1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527
Book Chapter: Verse
9501 Rom 3:25 | God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof
9502 Rom 3:25 | geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid,
9503 Rom 3:26 | 26 Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid
9504 Rom 3:29 | 29 Is God een God der Joden alleen? en
9505 Rom 3:30 | 30 Nademaal Hij een enig God is, Die de besnijdenis
9506 Rom 4:11 | besnijdenis ontvangen tot een zegel der rechtvaardigheid
9507 Rom 4:11 | toegerekend; opdat hij zou zijn een vader van allen, die geloven
9508 Rom 4:12 | 12 En een vader der besnijdenis, dengenen
9509 Rom 4:13 | geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou
9510 Rom 4:16 | geloof Abrahams is, welke een vader is van ons allen; ~
9511 Rom 4:17 | geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld)
9512 Rom 4:18 | heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens
9513 Rom 5:7 | nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven; want
9514 Rom 5:12 | 12 Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld
9515 Rom 5:14 | overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen, Die
9516 Rom 5:15 | indien, door de misdaad van een, velen gestorven zijn, zo
9517 Rom 5:15 | genade, die daar is van een mens Jezus Christus, overvloedig
9518 Rom 5:16 | gelijk de schuld was door den een, die gezondigd heeft, alzo
9519 Rom 5:16 | want de schuld is wel uit een misdaad tot verdoemenis,
9520 Rom 5:17 | indien door de misdaad van een de dood geheerst heeft door
9521 Rom 5:18 | 18 Zo dan, gelijk door een misdaad de schuld gekomen
9522 Rom 5:18 | verdoemenis; alzo ook door een rechtvaardigheid komt de
9523 Rom 6:5 | Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de
9524 Rom 7:2 | 2 Want een vrouw, die onder den man
9525 Rom 7:3 | de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd worden;
9526 Rom 7:22 | 22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods,
9527 Rom 7:23 | 23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden,
9528 Rom 9:2 | 2 Dat het mij een grote droefheid, en mijn
9529 Rom 9:2 | droefheid, en mijn hart een gedurige smart is. ~
9530 Rom 9:9 | zal Ik komen, en Sara zal een zoon hebben. ~
9531 Rom 9:10 | maar ook Rebekka is daarvan een bewijs, als zij uit een
9532 Rom 9:10 | een bewijs, als zij uit een bevrucht was, namelijk Izaak,
9533 Rom 9:28 | 28 Want Hij voleindt een zaak en snijdt ze af in
9534 Rom 9:28 | rechtvaardigheid; want de Heere zal een afgesneden zaak doen op
9535 Rom 9:33 | is: Ziet, Ik leg in Sion een steen des aanstoots, en
9536 Rom 9:33 | steen des aanstoots, en een rots der ergernis; en een
9537 Rom 9:33 | een rots der ergernis; en een iegelijk, die in Hem gelooft,
9538 Rom 10:2 | hun getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben, maar
9539 Rom 10:4 | Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft. ~
9540 Rom 10:11 | 11 Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft,
9541 Rom 10:13 | 13 Want een iegelijk, die den Naam des
9542 Rom 10:19 | die geen volk zijn; door een onverstandig volk zal ik
9543 Rom 10:21 | Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend
9544 Rom 11:1 | zij verre; want ik ben ook een Israeliet, uit het zaad
9545 Rom 11:5 | dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden, naar
9546 Rom 11:8 | is: God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps;
9547 Rom 11:9 | zegt: Hun tafel worde tot een strik, en tot een val, en
9548 Rom 11:9 | worde tot een strik, en tot een val, en tot een aanstoot,
9549 Rom 11:9 | en tot een val, en tot een aanstoot, en tot een vergelding
9550 Rom 11:9 | tot een aanstoot, en tot een vergelding voor hen. ~
9551 Rom 11:17 | afgebroken zijn, en gij, een wilde olijfboom zijnde,
9552 Rom 11:25 | dat de verharding voor een deel over Israel gekomen
9553 Rom 11:27 | 27 En dit is hun een verbond van Mij, als Ik
9554 Rom 12:1 | gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode
9555 Rom 12:3 | die mij gegeven is, zeg ik een iegelijk, die onder u is,
9556 Rom 12:3 | matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des geloofs
9557 Rom 12:4 | 4 Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben,
9558 Rom 12:5 | 5 Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar
9559 Rom 12:8 | uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid;
9560 Rom 12:9 | liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en
9561 Rom 12:10 | broederlijke liefde; met eer de een de ander voorgaande. ~
9562 Rom 13:2 | zullen over zichzelven een oordeel halen.
9563 Rom 13:3 | de oversten zijn niet tot een vreze den goeden werken,
9564 Rom 13:4 | want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene,
9565 Rom 13:7 | 7 Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig
9566 Rom 13:9 | wordt in dit woord als in een hoofdsom begrepen, namelijk
9567 Rom 14:2 | 2 De een gelooft wel, dat men alles
9568 Rom 14:5 | 5 De een acht wel den enen dag boven
9569 Rom 14:5 | acht al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn eigen
9570 Rom 14:12 | 12 Zo dan een iegelijk van ons zal voor
9571 Rom 15:2 | 2 Dat dan een iegelijk van ons zijn naaste
9572 Rom 15:6 | gij eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken
9573 Rom 15:8 | zeg, dat Jezus Christus een dienaar geworden is der
9574 Rom 15:16 | 16 Opdat ik een dienaar van Jezus Christus
9575 Rom 15:26 | Macedonie en Achaje goed gedacht een gemene handreiking te doen
9576 Rom 16:1 | u Febe, onze zuster, die een dienares is der Gemeente,
9577 Rom 16:2 | doen hebben; want zij is een voorstandster geweest van
9578 Rom 16:16 | 16 Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten
9579 1Kor 1:1 | 1 Paulus, een geroepen apostel van Jezus
9580 1Kor 1:10 | gij samengevoegd zijt in een zelfden zin, en in een zelfde
9581 1Kor 1:10 | in een zelfden zin, en in een zelfde gevoelen. ~
9582 1Kor 1:12 | 12 En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: Ik
9583 1Kor 1:18 | behouden worden, is het een kracht Gods; ~
9584 1Kor 1:22 | 22 Overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken
9585 1Kor 1:23 | Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken
9586 1Kor 1:23 | ergernis, en den Grieken een dwaasheid; ~
9587 1Kor 2:6 | onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld,
9588 1Kor 3:4 | 4 Want als de een zegt: Ik ben van Paulus;
9589 1Kor 3:4 | zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos;
9590 1Kor 3:5 | dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft? ~
9591 1Kor 3:8 | en die nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn
9592 1Kor 3:8 | nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen
9593 1Kor 3:10 | mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament
9594 1Kor 3:10 | het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar
9595 1Kor 3:10 | ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij
9596 1Kor 3:11 | 11 Want niemand kan een ander fondament leggen,
9597 1Kor 4:1 | 1 Alzo houde ons een ieder mens, als dienaars
9598 1Kor 4:3 | geoordeeld worde, of van een menselijk oordeel; ja, ik
9599 1Kor 4:5 | der harten; en alsdan zal een iegelijk lof hebben van
9600 1Kor 4:6 | geschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen
9601 1Kor 4:9 | verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden der
9602 1Kor 5:1 | genoemd wordt, alzo dat er een zijns vaders huisvrouw heeft. ~
9603 1Kor 5:6 | goed. Weet gij niet, dat een weinig zuurdesem het gehele
9604 1Kor 5:7 | zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk
9605 1Kor 5:11 | namelijk indien iemand, een broeder genaamd zijnde,
9606 1Kor 5:11 | broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard,
9607 1Kor 5:11 | zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar,
9608 1Kor 5:11 | is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar,
9609 1Kor 5:11 | of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard,
9610 1Kor 5:11 | afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover;
9611 1Kor 5:11 | lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig
9612 1Kor 5:11 | rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten. ~
9613 1Kor 6:1 | iemand van ulieden, die een zaak heeft tegen een ander,
9614 1Kor 6:1 | die een zaak heeft tegen een ander, te recht gaan voor
9615 1Kor 6:5 | geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen
9616 1Kor 6:16 | dat die de hoer aanhangt, een lichaam met haar is? Want
9617 1Kor 6:16 | twee, zegt Hij, zullen tot een vlees wezen. ~
9618 1Kor 6:17 | die den Heere aanhangt, is een geest met Hem. ~
9619 1Kor 6:19 | niet, dat ulieder lichaam een tempel is van den Heiligen
9620 1Kor 7:1 | geschreven hebt: het is een mens goed geen vrouw aan
9621 1Kor 7:2 | om der hoererijen wil zal een iegelijk man zijn eigen
9622 1Kor 7:2 | zijn eigen vrouw hebben, en een iegelijke vrouw zal haar
9623 1Kor 7:5 | beider toestemming voor een tijd, opdat gij u tot vasten
9624 1Kor 7:7 | gelijk als ikzelf ben; maar een iegelijk heeft zijn eigen
9625 1Kor 7:7 | zijn eigen gave van God, de een wel aldus, maar de andere
9626 1Kor 7:12 | Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft,
9627 1Kor 7:13 | 13 En een vrouw, die een ongelovige
9628 1Kor 7:13 | 13 En een vrouw, die een ongelovige man heeft, en
9629 1Kor 7:17 | 17 Doch gelijk God aan een iegelijk heeft uitgedeeld,
9630 1Kor 7:17 | uitgedeeld, gelijk de Heere een iegelijk geroepen heeft,
9631 1Kor 7:20 | 20 Een iegelijk blijve in die beroeping,
9632 1Kor 7:21 | 21 Zijt gij, een dienstknecht zijnde, geroepen,
9633 1Kor 7:22 | in den Heere geroepen is, een dienstknecht zijnde, die
9634 1Kor 7:22 | dienstknecht zijnde, die is een vrijgelatene des Heeren;
9635 1Kor 7:22 | zijnde geroepen is, die is een dienstknecht van Christus. ~
9636 1Kor 7:24 | 24 Een iegelijk, waarin hij geroepen
9637 1Kor 7:27 | 27 Zijt gij aan een vrouw verbonden, zoek geen
9638 1Kor 7:27 | zijt gij ongebonden van een vrouw, zoek geen vrouw. ~
9639 1Kor 7:28 | zondigt niet; en indien een maagd trouwt, zij zondigt
9640 1Kor 7:34 | 34 Een vrouw en een maagd zijn
9641 1Kor 7:34 | 34 Een vrouw en een maagd zijn onderscheiden.
9642 1Kor 7:35 | voordeel; niet opdat ik een strik over u zou werpen,
9643 1Kor 7:39 | 39 Een vrouw is door de wet verbonden,
9644 1Kor 8:4 | geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets is in de wereld,
9645 1Kor 8:4 | er geen ander God is dan een. ~
9646 1Kor 8:6 | Nochtans hebben wij maar een God, den Vader, uit Welken
9647 1Kor 8:6 | en wij tot Hem; en maar een Heere, Jezus Christus, door
9648 1Kor 8:7 | niet; maar sommigen, met een geweten des afgods tot nog
9649 1Kor 8:9 | uw macht niet enigerwijze een aanstoot worde dengenen,
9650 1Kor 9:1 | 1 Ben ik niet een apostel? Ben ik niet vrij?
9651 1Kor 9:5 | Hebben wij niet macht, om een vrouw, een zuster zijnde,
9652 1Kor 9:5 | niet macht, om een vrouw, een zuster zijnde, met ons om
9653 1Kor 9:7 | eigen bezoldiging? Wie plant een wijngaard, en eet niet van
9654 1Kor 9:7 | zijn vrucht? Of wie weidt een kudde, en eet niet van de
9655 1Kor 9:9 | is geschreven: Gij zult een dorsenden os niet muilbanden.
9656 1Kor 9:11 | geestelijke gezaaid hebben, is het een grote zaak, zo wij het uwe,
9657 1Kor 9:20 | ben den Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden
9658 1Kor 9:22 | den zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken
9659 1Kor 9:24 | allen wel lopen, maar dat een den prijs ontvangt? Loopt
9660 1Kor 9:25 | 25 En een iegelijk, die om prijs strijdt,
9661 1Kor 9:25 | doen wel dit, opdat zij een verderfelijke kroon zouden
9662 1Kor 9:25 | zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke. ~
9663 1Kor 10:8 | hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend. ~
9664 1Kor 10:16 | dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van
9665 1Kor 10:16 | wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams
9666 1Kor 10:17 | 17 Want een brood is het, zo zijn wij
9667 1Kor 10:17 | is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen
9668 1Kor 10:19 | 19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het
9669 1Kor 10:24 | dat zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke dat des anderen
9670 1Kor 10:29 | vrijheid geoordeeld van een ander geweten? ~
9671 1Kor 11:4 | 4 Een iegelijk man, die bidt of
9672 1Kor 11:5 | 5 Maar een iegelijke vrouw, die bidt
9673 1Kor 11:5 | eigen hoofd; want het is een en hetzelfde, alsof haar
9674 1Kor 11:6 | 6 Want indien een vrouw niet gedekt is, dat
9675 1Kor 11:6 | indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn,
9676 1Kor 11:10 | 10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben,
9677 1Kor 11:14 | natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het
9678 1Kor 11:14 | lang haar draagt, het hem een oneer is? ~
9679 1Kor 11:15 | 15 Maar zo een vrouw lang haar draagt,
9680 1Kor 11:15 | haar draagt, dat het haar een eer is; omdat het lange
9681 1Kor 11:15 | omdat het lange haar voor een deksel haar is gegeven? ~
9682 1Kor 11:21 | 21 Want in het eten neemt een iegelijk te voren zijn eigen
9683 1Kor 11:29 | eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende
9684 1Kor 11:34 | ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. De overige
9685 1Kor 12:3 | Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand
9686 1Kor 12:7 | 7 Maar aan een iegelijk wordt de openbaring
9687 1Kor 12:8 | het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis,
9688 1Kor 12:9 | 9 En een ander het geloof, door denzelfden
9689 1Kor 12:9 | door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen,
9690 1Kor 12:10 | 10 En een ander de werkingen der krachten;
9691 1Kor 12:10 | werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander
9692 1Kor 12:10 | en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der
9693 1Kor 12:10 | onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen;
9694 1Kor 12:10 | ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. ~
9695 1Kor 12:11 | Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende
9696 1Kor 12:11 | dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder,
9697 1Kor 12:12 | Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft,
9698 1Kor 12:12 | lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus. ~
9699 1Kor 12:13 | ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt;
9700 1Kor 12:13 | zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij
9701 1Kor 12:13 | vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt. ~
9702 1Kor 12:14 | ook het lichaam is niet een lid, maar vele leden. ~
9703 1Kor 12:18 | heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in
9704 1Kor 12:19 | 19 Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam
9705 1Kor 12:20 | wel vele leden, doch maar een lichaam. ~
9706 1Kor 12:26 | 26 En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al
9707 1Kor 12:26 | de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt,
9708 1Kor 12:31 | beste gaven; en ik wijs u een weg, die nog uitnemender
9709 1Kor 13:1 | liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende
9710 1Kor 13:11 | 11 Toen ik een kind was, sprak ik als een
9711 1Kor 13:11 | een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als
9712 1Kor 13:11 | kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een
9713 1Kor 13:11 | een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een
9714 1Kor 13:11 | een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb
9715 1Kor 13:12 | 12 Want wij zien nu door een spiegel in een duistere
9716 1Kor 13:12 | zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan
9717 1Kor 14:2 | 2 Want die een vreemde taal spreekt, spreekt
9718 1Kor 14:4 | 4 Die een vreemde taal spreekt, die
9719 1Kor 14:8 | Want ook indien de bazuin een onzeker geluid geeft, wie
9720 1Kor 14:9 | indien gij niet door de taal een duidelijke rede geeft, hoe
9721 1Kor 14:13 | 13 Daarom, die in een vreemde taal spreekt, die
9722 1Kor 14:14 | 14 Want indien ik in een vreemde taal bid, mijn geest
9723 1Kor 14:19 | tien duizend woorden in een vreemde taal. ~
9724 1Kor 14:22 | de vreemde talen zijn tot een teken niet dengenen, die
9725 1Kor 14:24 | zij allen profeteerden, en een ongelovige of ongeleerde
9726 1Kor 14:26 | Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij
9727 1Kor 14:26 | iegelijk van u, heeft hij een psalm, heeft hij een leer,
9728 1Kor 14:26 | hij een psalm, heeft hij een leer, heeft hij een vreemde
9729 1Kor 14:26 | hij een leer, heeft hij een vreemde taal, heeft hij
9730 1Kor 14:26 | vreemde taal, heeft hij een openbaring, heeft hij een
9731 1Kor 14:26 | een openbaring, heeft hij een uitlegging; laat alle dingen
9732 1Kor 14:27 | 27 En zo iemand een vreemde taal spreekt, dat
9733 1Kor 14:27 | geschiede, en bij beurte; en dat een het uitlegge. ~
9734 1Kor 14:30 | 30 Doch indien een ander, die er zit, iets
9735 1Kor 14:31 | Want gij kunt allen, de een na den ander profeteren,
9736 1Kor 14:37 | 37 Indien iemand meent een profeet te zijn, of geestelijke,
9737 1Kor 15:8 | Hij ook van mij, als van een ontijdig geborene, gezien. ~
9738 1Kor 15:9 | apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden,
9739 1Kor 15:21 | Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding
9740 1Kor 15:21 | opstanding der doden door een Mens. ~
9741 1Kor 15:23 | 23 Maar een iegelijk in zijn orde: de
9742 1Kor 15:35 | worden, en met hoedanig een lichaam zullen zij komen? ~
9743 1Kor 15:37 | niet, dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt,
9744 1Kor 15:38 | Maar God geeft hetzelve een lichaam, gelijk Hij wil,
9745 1Kor 15:38 | gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen
9746 1Kor 15:39 | niet hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees der mensen,
9747 1Kor 15:39 | het vlees der mensen, en een ander is het vlees der beesten,
9748 1Kor 15:39 | het vlees der beesten, en een ander der vissen, en een
9749 1Kor 15:39 | een ander der vissen, en een ander der vogelen. ~
9750 1Kor 15:40 | zijn aardse lichamen; maar een andere is de heerlijkheid
9751 1Kor 15:40 | heerlijkheid der hemelse, en een andere der aardse. ~
9752 1Kor 15:41 | 41 Een andere is de heerlijkheid
9753 1Kor 15:41 | heerlijkheid der zon, en een andere is de heerlijkheid
9754 1Kor 15:41 | heerlijkheid der maan, en een andere is de heerlijkheid
9755 1Kor 15:44 | 44 Een natuurlijk lichaam wordt
9756 1Kor 15:44 | lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt
9757 1Kor 15:44 | wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er
9758 1Kor 15:44 | natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam. ~
9759 1Kor 15:45 | mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste
9760 1Kor 15:45 | ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest. ~
9761 1Kor 15:51 | 51 Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen
9762 1Kor 15:52 | 52 In een punt des tijds, in een ogenblik,
9763 1Kor 15:52 | In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste
9764 1Kor 16:2 | eersten dag der week, legge een iegelijk van u iets bij
9765 1Kor 16:2 | zichzelven weg, vergaderende een schat, naar dat hij welvaren
9766 1Kor 16:9 | 9 Want mij is een grote en krachtige deur
9767 1Kor 16:16 | zodanigen onderwerpt, en aan een iegelijk, die medewerkt
9768 1Kor 16:20 | broeders. Groet elkander met een heiligen kus. ~
9769 1Kor 16:22 | niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha! ~
9770 2Kor 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
9771 2Kor 1:15 | voren tot u komen, opdat gij een tweede genade zoudt hebben; ~
9772 2Kor 1:23 | Doch ik aanroepe God tot een Getuige over mijn ziel,
9773 2Kor 2:12 | te prediken, en als mij een deur geopend was in den
9774 2Kor 2:15 | 15 Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus,
9775 2Kor 2:16 | 16 Dezen wel een reuk des doods ten dode;
9776 2Kor 2:16 | doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven.
9777 2Kor 3:3 | openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt,
9778 2Kor 3:4 | 4 En zodanig een vertrouwen hebben wij door
9779 2Kor 3:13 | gelijkerwijs Mozes, die een deksel op zijn aangezicht
9780 2Kor 3:15 | Mozes gelezen wordt, ligt een deksel op hun hart. ~
9781 2Kor 3:18 | heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden
9782 2Kor 4:17 | voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig
9783 2Kor 5:1 | tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een
9784 2Kor 5:1 | een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt,
9785 2Kor 5:10 | rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen
9786 2Kor 5:15 | dit oordelen, dat, indien Een voor allen gestorven is,
9787 2Kor 5:17 | iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude
9788 2Kor 6:14 | 14 Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen;
9789 2Kor 6:16 | zijn, en zij zullen Mij een volk zijn. ~
9790 2Kor 6:18 | 18 En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult
9791 2Kor 7:8 | dezelve zendbrief, hoewel voor een kleinen tijd, u bedroefd
9792 2Kor 7:10 | droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering
9793 2Kor 8:10 | ook het willen van over een jaar te voren hebt begonnen. ~
9794 2Kor 8:23 | afgezanten der Gemeenten, en een eer van Christus. ~
9795 2Kor 9:2 | Macedoniers, dat Achaje van over een jaar bereid is geweest;
9796 2Kor 9:5 | die gereed zij, alzo als een zegen, en niet als een vrekheid. ~
9797 2Kor 9:5 | als een zegen, en niet als een vrekheid. ~
9798 2Kor 9:7 | 7 Een iegelijk doe, gelijk hij
9799 2Kor 9:7 | nooddwang; want God heeft een blijmoedigen gever lief. ~
9800 2Kor 11:1 | 1 Och, of gij mij een weinig verdroegt in de onwijsheid;
9801 2Kor 11:2 | ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb
9802 2Kor 11:2 | ulieden toebereid, om u als een reine maagd aan een man
9803 2Kor 11:2 | als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk
9804 2Kor 11:4 | indien degene, die komt, een anderen Jezus predikte,
9805 2Kor 11:4 | gepredikt hebben, of indien gij een anderen geest ontvingt,
9806 2Kor 11:4 | niet hebt ontvangen, of een ander Evangelie, dat gij
9807 2Kor 11:14 | satan zelf verandert zich in een engel des lichts. ~
9808 2Kor 11:16 | niet, neemt mij dan aan als een onwijze, opdat ik ook een
9809 2Kor 11:16 | een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen. ~
9810 2Kor 11:24 | heb ik veertig slagen min een, vijfmaal ontvangen. ~
9811 2Kor 11:25 | heb ik schipbreuk geleden, een gansen nacht en dag heb
9812 2Kor 11:33 | 33 En ik werd door een venster in een mand over
9813 2Kor 11:33 | werd door een venster in een mand over den muur nedergelaten,
9814 2Kor 12:2 | 2 Ik ken een mens in Christus, voor veertien
9815 2Kor 12:3 | 3 En ik ken een zodanig mens (of het in
9816 2Kor 12:4 | onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is
9817 2Kor 12:7 | verheffen, zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees,
9818 2Kor 12:7 | doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij
9819 2Kor 12:10 | 10 Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden,
9820 2Kor 12:12 | 12 De merktekenen van een apostel zijn onder u betoond
9821 2Kor 13:3 | 3 Dewijl gij zoekt een proeve van Christus, Die
9822 2Kor 13:12 | 12 Groet elkander met een heiligen kus. U groeten
9823 Gal 1:1 | 1 Paulus, een apostel,, geroepen niet
9824 Gal 1:1 | niet van mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus,
9825 Gal 1:6 | overgebracht wordt tot een ander Evangelie; ~
9826 Gal 1:8 | ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een
9827 Gal 1:8 | een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten
9828 Gal 1:9 | wederom: Indien u iemand een Evangelie verkondigt, buiten
9829 Gal 1:12 | heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd,
9830 Gal 2:2 | 2 En ik ging op door een openbaring, en stelde hun
9831 Gal 2:3 | Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet
9832 Gal 2:5 | 5 Denwelken wij ook niet een uur hebben geweken met onderwerping,
9833 Gal 2:14 | tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense
9834 Gal 2:17 | worden, is dan Christus een dienaar der zonde? Dat zij
9835 Gal 2:18 | zo stel ik mijzelven tot een overtreder. ~
9836 Gal 3:10 | geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft
9837 Gal 3:13 | verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor
9838 Gal 3:13 | geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout
9839 Gal 3:16 | van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is
9840 Gal 3:20 | Middelaar is niet Middelaar van een, maar God is een.
9841 Gal 3:20 | Middelaar van een, maar God is een.
9842 Gal 3:21 | zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig
9843 Gal 3:28 | vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus. ~
9844 Gal 4:1 | langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij
9845 Gal 4:1 | verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij
9846 Gal 4:1 | dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; ~
9847 Gal 4:4 | uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de
9848 Gal 4:7 | dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon;
9849 Gal 4:7 | meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een
9850 Gal 4:7 | een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook
9851 Gal 4:7 | zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus. ~
9852 Gal 4:14 | maar gij naamt mij aan als een engel Gods, ja, als Christus
9853 Gal 4:19 | te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge. ~
9854 Gal 4:22 | Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een
9855 Gal 4:22 | een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije. ~
9856 Gal 4:25 | namelijk Agar, is Sinai, een berg in Arabie, en komt
9857 Gal 5:3 | 3 En ik betuig wederom een iegelijk mens, die zich
9858 Gal 5:3 | laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de gehele
9859 Gal 5:9 | 9 Een weinig zuurdesem verzuurt
9860 Gal 5:13 | gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees;
9861 Gal 5:14 | Want de gehele wet wordt in een woord vervuld, namelijk
9862 Gal 6:1 | 1 Broeders, indien ook een mens vervallen ware door
9863 Gal 6:4 | 4 Maar een iegelijk beproeve zijn eigen
9864 Gal 6:4 | roem hebben, en niet aan een anderen. ~
9865 Gal 6:5 | 5 Want een iegelijk zal zijn eigen
9866 Gal 6:12 | 12 Al degenen, die een schoon gelaat willen tonen
9867 Gal 6:15 | kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel. ~
9868 Efez 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
9869 Efez 1:10 | tijden, wederom alles tot een te vergaderen in Christus,
9870 Efez 1:11 | In Hem, in Welken wij ook een erfdeel geworden zijn, wij,
9871 Efez 1:22 | der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; ~
9872 Efez 2:14 | onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur
9873 Efez 2:15 | die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens zou scheppen,
9874 Efez 2:16 | Hij die beiden met God in een lichaam zou verzoenen door
9875 Efez 2:18 | beiden den toegang door een Geest tot den Vader. ~
9876 Efez 2:21 | samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere; ~
9877 Efez 2:22 | gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest. ~ ~
9878 Efez 3:7 | 7 Waarvan ik een dienaar geworden ben, naar
9879 Efez 4:4 | 4 Een lichaam is het, en een Geest,
9880 Efez 4:4 | 4 Een lichaam is het, en een Geest, gelijkerwijs gij
9881 Efez 4:4 | gij ook geroepen zijt tot een hoop uwer roeping; ~
9882 Efez 4:5 | 5 Een Heere, een geloof, een doop, ~
9883 Efez 4:5 | 5 Een Heere, een geloof, een doop, ~
9884 Efez 4:5 | 5 Een Heere, een geloof, een doop, ~
9885 Efez 4:6 | 6 Een God en Vader van allen,
9886 Efez 4:13 | kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate
9887 Efez 4:16 | toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijn maat,
9888 Efez 4:25 | en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste;
9889 Efez 5:2 | ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer,
9890 Efez 5:2 | overgegeven tot een offerande en een slachtoffer, Gode tot een
9891 Efez 5:2 | een slachtoffer, Gode tot een welriekenden reuk. ~
9892 Efez 5:5 | onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis
9893 Efez 5:27 | heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek
9894 Efez 5:31 | 31 Daarom zal een mens zijn vader en moeder
9895 Efez 5:31 | en zij twee zullen tot een vlees wezen. ~
9896 Efez 5:33 | gijlieden, elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen
9897 Efez 6:2 | het eerste gebod is met een belofte), ~
9898 Efez 6:8 | Wetende, dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben,
9899 Efez 6:20 | 20 Waarover ik een gezant ben in een keten,
9900 Efez 6:20 | Waarover ik een gezant ben in een keten, opdat ik in hetzelve
9901 Fili 1:6 | ditzelve, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen heeft,
9902 Fili 1:18 | allerlei wijze, hetzij onder een deksel, hetzij in der waarheid,
9903 Fili 1:27 | horen, dat gij staat in een geest, met een gemoed gezamenlijk
9904 Fili 1:27 | staat in een geest, met een gemoed gezamenlijk strijdende
9905 Fili 1:28 | tegenstaan; hetwelk hun wel een bewijs is des verderfs,
9906 Fili 2:2 | dezelfde liefde hebbende, van een gemoed en van een gevoelen
9907 Fili 2:2 | hebbende, van een gemoed en van een gevoelen zijnde. ~
9908 Fili 2:3 | door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan
9909 Fili 2:4 | 4 Een iegelijk zie niet op het
9910 Fili 2:4 | niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen
9911 Fili 2:8 | in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven
9912 Fili 2:9 | uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven
9913 Fili 2:15 | onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht,
9914 Fili 2:16 | woord des levens, mij tot een roem tegen den dag van Christus,
9915 Fili 2:17 | 17 Ja, indien ik ook tot een drankoffer geofferd worde
9916 Fili 2:22 | beproeving, dat hij, als een kind zijn vader, met mij
9917 Fili 3:5 | van den stam van Benjamin, een Hebreer uit de Hebreen,
9918 Fili 3:5 | de Hebreen, naar de wet een Farizeer; ~
9919 Fili 3:6 | 6 Naar den ijver een vervolger der Gemeente;
9920 Fili 3:14 | 14 Maar een ding doe ik, vergetende,
9921 Fili 3:17 | wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld hebt. ~
9922 Fili 4:18 | van u gezonden was, als een welriekende reuk, een aangename
9923 Fili 4:18 | als een welriekende reuk, een aangename offerande, Gode
9924 Kol 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
9925 Kol 1:7 | mededienstknecht, dewelke een getrouw dienaar van Christus
9926 Kol 1:23 | is; van hetwelk ik Paulus een dienaar geworden ben; ~
9927 Kol 1:28 | verkondigen, vermanende een iegelijk mens, en lerende
9928 Kol 1:28 | iegelijk mens, en lerende een iegelijk mens in alle wijsheid,
9929 Kol 1:28 | wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen
9930 Kol 2:4 | misleide met beweegredenen, die een schijn hebben. ~
9931 Kol 2:8 | Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie,
9932 Kol 2:11 | gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder
9933 Kol 2:17 | 17 Welke zijn een schaduw der toekomende dingen,
9934 Kol 2:23 | 23 Dewelke wel hebben een schijn rede van wijsheid
9935 Kol 3:13 | elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen
9936 Kol 3:15 | gij ook geroepen zijt in een lichaam; en weest dankbaar. ~
9937 Kol 4:1 | gelijk, wetende, dat ook gij een Heere hebt in de hemelen. ~
9938 Kol 4:6 | gij moogt weten, hoe gij een iegelijk moet antwoorden. ~
9939 Kol 4:11 | Koninkrijk Gods, die mij een vertroosting geweest zijn. ~
9940 Kol 4:12 | Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus,
9941 1The 2:7 | midden van u, gelijk als een voedster haar kinderen koestert; ~
9942 1The 2:11 | Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk van u, als een
9943 1The 2:11 | een iegelijk van u, als een vader zijn kinderen, vermaanden
9944 1The 2:17 | beroofd geweest zijnde voor een kleine wijle tijds, naar
9945 1The 4:4 | 4 Dat een iegelijk van u wete zijn
9946 1The 4:6 | handeling; want de Heere is een wreker over dit alles, gelijk
9947 1The 4:16 | Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des
9948 1The 5:2 | Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht. ~
9949 1The 5:3 | en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen,
9950 1The 5:3 | overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij
9951 1The 5:4 | duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen. ~
9952 1The 5:8 | geloofs en der liefde, en tot een helm, de hoop der zaligheid. ~
9953 1The 5:11 | vermaant elkander, en sticht de een den anderen, gelijk gij
9954 1The 5:26 | Groet al de broeders met een heiligen kus. ~
9955 2The 1:5 | 5 Een bewijs van Gods rechtvaardig
9956 2The 2:4 | hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven
9957 2The 2:11 | daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat
9958 2The 2:12 | niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad
9959 2The 2:16 | liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en
9960 2The 3:6 | dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld
9961 2The 3:9 | onszelven u geven zouden tot een voorbeeld, om ons na te
9962 2The 3:15 | 15 En houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem
9963 2The 3:15 | vijand, maar vermaant hem als een broeder. ~
9964 2The 3:17 | van Paulus; hetwelk is een teken in iederen zendbrief;
9965 1Tim 1:1 | 1 Paulus, een apostel van Jezus Christus,
9966 1Tim 1:5 | des gebods is liefde uit een rein hart, en uit een goed
9967 1Tim 1:5 | uit een rein hart, en uit een goed geweten, en uit een
9968 1Tim 1:5 | een goed geweten, en uit een ongeveinsd geloof. ~
9969 1Tim 1:13 | 13 Die te voren een gods lasteraar was, en een
9970 1Tim 1:13 | een gods lasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker;
9971 1Tim 1:13 | was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is
9972 1Tim 1:15 | 15 Dit is een getrouw woord, en alle aanneming
9973 1Tim 1:16 | lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die
9974 1Tim 1:19 | Houdende het geloof, en een goed geweten, hetwelk sommigen
9975 1Tim 2:2 | hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden
9976 1Tim 2:5 | 5 Want er is een God, er is ook een Middelaar
9977 1Tim 2:5 | er is een God, er is ook een Middelaar Gods en der mensen,
9978 1Tim 2:6 | Zichzelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde
9979 1Tim 2:7 | 7 Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik
9980 1Tim 2:7 | Christus, ik lieg niet), een leraar der heidenen, in
9981 1Tim 2:9 | ook, dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte
9982 1Tim 2:11 | 11 Een vrouw late zich leren in
9983 1Tim 3:1 | 1 Dit is een getrouw woord: zo iemand
9984 1Tim 3:1 | lust heeft, die begeert een treffelijk werk. ~
9985 1Tim 3:2 | 2 Een opziener dan moet onberispelijk
9986 1Tim 3:7 | 7 En hij moet ook een goede getuigenis hebben
9987 1Tim 3:9 | verborgenheid des geloofs in een rein geweten. ~
9988 1Tim 3:13 | hebben, verkrijgen zichzelven een goeden opgang, en vele vrijmoedigheid
9989 1Tim 3:15 | Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der
9990 1Tim 4:2 | hun eigen geweten als met een brandijzer toegeschroeid; ~
9991 1Tim 4:6 | broederen voorstelt, zo zult gij een goed dienaar van Jezus Christus
9992 1Tim 4:9 | 9 Dit is een getrouw woord, en alle aanneming
9993 1Tim 4:10 | op den levenden God, Die een Behouder is aller mensen,
9994 1Tim 4:12 | verachte uw jonkheid, maar zijt een voorbeeld der gelovigen
9995 1Tim 5:1 | 1 Bestraf een ouden man niet hardelijk,
9996 1Tim 5:1 | hardelijk, maar vermaan hem als een vader; de jonge als broeders; ~
9997 1Tim 5:8 | verloochend, en is erger dan een ongelovige. ~
9998 1Tim 5:9 | 9 Dat een weduwe gekozen worde niet
9999 1Tim 5:18 | 18 Want de Schrift zegt: Een dorsenden os zult gij niet
10000 1Tim 5:19 | 19 Neem tegen een ouderling geen beschuldiging
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527 |