Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
eed 43
eeds 3
eedzwering 4
een 10527
eendrachtelijk 10
eenhonderd 3
eenhoorn 5
Frequency    [«  »]
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal
9630 tot
9551 die

Bijbel

IntraText - Concordances

een

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527

      Book Chapter: Verse
1501 Num 7:55 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van 1502 Num 7:56 | 56 Een reukschaal van tien gouden 1503 Num 7:57 | 57 Een var, een jong rund, een 1504 Num 7:57 | 57 Een var, een jong rund, een ram, een 1505 Num 7:57 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig 1506 Num 7:57 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten 1507 Num 7:58 | 58 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 1508 Num 7:61 | 61 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks 1509 Num 7:61 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van 1510 Num 7:62 | 62 Een reukschaal van tien gouden 1511 Num 7:63 | 63 Een var, een jong rund, een 1512 Num 7:63 | 63 Een var, een jong rund, een ram, een 1513 Num 7:63 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig 1514 Num 7:63 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten 1515 Num 7:64 | 64 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 1516 Num 7:67 | 67 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks 1517 Num 7:67 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van 1518 Num 7:68 | 68 Een reukschaal van tien gouden 1519 Num 7:69 | 69 Een var, een jong rund, een 1520 Num 7:69 | 69 Een var, een jong rund, een ram, een 1521 Num 7:69 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig 1522 Num 7:69 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten 1523 Num 7:70 | 70 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 1524 Num 7:73 | 73 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks 1525 Num 7:73 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van 1526 Num 7:74 | 74 Een reukschaal van tien gouden 1527 Num 7:75 | 75 Een var, een jong rund, een 1528 Num 7:75 | 75 Een var, een jong rund, een ram, een 1529 Num 7:75 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig 1530 Num 7:75 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten 1531 Num 7:76 | 76 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 1532 Num 7:79 | 79 Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks 1533 Num 7:79 | honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van 1534 Num 7:80 | 80 Een reukschaal van tien gouden 1535 Num 7:81 | 81 Een var, een jong rund, een 1536 Num 7:81 | 81 Een var, een jong rund, een ram, een 1537 Num 7:81 | Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig 1538 Num 7:81 | een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten 1539 Num 7:82 | 82 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 1540 Num 7:85 | 85 Een zilveren schotel was van 1541 Num 7:85 | honderd dertig sikkelen, en een sprengbekken van zeventig; 1542 Num 7:89 | te spreken, zo hoorde hij een stem tot hem sprekende, 1543 Num 8:8 | Daarna zullen zij nemen een var, een jong rund, met 1544 Num 8:8 | zullen zij nemen een var, een jong rund, met zijn spijsoffer 1545 Num 8:8 | meelbloem, met olie gemengd; en een anderen var, een jong rund, 1546 Num 8:8 | gemengd; en een anderen var, een jong rund, zult gij nemen 1547 Num 8:12 | leggen; daarna bereidt gij een ten zondoffer, en een ten 1548 Num 8:12 | gij een ten zondoffer, en een ten brandoffer den HEERE, 1549 Num 8:16 | voor de eerstgeborenen van een ieder uit de kinderen Israels, 1550 Num 8:19 | Aaron en aan zijn zonen tot een gift gegeven, uit het midden 1551 Num 9:10 | onder uw geslachten, over een dood lichaam onrein, of 1552 Num 9:10 | dood lichaam onrein, of op een verren weg zal zijn, hij 1553 Num 9:13 | 13 Als een man, die rein is, en op 1554 Num 9:14 | 14 En wanneer een vreemdeling bij u als vreemdeling 1555 Num 9:15 | over den tabernakel als een gedaante des vuurs, tot 1556 Num 9:16 | denzelven, en des nachts was er een gedaante des vuurs. ~ 1557 Num 9:22 | als de wolk twee dagen, of een maand, of vele dagen vertoog 1558 Num 10:5 | 5 Als gij met een gebroken geklank blazen 1559 Num 10:6 | gij ten tweeden male met een gebroken klank blazen zult, 1560 Num 10:6 | legeren, optrekken; met een gebroken klank zullen zij 1561 Num 10:8 | zullen ulieden zijn tot een eeuwige inzetting bij uw 1562 Num 10:9 | gij ook met die trompetten een gebroken klank maken; zo 1563 Num 10:33 | drie dagreizen, om voor hen een rustplaats uit te speuren. ~ 1564 Num 11:10 | wenen door hun huisgezinnen, een ieder aan de deur zijner 1565 Num 11:12 | in uw schoot, gelijk als een voedstervader den zuigeling 1566 Num 11:19 | 19 Gij zult niet een dag, noch twee dagen eten, 1567 Num 11:20 | 20 Tot een gehele maand toe, totdat 1568 Num 11:21 | vlees geven, en zij zullen een gehele maand eten! ~ 1569 Num 11:27 | 27 Toen liep een jongen heen, en boodschapte 1570 Num 11:28 | Nun, de dienaar van Mozes, een van zijn uitgelezen jongelingen, 1571 Num 11:31 | 31 Toen voer een wind uit van den HEERE, 1572 Num 11:31 | ze bij het leger, omtrent een dagreize, en omtrent een 1573 Num 11:31 | een dagreize, en omtrent een dagreize derwaarts, rondom 1574 Num 11:33 | HEERE sloeg het volk met een zeer grote plaag. ~ 1575 Num 12:1 | genomen had; want hij had een Cuschietische ter vrouw 1576 Num 12:6 | Hoort nu Mijn woorden! Zo er een profeet onder u is, Ik, 1577 Num 12:6 | Ik, de HEERE, zal door een gezicht Mij aan hem bekend 1578 Num 12:6 | aan hem bekend maken, door een droom zal Ik met hem spreken. ~ 1579 Num 12:12 | Laat zij toch niet zijn als een dode, van wiens vlees, als 1580 Num 13:2 | zijner vaderen zult gijlieden een man zenden, zijnde ieder 1581 Num 13:2 | man zenden, zijnde ieder een overste onder hen. ~ 1582 Num 13:23 | Eskol, en sneden van daar een rank af met een tros wijndruiven, 1583 Num 13:23 | van daar een rank af met een tros wijndruiven, dien zij 1584 Num 13:23 | zij droegen met tweeen, op een draagstok; ook van de granaatappelen 1585 Num 13:28 | 28 Behalve dat het een sterk volk is, hetwelk in 1586 Num 13:32 | 32 Alzo brachten zij een kwaad gerucht voort van 1587 Num 13:32 | om het te verspieden, is een land, dat zijn inwoners 1588 Num 14:4 | 4 En zij zeiden de een tot den ander: Laat ons 1589 Num 14:4 | tot den ander: Laat ons een hoofd opwerpen, en wederkeren 1590 Num 14:7 | hetzelve te verspieden, is een uitermate goed land. ~ 1591 Num 14:8 | 8 Indien de HEERE een welgevallen aan ons heeft, 1592 Num 14:8 | brengen, en zal ons dat geven; een land, hetwelk van melk en 1593 Num 14:12 | verstoten; en Ik zal u tot een groter en sterker volk maken, 1594 Num 14:14 | over hen staat, en Gij in een wolkkolom voor hun aangezicht 1595 Num 14:14 | aangezicht gaat des daags, en in een vuurkolom des nachts. ~ 1596 Num 14:15 | En zoudt Gij dit volk als een enigen man doden, zo zouden 1597 Num 14:24 | Mijn knecht Kaleb, omdat een andere geest met hem geweest 1598 Num 14:36 | hadden doen murmureren, een kwaad gerucht over dat land 1599 Num 14:37 | 37 Diezelfde mannen, die een kwaad gerucht van dat land 1600 Num 14:37 | voortgebracht hadden, stierven door een plaag, voor het aangezicht 1601 Num 15:3 | 3 En gij een vuuroffer den HEERE zult 1602 Num 15:3 | vuuroffer den HEERE zult doen, een brandoffer, of slachtoffer, 1603 Num 15:3 | slachtoffer, om af te zonderen een gelofte, of in een vrijwillig 1604 Num 15:3 | zonderen een gelofte, of in een vrijwillig offer, of in 1605 Num 15:3 | hoogtijden, om den HEERE een liefelijken reuk te maken, 1606 Num 15:4 | offerande den HEERE offert, een spijsoffer offeren van een 1607 Num 15:4 | een spijsoffer offeren van een tiende meelbloem, gemengd 1608 Num 15:4 | tiende meelbloem, gemengd met een vierendeel van een hin olie. ~ 1609 Num 15:4 | gemengd met een vierendeel van een hin olie. ~ 1610 Num 15:5 | En wijn ten drankoffer, een vierendeel van een hin, 1611 Num 15:5 | drankoffer, een vierendeel van een hin, zult gij bereiden tot 1612 Num 15:5 | hin, zult gij bereiden tot een brandoffer of tot een slachtoffer, 1613 Num 15:5 | tot een brandoffer of tot een slachtoffer, voor een lam. ~ 1614 Num 15:5 | tot een slachtoffer, voor een lam. ~ 1615 Num 15:6 | 6 Of voor een ram zult gij een spijsoffer 1616 Num 15:6 | Of voor een ram zult gij een spijsoffer bereiden, van 1617 Num 15:6 | meelbloem, gemengd met olie, een derde deel van een hin. ~ 1618 Num 15:6 | olie, een derde deel van een hin. ~ 1619 Num 15:7 | En wijn ten drankoffer, een derde deel van een hin, 1620 Num 15:7 | drankoffer, een derde deel van een hin, zult gij offeren tot 1621 Num 15:7 | hin, zult gij offeren tot een liefelijken reuk den HEERE. ~ 1622 Num 15:8 | 8 En wanneer gij een jong rund zult bereiden 1623 Num 15:8 | jong rund zult bereiden tot een brandoffer of een slachtoffer, 1624 Num 15:8 | bereiden tot een brandoffer of een slachtoffer, om een gelofte 1625 Num 15:8 | brandoffer of een slachtoffer, om een gelofte af te zonderen, 1626 Num 15:9 | 9 Zo zal hij tot een jong rund offeren een spijsoffer 1627 Num 15:9 | tot een jong rund offeren een spijsoffer van drie tienden 1628 Num 15:9 | gemengd met olie, de helft van een hin. ~ 1629 Num 15:10 | drankoffer, de helft van een hin, tot een vuuroffer van 1630 Num 15:10 | de helft van een hin, tot een vuuroffer van liefelijken 1631 Num 15:13 | dingen alzo doen, offerende een vuuroffer tot een liefelijken 1632 Num 15:13 | offerende een vuuroffer tot een liefelijken reuk den HEERE. ~ 1633 Num 15:14 | 14 Wanneer ook een vreemdeling bij u als vreemdeling 1634 Num 15:14 | in uw geslachten, en hij een vuuroffer zal bereiden tot 1635 Num 15:14 | vuuroffer zal bereiden tot een liefelijken reuk den HEERE; 1636 Num 15:19 | dan zult gij den HEERE een hefoffer offeren. ~ 1637 Num 15:20 | eerstelingen uws deegs, een koek zult gij tot een hefoffer 1638 Num 15:20 | deegs, een koek zult gij tot een hefoffer offeren; gelijk 1639 Num 15:21 | deegs zult gij den HEERE een hefoffer geven, bij uw geslachten. ~ 1640 Num 15:24 | dat de ganse vergadering een var, een jong rund, zal 1641 Num 15:24 | ganse vergadering een var, een jong rund, zal bereiden 1642 Num 15:24 | bereiden ten brandoffer, tot een liefelijken reuk den HEERE, 1643 Num 15:24 | drankoffer, naar de wijze; en een geitenbok ten zondoffer. ~ 1644 Num 15:25 | vergeven worden; want het was een afdwaling, en zij hebben 1645 Num 15:25 | hun offerande gebracht, een vuuroffer den HEERE, en 1646 Num 15:27 | 27 En indien een ziel door afdwaling gezondigd 1647 Num 15:27 | gezondigd zal hebben, die zal een eenjarige geit ten zondoffer 1648 Num 15:32 | woestijn waren, zo vonden zij een man, hout lezende op den 1649 Num 15:38 | snoertjes des hoeks zullen zij een hemelsblauwen draad zetten. ~ 1650 Num 15:41 | uitgevoerd heb, om u tot een God te zijn; Ik ben de HEERE, 1651 Num 16:13 | weinig, dat gij ons uit een land, van melk en honig 1652 Num 16:13 | ten enenmaal over ons tot een overheer maakt? ~ 1653 Num 16:14 | gij ons niet gebracht in een land, dat van melk en honig 1654 Num 16:15 | offer niet aan! Ik heb niet een ezel van hen genomen, en 1655 Num 16:15 | van hen genomen, en niet een van hen kwaad gedaan. ~ 1656 Num 16:17 | 17 En neemt een ieder zijn wierookvat, en 1657 Num 16:17 | het aangezicht des HEEREN, een ieder zijn wierookvat, tweehonderd 1658 Num 16:17 | wierookvaten; ook gij, en Aaron, een ieder zijn wierookvat. ~ 1659 Num 16:18 | 18 Zo namen zij een ieder zijn wierookvat, en 1660 Num 16:21 | vergadering, en Ik zal hen als in een ogenblik verteren! ~ 1661 Num 16:22 | geesten van alle vlees! een enig man zal gezondigd hebben, 1662 Num 16:29 | mensen sterven, en over hen een bezoeking zal gedaan worden, 1663 Num 16:35 | 35 Daartoe ging een vuur uit van den HEERE, 1664 Num 16:38 | platen daarvan make, tot een overdeksel voor het altaar; 1665 Num 16:38 | den kinderen Israels tot een teken zijn. ~ 1666 Num 16:39 | en zij rekten ze uit tot een overtreksel voor het altaar; ~ 1667 Num 16:45 | zal hen verteren, als in een ogenblik! Toen vielen zij 1668 Num 16:46 | over hen verzoening; want een grote toorn is van voor 1669 Num 17:2 | voor elk vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, 1670 Num 17:3 | den staf van Levi; want een staf zal er zijn voor het 1671 Num 17:6 | hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken overste 1672 Num 17:6 | staf, voor elken overste een staf, naar het huis hunner 1673 Num 17:10 | getuigenis, in bewaring, tot een teken voor de wederspannige 1674 Num 17:10 | kinderen; alzo zult gij een einde maken van hun murmureringen 1675 Num 18:2 | voor elk vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, 1676 Num 18:3 | den staf van Levi; want een staf zal er zijn voor het 1677 Num 18:6 | hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken overste 1678 Num 18:6 | staf, voor elken overste een staf, naar het huis hunner 1679 Num 18:10 | getuigenis, in bewaring, tot een teken voor de wederspannige 1680 Num 18:10 | kinderen; alzo zult gij een einde maken van hun murmureringen 1681 Num 18:17 | allen dienst der tent; en een vreemde zal tot u niet naderen. ~ 1682 Num 18:19 | genomen; zij zijn ulieden een gave, gegeven den HEERE, 1683 Num 18:20 | priesterambt geve Ik u tot een dienst van een geschenk; 1684 Num 18:20 | Ik u tot een dienst van een geschenk; en de vreemde, 1685 Num 18:21 | wil, en aan uw zonen, tot een eeuwige inzetting. ~ 1686 Num 18:22 | wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid der heiligheden 1687 Num 18:23 | zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. ~ 1688 Num 18:24 | uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; al wie 1689 Num 18:29 | zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, naar uw 1690 Num 18:30 | Maar het eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene 1691 Num 18:30 | of het eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene 1692 Num 18:30 | of het eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen, 1693 Num 18:30 | zult gij aansteken, tot een vuuroffer van liefelijken 1694 Num 18:32 | uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; het zal 1695 Num 18:32 | eeuwige inzetting; het zal een eeuwig zoutverbond zijn, 1696 Num 18:36 | ongerechtigheid dragen; het zal een eeuwige inzetting zijn voor 1697 Num 18:37 | Israels, die zij den HEERE tot een hefoffer zullen offeren, 1698 Num 18:37 | heb Ik aan de Levieten tot een erfenis gegeven; daarom 1699 Num 18:39 | heb, zo zult gij daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, 1700 Num 18:41 | 28 Alzo zult gij ook een hefoffer des HEEREN offeren 1701 Num 18:43 | Levieten toegerekend worden als een inkomen des dorsvloers, 1702 Num 18:43 | inkomen des dorsvloers, en als een inkomen des perskuips. ~ 1703 Num 18:44 | huis; want het is ulieden een loon voor uw dienst in de 1704 Num 19:4 | allen dienst der tent; en een vreemde zal tot u niet naderen. ~ 1705 Num 19:6 | genomen; zij zijn ulieden een gave, gegeven den HEERE, 1706 Num 19:7 | priesterambt geve Ik u tot een dienst van een geschenk; 1707 Num 19:7 | Ik u tot een dienst van een geschenk; en de vreemde, 1708 Num 19:8 | wil, en aan uw zonen, tot een eeuwige inzetting. ~ 1709 Num 19:9 | wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid der heiligheden 1710 Num 19:10 | zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. ~ 1711 Num 19:11 | uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; al wie 1712 Num 19:16 | zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, naar uw 1713 Num 19:17 | Maar het eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene 1714 Num 19:17 | of het eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene 1715 Num 19:17 | of het eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen, 1716 Num 19:17 | zult gij aansteken, tot een vuuroffer van liefelijken 1717 Num 19:19 | uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; het zal 1718 Num 19:19 | eeuwige inzetting; het zal een eeuwig zoutverbond zijn, 1719 Num 19:23 | ongerechtigheid dragen; het zal een eeuwige inzetting zijn voor 1720 Num 19:24 | Israels, die zij den HEERE tot een hefoffer zullen offeren, 1721 Num 19:24 | heb Ik aan de Levieten tot een erfenis gegeven; daarom 1722 Num 19:26 | heb, zo zult gij daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, 1723 Num 19:28 | 28 Alzo zult gij ook een hefoffer des HEEREN offeren 1724 Num 19:30 | Levieten toegerekend worden als een inkomen des dorsvloers, 1725 Num 19:30 | inkomen des dorsvloers, en als een inkomen des perskuips. ~ 1726 Num 19:31 | huis; want het is ulieden een loon voor uw dienst in de 1727 Num 20:16 | hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, en Hij leidde ons 1728 Num 20:20 | tegemoet uitgetrokken, met een zwaar volk, en met een sterke 1729 Num 20:20 | met een zwaar volk, en met een sterke hand. ~ 1730 Num 21:2 | beloofde Israel den HEERE een gelofte, en zeide: Indien 1731 Num 21:8 | zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel ze 1732 Num 21:8 | vurige slang, en stel ze op een stang; en het zal geschieden, 1733 Num 21:9 | 9 En Mozes maakte een koperen slang, en stelde 1734 Num 21:9 | koperen slang, en stelde ze op een stang; en het geschiedde, 1735 Num 21:9 | en het geschiedde, als een slang iemand beet, zo zag 1736 Num 21:14 | HEEREN: Tegen Waheb, in een wervelwind, en tegen de 1737 Num 21:28 | 28 Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; 1738 Num 21:28 | vuur uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; 1739 Num 22:5 | roepen, zeggende: Zie, er is een volk uit Egypte getogen; 1740 Num 22:8 | nacht, zo zal ik ulieden een antwoord wederbrengen, gelijk 1741 Num 22:11 | 11 Zie, er is een volk uit Egypte getogen, 1742 Num 22:22 | Zich in den weg, hem tot een tegenpartij; hij nu reed 1743 Num 22:24 | Engel des HEEREN stond in een pad der wijngaarden, zijnde 1744 Num 22:24 | der wijngaarden, zijnde een muur aan deze, en een muur 1745 Num 22:24 | zijnde een muur aan deze, en een muur aan gene zijde. ~ 1746 Num 22:26 | verder, en Hij stond in een enge plaats, waar geen weg 1747 Num 22:27 | hij sloeg de ezelin met een stok. ~ 1748 Num 22:29 | bespot hebt; och, of ik een zwaard in mijn hand had! 1749 Num 22:32 | Ik ben uitgegaan u tot een tegenpartij, dewijl deze 1750 Num 23:2 | Balak en Bileam offerden een var en een ram, op elk altaar. ~ 1751 Num 23:2 | Bileam offerden een var en een ram, op elk altaar. ~ 1752 Num 23:4 | heb ik toegericht, en heb een var en een ram op elk altaar 1753 Num 23:4 | toegericht, en heb een var en een ram op elk altaar geofferd. ~ 1754 Num 23:13 | hem: Kom toch met mij aan een andere plaats, van waar 1755 Num 23:14 | altaren, en hij offerde een var en een ram op elk altaar. ~ 1756 Num 23:14 | en hij offerde een var en een ram op elk altaar. ~ 1757 Num 23:22 | zijn krachten zijn als van een eenhoorn. ~ 1758 Num 23:24 | het volk zal opstaan als een oude leeuw, en het zal zich 1759 Num 23:24 | het zal zich verheffen als een leeuw; het zal zich niet 1760 Num 23:27 | Kom toch, ik zal u aan een ander plaats medenemen; 1761 Num 23:30 | gezegd had; en hij offerde een var en een ram op elk altaar. ~  ~  ~  ~ 1762 Num 23:30 | en hij offerde een var en een ram op elk altaar. ~  ~  ~  ~ 1763 Num 24:8 | zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, 1764 Num 24:9 | zich nedergelegd, gelijk een leeuw, en als een oude leeuw; 1765 Num 24:9 | gelijk een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem 1766 Num 24:17 | maar niet nabij. Er zal een ster voortkomen uit Jakob, 1767 Num 24:17 | voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter uit Israel opkomen; 1768 Num 24:18 | 18 En Edom zal een erfelijke bezitting zijn; 1769 Num 24:18 | en Seir zal zijn vijanden een erfelijke bezitting zijn; 1770 Num 24:19 | 19 En er zal een uit Jakob heersen, en hij 1771 Num 24:21 | en gij hebt uw nest in een steenrots gelegd. ~ 1772 Num 25:5 | de rechters van Israel: Een iedere dode zijn mannen, 1773 Num 25:6 | 6 En ziet, een man uit de kinderen Israels 1774 Num 25:6 | Israels kwam, en bracht een Midianietin tot zijn broederen 1775 Num 25:7 | der vergadering, en nam een spies in zijn hand; ~ 1776 Num 25:14 | Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk 1777 Num 25:14 | van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten. ~ 1778 Num 25:15 | Midianietische vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een 1779 Num 25:15 | een dochter van Zur, die een hoofd was der volken van 1780 Num 25:15 | hoofd was der volken van een vaderlijk huis onder de 1781 Num 26:10 | verteerde, en werden tot een teken. ~ 1782 Num 26:51 | zonen Israels: zeshonderd een duizend zevenhonderd en 1783 Num 26:54 | erfenis minder maken; aan een iegelijk zal, naar zijn 1784 Num 26:62 | al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven; 1785 Num 27:4 | geen zoon heeft? Geef ons een bezitting in het midden 1786 Num 27:11 | den kinderen Israels tot een inzetting des rechts zijn, 1787 Num 27:16 | geesten van alle vlees, een man stelle over deze vergadering. ~ 1788 Num 27:18 | Jozua, den zoon van Nun, een man, in wien de Geest is; 1789 Num 28:3 | lammeren des daags, tot een gedurig brandoffer. ~ 1790 Num 28:5 | 5 En een tiende deel ener efa meelbloem, 1791 Num 28:5 | gemengd met het vierendeel van een hin van gestoten olie. ~ 1792 Num 28:6 | Sinai ingesteld was tot een liefelijken reuk, een vuuroffer 1793 Num 28:6 | tot een liefelijken reuk, een vuuroffer den HEERE. ~ 1794 Num 28:7 | zijn het vierendeel van een hin, voor het ene lam; in 1795 Num 28:11 | beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den HEERE offeren: 1796 Num 28:11 | offeren: twee jonge varren, en een ram, zeven volkomen eenjarige 1797 Num 28:13 | tot het ene lam; het is een brandoffer tot een liefelijken 1798 Num 28:13 | het is een brandoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer, 1799 Num 28:13 | tot een liefelijken reuk, een vuuroffer, den HEERE. ~ 1800 Num 28:14 | zullen zijn de helft van een hin tot een var, en een 1801 Num 28:14 | de helft van een hin tot een var, en een derde deel van 1802 Num 28:14 | een hin tot een var, en een derde deel van een hin tot 1803 Num 28:14 | var, en een derde deel van een hin tot een ram, en een 1804 Num 28:14 | derde deel van een hin tot een ram, en een vierendeel van 1805 Num 28:14 | een hin tot een ram, en een vierendeel van een hin van 1806 Num 28:14 | ram, en een vierendeel van een hin van wijn tot een lam; 1807 Num 28:14 | van een hin van wijn tot een lam; dat is het brandoffer 1808 Num 28:15 | 15 Daartoe zal een geitenbok ten zondoffer 1809 Num 28:18 | 18 Op den eersten dag zal een heilige samenroeping zijn; 1810 Num 28:19 | 19 Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer 1811 Num 28:19 | offeren: twee jonge varren, en een ram, daartoe zeven eenjarige 1812 Num 28:20 | gemengd; drie tienden tot een var, en twee tienden tot 1813 Num 28:20 | var, en twee tienden tot een ram zult gij bereiden. ~ 1814 Num 28:21 | 21 Tot elk zult gij een tiende deel bereiden tot 1815 Num 28:21 | tiende deel bereiden tot een lam, tot die zeven lammeren 1816 Num 28:22 | 22 Daarna een bok ten zondoffer, om over 1817 Num 28:23 | morgenbrandoffer, hetwelk tot een gedurig brandoffer is, zult 1818 Num 28:24 | vuuroffers bereiden tot een liefelijken reuk den HEERE; 1819 Num 28:25 | den zevenden dag zult gij een heilige samenroeping hebben; 1820 Num 28:26 | der eerstelingen, als gij een nieuw spijsoffer den HEERE 1821 Num 28:26 | naar uw werken, zult gij een heilige samenroeping hebben; 1822 Num 28:27 | 27 Dan zult gij den HEERE een brandoffer ten liefelijken 1823 Num 28:27 | offeren: twee jonge varren, een ram, zeven eenjarige lammeren; ~ 1824 Num 28:28 | gemengd: drie tienden tot een var, twee tienden tot een 1825 Num 28:28 | een var, twee tienden tot een ram; ~ 1826 Num 28:29 | 29 Tot elk een tiende tot een lam, tot 1827 Num 28:29 | 29 Tot elk een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren 1828 Num 28:30 | 30 Een geitenbok, om voor u verzoening 1829 Num 29:1 | eersten der maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; 1830 Num 29:1 | zult gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn. ~ 1831 Num 29:2 | 2 Dan zult gij een brandoffer, ten liefelijken 1832 Num 29:2 | reuk, den HEERE bereiden: een jongen var, een ram, zeven 1833 Num 29:2 | bereiden: een jongen var, een ram, zeven volkomen eenjarige 1834 Num 29:4 | 4 En een tiende tot een lam, tot 1835 Num 29:4 | 4 En een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren 1836 Num 29:5 | 5 En een geitenbok ten zondoffer, 1837 Num 29:7 | dezer zevende maand zult gij een heilige samenroeping hebben, 1838 Num 29:8 | reuk, den HEERE offeren: een jongen var, een ram, zeven 1839 Num 29:8 | offeren: een jongen var, een ram, zeven eenjarige lammeren; 1840 Num 29:10 | 10 Tot elk een tiende tot een lam, tot 1841 Num 29:10 | 10 Tot elk een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren 1842 Num 29:11 | 11 Een geitenbok ten zondoffer, 1843 Num 29:12 | zevende maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; 1844 Num 29:12 | dagen zult gij den HEERE een feest vieren. ~ 1845 Num 29:13 | 13 En gij zult een brandoffer ten vuuroffer 1846 Num 29:14 | gemengd: drie tienden tot een var, tot die dertien varren 1847 Num 29:14 | varren toe; twee tienden tot een ram, onder die twee rammen; ~ 1848 Num 29:15 | 15 En tot elke een tiende tot een lam, tot 1849 Num 29:15 | tot elke een tiende tot een lam, tot die veertien lammeren 1850 Num 29:16 | 16 En een geitenbok ten zondoffer; 1851 Num 29:19 | 19 En een geitenbok ten zondoffer; 1852 Num 29:22 | 22 En een bok ten zondoffer; behalve 1853 Num 29:25 | 25 En een geitenbok ten zondoffer; 1854 Num 29:28 | 28 En een bok ten zondoffer; behalve 1855 Num 29:31 | 31 En een bok ten zondoffer; behalve 1856 Num 29:34 | 34 En een bok ten zondoffer; behalve 1857 Num 29:35 | den achtsten dag zult gij een verbodsdag hebben; geen 1858 Num 29:36 | 36 En gij zult een brandoffer ten vuuroffer 1859 Num 29:36 | liefelijken reuk den HEERE; een var, een ram, zeven volkomen 1860 Num 29:36 | reuk den HEERE; een var, een ram, zeven volkomen eenjarige 1861 Num 29:38 | 38 En een bok ten zondoffer; behalve 1862 Num 30:2 | 2 Wanneer een man den HEERE een gelofte 1863 Num 30:2 | Wanneer een man den HEERE een gelofte zal beloofd, of 1864 Num 30:2 | gelofte zal beloofd, of een eed zal gezworen hebben, 1865 Num 30:2 | gezworen hebben, zijn ziel met een verbintenis verbindende, 1866 Num 30:3 | 3 Maar als een vrouw den HEERE een gelofte 1867 Num 30:3 | als een vrouw den HEERE een gelofte zal beloofd hebben, 1868 Num 30:3 | beloofd hebben, en zich met een verbintenis in het huis 1869 Num 30:6 | 6 Doch indien zij immers een man heeft, en haar geloften 1870 Num 30:10 | gelofte gedaan heeft, of met een eed door verbintenis haar 1871 Num 30:16 | Mozes geboden heeft, tussen een man en zijn huisvrouw, tussen 1872 Num 30:16 | en zijn huisvrouw, tussen een vader en zijn dochter, zijnde 1873 Num 31:4 | stammen Israels zult gij een duizend ten strijde zenden. ~ 1874 Num 31:17 | door bijligging des mans een man bekend heeft. ~ 1875 Num 31:19 | buiten het leger zeven dagen; een ieder, die een mens gedood, 1876 Num 31:19 | zeven dagen; een ieder, die een mens gedood, en een ieder, 1877 Num 31:19 | die een mens gedood, en een ieder, die een verslagene 1878 Num 31:19 | gedood, en een ieder, die een verslagene zult aangeroerd 1879 Num 31:28 | 28 Daarna zult gij een schatting voor den HEERE 1880 Num 31:28 | uitgetogen zijn, van vijfhonderd een ziel, uit de mensen en uit 1881 Num 31:29 | priester Eleazar geven tot een heffing des HEEREN. ~ 1882 Num 31:30 | kinderen Israels zult gij een gevangene van vijftig nemen, 1883 Num 31:34 | 34 En een en zestig duizend ezelen; ~ 1884 Num 31:39 | schatting voor den HEERE was een en zestig. ~ 1885 Num 31:47 | kinderen Israels nam Mozes een gevangene uit vijftig, van 1886 Num 31:49 | en uit ons ontbreekt niet een man. ~ 1887 Num 31:50 | 50 Daarom hebben wij een offerande des HEEREN gebracht, 1888 Num 31:50 | offerande des HEEREN gebracht, een ieder wat hij gekregen heeft, 1889 Num 31:50 | wat hij gekregen heeft, een gouden vat, een keten, of 1890 Num 31:50 | gekregen heeft, een gouden vat, een keten, of een armring, een 1891 Num 31:50 | gouden vat, een keten, of een armring, een vingerring, 1892 Num 31:50 | een keten, of een armring, een vingerring, een oorring, 1893 Num 31:50 | armring, een vingerring, een oorring, of een afhangenden 1894 Num 31:50 | vingerring, een oorring, of een afhangenden gordel, om voor 1895 Num 31:53 | Aangaande de krijgslieden, een iegelijk had geroofd voor 1896 Num 31:54 | en ziet, deze plaats was een plaats voor vee. ~ 1897 Num 31:57 | Israel geslagen heeft, is een land voor vee; en uw knechten 1898 Num 31:58 | knechten gegeven worde tot een bezitting; en doe ons niet 1899 Num 31:67 | in stede van uw vaderen, een menigte van zondige mensen, 1900 Num 31:71 | bezitters zullen gesteld hebben, een ieder van zijn erfenis. ~ 1901 Num 31:74 | 21 En een ieder van u, die toegerust 1902 Num 31:82 | Jordaan zullen trekken, een ieder, die toegerust is 1903 Num 32:3 | kinderen Israels uit door een hoge hand, voor de ogen 1904 Num 33:10 | 10 Voorts zult gij u tot een landpale tegen het oosten 1905 Num 33:15 | 15 Twee stammen en een halve stam hebben hun erfenis 1906 Num 33:18 | zult gij uit elken stam een overste nemen, om het land 1907 Num 34:8 | weinig heeft, weinige nemen; een ieder zal naar zijn erfenis, 1908 Num 34:11 | doodslager daarheen vliede, die een ziel onwetend geslagen heeft. ~ 1909 Num 34:12 | deze steden zullen u tot een toevlucht zijn voor den 1910 Num 34:15 | het midden van hen, tot een toevlucht zijn; opdat daarheen 1911 Num 34:15 | opdat daarheen vliede, wie een ziel onvoorziens slaat. ~ 1912 Num 34:16 | Maar indien hij hem met een ijzeren instrument geslagen 1913 Num 34:16 | dat hij gestorven zij, een doodslager is hij; deze 1914 Num 34:17 | 17 Of indien hij hem met een handsteen, waarvan met zoude 1915 Num 34:17 | dat hij gestorven zij, een doodslager is hij; deze 1916 Num 34:18 | 18 Of indien hij hem met een houten handinstrument, waarvan 1917 Num 34:18 | dat hij gestorven zij, een doodslager is hij; deze 1918 Num 34:21 | zekerlijk gedood worden, een doodslager is hij; de bloedwreker 1919 Num 34:29 | zullen ulieden zijn tot een inzetting van recht, bij 1920 Num 34:30 | den doodslager doden, maar een enig getuige zal niet getuigen 1921 Num 34:30 | zal niet getuigen tegen een ziel, dat zij sterve. ~ 1922 Num 35:3 | 3 Wanneer zij een van de zonen der andere 1923 Num 35:4 | ook de kinderen Israels een jubeljaar zullen hebben, 1924 Num 35:7 | Israels zullen aanhangen, een ieder aan de erfenis van 1925 Num 35:8 | Voorts zal elke dochter, die een erfenis erft, van de stammen 1926 Num 35:8 | Israels, ter vrouw worden aan een van het geslacht van den 1927 Num 35:8 | Israels erfelijk bezitten, een ieder de erfenis zijner 1928 Num 35:9 | Israels zullen aanhangen, een ieder aan zijn erfenis. ~ 1929 Deu 1:23 | twaalf mannen, van elken stam een man. ~ 1930 Deu 1:28 | smelten, zeggende: Het is een volk, groter en langer dan 1931 Deu 1:31 | daarin gedragen heeft, als een man zijn zoon draagt, op 1932 Deu 1:39 | gij zeidet: Zij zullen tot een roof zijn; en uw kinderen, 1933 Deu 1:41 | geboden heeft. Als gij nu een iegelijk zijn krijgsgereedschap 1934 Deu 2:5 | niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau 1935 Deu 2:10 | woonden te voren daarin, een groot, en menigvuldig, en 1936 Deu 2:20 | 20 Dit werd ook voor een land der reuzen gehouden; 1937 Deu 2:21 | 21 Een groot, en menigvuldig, en 1938 Deu 3:11 | ziet, zijn bedstede, zijnde een bedstede van ijzer, is zij 1939 Deu 4:6 | Dit groot volk alleen is een wijs en verstandig volk! ~ 1940 Deu 4:20 | uitgevoerd; opdat gij Hem tot een erfvolk zoudt zijn, gelijk 1941 Deu 4:23 | niet vergeet, dat gij u een gesneden beeld zoudt maken, 1942 Deu 4:24 | Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur, een ijverig 1943 Deu 4:24 | is een verterend vuur, een ijverig God. ~ 1944 Deu 4:27 | onder de volken; en gij zult een klein volksken in getal 1945 Deu 4:31 | Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God; Hij zal 1946 Deu 4:32 | einde des hemels, of zulk een groot ding geschied of gehoord 1947 Deu 4:33 | 33 Of een volk gehoord hebbe de stem 1948 Deu 4:34 | verzocht heeft te gaan, om Zich een volk uit het midden eens 1949 Deu 4:34 | en door strijd, en door een sterke hand, en door een 1950 Deu 4:34 | een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en met 1951 Deu 4:42 | niet haatte; dat hij in een van deze steden vlood en 1952 Deu 5:2 | De HEERE, onze God, heeft een verbond met ons gemaakt 1953 Deu 5:9 | Ik, de HEERE, uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad 1954 Deu 5:15 | gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht in Egypteland 1955 Deu 5:15 | daar heeft uitgeleid door een sterke hand en een uitgestrekten 1956 Deu 5:15 | door een sterke hand en een uitgestrekten arm; daarom 1957 Deu 5:22 | wolk en der donkerheid, met een grote stem, en deed daar 1958 Deu 5:29 | 29 Och, dat zij zulk een hart hadden, om Mij te vrezen, 1959 Deu 6:4 | de HEERE, onze God, is een enig HEERE! ~ 1960 Deu 6:8 | 8 Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand, 1961 Deu 6:15 | Want de HEERE, uw God is een ijverig God in het midden 1962 Deu 6:21 | de HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd. ~ 1963 Deu 7:6 | 6 Want gij zijt een heilig volk den HEERE, uw 1964 Deu 7:6 | verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt 1965 Deu 7:8 | had, heeft u de HEERE met een sterke hand uitgevoerd, 1966 Deu 7:10 | 10 En Hij vergeldt een ieder van hen, die Hem haten, 1967 Deu 7:16 | dienen; want dat zoude u een strik zijn. ~ 1968 Deu 7:21 | is in het midden van u, een groot en vreselijk God. ~ 1969 Deu 7:25 | dat is den HEERE, uw God, een gruwel. ~ 1970 Deu 7:26 | huis niet brengen, dat gij een ban zoudt worden, gelijk 1971 Deu 7:26 | verfoeien, en te enenmaal een gruwel daarvan hebben, want 1972 Deu 7:26 | daarvan hebben, want het is een ban. ~ 1973 Deu 8:5 | u kastijdt, gelijk als een man zijn zoon kastijdt. ~ 1974 Deu 8:7 | HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van 1975 Deu 8:7 | brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen 1976 Deu 8:8 | 8 Een land van tarwe en gerst, 1977 Deu 8:8 | vijgebomen, en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, 1978 Deu 8:9 | 9 Een land, waarin gij brood zonder 1979 Deu 8:9 | waarin u niets ontbreken zal; een land, welks stenen ijzer 1980 Deu 9:2 | 2 Een groot en lang volk, kinderen 1981 Deu 9:3 | uw aangezicht doorgaat, een verterend vuur: Die zal 1982 Deu 9:6 | te erven; want gij zijt een hardnekkig volk. ~ 1983 Deu 9:12 | geboden had; zij hebben zich een gegoten beeld gemaakt. ~ 1984 Deu 9:13 | aangemerkt, en zie, het is een hardnekkig volk. ~ 1985 Deu 9:14 | uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder volk 1986 Deu 9:16 | God, gezondigd; gij hadt u een gegoten kalf gemaakt; gij 1987 Deu 9:26 | dat Gij uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd. ~ 1988 Deu 10:1 | berg; daarna zult gij u een kist van hout maken. ~ 1989 Deu 10:3 | 3 Alzo maakte ik een kist van sittimhout, en 1990 Deu 10:7 | van Gudgod naar Jotbath, een land van waterbeken.) ~ 1991 Deu 10:17 | Want de HEERE, uw God, is een God der goden, en een Heere 1992 Deu 10:17 | is een God der goden, en een Heere der heren; die grote, 1993 Deu 11:9 | en aan hun zaad te geven; een land, vloeiende van melk 1994 Deu 11:10 | bewaterdet met uw gang, als een kruidhof. ~ 1995 Deu 11:11 | overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; 1996 Deu 11:12 | 12 Een land, dat de HEERE, uw God, 1997 Deu 11:18 | uw ziel, en bindt ze tot een teken op uw hand, dat zij 1998 Deu 12:8 | wat wij hier heden doen, een ieder al wat in zijn ogen 1999 Deu 12:11 | 11 Dan zal er een plaats zijn, die de HEERE, 2000 Deu 12:14 | plaats, die de HEERE in een uwer stammen zal verkiezen,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License