Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
eed 43
eeds 3
eedzwering 4
een 10527
eendrachtelijk 10
eenhonderd 3
eenhoorn 5
Frequency    [«  »]
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal
9630 tot
9551 die

Bijbel

IntraText - Concordances

een

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527

      Book Chapter: Verse
3501 2Kon 2:10 | 10 En hij zeide: Gij hebt een harde zaak begeerd; indien 3502 2Kon 2:11 | sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige 3503 2Kon 2:11 | maakten. Alzo voer Elia met een onweder ten hemel. ~ 3504 2Kon 2:16 | HEEREN hem opgenomen, en op een der bergen, of in een der 3505 2Kon 2:16 | op een der bergen, of in een der dalen hem geworpen heeft. 3506 2Kon 2:20 | En hij zeide: Brengt mij een nieuwe schaal, en legt er 3507 2Kon 3:4 | koning der Moabieten, was een veehandelaar, en bracht 3508 2Kon 3:11 | vragen? Toen antwoordde een van de knechten des konings 3509 2Kon 3:15 | 15 Nu dan, brengt mij een speelman. En het geschiedde, 3510 2Kon 3:23 | verdorven, en hebben de een de ander verslagen; nu dan 3511 2Kon 3:25 | steden nu braken zij af, en een iegelijk wierp zijn steen 3512 2Kon 3:27 | op den muur. Daaruit werd een zeer grote toorn in Israel; 3513 2Kon 4:1 | 1 Een vrouw nu uit de vrouwen 3514 2Kon 4:2 | met al in het huis, dan een kruik met olie. ~ 3515 2Kon 4:6 | zoon zeide: Breng mij nog een vat aan; maar hij zeide 3516 2Kon 4:8 | 8 Het geschiedde ook op een dag, als Elisa naar Sunem 3517 2Kon 4:8 | Sunem doortrok, dat aldaar een grote vrouw was, dewelke 3518 2Kon 4:10 | 10 Laat ons toch een kleine opperkamer van een 3519 2Kon 4:10 | een kleine opperkamer van een wand maken, en laat ons 3520 2Kon 4:10 | ons daar voor hem zetten een bed, en tafel, en stoel, 3521 2Kon 4:11 | 11 En het geschiedde op een dag, dat hij daar kwam; 3522 2Kon 4:16 | tijd des levens zult gij een zoon omhelzen. En zij zeide: 3523 2Kon 4:17 | werd zwanger, en baarde een zoon op dien gezette tijd, 3524 2Kon 4:18 | werd, geschiedde het op een dag, dat het uitging tot 3525 2Kon 4:19 | hoofd! Hij dan zeide tot een jongen: Draag hem tot zijn 3526 2Kon 4:22 | en zeide: Zend mij toch een van de jongens, en een van 3527 2Kon 4:22 | toch een van de jongens, en een van de ezelinnen, dat ik 3528 2Kon 4:28 | 28 En zij zeide: Heb ik een zoon van mijn heer begeerd? 3529 2Kon 4:39 | 39 Toen ging er een uit in het veld, om moeskruiden 3530 2Kon 4:39 | moeskruiden te lezen, en hij vond een wilden wijnstok, en las 3531 2Kon 4:42 | 42 En er kwam een man van Baal-Salisa, en 3532 2Kon 5:1 | den koning van Syrie, was een groot man voor het aangezicht 3533 2Kon 5:1 | gegeven; zo was deze man een strijdbaar held, doch melaats. ~ 3534 2Kon 5:2 | Syrie getogen, en hadden een kleine jonge dochter uit 3535 2Kon 5:5 | Ga heen, kom, en ik zal een brief aan den koning van 3536 2Kon 5:7 | dat deze tot mij zendt, om een man van zijn melaatsheid 3537 2Kon 5:8 | zo zal hij weten, dat er een profeet in Israel is. ~ 3538 2Kon 5:10 | Toen zond Elisa tot hem een bode, zeggende: Ga heen 3539 2Kon 5:13 | vader, zo die profeet tot u een grote zaak gesproken had, 3540 2Kon 5:14 | weder, gelijk het vlees van een kleinen jongen; en hij werd 3541 2Kon 5:15 | Israel! Nu dan, neem toch een zegen van uw knecht. ~ 3542 2Kon 5:17 | uw knecht gegeven worden een last aarde van een juk muildieren; 3543 2Kon 5:17 | worden een last aarde van een juk muildieren; want uw 3544 2Kon 5:19 | vrede. En hij ging van hem een kleine streek lands. ~ 3545 2Kon 5:22 | Efraim gekomen; geef hun toch een talent zilvers en twee wisselklederen. ~ 3546 2Kon 5:24 | hand, en bestelde ze in een huis; en hij liet de mannen 3547 2Kon 6:2 | Jordaan gaan, en elk van daar een timmerhout halen, dat wij 3548 2Kon 6:2 | halen, dat wij ons daar een plaats maken, om er te wonen. 3549 2Kon 6:3 | 3 En er zeide een: Het believe u toch te gaan 3550 2Kon 6:5 | 5 En het geschiedde, als een het timmerhout velde, dat 3551 2Kon 6:6 | plaats gewezen had, sneed hij een hout af, en wierp het daarhenen, 3552 2Kon 6:8 | zijn in de plaats van zulk een. ~ 3553 2Kon 6:12 | 12 En een van zijn knechten zeide: 3554 2Kon 6:14 | paarden, en wagenen, en een zwaar heir; welke des nachts 3555 2Kon 6:15 | op, en ging uit; en ziet, een heir omringde de stad met 3556 2Kon 6:23 | 23 En hij bereidde hun een groten maaltijd, dat zij 3557 2Kon 6:25 | zij belegerden ze, totdat een ezelskop voor tachtig zilverlingen 3558 2Kon 6:25 | zilverlingen was verkocht, en een vierendeel van een kab duivenmest 3559 2Kon 6:25 | verkocht, en een vierendeel van een kab duivenmest voor vijf 3560 2Kon 6:26 | den muur voorbijging, dat een vrouw tot hem riep, zeggende: 3561 2Kon 6:30 | het volk zag, dat, ziet, een zak van binnen over zijn 3562 2Kon 6:32 | zaten bij hem.) En hij zond een man van voor zijn aangezicht; 3563 2Kon 7:1 | Morgen omtrent dezen tijd zal een maat meelbloem verkocht 3564 2Kon 7:1 | meelbloem verkocht worden voor een sikkel, en twee maten gerst 3565 2Kon 7:1 | en twee maten gerst voor een sikkel, in de poort van 3566 2Kon 7:2 | 2 Maar een hoofdman, op wiens hand 3567 2Kon 7:3 | der poort; die zeiden, de een tot den ander: Wat blijven 3568 2Kon 7:6 | heir der Syriers doen horen een geluid van wagenen, en een 3569 2Kon 7:6 | een geluid van wagenen, en een geluid van paarden, het 3570 2Kon 7:6 | heirkracht; zodat zij zeiden de een tot den ander: Zie, de koning 3571 2Kon 7:8 | kwamen, zo gingen zij in een tent, en aten en dronken, 3572 2Kon 7:8 | zij weder, en kwamen in een andere tent, namen van daar 3573 2Kon 7:9 | 9 Toen zeiden zij, de een tot den ander: Wij doen 3574 2Kon 7:9 | niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap, 3575 2Kon 7:13 | 13 Toen antwoordde een van zijn knechten, en zeide: 3576 2Kon 7:16 | het leger der Syriers; en een maat meelbloem werd verkocht 3577 2Kon 7:16 | meelbloem werd verkocht voor een sikkel, en twee maten gerst 3578 2Kon 7:16 | en twee maten gerst voor een sikkel, naar het woord des 3579 2Kon 7:18 | zullen twee maten gerst voor een sikkel, en een maat meelbloem 3580 2Kon 7:18 | gerst voor een sikkel, en een maat meelbloem voor een 3581 2Kon 7:18 | een maat meelbloem voor een sikkel verkocht worden, 3582 2Kon 8:1 | kunt; want de HEERE heeft een honger geroepen, die ook 3583 2Kon 8:5 | koning vertelde, hoe hij een dode had levend gemaakt, 3584 2Kon 8:6 | Toen gaf de koning haar een kamerling, zeggende: Doe 3585 2Kon 8:8 | koning tot Hazael: Neem een geschenk in uw hand, en 3586 2Kon 8:9 | Hazael hem tegemoet, en nam een geschenk in zijn hand, te 3587 2Kon 8:9 | alle goed van Damaskus, een last van veertig kemelen; 3588 2Kon 8:13 | Maar wat is uw knecht, die een hond is, dat hij deze grote 3589 2Kon 8:15 | des anderen daags, dat hij een deken nam, en in het water 3590 2Kon 8:19 | allen tijde voor zijn zonen een lamp zou geven. ~ 3591 2Kon 8:20 | van Juda af, en maakten een koning over zich. ~ 3592 2Kon 8:26 | koning werd, en regeerde een jaar te Jeruzalem; en de 3593 2Kon 8:27 | van Achab; want hij was een schoonzoon van het huis 3594 2Kon 9:1 | Toen riep de profeet Elisa een van de zonen der profeten, 3595 2Kon 9:2 | broederen, en breng hem in een binnenste kamer. ~ 3596 2Kon 9:5 | heir, en hij zeide: Ik heb een woord aan u, o hoofdman! 3597 2Kon 9:13 | Toen haastten zij zich, en een iegelijk nam zijn kleed, 3598 2Kon 9:14 | Josafat, den zoon van Nimsi, een verbintenis tegen Joram. ( 3599 2Kon 9:17 | aankwam, en zeide: Ik zie een hoop. Toen zeide Joram: 3600 2Kon 9:17 | Toen zeide Joram: Neem een ruiter, en zend dien hunlieden 3601 2Kon 9:19 | 19 Toen zond hij een anderen ruiter te paard; 3602 2Kon 9:21 | Ahazia, de koning van Juda, een ieder op zijn wagen; en 3603 2Kon 10:2 | paarden bij u zijn, mitsgaders een vaste stad, en wapenen; ~ 3604 2Kon 10:6 | ten tweeden male tot hen een brief, zeggende: Zo gij 3605 2Kon 10:8 | 8 En er kwam een bode, en boodschapte hem, 3606 2Kon 10:9 | rechtvaardig. Ziet, ik heb een verbintenis gemaakt tegen 3607 2Kon 10:14 | mannen, en hij liet niet een van hen over. ~ 3608 2Kon 10:18 | tot hen: Achab heeft Baal een weinig gediend; Jehu zal 3609 2Kon 10:19 | gemist worde; want ik heb een grote offerande aan Baal; 3610 2Kon 10:20 | zeide Jehu: Heiligt Baal een verbods dag. en zij riepen 3611 2Kon 10:21 | Baalsdienaren kwamen, dat niet een man overbleef, die niet 3612 2Kon 11:2 | hem en zijn voedster in een slaapkamer; en zij verborgen 3613 2Kon 11:4 | des HEEREN; en hij maakte een verbond met hen, en hij 3614 2Kon 11:5 | zaak, die gij doen zult: een derde deel van u, die op 3615 2Kon 11:6 | 6 En een derde deel zal zijn aan 3616 2Kon 11:6 | zijn aan de poort Sur; en een derde deel aan de poort 3617 2Kon 11:8 | koning rondom omsingelen, een ieder met zijn wapenen in 3618 2Kon 11:17 | 17 En Jojada maakte een verbond tussen den HEERE 3619 2Kon 11:17 | volk, dat het den HEERE tot een volk zou zijn; mitsgaders 3620 2Kon 12:4 | de getelden, het geld van een ieder der personen naar 3621 2Kon 12:5 | priesters tot zich nemen, een ieder van zijn bekende; 3622 2Kon 12:9 | Maar de priester Jojada nam een kist, en boorde een gat 3623 2Kon 12:9 | nam een kist, en boorde een gat in haar deksel, en zette 3624 2Kon 12:20 | knechten stonden op, en maakten een verbintenis, en sloegen 3625 2Kon 13:4 | de getelden, het geld van een ieder der personen naar 3626 2Kon 13:5 | priesters tot zich nemen, een ieder van zijn bekende; 3627 2Kon 13:9 | Maar de priester Jojada nam een kist, en boorde een gat 3628 2Kon 13:9 | nam een kist, en boorde een gat in haar deksel, en zette 3629 2Kon 13:20 | knechten stonden op, en maakten een verbintenis, en sloegen 3630 2Kon 14:5 | Zo gaf de HEERE Israel een verlosser, dat zij van onder 3631 2Kon 14:15 | Elisa zeide tot hem: Neem een boog en pijlen. En hij nam 3632 2Kon 14:15 | pijlen. En hij nam tot zich een boog en pijlen. ~ 3633 2Kon 14:17 | schoot. En hij zeide: Het is een pijl der verlossing des 3634 2Kon 14:17 | verlossing des HEEREN, en een pijl der verlossing tegen 3635 2Kon 14:21 | het geschiedde, als zij een man begroeven, dat zij, 3636 2Kon 14:21 | begroeven, dat zij, ziet, een bende zagen; zo wierpen 3637 2Kon 15:6 | niet gedood worden; maar een ieder zal om zijn zonde 3638 2Kon 15:12 | van Israel, en zij vloden, een iegelijk in zijn tenten. ~ 3639 2Kon 15:19 | 19 En zij maakten een verbintenis tegen hem te 3640 2Kon 15:23 | van Israel, en regeerde een en veertig jaren. ~ 3641 2Kon 16:5 | doods; en hij woonde in een afgezonderd huis; doch Jotham, 3642 2Kon 16:10 | de zoon van Jabes, maakte een verbintenis tegen hem, en 3643 2Kon 16:13 | van Juda; en hij regeerde een volle maand te Samaria. ~ 3644 2Kon 16:25 | Remalia, zijn hoofdman, maakte een verbintenis tegen hem, en 3645 2Kon 16:30 | de zoon van Ela, maakte een verbintenis tegen Pekah, 3646 2Kon 17:8 | zond den koning van Assyrie een geschenk. ~ 3647 2Kon 17:10 | Damaskus; en gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus 3648 2Kon 17:11 | Uria, de priester, bouwde een altaar, naar alles, wat 3649 2Kon 17:17 | waren; en hij zette die op een stenen vloer. ~ 3650 2Kon 18:8 | zond den koning van Assyrie een geschenk. ~ 3651 2Kon 18:10 | Damaskus; en gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus 3652 2Kon 18:11 | Uria, de priester, bouwde een altaar, naar alles, wat 3653 2Kon 18:17 | waren; en hij zette die op een stenen vloer. ~ 3654 2Kon 19:3 | zijn knecht, dat hij hem een geschenk gaf. ~ 3655 2Kon 19:4 | koning van Assyrie bevond een verbintenis in Hosea, dat 3656 2Kon 19:21 | den HEERE, en hij deed ze een grote zonde zondigen. ~ 3657 2Kon 19:27 | Assyrie, zeggende: Brengt een der priesteren daarheen, 3658 2Kon 19:28 | 28 Zo kwam een uit de priesteren, die zij 3659 2Kon 19:35 | 35 Nochtans had de HEERE een verbond met hen gemaakt, 3660 2Kon 19:36 | met grote kracht en met een uitgestrekten arm opgevoerd 3661 2Kon 20:2 | naam zijner moeder was Abi, een dochter van Zacharia. ~ 3662 2Kon 20:17 | tot den koning Hizkia, met een zwaar heir naar Jeruzalem; 3663 2Kon 20:20 | 20 Gij zegt (doch het is een woord der lippen): Er is 3664 2Kon 20:24 | gij dan het aangezicht van een enigen vorst van de geringste 3665 2Kon 20:31 | Assyrie: Handelt met mij door een geschenk, en komt tot mij 3666 2Kon 20:31 | komt tot mij uit, en eet, een ieder van zijn wijnstok, 3667 2Kon 20:31 | ieder van zijn wijnstok, en een ieder van zijn vijgeboom; 3668 2Kon 20:31 | zijn vijgeboom; en drinkt een ieder het water zijns bornputs; ~ 3669 2Kon 20:32 | Totdat ik kom, en u haal in een land, als ulieder land, 3670 2Kon 20:32 | land, als ulieder land, een land van koren en van most, 3671 2Kon 20:32 | land van koren en van most, een land van brood en van wijngaarden, 3672 2Kon 20:32 | brood en van wijngaarden, een land van olijven, van olie 3673 2Kon 20:36 | stil en antwoordde hem niet een woord; want het gebod des 3674 2Kon 21:1 | klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in het huis 3675 2Kon 21:3 | zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid, en 3676 2Kon 21:4 | gehoord heeft; hef dan een gebed op voor het overblijfsel, 3677 2Kon 21:7 | 7 Zie, Ik zal een geest in hem geven, dat 3678 2Kon 21:7 | geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal, en weder 3679 2Kon 21:29 | 29 En dat zij u een teken, dat men in dit jaar 3680 2Kon 21:32 | stad niet komen, noch daar een pijl inschieten; ook zal 3681 2Kon 22:3 | aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, 3682 2Kon 22:7 | Daarna zeide Jesaja: Neemt een klomp vijgen; en zij namen 3683 2Kon 22:9 | Jesaja zeide: Dit zal u een teken van den HEERE zijn, 3684 2Kon 22:12 | koning van Babel, brieven en een geschenk aan Hizkia; want 3685 2Kon 23:3 | Baal altaren op, en maakte een bos, gelijk als Achab, de 3686 2Kon 23:7 | 7 Hij stelde ook een gesneden beeld van het bos, 3687 2Kon 23:12 | God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad over Jeruzalem en 3688 2Kon 23:12 | Jeruzalem en Juda brengen, dat een ieder, die het hoort, beide 3689 2Kon 23:13 | uitwissen, gelijk als men een schotel uitwist; men wist 3690 2Kon 23:14 | geven; en zij zullen tot een roof en plundering worden 3691 2Kon 23:19 | zijner moeder was Mesullemet, een dochter van Haruz van Jotba. ~ 3692 2Kon 23:23 | knechten van Amon maakten een verbintenis tegen hem, en 3693 2Kon 23:24 | die tegen den koning Amon een verbintenis gemaakt hadden; 3694 2Kon 24:1 | koning werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; 3695 2Kon 24:1 | zijner moeder was Jedida, een dochter van Adaja, van Bozkath. ~ 3696 2Kon 24:10 | priester Hilkia heeft mij een boek gegeven. En Safan las 3697 2Kon 24:19 | derzelver inwoners, dat zij tot een verwoesting en vloek zullen 3698 2Kon 25:3 | aan den pilaar, en maakte een verbond voor des HEEREN 3699 2Kon 25:17 | zeide hij: Wat is dat voor een grafteken, dat ik zie? En 3700 2Kon 25:30 | knechten voerden hem dood op een wagen van Megiddo, en brachten 3701 2Kon 25:33 | zou; en hij legde het land een boete op van honderd talenten 3702 2Kon 25:33 | honderd talenten zilvers en een talent gouds. ~ 3703 2Kon 25:35 | bevel van Farao te geven; een ieder naar zijn schatting 3704 2Kon 25:36 | zijner moeder was Zebudda, een dochter van Pedaja, van 3705 2Kon 26:8 | zijner moeder was Nehusta, een dochter van Elnathan, van 3706 2Kon 26:16 | timmerlieden en smeden tot een duizend, en alle helden, 3707 2Kon 26:18 | 18 Zedekia was een en twintig jaren oud, als 3708 2Kon 26:18 | zijner moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van 3709 2Kon 27:6 | naar Ribla; en zij spraken een oordeel tegen hem. ~ 3710 2Kon 27:17 | 17 De hoogte van een pilaar was achttien ellen, 3711 2Kon 27:19 | 19 En uit de stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden 3712 2Kon 27:30 | En aangaande zijn tering, een gedurige tering werd hem 3713 1Kro 1:43 | het land van Edom, eer er een koning regeerde over de 3714 1Kro 1:44 | regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra. ~ 3715 1Kro 2:17 | vader van Amasa was Jether, een Ismaeliet. ~ 3716 1Kro 2:26 | 26 Jerahmeel had nog een andere vrouw, welker naam 3717 1Kro 2:34 | dochteren. En Sesan had een Egyptischen knecht, wiens 3718 1Kro 2:35 | aan zijn knecht Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem 3719 1Kro 4:40 | vette en goede weide, en een land, wijd van begrip, en 3720 1Kro 5:2 | zijn broederen, en die tot een voorganger was, was uit 3721 1Kro 7:15 | 15 Machir nu nam tot een vrouw de zuster van Huppim 3722 1Kro 7:16 | huisvrouw van Machir, baarde een zoon, en zij noemde zijn 3723 1Kro 7:23 | werd zwanger, en baarde een zoon; en hij noemde zijn 3724 1Kro 10:12 | begroeven hun beenderen onder een eikenboom te Jabes, en zij 3725 1Kro 11:3 | Hebron, en David maakte een verbond met hen te Hebron, 3726 1Kro 11:6 | het eerst slaat, zal tot een hoofd, en tot een overste 3727 1Kro 11:6 | zal tot een hoofd, en tot een overste worden. Toen beklom 3728 1Kro 11:6 | eerst; daarom werd hij tot een hoofd. ~ 3729 1Kro 11:14 | HEERE verloste hen door een grote verlossing. ~ 3730 1Kro 11:20 | versloeg hen; alzo had hij een naam onder die drie. ~ 3731 1Kro 11:21 | daarom werd hij hun tot een overste; maar hij kwam tot 3732 1Kro 11:22 | ging hij af, en versloeg een leeuw in het midden des 3733 1Kro 11:23 | 23 Hij versloeg ook een Egyptischen man, een man 3734 1Kro 11:23 | ook een Egyptischen man, een man van grote lengte, van 3735 1Kro 11:23 | ellen; en die Egyptenaar had een spies in de hand, als een 3736 1Kro 11:23 | een spies in de hand, als een weversboom; maar hij ging 3737 1Kro 11:23 | hij ging tot hem af met een staf, en rukte de spies 3738 1Kro 11:24 | van Jojada; dies had hij een naam onder die drie helden. ~ 3739 1Kro 12:4 | Jismaja, de Gibeoniet, was een held onder de dertig, en 3740 1Kro 12:14 | Gad, hoofden des heirs; een van de kleinsten was over 3741 1Kro 12:22 | David, om hem te helpen, tot een groot leger toe, als een 3742 1Kro 12:22 | een groot leger toe, als een leger Gods. ~ 3743 1Kro 12:28 | 28 En Zadok was een jongeling, een kloek held; 3744 1Kro 12:28 | Zadok was een jongeling, een kloek held; en uit zijns 3745 1Kro 12:33 | vijftig duizend; en om een slagorde te houden met een 3746 1Kro 12:33 | een slagorde te houden met een onwankelbaar hart; ~ 3747 1Kro 12:38 | konden houden, kwamen met een volkomen hart te Hebron, 3748 1Kro 12:38 | al het overige van Israel een hart, om David tot koning 3749 1Kro 13:7 | zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen uit het huis 3750 1Kro 13:11 | David ontstak, dat de HEERE een scheur gescheurd had aan 3751 1Kro 14:1 | timmerlieden, dat zij hem een huis bouwden. ~ 3752 1Kro 14:11 | mijn hand gescheurd, als een scheur der wateren; daarom 3753 1Kro 14:15 | gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbezienbomen, 3754 1Kro 15:1 | hij bereidde der ark Gods een plaats, en spande een tent 3755 1Kro 15:1 | Gods een plaats, en spande een tent voor haar. ~ 3756 1Kro 15:13 | HEERE, onze God, onder ons een scheur gedaan, omdat wij 3757 1Kro 15:27 | David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen; 3758 1Kro 15:27 | der zangers; ook had David een lijfrok aan van linnen. ~ 3759 1Kro 15:29 | de dochter van Saul, door een venster keek, en den koning 3760 1Kro 16:3 | 3 En hij deelde een iegelijk in Israel, van 3761 1Kro 16:3 | van den man tot de vrouw, een iegelijk een bol broods, 3762 1Kro 16:3 | tot de vrouw, een iegelijk een bol broods, en een schoon 3763 1Kro 16:3 | iegelijk een bol broods, en een schoon stuk vlees, en een 3764 1Kro 16:3 | een schoon stuk vlees, en een fles wijn. 3765 1Kro 16:17 | Jakob heeft gesteld tot een inzetting, aan Israel tot 3766 1Kro 16:17 | inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond; ~ 3767 1Kro 16:18 | u het land Kanaan geven, een snoer van ulieder erfdeel; ~ 3768 1Kro 16:20 | van het ene koninkrijk tot een ander volk. ~ 3769 1Kro 16:43 | toog het ganse volk henen, een iegelijk in zijn huis; en 3770 1Kro 17:1 | zeide: Zie, ik woon in een cederen huis, maar de ark 3771 1Kro 17:6 | geheel Israel, heb Ik wel een woord gesproken tot een 3772 1Kro 17:6 | een woord gesproken tot een van de richters van Israel, 3773 1Kro 17:7 | achter de schapen, opdat gij een voorganger over Mijn volk 3774 1Kro 17:8 | aangezicht; en Ik heb u een naam gemaakt, gelijk de 3775 1Kro 17:9 | heb voor Mijn volk Israel een plaats besteld, en hem geplant, 3776 1Kro 17:10 | gegeven, dat u de HEERE een huis bouwen zal. ~ 3777 1Kro 17:12 | 12 Die zal Mij een huis bouwen, en Ik zal zijn 3778 1Kro 17:13 | 13 Ik zal hem tot een Vader zijn, en hij zal Mij 3779 1Kro 17:13 | zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn; en Mijn goedertierenheid 3780 1Kro 17:21 | wie is als Uw volk Israel, een enig volk op de aarde, hetwelk 3781 1Kro 17:21 | God heengegaan is Zich tot een volk te verlossen, dat Gij 3782 1Kro 17:21 | te verlossen, dat Gij U een Naam maaktet van grote en 3783 1Kro 17:22 | Gij, HEERE, zijt hun tot een God geworden. ~ 3784 1Kro 17:25 | geopenbaard, dat Gij hem een huis bouwen zoudt; daarom 3785 1Kro 21:2 | hij bevond haar in gewicht een talent gouds, en daar was 3786 1Kro 21:5 | 5Daarna was er nog een krijg tegen de Filistijnen, 3787 1Kro 21:6 | 6Daarna was er nog een krijg te Gath; en daar was 3788 1Kro 21:6 | krijg te Gath; en daar was een zeer lang man, en zijn vingeren 3789 1Kro 22:6 | des konings woord was Joab een gruwel. ~ 3790 1Kro 22:10 | dingen leg Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe. ~ 3791 1Kro 22:12 | pestilentie in het land, en een verdervenden engel des HEEREN 3792 1Kro 22:15 | 15 En God zond een engel naar Jeruzalem, om 3793 1Kro 22:18 | zou opgaan, om den HEERE een altaar op te richten op 3794 1Kro 22:22 | ik op dezelve den HEERE een altaar bouwe; geef ze mij 3795 1Kro 22:24 | nemen wat uw is, dat ik een brandoffer om niet offere. ~ 3796 1Kro 22:26 | bouwde David aldaar den HEERE een altaar, en hij offerde brandofferen 3797 1Kro 23:5 | zeide: Mijn zoon Salomo is een jongeling en teder; en het 3798 1Kro 23:5 | hoogste groot maken, tot een Naam en tot heerlijkheid 3799 1Kro 23:6 | HEERE, den God Israels, een huis te bouwen. ~ 3800 1Kro 23:7 | des HEEREN, mijns Gods, een huis te bouwen; ~ 3801 1Kro 23:9 | geboren zal worden, die zal een man der rust zijn, want 3802 1Kro 23:10 | 10 Die zal Mijn Naam een huis bouwen, en die zal 3803 1Kro 23:10 | bouwen, en die zal Mij tot een zoon zijn, en Ik hem tot 3804 1Kro 23:10 | zoon zijn, en Ik hem tot een Vader; en Ik zal den troon 3805 1Kro 24:11 | vaderlijke huis maar van een telling. ~ 3806 1Kro 25:6 | priesters en onder de Levieten; een vaderlijk huis werd genomen 3807 1Kro 25:17 | 17 Het een en twintigste voor Jachin, 3808 1Kro 26:28 | 28 Het een en twintigste voor Hothir; 3809 1Kro 27:10 | stelde hem zijn vader tot een hoofd). ~ 3810 1Kro 27:14 | zijn zoon Zecharja, die een verstandig raadsman was, 3811 1Kro 28:6 | 6 Deze Benaja was een held van de dertig, en over 3812 1Kro 28:24 | niet, omdat er deshalve een grote toorn over Israel 3813 1Kro 28:32 | Jonathan, Davids oom, was raad, een verstandig man; hij was 3814 1Kro 29:2 | volk! Ik had in mijn hart een huis der rust voor de ark 3815 1Kro 29:3 | huis bouwen, want gij zijt een krijgsman, en gij hebt veel 3816 1Kro 29:4 | want Hij heeft Juda tot een voorganger verkoren, en 3817 1Kro 29:4 | zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen aan mij gehad, 3818 1Kro 29:6 | hem Mij uitverkoren tot een zoon, en Ik zal hem tot 3819 1Kro 29:6 | zoon, en Ik zal hem tot een Vader zijn. ~ 3820 1Kro 29:9 | vaders, en dien Hem met een volkomen hart en met een 3821 1Kro 29:9 | een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE 3822 1Kro 29:10 | heeft u verkoren, dat gij een huis ten heiligdom bouwt; 3823 1Kro 29:11 | David gaf zijn zoon Salomo een voorbeeld van het voorhuis, 3824 1Kro 29:12 | 12 En een voorbeeld van alles, wat 3825 1Kro 29:15 | kandelaars, naar het gewicht van een kandelaar en zijn lampen, 3826 1Kro 30:1 | Salomo alleen verkoren, een jongeling en teder; dit 3827 1Kro 30:1 | het is geen paleis voor een mens, maar voor God, den 3828 1Kro 30:9 | geven; want zij gaven met een volkomen hart den HEERE 3829 1Kro 30:11 | Gij hebt U verhoogd tot een Hoofd boven alles. ~ 3830 1Kro 30:15 | dagen op aarde zijn als een schaduw, en er is geen verwachting. ~ 3831 1Kro 30:16 | die wij bereid hebben om U een huis te bouwen, den Naam 3832 1Kro 30:17 | hart proeft, en dat Gij een welgevallen hebt aan oprechtigheden. 3833 1Kro 30:19 | En geef mijn zoon Salomo een volkomen hart, om te houden 3834 1Kro 30:25 | Israel; en Hij gaf aan hem een koninklijke majesteit, zodanige 3835 2Kro 1:4 | want hij had voor haar een tent te Jeruzalem gespannen.) ~ 3836 2Kro 1:9 | mij koning gemaakt over een volk, menigvuldig als het 3837 2Kro 1:17 | brachten op, en voerden een wagen uit van Egypte voor 3838 2Kro 1:17 | zeshonderd sikkelen zilvers, en een paard voor eenhonderd en 3839 2Kro 2:1 | voor den Naam des HEEREN een huis te bouwen, en een huis 3840 2Kro 2:1 | HEEREN een huis te bouwen, en een huis voor zijn koninkrijk. ~ 3841 2Kro 2:3 | cederen gezonden, om voor hem een huis te bouwen, om daarin 3842 2Kro 2:4 | 4 Zie, ik zal een huis voor den Naam des HEEREN, 3843 2Kro 2:6 | kracht hebben, om voor Hem een huis te bouwen, dewijl de 3844 2Kro 2:6 | ben ik, dat ik voor Hem een huis zou bouwen, ten ware 3845 2Kro 2:7 | 7 Zo zend mij nu een wijzen man, om te werken 3846 2Kro 2:12 | dat Hij den koning David een wijzen zoon, kloek in voorzichtigheid 3847 2Kro 2:12 | verstand, gegeven heeft, die een huis voor den HEERE, en 3848 2Kro 2:12 | huis voor den HEERE, en een huis voor zijn koninkrijk 3849 2Kro 2:13 | 13 Zo zend ik nu een wijzen man, kloek van verstand, 3850 2Kro 2:14 | van Dan, en wiens vader een man geweest is van Tyrus, 3851 2Kro 3:17 | op voor aan den tempel, een ter rechterhand, en een 3852 2Kro 3:17 | een ter rechterhand, en een ter linkerhand; en hij noemde 3853 2Kro 4:1 | 1 Hij maakte ook een koperen altaar, van twintig 3854 2Kro 4:2 | ellen in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen 3855 2Kro 4:3 | die omsingelende, tien in een el, omringende de zee rondom; 3856 2Kro 4:5 | 5 Haar dikte nu was een hand breed, en haar rand 3857 2Kro 4:15 | 15 Een zee, en de twaalf runderen 3858 2Kro 5:10 | gedaan had als de HEERE een verbond maakte met de kinderen 3859 2Kro 5:13 | trompetten en zongen, om een eenparige stem te laten 3860 2Kro 5:13 | eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld werd, namelijk 3861 2Kro 6:10 | gedaan had als de HEERE een verbond maakte met de kinderen 3862 2Kro 6:13 | trompetten en zongen, om een eenparige stem te laten 3863 2Kro 6:13 | eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld werd, namelijk 3864 2Kro 7:2 | 2 En ik heb U een huis ter woonstede gebouwd, 3865 2Kro 7:2 | ter woonstede gebouwd, en een vaste plaats tot Uw eeuwige 3866 2Kro 7:5 | alle stammen van Israel, om een huis te bouwen, dat Mijn 3867 2Kro 7:5 | en geen man verkoren om een voorganger te zijn over 3868 2Kro 7:7 | hart van mijn vader David, een huis te bouwen den Naam 3869 2Kro 7:8 | hart geweest is, Mijn Naam een huis te bouwen, gij hebt 3870 2Kro 7:10 | gesproken heeft; en ik heb een huis gebouwd den Naam des 3871 2Kro 7:13 | 13 (Want Salomo had een koperen gestoelte gemaakt, 3872 2Kro 7:22 | gezondigd hebben, en die hem een eed des vloeks opgelegd 3873 2Kro 7:27 | land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt. ~ 3874 2Kro 7:29 | geschieden zal, als zij erkennen, een ieder zijn plage en zijn 3875 2Kro 7:29 | plage en zijn smarte, en een ieder zijn handen in dit 3876 2Kro 7:30 | woning, en vergeef, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, 3877 2Kro 7:36 | gevankelijk wegvoeren in een land, dat verre of nabij 3878 2Kro 8:8 | en gans Israel met hem, een zeer grote gemeente, van 3879 2Kro 8:9 | achtsten dage hielden zij een verbodsdag; want zij hielden 3880 2Kro 8:12 | deze plaats verkoren tot een offerhuis. ~ 3881 2Kro 8:18 | bevestigen, gelijk als Ik een verbond met uw vader David 3882 2Kro 8:20 | wegwerpen, en zal het tot een spreekwoord en spotrede 3883 2Kro 8:21 | zijn, daarover zal zich een ieder, die voorbijgaat, 3884 2Kro 10:1 | verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, en kemelen, 3885 2Kro 10:5 | zeide tot den koning: Het is een waarachtig woord geweest, 3886 2Kro 10:8 | den HEERE, uw God, tot een koning te zetten; overmits 3887 2Kro 10:8 | richten, zo heeft Hij u tot een koning over hen gesteld, 3888 2Kro 10:13 | goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam, was zeshonderd 3889 2Kro 10:17 | 17 Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, 3890 2Kro 10:18 | troon had zes trappen en een voetbank van goud, aan den 3891 2Kro 10:24 | 24 En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren 3892 2Kro 11:11 | 11 Indien nu mijn vader een zwaar juk op u heeft doen 3893 2Kro 11:16 | wij aan den zoon van Isai; een ieder naar uw tenten, o 3894 2Kro 11:18 | Rehabeam verkloekte zich, om op een wagen te klimmen, dat hij 3895 2Kro 12:4 | strijden tegen uw broederen; een ieder kere weder tot zijn 3896 2Kro 12:22 | den zoon van Maacha, tot een hoofd, om een overste te 3897 2Kro 12:22 | Maacha, tot een hoofd, om een overste te zijn onder zijn 3898 2Kro 13:13 | regeerde; want Rehabeam was een en veertig jaren oud, als 3899 2Kro 13:13 | zijner moeder was Naama, een Ammonietische. ~ 3900 2Kro 14:3 | bond den strijd aan met een heir van strijdbare helden, 3901 2Kro 14:5 | hem en zijn zonen, met een zoutverbond? ~ 3902 2Kro 14:8 | van David; gij zijt wel een grote menigte, maar gij 3903 2Kro 14:9 | gelijk de volken der landen? Een iegelijk, die komt om zijn 3904 2Kro 14:9 | zijn hand te vullen met een jong rund en zeven rammen, 3905 2Kro 14:13 | 13 Maar Jerobeam deed een achterlage omwenden, om 3906 2Kro 14:15 | mannen van Juda maakten een alarmgeschrei; en het geschiedde, 3907 2Kro 14:15 | als de mannen van Juda een alarmgeschrei maakten, dat 3908 2Kro 14:17 | zijn volk, sloeg hen met een groten slag; want uit Israel 3909 2Kro 15:8 | 8 Asa nu had een heir van driehonderd duizend 3910 2Kro 15:9 | kwam tegen hen uit, met een heir van duizend maal duizend, 3911 2Kro 16:3 | den waren God, en zonder een lerenden priester, en zonder 3912 2Kro 16:12 | 12 En zij traden in een verbond, dat zij den HEERE, 3913 2Kro 16:16 | koningin ware, omdat zij een afgrijselijken afgod in 3914 2Kro 16:16 | afgrijselijken afgod in een bos gemaakt had; ook roeide 3915 2Kro 17:3 | 3 Er is een verbond tussen mij en tussen 3916 2Kro 17:8 | niet de Moren en de Libiers een groot heir met zeer veel 3917 2Kro 17:13 | vaderen; en hij stierf in het een en veertigste jaar zijner 3918 2Kro 17:14 | en zij brandden over hem een ganse grote branding. ~  ~  ~  3919 2Kro 18:10 | 10 En een verschrikking des HEEREN 3920 2Kro 18:17 | uit Benjamin was Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd 3921 2Kro 19:6 | zeide: Is hier niet nog een profeet des HEEREN, dat 3922 2Kro 19:7 | Israel tot Josafat: Er is nog een man, om door hem den HEERE 3923 2Kro 19:8 | riep de koning van Israel een kamerling, en hij zeide: 3924 2Kro 19:12 | woorden der profeten zijn, uit een mond, goed tot den koning; 3925 2Kro 19:12 | woord zij, gelijk als van een uit hen, en spreek het goede. ~ 3926 2Kro 19:16 | Dezen hebben geen heer; een iegelijk kere weder naar 3927 2Kro 19:20 | 20 Toen kwam een geest voort, en stond voor 3928 2Kro 19:21 | zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den 3929 2Kro 19:22 | dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond 3930 2Kro 19:33 | 33 Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, 3931 2Kro 20:9 | met getrouwheid en met een volkomen hart. ~ 3932 2Kro 20:10 | worden aan den HEERE, en een grote toornigheid over u 3933 2Kro 21:2 | boodschapten, zeggende: Daar komt een grote menigte tegen u van 3934 2Kro 21:3 | HEERE te zoeken; en hij riep een vasten uit in gans Juda. ~ 3935 2Kro 21:8 | en zij hebben U daarin een heiligdom gebouwd voor Uw 3936 2Kro 21:22 | tijd nu, als aanhieven met een vreugdegeroep en lofzang, 3937 2Kro 21:23 | met de inwoners van Seir een einde gemaakt hadden, hielpen 3938 2Kro 21:23 | gemaakt hadden, hielpen zij de een den ander ten verderve. ~ 3939 2Kro 21:29 | 29 En er werd een verschrikking Gods over 3940 2Kro 21:31 | zijner moeder was Azuba, een dochter van Silhi. ~ 3941 2Kro 22:6 | de dochter van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad 3942 2Kro 22:7 | zijn zonen te allen dage een lamp te zullen geven. ~ 3943 2Kro 22:8 | en zij maakten over zich een koning. ~ 3944 2Kro 22:12 | 12 Zo kwam een schrift tot hem van den 3945 2Kro 22:14 | de HEERE zal u plagen met een grote plage aan uw volk, 3946 2Kro 22:18 | HEERE in zijn ingewand met een krankheid, daar geen genezen 3947 2Kro 22:26 | de dochter van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad 3948 2Kro 22:27 | zijn zonen te allen dage een lamp te zullen geven. ~ 3949 2Kro 22:28 | en zij maakten over zich een koning. ~ 3950 2Kro 22:32 | 12 Zo kwam een schrift tot hem van den 3951 2Kro 22:34 | de HEERE zal u plagen met een grote plage aan uw volk, 3952 2Kro 22:38 | HEERE in zijn ingewand met een krankheid, daar geen genezen 3953 2Kro 23:1 | koning in zijn plaats; want een bende, die met de Arabieren 3954 2Kro 23:2 | koning werd, en hij regeerde een jaar te Jeruzalem; en de 3955 2Kro 23:2 | zijner moeder was Athalia, een dochter van Omri. ~ 3956 2Kro 23:11 | hem en zijn voedster in een slaapkamer; zo verborg hem 3957 2Kro 23:14 | van Zichri, met zich in een verbond. ~ 3958 2Kro 23:16 | die ganse gemeente maakte een verbond in het huis Gods, 3959 2Kro 23:17 | zaak, die gij doen zult: een derde deel van u, die op 3960 2Kro 23:18 | 5 En een derde deel zal zijn aan 3961 2Kro 23:18 | het huis des konings; en een derde deel aan de Fondamentpoort; 3962 2Kro 23:20 | koning rondom omsingelen, een ieder met zijn wapenen in 3963 2Kro 23:21 | geboden had; en zij namen een ieder zijn mannen, die op 3964 2Kro 23:23 | hij stelde al het volk, en een ieder met zijn geweer in 3965 2Kro 23:29 | 16 En Jojada maakte een verbond tussen zich, en 3966 2Kro 23:29 | koning, dat zij den HEERE tot een volk zouden zijn. ~ 3967 2Kro 24:8 | koning gebood, en zij maakten een kist, en stelden die buiten 3968 2Kro 24:18 | en de afgoden; toen was een grote toornigheid over Juda 3969 2Kro 24:21 | 21 En zij maakten een verbintenis tegen hem, en 3970 2Kro 24:24 | gaf de HEERE in hun hand een heirkracht van grote menigte, 3971 2Kro 24:25 | van den priester Jojada, een verbintenis tegen hem, en 3972 2Kro 24:26 | 26 Dezen nu zijn, die een verbintenis tegen hem maakten: 3973 2Kro 25:2 | des HEEREN, doch niet met een volkomen hart. ~ 3974 2Kro 25:4 | sterven om de vaders; maar een ieder zal om zijn zonde 3975 2Kro 25:7 | 7 Maar er kwam een man Gods tot hem, zeggende: 3976 2Kro 25:13 | zouden trekken, die deden een inval in de steden van Juda, 3977 2Kro 25:15 | Amazia; en Hij zond tot hem een profeet, die zeide tot hem: 3978 2Kro 25:22 | van Israel; en zij vloden een iegelijk in zijn tenten. ~ 3979 2Kro 25:27 | maakten zij in Jeruzalem een verbintenis tegen hem; doch 3980 2Kro 26:10 | vruchtbare velden; want hij was een liefhebber van den land 3981 2Kro 26:11 | 11 Verder had Uzzia een heirkracht van geoefenden 3982 2Kro 26:11 | onder de hand van Hananja, een van de vorsten des konings. ~ 3983 2Kro 26:13 | 13 En onder hun hand was een krijgsheir van driehonderd 3984 2Kro 26:21 | melaats zijnde, woonde hij in een afgezonderd huis, want hij 3985 2Kro 27:1 | zijner moeder was Jerusa, een dochter van Zadok. ~ 3986 2Kro 28:5 | hem gevankelijk wegvoerden een grote menigte van gevangenen, 3987 2Kro 28:5 | Israel, die hem sloeg met een groten slag. ~ 3988 2Kro 28:6 | twintig duizend dood op een dag, allen strijdbare mannen, 3989 2Kro 28:7 | 7 En Zichri, een geweldig man van Efraim, 3990 2Kro 28:9 | 9 Aldaar nu was een profeet des HEEREN, wiens 3991 2Kro 28:13 | hier niet inbrengen, tot een schuld over ons tegen den 3992 2Kro 28:21 | 21 Want Achaz nam een deel van het huis des HEEREN, 3993 2Kro 29:1 | zijner moeder was Abia, een dochter van Zacharia. ~ 3994 2Kro 29:8 | 8 Daarom is een grote toorn des HEEREN over 3995 2Kro 29:10 | 10 Nu is het in mijn hart een verbond te maken met den 3996 2Kro 29:17 | eerste maand maakten zij een einde. ~ 3997 2Kro 30:5 | stelden zij zulks, dat men een stem door gans Israel, van 3998 2Kro 30:13 | houden, in de tweede maand, een zeer grote gemeente. ~ 3999 2Kro 30:17 | 17 Want een menigte was in die gemeente, 4000 2Kro 30:18 | 18 Want een menigte des volks, velen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-10527

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License