Hij, Zich omkerende,
218 Luk 18:10 | 10 Twee mensen gingen op in den tempel om te bidden,
219 Luk 24:1 | vroeg in den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende
220 Luk 24:13 | 13 En zie, twee van hen gingen op denzelfden dag naar een
221 Luk 24:24 | dergenen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden
222 Joha 4:30| 30 Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot
223 Joha 6:16| het avond geworden was, gingen Zijn discipelen af naar
224 Joha 6:24| noch Zijn discipelen, zo gingen zij ook in de schepen, en
225 Joha 6:66| 66 Van toen af gingen velen Zijner discipelen
226 Joha 8:9 | geweten overtuigd zijnde, gingen uit, de een na den andere,
227 Joha 11:46| 46 Maar sommigen van hen gingen tot de Farizeen, en zeiden
228 Joha 11:55| nabij, en velen uit dat land gingen op naar Jeruzalem, voor
229 Joha 12:11| Want velen van de Joden gingen heen om zijnentwil, en geloofden
230 Joha 12:13| takken van palmbomen, en gingen uit Hem tegemoet, en riepen:
231 Joha 12:21| 21 Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaida
232 Joha 18:6 | tot hen zeide: Ik ben het; gingen zij achterwaarts, en vielen
233 Joha 18:28| s morgens vroeg; en zij gingen niet in het rechthuis, opdat
234 Joha 20:10| 10 De discipelen dan gingen wederom naar huis. ~
235 Joha 21:3 | Wij gaan ook met u. Zij gingen uit, en traden terstond
236 Hand 1:13| als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal,
237 Hand 3:1 | 1 Petrus nu en Johannes gingen te zamen op naar den tempel,
238 Hand 3:2 | degenen, die in den tempel gingen; ~
239 Hand 5:23| broederen, die van Joppe waren, gingen met hem. ~
240 Hand 6:12| twijfelende. En met mij gingen ook deze zes broeders, en
241 Hand 6:19| over Stefanus geschied was, gingen het land door tot Fenicie
242 Hand 6:40| werd. En uitgegaan zijnde, gingen zij een straat voort, en
243 Hand 8:1 | Ikonium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden,
244 Hand 10:13| En op den dag des sabbats gingen wij buiten de stad aan de
245 Hand 10:40| zijnde uit de gevangenis, gingen zij in tot Lydia; en de
246 Hand 10:40| vertroostten zij dezelve, en gingen uit de stad. ~ ~
247 Hand 11:10| welke, daar gekomen zijnde, gingen heen naar de synagoge der
248 Hand 15:2 | dat naar Fenicie overvoer, gingen wij er in en voeren af. ~
249 Hand 15:5 | dagen doorgebracht hadden, gingen wij uit, en reisden voort;
250 Hand 15:6 | elkander gegroet hadden, gingen wij in het schip; maar zijlieden
251 Hand 15:8 | wij, die met hem waren, gingen van daar en kwamen te Cesarea;
252 Hand 15:15| maakten wij ons gereed, en gingen op naar Jeruzalem. ~
253 Hand 15:16| 16 En met ons gingen ook sommigen der discipelen
254 Hand 17:14| 14 Dewelke gingen tot de overpriesters en
255 Hand 22:14| hen te blijven; en alzo gingen wij naar Rome. ~
256 Hand 22:29| als hij dit gezegd had, gingen de Joden weg, veel twisting
257 Heb 9:6 | aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in den
258 Open 4:5 | 5 En van den troon gingen uit bliksemen, en donderslagen,
|