Book Chapter: Verse
1 Gen 7:11 | van Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag der
2 Gen 7:11 | op de zeventiende dag der maand, op dezen zelfden dag zijn
3 Gen 8:4 | ark rustte in de zevende maand, op den zeventiende dag
4 Gen 8:4 | den zeventiende dag der maand, op de bergen van Ararat. ~
5 Gen 8:5 | afnemende tot de tiende maand; in de tiende maand, op
6 Gen 8:5 | tiende maand; in de tiende maand, op den eerste der maand,
7 Gen 8:5 | maand, op den eerste der maand, werden de toppen der bergen
8 Gen 8:13 | eerste jaar, in de eerste maand, op den eersten derzelver
9 Gen 8:13 | op den eersten derzelver maand, dat de wateren droogden
10 Gen 8:14 | 14 En in de tweede maand, op den zeven en twintigsten
11 Gen 8:14 | zeven en twintigsten dag der maand, was de aarde opgedroogd. ~
12 Gen 27:14 | bleef bij hem een volle maand. ~
13 Exo 12:2 | 2 Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der
14 Exo 12:3 | zeggende: Aan den tienden dezer maand neme een iegelijk een lam,
15 Exo 12:6 | den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der
16 Exo 12:18 | 18 In de eerste maand, aan den veertienden dag
17 Exo 12:18 | den veertienden dag der maand, in den avond, zult gij
18 Exo 12:18 | een en twintigsten dag der maand, in den avond. ~
19 Exo 13:4 | gaat gijlieden uit, in de maand Abib. ~
20 Exo 13:5 | dezen dienst houden in deze maand. ~
21 Exo 16:1 | vijftienden dag der tweede maand, nadat zij uit Egypteland
22 Exo 19:1 | 1 In de derde maand, na het uittrekken der kinderen
23 Exo 23:15 | ter bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt
24 Exo 34:41 | heb, ter gezetter tijd der maand Abib; want in de maand Abib
25 Exo 34:41 | der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij uit Egypte
26 Exo 40:2 | 2 Op den dag der eerste maand, te weten op den eersten
27 Exo 40:2 | weten op den eersten der maand, zult gij den tabernakel,
28 Exo 40:17 | geschiedde in de eerste maand, in het tweede jaar, op
29 Exo 40:17 | jaar, op den eersten der maand, dat de tabernakel opgericht
30 Lev 16:29 | gij zult in de zevende maand, op den tienden der maand,
31 Lev 16:29 | maand, op den tienden der maand, uw zielen verootmoedigen,
32 Lev 22:36 | 5 In de eerste maand, op den veertienden der
33 Lev 22:36 | op den veertienden der maand, tussen twee avonden is
34 Lev 22:37 | vijftienden dag der derzelver maand is het feest van de ongezuurde
35 Lev 22:55 | zeggende: In de zevende maand, op den eersten der maand,
36 Lev 22:55 | maand, op den eersten der maand, zult gij een rust hebben,
37 Lev 22:58 | den tienden dezer zevende maand zal de verzoendag zijn,
38 Lev 22:63 | verootmoedigen; op den negenden der maand in den avond, van den avond
39 Lev 22:65 | vijftienden dag van deze zevende maand zal het feest der loofhutten
40 Lev 22:70 | vijftienden dag der zevenden maand, als gij het inkomen des
41 Lev 22:72 | geslachten; in de zevende maand zult gij het vieren. ~
42 Lev 24:9 | Daarna zult gij in de zevende maand, op den tienden der maand,
43 Lev 24:9 | maand, op den tienden der maand, de bazuin des geklanks
44 Lev 26:6 | is het van een, die een maand oud is, tot een, die vijf
45 Num 1:1 | op den eersten der tweede maand, in het tweede jaar, nadat
46 Num 1:18 | den eersten dag der tweede maand; en die verklaarden hun
47 Num 3:15 | wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven, die zult
48 Num 3:22 | wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven; hun getelden
49 Num 3:28 | wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren
50 Num 3:34 | wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren
51 Num 3:39 | wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren
52 Num 3:40 | kinderen Israels, van een maand oud en daarboven; en neem
53 Num 3:43 | getal der namen, van een maand oud en daarboven, naar hun
54 Num 9:1 | uitgetogen waren, in de eerste maand, zeggende: ~
55 Num 9:3 | veertienden dag in deze maand, tussen twee avonden zult
56 Num 9:5 | veertienden dag der eerste maand, tussen de twee avonden,
57 Num 9:11 | 11 In de tweede maand, op den veertienden dag,
58 Num 9:22 | wolk twee dagen, of een maand, of vele dagen vertoog op
59 Num 10:11 | tweede jaar, in de tweede maand, op den twintigsten van
60 Num 10:11 | op den twintigsten van de maand, dat de wolk verheven werd
61 Num 11:20 | 20 Tot een gehele maand toe, totdat het uit uw neus
62 Num 11:21 | en zij zullen een gehele maand eten! ~
63 Num 18:29 | worden, zult gij van een maand oud lossen, naar uw schatting,
64 Num 19:16 | worden, zult gij van een maand oud lossen, naar uw schatting,
65 Num 20:1 | gekomen waren, in de eerste maand, zo bleef het volk te Kades.
66 Num 26:62 | wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven; want dezen
67 Num 28:14 | der nieuwe maan in elke maand, naar de maanden des jaars. ~
68 Num 28:16 | 16 En in de eerste maand, op den veertienden dag
69 Num 28:16 | den veertienden dag der maand, is het pascha den HEERE. ~
70 Num 28:17 | vijftienden dag derzelve maand is het feest; zeven dagen
71 Num 29:1 | Desgelijks in de zevende maand, op den eersten der maand,
72 Num 29:1 | maand, op den eersten der maand, zult gij een heilige samenroeping
73 Num 29:6 | Behalve het brandoffer der maand, en zijn spijsoffer, en
74 Num 29:7 | den tienden dezer zevende maand zult gij een heilige samenroeping
75 Num 29:12 | vijftienden dag dezer zevende maand, zult gij een heilige samenroeping
76 Num 32:3 | van Rameses; in de eerste maand, op den vijftienden dag
77 Num 32:3 | vijftienden dag der eerste maand, des anderen daags van het
78 Num 32:38 | Egypteland, in de vijfde maand, op den eersten der maand. ~
79 Num 32:38 | maand, op den eersten der maand. ~
80 Deu 1:3 | veertigste jaar, in de elfde maand, op den eersten der maand,
81 Deu 1:3 | maand, op den eersten der maand, dat Mozes sprak tot de
82 Deu 16:1 | 1 Neemt waar de maand Abib, dat gij den HEERE,
83 Deu 16:1 | pascha houdt; want in de maand Abib heeft u de HEERE, uw
84 Deu 21:13 | vader en haar moeder een maand lang bewenen; en daarna
85 Joz 4:19 | was den tiende der eerste maand uit de Jordaan opgeklommen;
86 Joz 5:10 | veertienden dag derzelver maand, in den avond, op de vlakke
87 1Kon 4:7 | verzorgden; voor elk was een maand in het jaar om te verzorgen. ~
88 1Kon 4:27| bestelmeesters nu, een ieder op zijn maand, verzorgden den koning Salomo,
89 1Kon 5:14| maands bij beurten; een maand waren zij op den Libanon;
90 1Kon 6:1 | Salomo over Israel, in de maand Ziv (deze is de tweede maand),
91 1Kon 6:1 | maand Ziv (deze is de tweede maand), dat hij het huis des HEEREN
92 1Kon 6:37| des HEEREN gelegd, in de maand Ziv; ~
93 1Kon 6:38| in het elfde jaar, in de maand Bul, welke is de achtste
94 1Kon 6:38| Bul, welke is de achtste maand, was dit huis volmaakt,
95 1Kon 8:2 | den koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest; die
96 1Kon 8:2 | feest; die is de zevende maand. ~
97 1Kon 12:32| een feest in de achtste maand, op den vijftienden dag
98 1Kon 12:32| den vijftienden dag der maand, gelijk het feest, dat in
99 1Kon 12:33| vijftienden dag der achtste maand, der maand, dewelke hij
100 1Kon 12:33| dag der achtste maand, der maand, dewelke hij uit zijn hart
101 2Kon 16:13| en hij regeerde een volle maand te Samaria. ~
102 2Kon 27:1 | zijner regering, in de tiende maand, op den tienden der maand,
103 2Kon 27:1 | maand, op den tienden der maand, dat Nebukadnezar, de koning
104 2Kon 27:3 | den negenden der vierde maand, als de honger in de stad
105 2Kon 27:8 | 8 Daarna in de vijfde maand, op de zevenden der maand (
106 2Kon 27:8 | maand, op de zevenden der maand (dit was het negentiende
107 2Kon 27:25| geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, de zoon van
108 2Kon 27:27| van Juda, in de twaalfde maand, op den zeven en twintigsten
109 2Kon 27:27| zeven en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning
110 1Kro 12:15| Jordaan gingen in de eerste maand, toen dezelve vol was aan
111 1Kro 28:1 | aangaande en afgaande van maand tot maand in al de maanden
112 1Kro 28:1 | en afgaande van maand tot maand in al de maanden des jaars;
113 1Kro 28:2 | eerste verdeling in de eerste maand was Jasobam, de zoon van
114 1Kro 28:3 | der heiren in de eerste maand. ~
115 1Kro 28:4 | de verdeling in de tweede maand was Dodai, de Ahohiet, en
116 1Kro 28:5 | overste des heirs in de derde maand was Benaja, de zoon van
117 1Kro 28:7 | De vierde, in de vierde maand, was Asahel, de broeder
118 1Kro 28:8 | De vijfde, in de vijfde maand, was Samhuth, de Jizrahiet,
119 1Kro 28:9 | 9 De zesde, in de zesde maand, was Ira, de zoon van Ikkes,
120 1Kro 28:10| De zevende, in de zevende maand, was Helez, de Peloniet,
121 1Kro 28:11| De achtste, in de achtste maand, was Sibbechai, de Husathiet,
122 1Kro 28:12| De negende, in de negende maand, was Abiezer, de Anathothiet;
123 1Kro 28:13| De tiende, in de tiende maand, was Maharai, de Nethofathiet,
124 1Kro 28:14| 14 De elfde, in de elfde maand, was Benaja, de Pirhathoniet,
125 1Kro 28:15| twaalfde, in de twaalfde maand, was Heldai, de Nethofathiet,
126 2Kro 3:2 | nu te bouwen in de tweede maand, op den tweeden dag, in
127 2Kro 5:3 | hetwelk was in de zevende maand. ~
128 2Kro 6:3 | hetwelk was in de zevende maand. ~
129 2Kro 8:10| twintigsten dag der zevende maand liet hij het volk gaan tot
130 2Kro 16:10| te Jeruzalem, in de derde maand, in het vijftiende jaar
131 2Kro 29:3 | zijner regering, in de eerste maand, de deuren van het huis
132 2Kro 29:17| op den eersten der eerste maand, en op den achtsten dag
133 2Kro 29:17| op den achtsten dag der maand kwamen zij in het voorhuis
134 2Kro 29:17| zestienden dag der eerste maand maakten zij een einde. ~
135 2Kro 30:2 | te houden, in de tweede maand. ~
136 2Kro 30:13| te houden, in de tweede maand, een zeer grote gemeente. ~
137 2Kro 30:15| den veertienden der tweede maand; en de priesters en de Levieten
138 2Kro 31:7 | 7 In de derde maand begonnen zij den grond van
139 2Kro 31:7 | leggen, en in de zevende maand voleindden zij. ~
140 2Kro 35:1 | den veertienden der eerste maand. ~
141 2Kro 36:1 | den veertienden der eerste maand. ~
142 Ezra 3:1 | 1 Toen nu de zevende maand aankwam, en de kinderen
143 Ezra 3:6 | eersten dag af der zevende maand begonnen zij den HEERE brandofferen
144 Ezra 3:8 | Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbabel, de
145 Ezra 6:15| volbracht op den derden dag der maand Adar; datzelve was het zesde
146 Ezra 6:19| den veertienden der eerste maand. ~
147 Ezra 7:8 | te Jeruzalem in de vijfde maand; dat was het zevende jaar
148 Ezra 7:9 | op den eersten der eerste maand was het begin des optochts
149 Ezra 7:9 | op den eersten der vijfde maand kwam hij te Jeruzalem, naar
150 Ezra 8:31| den twaalfden der eerste maand, om te gaan naar Jeruzalem;
151 Ezra 10:9 | dagen; het was de negende maand op den twintigsten in de
152 Ezra 10:9 | op den twintigsten in de maand; en al het volk zat op de
153 Ezra 10:16| den eersten dag der tiende maand, om deze zaak te onderzoeken. ~
154 Ezra 10:17| den eersten dag der eerste maand. ~
155 Neh 1:1 | En het geschiedde in de maand Chisleu, in het twintigste
156 Neh 2:1 | Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste
157 Neh 8:1 | 1 Als nu de zevende maand aankwam, en de kinderen
158 Neh 8:3 | eersten dag der zevende maand. ~
159 Neh 8:15 | het feest in de zevende maand; ~
160 Neh 9:1 | en twintigsten dag dezer maand verzamelden zich de kinderen
161 Est 9 | koninklijk huis, in de tiende maand, welke is de maand Tebeth,
162 Est 9 | tiende maand, welke is de maand Tebeth, in het zevende jaar
163 Est 16:7 | 7 In de eerste maand (deze is de maand Nisan)
164 Est 16:7 | eerste maand (deze is de maand Nisan) in het twaalfde jaar
165 Est 16:7 | van dag tot dag, en van maand tot maand, tot de twaalfde
166 Est 16:7 | tot dag, en van maand tot maand, tot de twaalfde maand toe;
167 Est 16:7 | tot maand, tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~
168 Est 16:7 | twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~
169 Est 16:12 | konings geroepen, in de eerste maand, op den dertienden dag derzelve,
170 Est 16:13 | dertienden der twaalfde maand (deze is de maand Adar),
171 Est 16:13 | twaalfde maand (deze is de maand Adar), en dat men hun buit
172 Est 17:7 | 7 In de eerste maand (deze is de maand Nisan)
173 Est 17:7 | eerste maand (deze is de maand Nisan) in het twaalfde jaar
174 Est 17:7 | van dag tot dag, en van maand tot maand, tot de twaalfde
175 Est 17:7 | tot dag, en van maand tot maand, tot de twaalfde maand toe;
176 Est 17:7 | tot maand, tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~
177 Est 17:7 | twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~
178 Est 17:12 | konings geroepen, in de eerste maand, op den dertienden dag derzelve,
179 Est 17:13 | dertienden der twaalfde maand (deze is de maand Adar),
180 Est 17:13 | twaalfde maand (deze is de maand Adar), en dat men hun buit
181 Est 49:2 | zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand Sivan),
182 Est 49:2 | de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten
183 Est 49:5 | dertienden der twaalfde maand; deze is de maand Adar. ~
184 Est 49:5 | twaalfde maand; deze is de maand Adar. ~
185 Est 50:1 | 1 In de twaalfde maand nu (dezelve is de maand
186 Est 50:1 | maand nu (dezelve is de maand Adar), op den dertienden
187 Est 52:2 | den veertienden dag der maand Adar, en zij doodden te
188 Est 52:4 | op den dertienden dag der maand Adar; en op de veertienden
189 Est 52:6 | den veertienden dag der maand Adar ter vreugde en maaltijden,
190 Est 52:8 | den veertienden dag der maand Adar, en den vijftienden
191 Est 52:9 | van hun vijanden, en de maand, die hun veranderd was van
192 Jer 1:3 | weggevoerd in de vijfde maand. ~
193 Jer 2:24 | moede worden, in haar maand zullen zij haar vinden. ~
194 Jer 28:1 | vierde jaar, in de vijfde maand, dat Hananja, zoon van Azur,
195 Jer 28:17 | datzelfde jaar, in de zevende maand. ~ ~ ~ ~ ~
196 Jer 36:9 | van Juda, in de negende maand, dat zij een vasten voor
197 Jer 36:22 | winterhuis in de negende maand; en er was een vuur voor
198 Jer 39:1 | koning van Juda, in de tiende maand, kwam Nebukadrezar, de koning
199 Jer 39:2 | van Zedekia, in de vierde maand, op den negenden der maand,
200 Jer 39:2 | maand, op den negenden der maand, werd de stad doorgebroken. ~
201 Jer 41:1 | geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, de zoon van
202 Jer 52:4 | zijner regering, in de tiende maand, op den tienden der maand,
203 Jer 52:4 | maand, op den tienden der maand, dat Nebukadrezar, de koning
204 Jer 52:6 | 6 In de vierde maand, op den negenden der maand,
205 Jer 52:6 | maand, op den negenden der maand, als de honger in de stad
206 Jer 52:12 | Daarna, in de vijfde maand, op den tienden der maand (
207 Jer 52:12 | maand, op den tienden der maand (dit jaar was het negentiende
208 Jer 52:31 | van Juda, in de twaalfde maand, op den vijf en twintigsten
209 Jer 52:31 | en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning
210 Eze 1:1 | dertigste jaar, in de vierde maand, op den vijfden derzelve
211 Eze 1:1 | op den vijfden derzelve maand, als ik in het midden der
212 Eze 1:2 | Op den vijfden derzelve maand (dit was het vijfde jaar
213 Eze 8:1 | zesde jaar, in de zesde maand, op den vijfden der maand,
214 Eze 8:1 | maand, op den vijfden der maand, als ik in mijn huis zat,
215 Eze 20:1 | zevende jaar, in de vijfde maand, op den tienden derzelver
216 Eze 20:1 | op den tienden derzelver maand, dat er mannen uit de oudsten
217 Eze 24:1 | negende jaar, in de tiende maand, op den tienden der maand,
218 Eze 24:1 | maand, op den tienden der maand, zeggende: ~
219 Eze 26:1 | jaar, op den eersten der maand, dat des HEEREN woord tot
220 Eze 29:1 | tiende jaar, in de tiende maand, op den twaalfden der maand,
221 Eze 29:1 | maand, op den twaalfden der maand, geschiedde des HEEREN woord
222 Eze 29:17 | twintigste jaar, in de eerste maand, op den eersten der maand,
223 Eze 29:17 | maand, op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN
224 Eze 30:20 | elfde jaar, in de eerste maand, op den zevenden der maand,
225 Eze 30:20 | maand, op den zevenden der maand, dat het woord des HEEREN
226 Eze 31:1 | elfde jaar, in de derde maand, op den eersten der maand,
227 Eze 31:1 | maand, op den eersten der maand, dat des HEEREN woord tot
228 Eze 32:1 | twaalfde jaar, in de twaalfde maand op den eersten der maand,
229 Eze 32:1 | maand op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN
230 Eze 32:17 | op den vijftienden der maand, dat het woord des HEEREN
231 Eze 33:21 | wegvoering, in de tiende maand, op den vijfden der maand,
232 Eze 33:21 | maand, op den vijfden der maand, dat er een tot mij kwam,
233 Eze 40:1 | jaars, op den tienden der maand, in het veertiende jaar,
234 Eze 45:18 | Heere HEERE: In de eerste maand, op den eersten der maand,
235 Eze 45:18 | maand, op den eersten der maand, zult gij een volkomen var,
236 Eze 45:20 | doen op den zevenden in die maand; vanwege den afdwalende,
237 Eze 45:21 | 21 In de eerste maand, op den veertienden dag
238 Eze 45:21 | den veertienden dag der maand, zal ulieden het pascha
239 Eze 45:25 | 25 In de zevende maand, op den vijftienden dag
240 Eze 45:25 | den vijftienden dag der maand zal hij op het feest desgelijks
241 Dan 10:4 | twintigsten dag der eerste maand, zo was ik aan den oever
242 Hos 5:7 | gewonnen; nu zal hen de nieuwe maand verteren met hun delen. ~
243 Joe 2:23 | spaden regen in de eerste maand. ~
244 Zac 1:1 | 1 In de achtste maand, in het tweede jaar van
245 Zac 1:7 | twintigsten dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is),
246 Zac 1:7 | in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede
247 Zac 7:1 | den vierden der negende maand, namelijk in Chisleu. ~
248 Zac 7:3 | Moet ik wenen in de vijfde maand, mij afzonderende, gelijk
249 Zac 7:5 | vijfde en in de zevende maand, namelijk nu zeventig jaren,
250 Zac 8:19 | en het vasten der tiende maand, zal den huize van Juda
251 Zac 11:8 | heb drie herders in een maand afgesneden; want mijn ziel
252 Luk 1:26 | 26 En in de zesde maand werd de engel Gabriel van
253 Luk 1:36 | in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar
254 Open 9:15| tegen de ure, en dag, en maand, en jaar, opdat zij het
255 Open 22:2 | voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijne
256 Open 22:2 | vruchten, van maand tot maand gevende zijne vrucht; en
|