1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527
Book Chapter: Verse
5001 Psa 140:1 | 1 Een psalm van David, voor den
5002 Psa 140:4 | Zij scherpen hun tong, als een slang; heet addervergift
5003 Psa 140:6 | De hovaardigen hebben mij een strik verborgen, en koorden;
5004 Psa 140:6 | en koorden; zij hebben een net uitgespreid aan de zijde
5005 Psa 140:12 | 12 Een man van kwade tong zal op
5006 Psa 140:12 | aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien
5007 Psa 141:1 | 1 Een psalm van David. HEERE!
5008 Psa 141:3 | 3 HEERE! zet een wacht voor mijn mond, behoed
5009 Psa 141:4 | Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel
5010 Psa 142:1 | onderwijzing van David, een gebed, als hij in de spelonk
5011 Psa 142:4 | pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg,
5012 Psa 143:1 | 1 Een psalm van David. O HEERE!
5013 Psa 143:6 | mijn ziel is voor U als een dorstig land. Sela. ~
5014 Psa 143:10 | goede Geest geleide mij in een effen land. ~
5015 Psa 144:1 | 1 Een psalm van David. Gezegend
5016 Psa 144:4 | gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. ~
5017 Psa 144:8 | spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid. ~
5018 Psa 144:9 | 9 O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de
5019 Psa 144:11 | spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid; ~
5020 Psa 144:12 | uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis. ~
5021 Psa 145:1 | 1 Een lofzang van David. Aleph.
5022 Psa 145:13 | 13 Mem. Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen,
5023 Psa 147:11 | 11 De HEERE heeft een welgevallen aan hen, die
5024 Psa 148:6 | eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen van
5025 Psa 149:1 | 1Hallelujah! Zingt den HEERE een nieuw lied; Zijn lof zij
5026 Psa 149:4 | 4Want de HEERE heeft een welgevallen aan Zijn volk;
5027 Psa 149:6 | zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun
5028 Spre 1:6 | 6 Om te verstaan een spreuk en de uitlegging,
5029 Spre 1:9 | Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn,
5030 Spre 1:14 | werpen; wij zullen allen een buidel hebben. ~
5031 Spre 1:19 | Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid
5032 Spre 1:27 | Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf
5033 Spre 1:27 | en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid
5034 Spre 2:7 | legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is
5035 Spre 2:7 | bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk
5036 Spre 3:8 | 8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn,
5037 Spre 3:8 | medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. ~
5038 Spre 3:12 | Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken
5039 Spre 3:12 | den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. ~
5040 Spre 3:18 | 18 Zij is een boom des levens dengenen,
5041 Spre 3:22 | leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. ~
5042 Spre 3:30 | 30 Twist met een mens niet zonder oorzaak,
5043 Spre 3:31 | Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies
5044 Spre 3:32 | de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid
5045 Spre 4:3 | mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht
5046 Spre 4:9 | 9 Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven,
5047 Spre 4:9 | aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij
5048 Spre 4:18 | rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande
5049 Spre 4:22 | dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele
5050 Spre 5:4 | bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard. ~
5051 Spre 5:19 | 19 Een zeer liefelijke hinde, en
5052 Spre 5:19 | zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat
5053 Spre 5:20 | zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot
5054 Spre 6:1 | borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt
5055 Spre 6:5 | 5 Red u, als een ree uit de hand des jagers,
5056 Spre 6:5 | hand des jagers, en als een vogel uit de hand des vogelvangers. ~
5057 Spre 6:10 | 10 Een weinig slapens, een weinig
5058 Spre 6:10 | Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig
5059 Spre 6:10 | een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende; ~
5060 Spre 6:11 | armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek
5061 Spre 6:11 | wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man. ~
5062 Spre 6:12 | 12 Een Belialsmens, een ondeugdzaam
5063 Spre 6:12 | 12 Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met
5064 Spre 6:16 | ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel: ~
5065 Spre 6:17 | 17 Hoge ogen, een valse tong, en handen, die
5066 Spre 6:18 | 18 Een hart, dat ondeugdzame gedachten
5067 Spre 6:19 | 19 Een vals getuige, die leugenen
5068 Spre 6:23 | 23 Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht,
5069 Spre 6:23 | is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen
5070 Spre 6:26 | 26 Want door een vrouw, die een hoer is,
5071 Spre 6:26 | Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een
5072 Spre 6:26 | een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans
5073 Spre 6:30 | 30 Men doet een dief geen verachting aan,
5074 Spre 6:32 | 32 Maar die met een vrouw overspel doet, is
5075 Spre 6:34 | Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en
5076 Spre 7:5 | Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende,
5077 Spre 7:7 | onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling; ~
5078 Spre 7:10 | 10 En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel,
5079 Spre 7:19 | niet in zijn huis, hij is een verren weg getogen; ~
5080 Spre 7:20 | 20 Hij heeft een bundel gelds in zijn hand
5081 Spre 7:22 | straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en
5082 Spre 7:22 | slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging
5083 Spre 7:23 | lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den
5084 Spre 8:7 | goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel. ~
5085 Spre 8:27 | bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des
5086 Spre 8:30 | 30 Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en
5087 Spre 8:35 | vindt het leven, en trekt een welgevallen van den HEERE. ~
5088 Spre 9:12 | voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen
5089 Spre 9:13 | 13 Een zotte vrouw is woelachtig,
5090 Spre 9:14 | de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen
5091 Spre 10:1 | De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den
5092 Spre 10:1 | verblijdt den vader; maar een zot zoon is zijner moeder
5093 Spre 10:4 | 4 Die met een bedriegelijke hand werkt,
5094 Spre 10:5 | den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die
5095 Spre 10:5 | den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt. ~
5096 Spre 10:10 | wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen
5097 Spre 10:11 | mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar
5098 Spre 10:15 | Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de
5099 Spre 10:18 | van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt,
5100 Spre 10:18 | gerucht voortbrengt, is een zot. ~
5101 Spre 10:23 | schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid
5102 Spre 10:25 | 25 Gelijk een wervelwind voorbijgaat,
5103 Spre 10:25 | maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest. ~
5104 Spre 11:1 | 1 Een bedriegelijke weegschaal
5105 Spre 11:1 | weegschaal is den HEERE een gruwel; maar een volkomen
5106 Spre 11:1 | den HEERE een gruwel; maar een volkomen weegsteen is Zijn
5107 Spre 11:10 | 10 Een stad springt op van vreugde
5108 Spre 11:11 | zegen der oprechten wordt een stad verheven; maar door
5109 Spre 11:12 | veracht zijn naaste; maar een man van groot verstand zwijgt
5110 Spre 11:13 | 13 Die als een achterklapper wandelt, openbaart
5111 Spre 11:15 | 15 Als iemand voor een vreemde borg geworden is,
5112 Spre 11:16 | 16 Een aangename huisvrouw houdt
5113 Spre 11:17 | 17 Een goedertieren mens doet zijn
5114 Spre 11:18 | 18 De goddeloze doet een vals werk; maar voor degene,
5115 Spre 11:20 | van hart zijn den HEERE een gruwel; maar de oprechten
5116 Spre 11:22 | 22 Een schone vrouw, die van rede
5117 Spre 11:22 | die van rede afwijkt, is een gouden bagge in een varkenssnuit. ~
5118 Spre 11:22 | is een gouden bagge in een varkenssnuit. ~
5119 Spre 11:24 | 24 Er is een, die uitstrooit, denwelken
5120 Spre 11:24 | meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan recht
5121 Spre 11:25 | bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. ~
5122 Spre 11:29 | wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen, die
5123 Spre 11:30 | vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens; en wie
5124 Spre 12:2 | 2 De goede zal een welgevallen trekken van
5125 Spre 12:2 | trekken van den HEERE; maar een man van schandelijke verdichtselen
5126 Spre 12:4 | 4 Een kloeke huisvrouw is een
5127 Spre 12:4 | Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar
5128 Spre 12:8 | 8 Een ieder zal geprezen worden,
5129 Spre 12:9 | die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven
5130 Spre 12:14 | 14 Een ieder wordt van de vrucht
5131 Spre 12:17 | gerechtigheid bekend; maar een getuige der valsheden, bedrog. ~
5132 Spre 12:18 | 18 Daar is een, die woorden als steken
5133 Spre 12:18 | die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt;
5134 Spre 12:19 | 19 Een waarachtige lip zal bevestigd
5135 Spre 12:19 | worden in eeuwigheid; maar een valse tong is maar voor
5136 Spre 12:19 | valse tong is maar voor een ogenblik. ~
5137 Spre 12:22 | Valse lippen zijn den HEERE een gruwel; maar die trouwelijk
5138 Spre 12:23 | 23 Een kloekzinnig mens bedekt
5139 Spre 12:25 | mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het. ~
5140 Spre 12:27 | 27 Een bedrieger zal zijn jachtvang
5141 Spre 13:1 | 1 Een wijs zoon hoort de tucht
5142 Spre 13:1 | de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing
5143 Spre 13:2 | 2 Een ieder zal van de vrucht
5144 Spre 13:7 | 7 Er is een, die zichzelven rijk maakt,
5145 Spre 13:7 | en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm maakt,
5146 Spre 13:12 | de begeerte, die komt, is een boom des levens. ~
5147 Spre 13:14 | Des wijzen leer is een springader des levens, om
5148 Spre 13:16 | handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit. ~
5149 Spre 13:17 | 17 Een goddeloze bode zal in het
5150 Spre 13:17 | in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn. ~
5151 Spre 13:19 | maar het is den zotten een gruwel van het kwade af
5152 Spre 13:23 | der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt door
5153 Spre 14:3 | In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar
5154 Spre 14:5 | 5 Een waarachtig getuige zal niet
5155 Spre 14:5 | getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens. ~
5156 Spre 14:10 | eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs
5157 Spre 14:12 | 12 Er is een weg, die iemand recht schijnt;
5158 Spre 14:14 | wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. ~
5159 Spre 14:17 | zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen
5160 Spre 14:25 | 25 Een waarachtig getuige redt
5161 Spre 14:25 | maar die leugens blaast, is een bedrieger. ~
5162 Spre 14:26 | In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij
5163 Spre 14:26 | en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. ~
5164 Spre 14:27 | De vreze des HEEREN is een springader des levens, om
5165 Spre 14:30 | 30 Een gezond hart is het leven
5166 Spre 14:34 | Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een
5167 Spre 14:34 | een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. ~
5168 Spre 14:35 | welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar
5169 Spre 15:1 | 1 Een zacht antwoord keert de
5170 Spre 15:1 | de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den
5171 Spre 15:4 | De medicijn der tong is een boom des levens; maar de
5172 Spre 15:4 | verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest. ~
5173 Spre 15:5 | 5 Een dwaas zal de tucht zijns
5174 Spre 15:6 | huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des
5175 Spre 15:8 | goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der
5176 Spre 15:9 | goddelozen is den HEERE een gruwel; maar dien, die de
5177 Spre 15:13 | 13 Een vrolijk hart zal het aangezicht
5178 Spre 15:14 | 14 Een verstandig hart zal de wetenschap
5179 Spre 15:15 | bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige
5180 Spre 15:15 | maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd. ~
5181 Spre 15:16 | de vreze des HEEREN, dan een grote schat, en onrust daarbij. ~
5182 Spre 15:17 | 17 Beter is een gerecht van groen moes,
5183 Spre 15:17 | waar ook liefde is, dan een gemeste os, en haat daarbij. ~
5184 Spre 15:18 | 18 Een grimmig man zal gekijf verwekken;
5185 Spre 15:19 | weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der
5186 Spre 15:20 | 20 Een wijs zoon zal den vader
5187 Spre 15:20 | den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder. ~
5188 Spre 15:21 | verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht
5189 Spre 15:23 | 23 Een man heeft blijdschap in
5190 Spre 15:23 | zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd! ~
5191 Spre 15:26 | gedachten zijn den HEERE een gruwel; maar der reinen
5192 Spre 15:30 | ogen verblijdt het hart; een goed gerucht maakt het gebeente
5193 Spre 16:5 | is van hart, is den HEERE een gruwel; hand aan hand, zal
5194 Spre 16:8 | 8 Beter is een weinig met gerechtigheid,
5195 Spre 16:11 | 11 Een rechte waag en weegschaal
5196 Spre 16:14 | de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen. ~
5197 Spre 16:15 | zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens. ~
5198 Spre 16:22 | dergenen, die het bezitten, is een springader des levens; maar
5199 Spre 16:24 | Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de
5200 Spre 16:25 | 25 Er is een weg, die iemand recht schijnt;
5201 Spre 16:27 | 27 Een Belialsman graaft kwaad;
5202 Spre 16:28 | 28 Een verkeerd man zal krakeel
5203 Spre 16:28 | zal krakeel inwerpen; en een oorblazer scheidt den voornaamsten
5204 Spre 16:29 | 29 Een man des gewelds verlokt
5205 Spre 16:29 | naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed is. ~
5206 Spre 16:31 | 31 De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt
5207 Spre 16:32 | over zijn geest, dan die een stad inneemt. ~
5208 Spre 17:1 | 1 Een droge bete, en rust daarbij,
5209 Spre 17:1 | rust daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte beesten
5210 Spre 17:2 | 2 Een verstandig knecht zal heersen
5211 Spre 17:2 | knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt,
5212 Spre 17:4 | op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor
5213 Spre 17:7 | 7 Een voortreffelijke lip past
5214 Spre 17:7 | voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een
5215 Spre 17:7 | een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige
5216 Spre 17:7 | niet, veelmin een prins een leugenachtige lip. ~
5217 Spre 17:8 | in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen
5218 Spre 17:11 | wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal tegen hem
5219 Spre 17:12 | 12 Dat een beer, die van jongen beroofd
5220 Spre 17:12 | die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar
5221 Spre 17:12 | tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid. ~
5222 Spre 17:14 | begin des krakeels is gelijk een, die het water opening geeft;
5223 Spre 17:15 | verdoemt, zijn den HEERE een gruwel, ja, die beiden. ~
5224 Spre 17:17 | 17 Een vriend heeft te aller tijd
5225 Spre 17:17 | heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt in de benauwdheid
5226 Spre 17:18 | 18 Een verstandeloos mens klapt
5227 Spre 17:21 | 21 Wie een zot genereert, die zal hem
5228 Spre 17:22 | 22 Een blij hart zal een medicijn
5229 Spre 17:22 | 22 Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar
5230 Spre 17:22 | medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het
5231 Spre 17:25 | 25 Een zotte zoon is een verdriet
5232 Spre 17:25 | 25 Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader,
5233 Spre 17:27 | houdt zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk
5234 Spre 17:28 | 28 Een dwaas zelfs, die zwijgt,
5235 Spre 18:4 | springader der wijsheid is een uitstortende beek. ~
5236 Spre 18:7 | mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen
5237 Spre 18:7 | verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel. ~
5238 Spre 18:9 | aanstelt in zijn werk, die is een broeder van een doorbrenger. ~
5239 Spre 18:9 | die is een broeder van een doorbrenger. ~
5240 Spre 18:10 | De Naam des HEEREN is een Sterke Toren; de rechtvaardige
5241 Spre 18:10 | zal daarhenen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld worden. ~
5242 Spre 18:11 | stad zijner sterkte, en als een verheven muur in zijn inbeelding. ~
5243 Spre 18:14 | krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie zal
5244 Spre 18:19 | 19 Een broeder is wederspanniger
5245 Spre 18:19 | broeder is wederspanniger dan een sterke stad; en de geschillen
5246 Spre 18:19 | en de geschillen zijn als een grendel van een paleis. ~
5247 Spre 18:19 | zijn als een grendel van een paleis. ~
5248 Spre 18:21 | het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft,
5249 Spre 18:22 | 22 Die een vrouw gevonden heeft, heeft
5250 Spre 18:22 | vrouw gevonden heeft, heeft een goede zaak gevonden, en
5251 Spre 18:24 | 24 Een man, die vrienden heeft,
5252 Spre 18:24 | vriendelijk te houden; want er is een liefhebber, die meer aankleeft
5253 Spre 18:24 | die meer aankleeft dan een broeder. ~ ~
5254 Spre 19:1 | verkeerde van lippen, en die een zot is. ~
5255 Spre 19:5 | 5 Een vals getuige zal niet onschuldig
5256 Spre 19:6 | aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen,
5257 Spre 19:6 | prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, die giften
5258 Spre 19:9 | 9 Een vals getuige zal niet onschuldig
5259 Spre 19:10 | 10 De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te
5260 Spre 19:10 | niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten! ~
5261 Spre 19:13 | 13 Een zotte zoon is zijn vader
5262 Spre 19:13 | kijvingen ener vrouw als een gestadig druipen. ~
5263 Spre 19:14 | 14 Huis en goed is een erve van de vaderen; maar
5264 Spre 19:14 | erve van de vaderen; maar een verstandige vrouw is van
5265 Spre 19:15 | diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren. ~
5266 Spre 19:22 | maar de arme is beter dan een leugenachtig man. ~
5267 Spre 19:24 | 24 Een luiaard verbergt de hand
5268 Spre 19:26 | of de moeder verjaagt, is een zoon, die beschaamd maakt,
5269 Spre 19:28 | 28 Een Belialsgetuige bespot het
5270 Spre 20:1 | 1 De wijn is een spotter, de sterke drank
5271 Spre 20:3 | 3 Het is eer voor een man, van twist af te blijven;
5272 Spre 20:5 | als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien
5273 Spre 20:6 | weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? ~
5274 Spre 20:8 | 8 Een koning, zittende op den
5275 Spre 20:10 | tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. ~
5276 Spre 20:11 | 11 Een jongen zal ook door zijn
5277 Spre 20:12 | 12 Een horend oor, en een ziend
5278 Spre 20:12 | Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE
5279 Spre 20:15 | lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. ~
5280 Spre 20:16 | 16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is,
5281 Spre 20:19 | 19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart
5282 Spre 20:21 | 21 Als een erfenis in het eerste verhaast
5283 Spre 20:23 | Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke
5284 Spre 20:24 | van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? ~
5285 Spre 20:25 | 25 Het is een strik des mensen, dat hij
5286 Spre 20:26 | 26 Een wijs koning verstrooit de
5287 Spre 20:27 | De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende
5288 Spre 20:30 | der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de
5289 Spre 21:5 | tot overschot; maar van een ieder, die haastig is, alleen
5290 Spre 21:6 | arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene
5291 Spre 21:6 | schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid
5292 Spre 21:9 | Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met
5293 Spre 21:9 | hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en
5294 Spre 21:9 | kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. ~
5295 Spre 21:14 | 14 Een gift in het verborgene houdt
5296 Spre 21:14 | houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de
5297 Spre 21:15 | Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen;
5298 Spre 21:16 | 16 Een mens, die van den weg des
5299 Spre 21:18 | 18 De goddeloze is een rantsoen voor de rechtvaardigen,
5300 Spre 21:19 | Het is beter te wonen in een woest land, dan bij een
5301 Spre 21:19 | een woest land, dan bij een zeer kijfachtige en toornige
5302 Spre 21:20 | In des wijzen woning is een gewenste schat, en olie;
5303 Spre 21:20 | gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks. ~
5304 Spre 21:24 | 24 Die een hovaardig pocher is, zijn
5305 Spre 21:27 | offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer,
5306 Spre 21:27 | te meer, als zij het met een schandelijk voornemen brengen!
5307 Spre 21:28 | 28 Een leugenachtig getuige zal
5308 Spre 21:28 | getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken
5309 Spre 21:29 | 29 Een goddeloos man sterkt zich
5310 Spre 22:3 | 3 Een kloekzinnig mens ziet het
5311 Spre 22:8 | zijner verbolgenheid zal een einde nemen. ~
5312 Spre 22:13 | De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op
5313 Spre 22:14 | mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken
5314 Spre 22:24 | Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet
5315 Spre 22:24 | grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man; ~
5316 Spre 22:25 | zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt. ~
5317 Spre 22:29 | 29 Hebt gij een man gezien, die vaardig
5318 Spre 23:1 | aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult
5319 Spre 23:2 | 2 En zet een mes aan uw keel, indien
5320 Spre 23:2 | aan uw keel, indien gij een gulzig mens zijt; ~
5321 Spre 23:3 | smakelijke spijzen, want het is een leugenachtig brood. ~
5322 Spre 23:5 | gewisselijk vleugelen maken gelijk een arend, die naar den hemel
5323 Spre 23:9 | Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand
5324 Spre 23:18 | Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting
5325 Spre 23:21 | 21 Want een zuiper en vraat zal arm
5326 Spre 23:24 | zich zeer verheugen; en die een wijzen zoon gewint, zal
5327 Spre 23:27 | 27 Want een hoer is een diepe gracht,
5328 Spre 23:27 | 27 Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde
5329 Spre 23:27 | is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge
5330 Spre 23:27 | en een vreemde vrouw is een enge put. ~
5331 Spre 23:28 | 28 Ook loert zij als een rover; en zij vermenigvuldigt
5332 Spre 23:32 | In zijn einde zal hij als een slang bijten, en steken
5333 Spre 23:32 | slang bijten, en steken als een adder. ~
5334 Spre 23:34 | En gij zult zijn, gelijk een, die in het hart van de
5335 Spre 23:34 | de zee slaapt; en gelijk een, die in het opperste van
5336 Spre 24:3 | Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid
5337 Spre 24:5 | 5 Een wijs man is sterk; en een
5338 Spre 24:5 | Een wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt
5339 Spre 24:8 | kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke
5340 Spre 24:9 | der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een
5341 Spre 24:9 | een spotter is den mens een gruwel. ~
5342 Spre 24:29 | zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn
5343 Spre 24:30 | voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens; ~
5344 Spre 24:33 | 33 Een weinig slapens, een weinig
5345 Spre 24:33 | Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig
5346 Spre 24:34 | armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei
5347 Spre 24:34 | en uw velerlei gebrek als een gewapend man. ~ ~
5348 Spre 25:2 | 2 Het is Gods eer een zaak te verbergen; maar
5349 Spre 25:2 | maar de eer der koningen een zaak te doorgronden. ~
5350 Spre 25:4 | het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen; ~
5351 Spre 25:9 | openbaar het heimelijke van een ander niet; ~
5352 Spre 25:11 | 11 Een rede, op zijn pas gesproken,
5353 Spre 25:12 | 12 Een wijs bestraffer bij een
5354 Spre 25:12 | Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden
5355 Spre 25:12 | bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een
5356 Spre 25:12 | een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste
5357 Spre 25:13 | 13 Een trouw gezant is dengenen,
5358 Spre 25:14 | 14 Een man, die zichzelven beroemt
5359 Spre 25:14 | zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken
5360 Spre 25:15 | 15 Een overste wordt door lankmoedigheid
5361 Spre 25:15 | lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. ~
5362 Spre 25:18 | 18 Een man, tegen zijn naaste een
5363 Spre 25:18 | Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende,
5364 Spre 25:18 | getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe
5365 Spre 25:19 | 19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der
5366 Spre 25:19 | der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte
5367 Spre 25:20 | Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk
5368 Spre 25:20 | hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der
5369 Spre 25:23 | verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen
5370 Spre 25:24 | Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met
5371 Spre 25:24 | hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en
5372 Spre 25:24 | kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. ~
5373 Spre 25:25 | 25 Een goede tijding uit een ver
5374 Spre 25:25 | Een goede tijding uit een ver land is als koud water
5375 Spre 25:25 | land is als koud water op een vermoeide ziel. ~
5376 Spre 25:26 | aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven
5377 Spre 25:28 | 28 Een man, die zijn geest niet
5378 Spre 25:28 | niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder
5379 Spre 26:2 | is tot wegzweven, gelijk een zwaluw tot vervliegen, alzo
5380 Spre 26:2 | tot vervliegen, alzo zal een vloek, die zonder oorzaak
5381 Spre 26:3 | 3 Een zweep is voor het paard,
5382 Spre 26:3 | zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een
5383 Spre 26:3 | een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten. ~
5384 Spre 26:6 | boodschappen zendt door de hand van een zot. ~
5385 Spre 26:7 | den kreupele op; alzo is een spreuk in den mond der zotten. ~
5386 Spre 26:8 | 8 Gelijk hij, die een edel gesteente in een slinger
5387 Spre 26:8 | die een edel gesteente in een slinger bindt, alzo is hij,
5388 Spre 26:9 | 9 Gelijk een doorn gaat in de hand eens
5389 Spre 26:9 | eens dronkaards, alzo is een spreuk in den mond der zotten. ~
5390 Spre 26:10 | 10 De groten doen een iegelijk verdriet aan, en
5391 Spre 26:11 | 11 Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel
5392 Spre 26:12 | 12 Hebt gij een man gezien, die wijs in
5393 Spre 26:12 | wijs in zijn ogen is! Van een zot is meer verwachting
5394 Spre 26:13 | De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg,
5395 Spre 26:13 | felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten. ~
5396 Spre 26:14 | 14 Een deur keert om op haar herre,
5397 Spre 26:17 | voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, die hem niet aangaat,
5398 Spre 26:17 | niet aangaat, is gelijk die een hond bij de oren grijpt. ~
5399 Spre 26:18 | 18 Gelijk een, die zich veinst te razen,
5400 Spre 26:19 | 19 Alzo is een man, die zijn naaste bedriegt,
5401 Spre 26:21 | hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist
5402 Spre 26:23 | Brandende lippen, en een boos hart, zijn als een
5403 Spre 26:23 | een boos hart, zijn als een potscherf met schuim van
5404 Spre 26:27 | 27 Die een kuil graaft, zal er in vallen,
5405 Spre 26:27 | zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal
5406 Spre 26:28 | 28 Een valse tong haat degenen,
5407 Spre 26:28 | die zij verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting. ~ ~ ~ ~ ~
5408 Spre 27:2 | 2 Laat u een vreemde prijzen, en niet
5409 Spre 27:2 | prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen. ~
5410 Spre 27:3 | 3 Een steen is zwaar, en het zand
5411 Spre 27:7 | 7 Een verzadigde ziel vertreedt
5412 Spre 27:7 | het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter
5413 Spre 27:8 | 8 Gelijk een vogel is, die uit zijn nest
5414 Spre 27:8 | zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn
5415 Spre 27:10 | uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan
5416 Spre 27:10 | gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre
5417 Spre 27:13 | 13 Als iemand voor een vreemde borg geworden is,
5418 Spre 27:13 | kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw. ~
5419 Spre 27:14 | opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden. ~
5420 Spre 27:15 | 15 Een gedurige druiping ten dage
5421 Spre 27:15 | ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn
5422 Spre 27:17 | met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns
5423 Spre 27:21 | oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven. ~
5424 Spre 27:22 | Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper,
5425 Spre 27:22 | dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van
5426 Spre 28:1 | rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw. ~
5427 Spre 28:3 | 3 Een arm man, die de geringen
5428 Spre 28:3 | de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat
5429 Spre 28:7 | Die de wet bewaart, is een verstandig zoon; maar die
5430 Spre 28:9 | horen, diens gebed zelfs zal een gruwel zijn. ~
5431 Spre 28:10 | oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in
5432 Spre 28:11 | 11 Een rijk man is wijs in zijn
5433 Spre 28:15 | goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende
5434 Spre 28:15 | heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een
5435 Spre 28:15 | een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder
5436 Spre 28:16 | 16 Een vorst, die van alle verstand
5437 Spre 28:17 | 17 Een mens, gedrukt om het bloed
5438 Spre 28:20 | 20 Een gans getrouw man zal veelvoudig
5439 Spre 28:21 | kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods
5440 Spre 28:21 | goed; want een man zal om een stuk broods overtreden. ~
5441 Spre 28:22 | zich haast naar goed, is een man van een boos oog; maar
5442 Spre 28:22 | naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet
5443 Spre 28:23 | 23 Die een mens bestraft, zal achterna
5444 Spre 28:26 | zijn hart vertrouwt, die is een zot; maar die in wijsheid
5445 Spre 29:1 | 1 Een man, die, dikwijls bestraft
5446 Spre 29:3 | 3 Een man, die de wijsheid bemint,
5447 Spre 29:3 | verblijdt zijn vader; maar die een metgezel der hoeren is,
5448 Spre 29:4 | 4 Een koning houdt het land staande
5449 Spre 29:4 | staande door het recht; maar een, die tot geschenken genegen
5450 Spre 29:5 | 5 Een man, die zijn naaste vleit,
5451 Spre 29:5 | zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen. ~
5452 Spre 29:6 | overtreding eens bozen mans is een strik; maar de rechtvaardige
5453 Spre 29:8 | Spotdrijvende lieden blazen een stad aan brand; maar de
5454 Spre 29:9 | 9 Een wijs man, met een dwaas
5455 Spre 29:9 | 9 Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich
5456 Spre 29:11 | 11 Een zot laat zijn gansen geest
5457 Spre 29:12 | 12 Een heerser, die op leugentaal
5458 Spre 29:14 | 14 Een koning, die de armen in
5459 Spre 29:15 | bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zichzelf gelaten
5460 Spre 29:19 | 19 Een knecht zal door de woorden
5461 Spre 29:20 | 20 Hebt gij een man gezien, die haastig
5462 Spre 29:20 | in zijn woorden is? Van een zot is meer verwachting
5463 Spre 29:21 | hij zal in zijn laatste een zoon willen zijn. ~
5464 Spre 29:22 | 22 Een toornig man verwekt gekijf;
5465 Spre 29:24 | 24 Die met een dief deelt, haat zijn ziel;
5466 Spre 29:24 | haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het
5467 Spre 29:25 | siddering des mensen legt een strik; maar die op den HEERE
5468 Spre 29:25 | HEERE vertrouwt, zal in een hoog vertrek gesteld worden. ~
5469 Spre 29:26 | aangezicht des heersers; maar een ieders recht is van den
5470 Spre 29:27 | 27 Een ongerechtig man is den rechtvaardige
5471 Spre 29:27 | man is den rechtvaardige een gruwel; maar die recht is
5472 Spre 29:27 | van weg, is den goddeloze een gruwel. ~ ~ ~ ~ ~
5473 Spre 30:1 | Agur, den zoon van Jake; een last. De man spreekt tot
5474 Spre 30:4 | Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft
5475 Spre 30:5 | Gods is doorlouterd; Hij is een Schild dengenen, die op
5476 Spre 30:11 | 11 Daar is een geslacht, dat zijn vader
5477 Spre 30:12 | 12 Een geslacht, dat rein in zijn
5478 Spre 30:13 | 13 Een geslacht, welks ogen hoog
5479 Spre 30:14 | 14 Een geslacht, welks tanden zwaarden,
5480 Spre 30:19 | hemel; de weg ener slang op een rotssteen; de weg van een
5481 Spre 30:19 | een rotssteen; de weg van een schip in het hart der zee;
5482 Spre 30:19 | en de weg eens mans bij een maagd. ~
5483 Spre 30:22 | 22 Om een knecht, als hij regeert;
5484 Spre 30:22 | knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood
5485 Spre 30:23 | 23 Om een hatelijke vrouw, als zij
5486 Spre 30:23 | als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam
5487 Spre 30:25 | 25 De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden
5488 Spre 30:26 | 26 De konijnen zijn een machteloos volk; nochtans
5489 Spre 30:29 | 29 Deze drie maken een goeden tred; ja, vier zijn
5490 Spre 30:29 | tred; ja, vier zijn er, die een goeden gang maken; ~
5491 Spre 30:31 | 31 Een windhond van goede lenden,
5492 Spre 30:31 | windhond van goede lenden, of een bok; en een koning, die
5493 Spre 30:31 | goede lenden, of een bok; en een koning, die niet tegen te
5494 Spre 31:10 | 10 Aleph. Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden?
5495 Spre 31:16 | Zain. Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van
5496 Spre 31:16 | vrucht harer handen plant zij een wijngaard. ~
5497 Spre 31:30 | schoonheid ijdelheid; maar een vrouw, die den HEERE vreest,
5498 Pred 1:17 | gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes is. ~
5499 Pred 2:7 | kinderen des huizes; ook had ik een groot bezit van runderen
5500 Pred 2:12 | dwaasheid; want hoe zou een mens, die den koning nakomen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527 |