1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527
Book Chapter: Verse
1001 Lev 5:19 | 19 Het is een schuldoffer; hij heeft zich
1002 Lev 6:2 | 2 Als een mens gezondigd, en tegen
1003 Lev 6:6 | brengen tot den priester, een volkomen ram uit de kudde,
1004 Lev 6:11 | het leger uitdragen aan een reine plaats. ~
1005 Lev 6:14 | de wet des spijsoffers; een der zonen van Aaron zal
1006 Lev 6:15 | aansteken op het altaar; het is een liefelijke reuk tot deszelfs
1007 Lev 6:17 | Mijn vuurofferen; het is een heiligheid der heiligheden,
1008 Lev 6:18 | Aaron zal het eten; het zij een eeuwige inzetting voor uw
1009 Lev 6:20 | deel ener efa meelbloem, een spijsoffer gedurig; de helft
1010 Lev 6:21 | 21 Het zal in een pan met olie gemaakt worden;
1011 Lev 6:21 | spijsoffers zult gij offeren, tot een liefelijken reuk den HEERE. ~
1012 Lev 6:22 | hetzelfde doen; het zij een eeuwige inzetting; het zal
1013 Lev 6:25 | geslacht worden; het is een heiligheid der heiligheden. ~
1014 Lev 6:27 | zo wie van zijn bloed op een kleed zal gesprengd hebben,
1015 Lev 6:28 | gebroken worden; maar zo het in een koperen vat gezoden is,
1016 Lev 6:29 | priesteren, zal dat eten; het is een heiligheid der heiligheden. ~
1017 Lev 7:1 | des schuldoffers; het is een heiligheid der heiligheden. ~
1018 Lev 7:5 | vuuroffer den HEERE; het is een schuldoffer. ~
1019 Lev 7:6 | het gegeten worden; het is een heiligheid der heiligheden. ~
1020 Lev 7:12 | 12 Indien hij dat tot een lof offer offert, zo zal
1021 Lev 7:14 | 14 En een daarvan uit de ganse offerande
1022 Lev 7:16 | slachtoffer zijner offerande een gelofte, of vrijwillig offer
1023 Lev 7:18 | toegerekend worden, het zal een afgrijselijk ding zijn;
1024 Lev 7:19 | andere vlees, dat vlees zal een ieder, die rein is, mogen
1025 Lev 7:20 | 20 Doch als een ziel het vlees van het dankoffer,
1026 Lev 7:21 | 21 En wanneer een ziel iets onreins zal aangeroerd
1027 Lev 7:23 | zeggende: Geen vet van een os, of schaap, of geit,
1028 Lev 7:24 | 24 Maar het vet van een dood aas, en het vet van
1029 Lev 7:25 | van hetwelk men den HEERE een vuuroffer zal geofferd hebben,
1030 Lev 7:30 | borst brengen, om die tot een beweegoffer voor het aangezicht
1031 Lev 7:32 | den rechterschouder tot een hefoffer den priester geven,
1032 Lev 7:34 | en aan zijn zonen, tot een eeuwige inzetting gegeven,
1033 Lev 7:36 | Hij hen zalfde; het zij een eeuwige inzetting voor hun
1034 Lev 8:13 | rokken aan, en gordde hen met een gordel, en bond hun mutsen
1035 Lev 8:21 | aan op het altaar; het was een brandoffer tot een liefelijken
1036 Lev 8:21 | het was een brandoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer
1037 Lev 8:21 | tot een liefelijken reuk, een vuuroffer was het den HEERE,
1038 Lev 8:26 | aangezicht des HEEREN was, een ongezuurde koek, en een
1039 Lev 8:26 | een ongezuurde koek, en een geolieden broodkoek, en
1040 Lev 8:26 | geolieden broodkoek, en een vlade; en hij legde ze op
1041 Lev 8:28 | zij waren vulofferen tot een liefelijken reuk; het was
1042 Lev 8:28 | liefelijken reuk; het was een vuuroffer den HEERE. ~
1043 Lev 9:2 | zeide tot Aaron: Neem u een kalf, een jong rund, ten
1044 Lev 9:2 | Aaron: Neem u een kalf, een jong rund, ten zondoffer,
1045 Lev 9:2 | rund, ten zondoffer, en een ram ten brandoffer, die
1046 Lev 9:3 | Israels, zeggende: Neemt een geitenbok ten zondoffer,
1047 Lev 9:3 | geitenbok ten zondoffer, en een kalf, en een lam, eenjarig,
1048 Lev 9:3 | zondoffer, en een kalf, en een lam, eenjarig, volkomen,
1049 Lev 9:4 | 4 Ook een os en ram ten dankoffer,
1050 Lev 9:24 | 24 Want een vuur ging uit van het aangezicht
1051 Lev 10:1 | Aaron, Nadab en Abihu, namen een ieder zijn wierookvat, en
1052 Lev 10:2 | 2 Toen ging een vuur uit van het aangezicht
1053 Lev 10:9 | gij niet sterft; het zij een eeuwige inzetting onder
1054 Lev 10:12 | het altaar; want het is een heiligheid der heiligheden. ~
1055 Lev 10:14 | hefschouder zult gij in een reine plaats eten, gij,
1056 Lev 10:15 | u en uw zonen met u, tot een eeuwige inzetting zijn zal,
1057 Lev 10:17 | heilige plaats? Want het is een heiligheid der heiligheden,
1058 Lev 11:10 | schubben heeft, dat zal u een verfoeisel zijn. ~
1059 Lev 11:11 | 11 Ja, een verfoeisel zullen zij u
1060 Lev 11:12 | schubben heeft, dat zal u een verfoeisel zijn. ~
1061 Lev 11:13 | gegeten worden, zij zullen een verfoeisel zijn: de arend,
1062 Lev 11:20 | vier voeten gaat, zal u een verfoeisel zijn. ~
1063 Lev 11:23 | vier voeten heeft, zal u een verfoeisel zijn. ~
1064 Lev 11:36 | 36 Doch een fontein, of put van vergadering
1065 Lev 11:41 | op de aarde kruipt, zal een verfoeisel zijn; het zal
1066 Lev 11:42 | niet eten, want zij zijn een verfoeisel. ~
1067 Lev 11:45 | optrekken, opdat Ik u tot een God zij, en opdat gij heilig
1068 Lev 12:2 | Israels, zeggende: Wanneer een vrouw zaad gegeven, en een
1069 Lev 12:2 | een vrouw zaad gegeven, en een knechtje gebaard zal hebben,
1070 Lev 12:5 | 5Maar indien zij een meisje gebaard zal hebben,
1071 Lev 12:6 | zullen zijn, zo zal zij een eenjarig lam ten brandoffer,
1072 Lev 12:6 | eenjarig lam ten brandoffer, en een jonge duif, of tortelduif,
1073 Lev 12:8 | haar hand niet genoeg voor een lam vindt, zo zal zij twee
1074 Lev 12:8 | twee jonge duiven nemen, een ten brandoffer, en een ten
1075 Lev 12:8 | een ten brandoffer, en een ten zondoffer; en depriester
1076 Lev 13:2 | 2 Een mens, als in het vel zijns
1077 Lev 13:2 | in het vel zijns vleses een gezwel, of gezweer, of witte
1078 Lev 13:2 | het vel zijns vleses tot een plaag der melaatsheid zou
1079 Lev 13:2 | den priester Aaron, of tot een uit zijn zonen, de priesteren,
1080 Lev 13:6 | rein verklaren; het was een verzwering; en hij zal zijn
1081 Lev 13:9 | plaag der melaatsheid in een mens zal zijn, zo zal hij
1082 Lev 13:10 | priester merken zal, dat, ziet, een wit gezwel in het vel is,
1083 Lev 13:11 | 11 Dat is een verouderde melaatsheid in
1084 Lev 13:18 | ook, als in deszelfs vel een zweer zal geweest zijn,
1085 Lev 13:19 | de plaats van die zweer een wit gezwel, of een witte
1086 Lev 13:19 | zweer een wit gezwel, of een witte roodachtige blaar
1087 Lev 13:24 | wanneer in het vel des vleses een vurige brand zal geweest
1088 Lev 13:24 | het gezonde van dien brand een witte roodachtige of witte
1089 Lev 13:28 | ingetrokken zal zijn, het is een gezwel van den brand; daarom
1090 Lev 13:29 | 29 Verder, als in een man of vrouw een plaag zal
1091 Lev 13:29 | als in een man of vrouw een plaag zal zijn in het hoofd,
1092 Lev 13:38 | 38 Verder als een man, of vrouw, aan het vel
1093 Lev 13:39 | van hun vlees zijn; het is een witte puist in het vel uitgebot,
1094 Lev 13:40 | 40 En als een man zijn hoofdhaar zal uitgevallen
1095 Lev 13:42 | kaalheid, of in de blesse, een witte roodachtige plaag
1096 Lev 13:47 | 47 Verder als aan een kleed de plaag der melaatsheid
1097 Lev 13:47 | melaatsheid zal zijn, aan een wollen kleed, of aan een
1098 Lev 13:47 | een wollen kleed, of aan een linnen kleed, ~
1099 Lev 13:51 | gemaakt zijn, die plaag is een knagende melaatsheid, het
1100 Lev 13:52 | verbranden; want het is een knagende melaatsheid; het
1101 Lev 13:55 | vuur verbranden; het is een ingraving aan zijn achterste
1102 Lev 13:59 | plaag der melaatsheid, van een wollen of linnen kleed,
1103 Lev 13:59 | wollen of linnen kleed, of een werpte, of een inslag, of
1104 Lev 13:59 | kleed, of een werpte, of een inslag, of alle vellentuig,
1105 Lev 14:5 | den ene vogel slachte, in een aarden vat, over levend
1106 Lev 14:10 | twee volkomen lammeren, en een eenjarig volkomen schaap
1107 Lev 14:10 | spijsoffer, met olie gemengd, en een log olie. ~
1108 Lev 14:12 | en hetzelve offeren tot een schuldoffer met den log
1109 Lev 14:13 | voor den priester; het is een heiligheid der heiligheden. ~
1110 Lev 14:21 | niet bereikt, zo zal hij een lam ten schuldoffer, ter
1111 Lev 14:21 | verzoening te doen; daartoe een tiende meelbloem, met olie
1112 Lev 14:21 | gemengd, ten spijsoffer, en een log olie; ~
1113 Lev 14:22 | welker ene ten zondoffer, en een ten brandoffer zijn zal. ~
1114 Lev 14:31 | bereikt zal hebben, zal het een ten zondoffer, en het een
1115 Lev 14:31 | een ten zondoffer, en het een ten brandoffer zijn, boven
1116 Lev 14:34 | plaag der melaatsheid aan een huis van dat land uwer bezitting
1117 Lev 14:35 | Het schijnt mij, alsof er een plaag in het huis ware. ~
1118 Lev 14:40 | buiten de stad werpen, aan een onreine plaats; ~
1119 Lev 14:41 | tot buiten de stad aan een onreine plaats uitstorten. ~
1120 Lev 14:44 | huis uitgespreid is, het is een knagende melaatsheid in
1121 Lev 14:45 | buiten de stad uitvoeren, aan een onreine plaats. ~
1122 Lev 14:50 | den enen vogel slachten in een aarden vat, over levend
1123 Lev 15:2 | Israels, en zegt tot hen: Een ieder man, als hij vloeiende
1124 Lev 15:5 | 5 Een ieder ook, die zijn leger
1125 Lev 15:8 | die den vloed heeft, op een reine zal gespogen hebben,
1126 Lev 15:11 | 11 Daartoe een ieder, wien hij, die den
1127 Lev 15:15 | priester zal die bereiden, een ten zondoffer, en een ten
1128 Lev 15:15 | bereiden, een ten zondoffer, en een ten brandoffer; zo zal de
1129 Lev 15:16 | 16 Verder een man, als van hem het zaad
1130 Lev 15:18 | Mitsgaders de vrouw, als een man met het zaad des bijliggens
1131 Lev 15:19 | 19 Maar als een vrouw vloeiende zijn zal,
1132 Lev 15:25 | 25 Wanneer ook een vrouw, vele dagen buiten
1133 Lev 15:30 | 30 Dan zal de priester een ten zondoffer en een ten
1134 Lev 15:30 | priester een ten zondoffer en een ten brandoffer bereiden;
1135 Lev 15:33 | 33 Mitsgaders van een zwakke vrouw in haar afzondering,
1136 Lev 15:33 | vloed is vloeiende, voor een man, en voor een vrouw;
1137 Lev 15:33 | vloeiende, voor een man, en voor een vrouw; en voor een man,
1138 Lev 15:33 | voor een vrouw; en voor een man, die bij een onreine
1139 Lev 15:33 | en voor een man, die bij een onreine zal gelegen hebben. ~ ~
1140 Lev 16:2 | sterve; want Ik verschijn in een wolk op het verzoendeksel. ~
1141 Lev 16:3 | in het heilige gaan: met een var, een jong rund ten zondoffer,
1142 Lev 16:3 | heilige gaan: met een var, een jong rund ten zondoffer,
1143 Lev 16:3 | jong rund ten zondoffer, en een ram ten brandoffer. ~
1144 Lev 16:4 | heiligen linnen rok aandoen, en een linnen onderbroek zal aan
1145 Lev 16:4 | zijn vlees zijn, en met een linnen gordel zal hij zich
1146 Lev 16:4 | hij zich gorden, en met een linnen hoed bedekken; dit
1147 Lev 16:5 | geitenbokken ten zondoffer, en een ram ten brandoffer. ~
1148 Lev 16:8 | die twee bokken werpen: een lot voor den HEERE, en een
1149 Lev 16:8 | een lot voor den HEERE, en een lot voor den weggaanden
1150 Lev 16:10 | lot zal gekomen zijn, om een weggaande bok te zijn, zal
1151 Lev 16:10 | doen; opdat men hem als een weggaanden bok naar de woestijn
1152 Lev 16:12 | 12 Hij zal ook een wierookvat vol vurige kolen
1153 Lev 16:22 | hun ongerechtigheden in een afgezonderd land wegdragen;
1154 Lev 16:26 | 26 En die den bok, welke een weggaande bok was, zal uitgelaten
1155 Lev 16:29 | 29 En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn:
1156 Lev 16:31 | 31 Dat zal u een sabbat der rust zijn, opdat
1157 Lev 16:31 | zielen verootmoedigt; het is een eeuwige inzetting. ~
1158 Lev 16:34 | 34 En dit zal u tot een eeuwige inzetting zijn,
1159 Lev 17:3 | 3 Een ieder van het huis Israels,
1160 Lev 17:3 | van het huis Israels, die een os, of lam, of geit in het
1161 Lev 17:4 | samenkomst niet brengen zal, om een offerande den HEERE voor
1162 Lev 17:6 | zal het vet aansteken, tot een liefelijken reuk den HEERE. ~
1163 Lev 17:7 | nahoereren, offeren; dat zal hun een eeuwige inzetting zijn voor
1164 Lev 17:8 | 8 Zeg dan tot hen: Een ieder van het huis Israels,
1165 Lev 17:8 | vreemdelingen verkeren, die een brandoffer of slachtoffer
1166 Lev 17:10 | 10 En een ieder uit het huis Israels,
1167 Lev 17:13 | 13 Een ieder ook van de kinderen
1168 Lev 17:15 | onder de vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde
1169 Lev 18:17 | zijn nabestaanden; het is een schandelijke daad. ~
1170 Lev 18:22 | 22 Bij een manspersoon zult gij niet
1171 Lev 18:22 | vrouwelijke bijligging; dit is een gruwel. ~
1172 Lev 18:23 | daarmede onrein te worden; een vrouw zal ook niet staan
1173 Lev 18:23 | zal ook niet staan voor een beest, om daarmede te doen
1174 Lev 18:23 | te doen te hebben; het is een gruwelijke vermenging. ~
1175 Lev 19:5 | 5 En wanneer gij een dankoffer den HEERE offeren
1176 Lev 19:7 | enigzins gegeten wordt, het is een afgrijselijk ding, het zal
1177 Lev 19:11 | noch valselijk handelen, een iegelijk tegen zijn naaste. ~
1178 Lev 19:16 | Gij zult niet wandelen als een achterklapper onder uw volken;
1179 Lev 19:19 | tweeerlei zaad bezaaien, en een kleed van tweeerlei stof,
1180 Lev 19:20 | 20 En wanneer een man, door bijligging des
1181 Lev 19:20 | bijligging des zaads, bij een vrouw zal gelegen hebben,
1182 Lev 19:20 | zal gelegen hebben, die een dienstmaagd is, bij den
1183 Lev 19:21 | der samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer. ~
1184 Lev 19:24 | jaar zal al zijn vrucht een heilig ding zijn, ter lofzegging
1185 Lev 19:28 | 28 Gij zult om een dood lichaam geen snijding
1186 Lev 19:28 | maken, noch schrift van een ingedrukt teken in u maken;
1187 Lev 19:33 | 33 En wanneer een vreemdeling bij u in uw
1188 Lev 19:34 | verkeert, zal onder u zijn als een inboorling van ulieden;
1189 Lev 19:36 | 36 Gij zult een rechte wage hebben, rechte
1190 Lev 19:36 | hebben, rechte weegstenen, een rechte efa, en een rechte
1191 Lev 19:36 | weegstenen, een rechte efa, en een rechte hin; Ik ben de HEERE,
1192 Lev 20:2 | kinderen Israels zeggen: Een ieder uit de kinderen Israels,
1193 Lev 20:6 | 6 Wanneer er een ziel is, die zich tot de
1194 Lev 20:10 | 10 Een man ook, die met iemands
1195 Lev 20:11 | 11 En een man, die bij zijns vaders
1196 Lev 20:12 | gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging gedaan;
1197 Lev 20:13 | 13 Wanneer ook een man bij een manspersoon
1198 Lev 20:13 | Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen
1199 Lev 20:13 | bijligging, zij hebben beiden een gruwel gedaan; zij zullen
1200 Lev 20:14 | 14 En wanneer een man een vrouw en haar moeder
1201 Lev 20:14 | 14 En wanneer een man een vrouw en haar moeder zal
1202 Lev 20:14 | zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; men zal
1203 Lev 20:15 | 15 Daartoe als een man bij enig vee zal gelegen
1204 Lev 20:16 | 16 Alzo wanneer een vrouw tot enig beest genaderd
1205 Lev 20:17 | 17 En als een man zijn zuster, de dochter
1206 Lev 20:17 | zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom zullen
1207 Lev 20:18 | 18 En als een man bij een vrouw, die haar
1208 Lev 20:18 | 18 En als een man bij een vrouw, die haar krankheid
1209 Lev 20:20 | 20 Als ook een man bij zijn moei zal gelegen
1210 Lev 20:21 | 21 En wanneer een man zijns broeders huisvrouw
1211 Lev 20:24 | hetzelve erfelijk bezit, een land vloeiende van melk
1212 Lev 20:27 | 27 Als nu een man en vrouw in zich een
1213 Lev 20:27 | een man en vrouw in zich een waarzeggenden geest zal
1214 Lev 20:27 | waarzeggenden geest zal hebben, of een duivelskunstenaar zal zijn,
1215 Lev 21:1 | Aaron, en zeg tot hen: Over een dode zal een priester zich
1216 Lev 21:1 | tot hen: Over een dode zal een priester zich niet verontreinigen
1217 Lev 21:4 | niet verontreinigen over een overste onder zijn volken,
1218 Lev 21:7 | zullen geen vrouw nemen, die een hoer of ontheiligde is,
1219 Lev 21:7 | of ontheiligde is, noch een vrouw nemen, die van haar
1220 Lev 21:13 | 13 Hij zal ook een vrouw in haar maagdom nemen. ~
1221 Lev 21:14 | 14 Een weduwe, of verstotene, of
1222 Lev 21:14 | zal hij niet nemen; maar een maagd uit zijn volken zal
1223 Lev 21:14 | zijn volken zal hij tot een vrouw nemen. ~
1224 Lev 21:17 | hun geslachten, in wien een gebrek zal zijn, zal naderen,
1225 Lev 21:18 | 18 Want geen man, in wien een gebrek zal zijn, zal naderen,
1226 Lev 21:18 | zijn, zal naderen, hij zij een blind man, of kreupel, of
1227 Lev 21:19 | 19 Of een man, in wien een breuk des
1228 Lev 21:19 | 19 Of een man, in wien een breuk des voets, of een
1229 Lev 21:19 | een breuk des voets, of een breuk der hand zal zijn; ~
1230 Lev 21:20 | dwergachtig zal zijn, of een vel op zijn oog zal hebben,
1231 Lev 21:21 | Aaron, den priester, in wien een gebrek is, zal toetreden
1232 Lev 21:21 | vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is in hem, hij zal
1233 Lev 21:23 | altaar niet toetreden, omdat een gebrek in hem is; opdat
1234 Lev 22:4 | Aaron, die melaats is, of een vloed heeft, zal van die
1235 Lev 22:4 | aanroert, dat onrein is van een dood lichaam, of iemand,
1236 Lev 22:5 | waarvan hij onrein is, of een mens, waarvan hij onrein
1237 Lev 22:10 | vreemde het heilige eten; een bijwoner des priesters,
1238 Lev 22:10 | bijwoner des priesters, en een dagloner, zullen het heilige
1239 Lev 22:11 | Wanneer dan nog de priester een ziel met zijn geld zal gekocht
1240 Lev 22:12 | als des priesters dochter een vreemden man zal toebehoren,
1241 Lev 22:13 | als des priesters dochter een weduwe of een verstotene
1242 Lev 22:13 | priesters dochter een weduwe of een verstotene zal zijn, en
1243 Lev 22:19 | naar uw welgevallen zijn, een volkomen mannetje, van de
1244 Lev 22:20 | niet offeren iets, waarin een gebrek is; want het zou
1245 Lev 22:21 | 21 En als iemand een dankoffer den HEERE zal
1246 Lev 22:21 | runderen of van de schapen een gelofte, of vrijwillig offer,
1247 Lev 22:23 | 23 Doch een os, of klein vee, te lang
1248 Lev 22:23 | leden, die zult gij tot een vrijwillig offer bereiden;
1249 Lev 22:23 | offer bereiden; doch tot een gelofte zou het niet aangenaam
1250 Lev 22:27 | 27 Wanneer een os, of lam, of geit zal
1251 Lev 22:28 | 28 Gij zult ook een os, of klein vee, hem en
1252 Lev 22:28 | vee, hem en zijn jong, op een dag niet slachten. ~
1253 Lev 22:29 | 29 En als gij een lofoffer den HEERE zult
1254 Lev 22:33 | uitgevoerd heb, opdat Ik u tot een God zij; Ik ben de HEERE! ~
1255 Lev 22:34 | dag is de sabbat der rust, een heilige samenroeping; geen
1256 Lev 22:38 | den eersten dag zult gij een heilige samenroeping hebben;
1257 Lev 22:39 | op den zevenden dag zal een heilige samenroeping wezen;
1258 Lev 22:41 | inoogsten, dan zult gij een garf der eerstelingen van
1259 Lev 22:43 | garf bewegen zult, bereiden een volkomen lam, dat eenjarig
1260 Lev 22:44 | vuuroffer, den HEERE tot een liefelijken reuk; en zijn
1261 Lev 22:44 | wijn, het vierde deel van een hin. ~
1262 Lev 22:45 | gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting voor uw
1263 Lev 22:47 | dagen tellen, dan zult gij een nieuw spijsoffer den HEERE
1264 Lev 22:49 | volkomen eenjarige lammeren, en een var, het jong van een rund,
1265 Lev 22:49 | en een var, het jong van een rund, en twee rammen offeren;
1266 Lev 22:49 | offeren; zij zullen den HEERE een brandoffer zijn, met hun
1267 Lev 22:49 | spijsoffer en hun drankofferen, een vuuroffer, tot een liefelijken
1268 Lev 22:49 | drankofferen, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE. ~
1269 Lev 22:50 | 19 Ook zult gij een geitenbok ten zondoffer,
1270 Lev 22:51 | bewegen; zij zullen den HEERE een heilig ding zijn, voor den
1271 Lev 22:52 | dienzelfden dag uitroepen, dat gij een heilige samenroeping zult
1272 Lev 22:52 | dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting in al
1273 Lev 22:55 | eersten der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis
1274 Lev 22:55 | zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks,
1275 Lev 22:55 | gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. ~
1276 Lev 22:58 | zal de verzoendag zijn, een heilige samenroeping zult
1277 Lev 22:58 | verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer offeren. ~
1278 Lev 22:62 | zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting voor uw
1279 Lev 22:63 | 32 Het zal u een sabbat der rust zijn; dan
1280 Lev 22:66 | 35 Op den eersten dag zal een heilige samenroeping zijn;
1281 Lev 22:67 | den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping hebben,
1282 Lev 22:67 | vuuroffer offeren; het is een verbodsdag; gij zult geen
1283 Lev 22:72 | het jaar vieren; het is een eeuwige inzetting voor uw
1284 Lev 23:3 | tent der samenkomst; het is een eeuwige inzetting voor uw
1285 Lev 23:5 | bakken; van twee tienden zal een koek zijn. ~
1286 Lev 23:6 | twee rijen leggen, zes in een rij, op de reine tafel,
1287 Lev 23:7 | gedenkoffer zal zijn; het is een vuuroffer den HEERE. ~
1288 Lev 23:8 | de kinderen Israels, tot een eeuwig verbond. ~
1289 Lev 23:9 | eten; want het is voor hem een heiligheid der heiligheden
1290 Lev 23:9 | vuurofferen des HEEREN, een eeuwige inzetting. ~
1291 Lev 23:10 | kinderen Israels, de zoon van een Egyptische man was; en de
1292 Lev 23:10 | van deze Israelietische en een Israelietisch man twistten
1293 Lev 23:15 | zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God
1294 Lev 23:19 | ook iemand aan zijn naaste een gebrek zal aangebracht hebben;
1295 Lev 23:20 | voor tand; gelijk als hij een gebrek een mens zal aangebracht
1296 Lev 23:20 | gelijk als hij een gebrek een mens zal aangebracht hebben,
1297 Lev 23:21 | het wedergeven; maar wie een mens verslaat, die zal gedood
1298 Lev 24:2 | dan zal dat land rusten, een sabbat den HEERE. ~
1299 Lev 24:4 | zevende jaar zal voor het land een sabbat der rust zijn, een
1300 Lev 24:4 | een sabbat der rust zijn, een sabbat den HEERE; uw akker
1301 Lev 24:5 | niet afsnijden; het zal een jaar der ruste voor het
1302 Lev 24:10 | zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij zult
1303 Lev 24:10 | en gij zult wederkeren een ieder tot zijn bezittingen,
1304 Lev 24:10 | bezittingen, en zult wederkeren een ieder tot zijn geslacht. ~
1305 Lev 24:14 | kopen zult, dat niemand de een den ander verdrukke. ~
1306 Lev 24:29 | Insgelijks, wanneer iemand een woonhuis in een bemuurde
1307 Lev 24:29 | wanneer iemand een woonhuis in een bemuurde stad zal verkocht
1308 Lev 24:29 | verkoping volkomen zal zijn; in een vol jaar zal zijn lossing
1309 Lev 24:30 | hetwelk in die stad is, die een muur heeft, voor altoos
1310 Lev 24:32 | bezitting; de Levieten zullen een eeuwige lossing hebben. ~
1311 Lev 24:34 | verkocht worden; want het is een eeuwige bezitting voor hen. ~
1312 Lev 24:35 | gij hem vasthouden, zelfs een vreemdeling en bijwoner,
1313 Lev 24:38 | te geven, opdat Ik u tot een God zij. ~
1314 Lev 24:39 | doen dienen den dienst van een slaaf; ~
1315 Lev 24:40 | 40 Als een dagloner, als een bijwoner
1316 Lev 24:40 | 40 Als een dagloner, als een bijwoner zal hij bij u zijn;
1317 Lev 24:42 | verkocht worden, gelijk men een slaaf verkoopt.
1318 Lev 24:44 | u zijn; van die zult gij een slaaf of een slavin kopen. ~
1319 Lev 24:44 | die zult gij een slaaf of een slavin kopen. ~
1320 Lev 24:45 | hebben; en zij zullen u tot een bezitting zijn. ~
1321 Lev 24:46 | broeders, de kinderen Israels, een iegelijk over zijn broeder,
1322 Lev 24:48 | er lossing voor hem zijn; een van zijn broeders zal hem
1323 Lev 24:53 | 53 Als een dagloner zal hij van jaar
1324 Lev 25:12 | u wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij zult Mij
1325 Lev 25:12 | zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn. ~
1326 Lev 25:25 | 25 Want Ik zal een zwaard over u brengen, dat
1327 Lev 25:26 | tien vrouwen uw brood in een oven bakken, en zullen uw
1328 Lev 25:31 | 31 En Ik zal uw steden een woestijn maken, en uw heiligdommen
1329 Lev 25:33 | heidenen verstrooien; en een zwaard achter u uittrekken;
1330 Lev 25:33 | woest, en uw steden zullen een woestijn zijn. ~
1331 Lev 25:34 | land aan zijn sabbatten een welgevallen hebben, al de
1332 Lev 25:34 | rusten, en aan zijn sabbatten een welgevallen hebben. ~
1333 Lev 25:36 | onder u, Ik zal in hun hart een wekigheid in de landen hunner
1334 Lev 25:36 | komen; zodat het geruis van een gedreven blad hen jagen
1335 Lev 25:36 | gelijk men vliedt voor een zwaard, en zullen vallen,
1336 Lev 25:37 | 37 En zij zullen de een op den ander als voor het
1337 Lev 25:41 | straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben; ~
1338 Lev 25:43 | geweest, en aan zijn sabbatten een welgevallen gehad hebben,
1339 Lev 25:43 | straf hunner ongerechtigheid een welgevallen zullen gehad
1340 Lev 25:44 | noch van hen walgen, om een einde van hen te maken,
1341 Lev 25:45 | uitgevoerd heb, opdat Ik hun tot een God ware; Ik ben de HEERE! ~
1342 Lev 26:2 | tot hen: Wanneer iemand een gelofte zal afgezonderd
1343 Lev 26:3 | van twintig jaren oud, tot een, die zestig jaren oud is;
1344 Lev 26:4 | 4 Maar is het een vrouw, dan zal uw schatting
1345 Lev 26:5 | 5 En is het van een, die vijf jaren oud is,
1346 Lev 26:5 | die vijf jaren oud is, tot een, die twintig jaren oud is,
1347 Lev 26:5 | zo zal uw schatting van een man twintig sikkelen zijn,
1348 Lev 26:5 | twintig sikkelen zijn, en voor een vrouw tien sikkelen. ~
1349 Lev 26:6 | 6 Maar is het van een, die een maand oud is, tot
1350 Lev 26:6 | Maar is het van een, die een maand oud is, tot een, die
1351 Lev 26:6 | die een maand oud is, tot een, die vijf jaren oud is,
1352 Lev 26:6 | zo zal uw schatting van een man zijn vijf sikkelen zilvers,
1353 Lev 26:6 | zilvers, en uw schatting over een vrouw zal zijn drie sikkelen
1354 Lev 26:7 | 7 En is het van een, die zestig jaren oud is
1355 Lev 26:7 | is en daarboven, is het een man, zo zal uw schatting
1356 Lev 26:7 | vijftien sikkelen, en voor een vrouw tien sikkelen. ~
1357 Lev 26:9 | 9 En indien het een beest is, waarvan men den
1358 Lev 26:10 | noch hetzelve verwisselen, een goed voor een kwaad, of
1359 Lev 26:10 | verwisselen, een goed voor een kwaad, of een kwaad voor
1360 Lev 26:10 | goed voor een kwaad, of een kwaad voor een goed; indien
1361 Lev 26:10 | kwaad, of een kwaad voor een goed; indien hij nochtans
1362 Lev 26:10 | goed; indien hij nochtans een beest voor een beest enigzins
1363 Lev 26:10 | nochtans een beest voor een beest enigzins verwisselt,
1364 Lev 26:15 | huis zal lossen, zo zal hij een vijfde deel des gelds uwer
1365 Lev 26:16 | schatting zijn naar zijn zaad; een homer gerstezaad zal zijn
1366 Lev 26:19 | ganselijk lossen zal, zo zal hij een vijfde deel des gelds uwer
1367 Lev 26:20 | indien hij dien akker aan een anderen man verkocht heeft,
1368 Lev 26:21 | den HEERE heilig zijn, als een verbannen akker; de bezitting
1369 Lev 26:22 | En indien hij den HEERE een akker heeft geheiligd, dien
1370 Lev 26:23 | dag uw schatting geven, een heiligheid den HEERE. ~
1371 Lev 26:26 | eerstgeborene, dat den HEERE van een beest eerstgeboren wordt,
1372 Lev 26:26 | niemand heiligen; hetzij een os, of klein vee, het is
1373 Lev 26:27 | 27 Doch is het van een onrein beest, hij zal dat
1374 Lev 26:28 | al hetgeen hij heeft, van een mens, of van een beest,
1375 Lev 26:28 | heeft, van een mens, of van een beest, of van den akker
1376 Lev 26:28 | verbannen is, zal den HEERE een heiligheid der heiligheden
1377 Num 1:4 | zullen zijn van elken stam een man, die een hoofdman is
1378 Num 1:4 | elken stam een man, die een hoofdman is over het huis
1379 Num 1:41 | getelden van den stam van Aser een en veertig duizend en vijfhonderd. ~
1380 Num 1:52 | Israels zullen zich legeren, een iegelijk bij zijn leger,
1381 Num 1:52 | iegelijk bij zijn leger, en een iegelijk bij zijn banier,
1382 Num 2:2 | Israels zullen zich legeren, een ieder onder zijn banier,
1383 Num 2:16 | van Ruben waren honderd een en vijftig duizend vierhonderd
1384 Num 2:17 | alzo zullen zij optrekken, een iegelijk aan zijn plaats,
1385 Num 2:28 | en zijn getelden waren een en veertig duizend en vijfhonderd. ~
1386 Num 2:34 | banieren, en zo trokken zij op, een iegelijk naar zijn geslachten,
1387 Num 3:15 | al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven,
1388 Num 3:22 | al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven;
1389 Num 3:28 | al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven,
1390 Num 3:34 | al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven,
1391 Num 3:39 | al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven,
1392 Num 3:40 | de kinderen Israels, van een maand oud en daarboven;
1393 Num 3:43 | het getal der namen, van een maand oud en daarboven,
1394 Num 4:6 | 6 En zij zullen een deksel van dassenvellen
1395 Num 4:6 | dassenvellen daarop leggen, en een geheel kleed van hemelsblauw
1396 Num 4:7 | zullen ook op de toontafel een kleed van hemelsblauw uitspreiden,
1397 Num 4:8 | 8 Daarna zullen zij een scharlaken kleed daarover
1398 Num 4:8 | uitspreiden, en zullen dat met een deksel van dassenvellen
1399 Num 4:9 | 9 Dan zullen zij een kleed van hemelsblauw nemen,
1400 Num 4:10 | al zijn gereedschap, in een deksel van dassenvellen
1401 Num 4:11 | gouden altaar zullen zij een kleed van hemelsblauw uitspreiden,
1402 Num 4:11 | uitspreiden, en zullen dat met een deksel van dassenvellen
1403 Num 4:12 | en zullen het leggen in een kleed van hemelsblauw, en
1404 Num 4:12 | en zullen hetzelve met een deksel van dassenvellen
1405 Num 4:13 | en zij zullen daarover een kleed van purper uitspreiden. ~
1406 Num 4:14 | en zij zullen daarover een deksel van dassenvellen
1407 Num 4:19 | zullen komen, en stellen hen een ieder over zijn dienst en
1408 Num 4:49 | door de hand van Mozes, een ieder naar zijn dienst,
1409 Num 5:2 | allen, die onrein zijn van een dode. ~
1410 Num 5:6 | kinderen Israels: wanneer een man of een vrouw iets van
1411 Num 5:6 | Israels: wanneer een man of een vrouw iets van enige menselijke
1412 Num 5:10 | 10 En een ieders geheiligde dingen
1413 Num 5:13 | 13 Dat een man bij haar door bijligging
1414 Num 5:15 | offerande voor haar medebrengen, een tiende deel van een efa
1415 Num 5:15 | medebrengen, een tiende deel van een efa gerstemeel; hij zal
1416 Num 5:15 | daarop leggen, dewijl het een spijsoffer der ijveringen
1417 Num 5:15 | spijsoffer der ijveringen is, een spijsoffer der gedachtenis,
1418 Num 5:17 | priester zal heilig water in een aarden vat nemen; en van
1419 Num 5:20 | onrein geworden zijt, dat een man bij u gelegen heeft,
1420 Num 5:21 | zeggen:) De HEERE zette u tot een vloek, en tot een eed, in
1421 Num 5:21 | u tot een vloek, en tot een eed, in het midden uws volks,
1422 Num 5:23 | priester deze zelfde vloeken op een cedeltje schrijven, en hij
1423 Num 5:26 | spijsoffer, deszelfs gedenkoffer, een handvol grijpen, en zal
1424 Num 5:27 | midden van haar volk tot een vloek zijn. ~
1425 Num 5:29 | wet der ijveringen, als een vrouw, onder haar man zijnde,
1426 Num 6:2 | en zeg tot hen: Wanneer een man of een vrouw zich afgescheiden
1427 Num 6:2 | hen: Wanneer een man of een vrouw zich afgescheiden
1428 Num 6:11 | 11 De priester nu zal een bereiden ten zondoffer,
1429 Num 6:11 | bereiden ten zondoffer, en een ten brandoffer, en zal voor
1430 Num 6:12 | HEERE afzonderen, en zal een lam, dat eenjarig is, brengen
1431 Num 6:14 | offerande den HEERE offeren een volkomen eenjarig lam ten
1432 Num 6:14 | eenjarig lam ten brandoffer, en een volkomen eenjarig ooilam
1433 Num 6:14 | ooilam ten zondoffer, en een volkomen ram ten dankoffer. ~
1434 Num 6:15 | 15 En een korf ongezuurde koeken,
1435 Num 6:19 | 19 Daarna zal de priester een gezoden schouder nemen van
1436 Num 6:19 | schouder nemen van den ram, en een ongezuurden koek uit den
1437 Num 6:19 | ongezuurden koek uit den korf, en een ongezuurde vlade; en hij
1438 Num 6:20 | gezicht des HEEREN; het is een heilig ding voor den priester,
1439 Num 7:3 | wagens, en twaalf runderen; een wagen voor twee oversten,
1440 Num 7:3 | wagen voor twee oversten, en een os voor elk een; en brachten
1441 Num 7:3 | oversten, en een os voor elk een; en brachten ze voor den
1442 Num 7:5 | dezelve den Levieten geven, een ieder naar zijn dienst. ~
1443 Num 7:11 | Mozes: Elke overste zal, een iegelijk op zijn dag, zijn
1444 Num 7:13 | 13 En zijn offerande was: een zilveren schotel, welks
1445 Num 7:13 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van
1446 Num 7:14 | 14 Een reukschaal van tien gouden
1447 Num 7:15 | 15 Een var, een jong rund, een
1448 Num 7:15 | 15 Een var, een jong rund, een ram, een
1449 Num 7:15 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig
1450 Num 7:15 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten
1451 Num 7:16 | 16 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
1452 Num 7:19 | offerde zijn offerande: een zilveren schotel, welks
1453 Num 7:19 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van
1454 Num 7:20 | 20 En een reukschaal van tien gouden
1455 Num 7:21 | 21 Een var, een jong rund, een
1456 Num 7:21 | 21 Een var, een jong rund, een ram, een
1457 Num 7:21 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig
1458 Num 7:21 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten
1459 Num 7:22 | 22 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
1460 Num 7:25 | 25 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks
1461 Num 7:25 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van
1462 Num 7:26 | 26 Een reukschaal van tien gouden
1463 Num 7:27 | 27 Een var, een jong rund, een
1464 Num 7:27 | 27 Een var, een jong rund, een ram, een
1465 Num 7:27 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig
1466 Num 7:27 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten
1467 Num 7:28 | 28 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
1468 Num 7:31 | 31 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks
1469 Num 7:31 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van
1470 Num 7:32 | 32 Een reukschaal van tien gouden
1471 Num 7:33 | 33 Een var, een jong rund, een
1472 Num 7:33 | 33 Een var, een jong rund, een ram, een
1473 Num 7:33 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig
1474 Num 7:33 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten
1475 Num 7:34 | 34 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
1476 Num 7:37 | 37 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks
1477 Num 7:37 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van
1478 Num 7:38 | 38 Een reukschaal van tien gouden
1479 Num 7:39 | 39 Een var, een jong rund, een
1480 Num 7:39 | 39 Een var, een jong rund, een ram, een
1481 Num 7:39 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig
1482 Num 7:39 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten
1483 Num 7:40 | 40 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
1484 Num 7:43 | 43 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks
1485 Num 7:43 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van
1486 Num 7:44 | 44 Een reukschaal van tien gouden
1487 Num 7:45 | 45 Een var, een jong rund, een
1488 Num 7:45 | 45 Een var, een jong rund, een ram, een
1489 Num 7:45 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig
1490 Num 7:45 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten
1491 Num 7:46 | 46 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
1492 Num 7:49 | 49 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks
1493 Num 7:49 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van
1494 Num 7:50 | 50 Een reukschaal van tien gouden
1495 Num 7:51 | 51 Een var, een jong rund, een
1496 Num 7:51 | 51 Een var, een jong rund, een ram, een
1497 Num 7:51 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig
1498 Num 7:51 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten
1499 Num 7:52 | 52 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
1500 Num 7:55 | 55 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527 |