1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10033
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:18 | dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken, die
2 Gen 2:23 | vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat
3 Gen 2:24 | 24 Daarom zal de man zijn vader en zijn
4 Gen 3:15 | 15 En Ik zal vijandschap zetten tussen
5 Gen 3:15 | tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en
6 Gen 3:16 | Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw
7 Gen 3:16 | kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij
8 Gen 3:16 | uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. ~
9 Gen 3:18 | 18 Ook zal het u doornen en distelen
10 Gen 4:12 | aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer
11 Gen 4:14 | van den aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen
12 Gen 4:14 | aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn
13 Gen 4:14 | zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij
14 Gen 4:14 | dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan. ~
15 Gen 4:15 | al wie Kain doodslaat, zal zevenvoudig gewroken worden!
16 Gen 4:24 | 24 Want Kain zal zevenvoudig gewroken worden,
17 Gen 5:29 | naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk,
18 Gen 6:3 | zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten
19 Gen 6:7 | 7 En de HEERE zeide: Ik zal den mens, die Ik geschapen
20 Gen 6:13 | vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven. ~
21 Gen 6:17 | al wat op de aarde is, zal den geest geven. ~
22 Gen 6:18 | 18 Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten;
23 Gen 7:4 | Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde
24 Gen 7:4 | en veertig nachten; en Ik zal van den aardbodem verdelgen
25 Gen 8:21 | HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet
26 Gen 8:21 | van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het
27 Gen 9:5 | 5 En voorwaar, Ik zal uw bloed, het bloed uwer
28 Gen 9:5 | de hand van alle gedierte zal Ik het eisen; ook van de
29 Gen 9:5 | iegelijken zijns broeders zal Ik de ziel des mensen eisen. ~
30 Gen 9:6 | bloed vergiet, zijn bloed zal door den mens vergoten worden;
31 Gen 9:11 | door de wateren des vloeds zal worden uitgeroeid; en dat
32 Gen 9:11 | en dat er geen vloed meer zal zijn, om de aarde te verderven. ~
33 Gen 9:13 | gegeven in de wolken; die zal zijn tot een teken des verbonds
34 Gen 9:14 | 14 En het zal geschieden, als Ik wolken
35 Gen 9:14 | aarde brenge, dat deze boog zal gezien worden in de wolken; ~
36 Gen 9:15 | 15 Dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond,
37 Gen 9:16 | Als deze boog in de wolken zal zijn, zo zal Ik hem aanzien,
38 Gen 9:16 | in de wolken zal zijn, zo zal Ik hem aanzien, om te gedenken
39 Gen 12:1 | het land, dat Ik u wijzen zal. ~
40 Gen 12:2 | 2 En Ik zal u tot een groot volk maken,
41 Gen 12:3 | 3 En Ik zal zegenen, die u zegenen,
42 Gen 12:7 | Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen
43 Gen 12:12 | 12 En het zal geschieden, als u de Egyptenaars
44 Gen 13:9 | de linkerhand kiest, zo zal ik ter rechterhand gaan;
45 Gen 13:9 | zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan. ~
46 Gen 13:15 | dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad,
47 Gen 13:16 | 16 En Ik zal uw zaad stellen als het
48 Gen 13:16 | iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw
49 Gen 13:16 | aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld worden. ~
50 Gen 13:17 | in zijn breedte, want Ik zal het u geven. ~
51 Gen 14:27 | zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn! ~
52 Gen 14:28 | tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn;
53 Gen 14:28 | die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn. ~
54 Gen 14:28 | lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn. ~
55 Gen 14:29 | en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn! ~
56 Gen 14:32 | zeide: Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk
57 Gen 14:32 | ik het erfelijk bezitten zal? ~
58 Gen 14:37 | voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het
59 Gen 14:38 | 14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk
60 Gen 14:40 | 16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want
61 Gen 15:2 | mijn dienstmaagd, misschien zal ik uit haar gebouwd worden.
62 Gen 15:10 | des HEEREN tot haar: Ik zal uw zaad grotelijks vermenigvuldigen,
63 Gen 15:10 | vanwege de menigte niet zal geteld worden. ~
64 Gen 15:12 | 12 En hij zal een woudezel van een mens
65 Gen 15:12 | een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn, en de
66 Gen 15:12 | allen tegen hem; en hij zal wonen voor het aangezicht
67 Gen 16:2 | 2 En Ik zal Mijn verbond stellen tussen
68 Gen 16:2 | tussen Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. ~
69 Gen 16:5 | 5 En uw naam zal niet meer genoemd worden
70 Gen 16:5 | worden Abram; maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb
71 Gen 16:6 | 6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken,
72 Gen 16:6 | vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, en
73 Gen 16:7 | 7 En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen
74 Gen 16:8 | 8 En Ik zal u, en uw zaad na u, het
75 Gen 16:8 | eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn. ~
76 Gen 16:11 | voorhuid besnijden; en dat zal tot een teken zijn van het
77 Gen 16:12 | zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, al wat
78 Gen 16:13 | de gekochte met uw geld zal zekerlijk besneden worden;
79 Gen 16:13 | worden; en Mijn verbond zal zijn in ulieder vlees, tot
80 Gen 16:14 | wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve
81 Gen 16:14 | besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid
82 Gen 16:15 | Sarai noemen; maar haar naam zal zijn Sara. ~
83 Gen 16:16 | 16 Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit
84 Gen 16:16 | haar een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, zodat zij
85 Gen 16:16 | zodat zij tot volken worden zal: koningen der volken zullen
86 Gen 16:17 | hij zeide in zijn hart: Zal een, die honderd jaren oud
87 Gen 16:17 | kind geboren worden; en zal Sara, die negentig jaren
88 Gen 16:19 | Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren, en gij
89 Gen 16:19 | naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond met hem oprichten,
90 Gen 16:20 | Ik heb hem gezegend, en zal hem vruchtbaar maken, en
91 Gen 16:20 | vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik zal
92 Gen 16:20 | zal hij gewinnen, en Ik zal hem tot een groot volk stellen; ~
93 Gen 16:21 | 21 Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, die
94 Gen 16:21 | in het andere jaar baren zal. ~
95 Gen 17:5 | 5 En ik zal een bete broods langen,
96 Gen 17:10 | 10 En Hij zeide: Ik zal voorzeker weder tot u komen,
97 Gen 17:10 | zie, Sara, uw huisvrouw, zal een zoon hebben! En Sara
98 Gen 17:12 | bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat
99 Gen 17:14 | zijn? Ter gezetter tijd zal Ik tot u wederkomen, omtrent
100 Gen 17:14 | tijd des levens, en Sara zal een zoon hebben! ~
101 Gen 17:17 | 17 En de HEERE zeide: Zal Ik voor Abraham verbergen,
102 Gen 17:18 | groot en machtig volk worden zal, en alle volken der aarde
103 Gen 17:21 | 21 Zal Ik nu afgaan en bezien,
104 Gen 17:21 | gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het weten. ~
105 Gen 17:26 | stad vijftig rechtvaardigen zal vinden, zo zal Ik de ganse
106 Gen 17:26 | rechtvaardigen zal vinden, zo zal Ik de ganse plaats sparen
107 Gen 17:28 | verderven? En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven, zo
108 Gen 17:28 | zo Ik er vijf en veertig zal vinden. ~
109 Gen 17:29 | worden! En Hij zeide: Ik zal het niet doen om der veertigen
110 Gen 17:30 | worden! En Hij zeide: Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar
111 Gen 17:30 | doen, zo Ik aldaar dertig zal vinden. ~
112 Gen 17:31 | worden! En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der
113 Gen 17:32 | worden. En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der
114 Gen 18:8 | geen man bekend hebben; ik zal haar nu tot u uitbrengen,
115 Gen 18:19 | behouden bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden
116 Gen 18:22 | behoud u derwaarts; want Ik zal niets kunnen doen, totdat
117 Gen 19:7 | hij is een profeet, en hij zal voor u bidden, opdat gij
118 Gen 20:6 | gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen. ~
119 Gen 20:10 | de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak,
120 Gen 20:12 | dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem;
121 Gen 20:12 | haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd worden. ~
122 Gen 20:13 | 13 Doch Ik zal ook den zoon dezer dienstmaagd
123 Gen 20:18 | vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een groot volk stellen. ~
124 Gen 20:24 | 24 En Abraham zeide: Ik zal zweren. ~
125 Gen 21:2 | bergen, dien Ik u zeggen zal. ~
126 Gen 21:8 | 8 En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer
127 Gen 21:14 | van die plaats: De HEERE zal het voorzien! Waarom heden
128 Gen 21:14 | Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden! ~
129 Gen 21:17 | 17 Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen,
130 Gen 21:17 | oever der zee is; en uw zaad zal de poorten zijner vijanden
131 Gen 22:6 | graven; niemand van ons zal zijn graf voor u weren,
132 Gen 22:13 | het? lieve, hoor mij; ik zal het geld des akkers geven;
133 Gen 22:13 | geven; neem het van mij, zo zal ik mijn dode aldaar begraven. ~
134 Gen 23:5 | zeide tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen
135 Gen 23:5 | willen volgen in dit land; zal ik dan uw zoon moeten wederbrengen
136 Gen 23:7 | heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf
137 Gen 23:7 | dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht
138 Gen 23:14 | jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik,
139 Gen 23:14 | kruik, dat ik drinke; en zij zal zeggen: Drink, en ik zal
140 Gen 23:14 | zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kemelen drenken;
141 Gen 23:19 | te geven, zeide zij: Ik zal ook voor uw kemelen putten,
142 Gen 23:33 | voorgezet; maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn
143 Gen 23:39 | tot mijn heer: Misschien zal mij de vrouw niet volgen. ~
144 Gen 23:40 | aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden,
145 Gen 23:40 | Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken,
146 Gen 23:43 | dat de maagd, die uitkomen zal om te putten, en tot welke
147 Gen 23:43 | en tot welke ik zeggen zal: Geef mij toch een weinig
148 Gen 23:44 | 44 En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en
149 Gen 23:44 | zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat
150 Gen 23:46 | zeide: Drink gij, en ik zal ook uw kemelen drenken;
151 Gen 23:58 | trekken? En zij antwoordde: Ik zal trekken. ~
152 Gen 23:90 | scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere
153 Gen 23:90 | andere volk; en de meerdere zal den mindere dienen. ~
154 Gen 24:2 | land, dat Ik u aanzeggen zal; ~
155 Gen 24:3 | vreemdeling in dat land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen;
156 Gen 24:3 | en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; want aan u en
157 Gen 24:3 | zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven,
158 Gen 24:3 | deze landen geven, en Ik zal den eed bevestigen, dien
159 Gen 24:4 | 4 En Ik zal uw zaad vermenigvuldigen,
160 Gen 24:4 | de sterren des hemels, en zal aan uw zaad al deze landen
161 Gen 24:11 | zijn huisvrouw aanroert, zal voorzeker gedood worden! ~
162 Gen 24:24 | want Ik ben met u; en Ik zal u zegenen, en uw zaad vermenigvuldigen,
163 Gen 25:7 | spijzen toe, dat ik ete; en ik zal u zegenen voor het aangezicht
164 Gen 25:9 | goede geitenbokjes; en ik zal die voor uw vader maken
165 Gen 25:10 | uw vader brengen, en hij zal eten, opdat hij u zegene
166 Gen 25:12 | 12 Misschien zal mij mijn vader betasten,
167 Gen 25:12 | mijn vader betasten, en ik zal in zijn ogen zijn als een
168 Gen 25:33 | en heb hem gezegend; ook zal hij gezegend wezen. ~
169 Gen 25:37 | en most ondersteund; wat zal ik u dan nu doen, mijn zoon? ~
170 Gen 25:40 | broeder dienen; doch het zal geschieden, als gij heersen
171 Gen 25:41 | mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden. ~
172 Gen 25:42 | over u, dat hij u doden zal. ~
173 Gen 25:45 | gij hem gedaan hebt; dan zal ik zenden, en u van daar
174 Gen 25:46 | dochteren dezes lands, waartoe zal mij het leven zijn? ~
175 Gen 26:13 | waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw
176 Gen 26:14 | 14 En uw zaad zal wezen als het stof der aarde,
177 Gen 26:15 | zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen
178 Gen 26:15 | gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land;
179 Gen 26:15 | wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat
180 Gen 26:15 | niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik
181 Gen 26:20 | Wanneer God met mij geweest zal zijn, en mij behoed zal
182 Gen 26:20 | zal zijn, en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien
183 Gen 26:20 | ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten,
184 Gen 26:21 | huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo zal
185 Gen 26:21 | zal wedergekeerd zijn; zo zal de HEERE mij tot een God
186 Gen 26:22 | opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en
187 Gen 26:22 | wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden
188 Gen 27:15 | dienen? verklaar mij, wat zal uw loon zijn? ~
189 Gen 27:18 | Rachel lief; en hij zeide: Ik zal u zeven jaren dienen, om
190 Gen 27:32 | heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben. ~
191 Gen 27:34 | baarde een zoon, en zeide: Nu zal zich ditmaal mijn man bij
192 Gen 27:35 | zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom
193 Gen 27:50 | Toen zeide Rachel: Daarom zal hij dezen nacht voor uws
194 Gen 27:55 | een goede gift; ditmaal zal mijn man mij bijwonen; want
195 Gen 27:63 | uitdrukkelijk uw loon, dat ik geven zal. ~
196 Gen 27:65 | mijn voet; nu dan, wanneer zal ik ook werken voor mijn
197 Gen 27:66 | 31 En hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob:
198 Gen 27:66 | deze zaak doen zult; ik zal wederom uw kudden weiden,
199 Gen 27:67 | 32 Ik zal heden door uw ganse kudde
200 Gen 27:67 | onder de geiten; en zulks zal mijn loon zijn. ~
201 Gen 27:68 | 33 Zo zal mijn gerechtigheid op den
202 Gen 28:3 | tot uw maagschap, en Ik zal met u zijn. ~
203 Gen 28:50 | is bij ons; zie toe, God zal getuige zijn tussen mij
204 Gen 28:52 | voorbij deze hoop niet komen zal, en dat gij tot mij, voorbij
205 Gen 29:8 | heir komt, en slaat het, zo zal het overgeblevene heir ontkomen. ~
206 Gen 29:9 | tot uw maagschap, en Ik zal wel bij u doen! ~
207 Gen 29:12 | Gij hebt immers gezegd: Ik zal gewisselijk bij u weldoen,
208 Gen 29:12 | gewisselijk bij u weldoen, en Ik zal uw zaad stellen als het
209 Gen 29:17 | mijn broeder, u ontmoeten zal, en u vragen, zeggende:
210 Gen 29:20 | ons! Want hij zeide: Ik zal zijn aangezicht verzoenen
211 Gen 29:20 | aangezicht gaat, en daarna zal ik zijn aangezicht zien;
212 Gen 29:20 | aangezicht zien; misschien zal hij mijn aangezicht aannemen. ~
213 Gen 29:26 | opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij
214 Gen 29:28 | Toen zeide Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakob heten,
215 Gen 30:12 | reizen en voorttrekken; en ik zal voor u trekken. ~
216 Gen 30:13 | maar een dag afdrijft, zo zal de gehele kudde sterven. ~
217 Gen 30:14 | aangezicht van zijn knecht; en ik zal mij op mijn gemak als leidsman
218 Gen 31:10 | woont met ons; en het land zal voor uw aangezicht zijn;
219 Gen 31:11 | gij tot mij zeggen zult, zal ik geven. ~
220 Gen 31:12 | bruidschat en het geschenk; en ik zal geven, gelijk als gij tot
221 Gen 31:30 | zullen zij mij slaan, en ik zal verdelgd worden, ik en mijn
222 Gen 32:3 | optrekken naar Beth-El; en ik zal daar een altaar maken dien
223 Gen 32:10 | Uw naam is Jakob, uw naam zal voortaan niet Jakob genoemd
224 Gen 32:10 | genoemd worden, maar Israel zal uw naam zijn; en Hij noemde
225 Gen 32:11 | ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen
226 Gen 32:12 | en Izak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad
227 Gen 32:12 | geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven. ~
228 Gen 34:20 | wat van zijn dromen worden zal. ~
229 Gen 34:26 | zijn broederen: Wat gewin zal het zijn, dat wij onzen
230 Gen 34:30 | is er niet; en ik, waar zal ik heengaan? ~
231 Gen 34:35 | troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn
232 Gen 35:17 | 17 En hij zeide: Ik zal u een geitenbok van de kudde
233 Gen 35:18 | pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide: Uw zegelring
234 Gen 36:36 | 13 Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen,
235 Gen 36:36 | Farao uw hoofd verheffen, en zal u in uw staat herstellen;
236 Gen 36:37 | wanneer het u wel gaan zal, en doe toch weldadigheid
237 Gen 36:42 | 19 Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen
238 Gen 36:42 | verheffen van boven u, en hij zal u aan een hout hangen, en
239 Gen 36:42 | hangen, en het gevogelte zal uw vlees van boven u eten. ~
240 Gen 37:16 | Het is buiten mij! God zal Farao's welstand aanzeggen. ~
241 Gen 37:29 | zeven aankomende jaren, zal er grote overvloed in het
242 Gen 37:30 | zeven jaren des hongers; dan zal in het land van Egypte al
243 Gen 37:30 | vergeten worden; en de honger zal het land verteren. ~
244 Gen 37:31 | 31 Ook zal de overvloed in het land
245 Gen 37:31 | honger, die daarna wezen zal; want hij zal zeer zwaar
246 Gen 37:31 | daarna wezen zal; want hij zal zeer zwaar zijn. ~
247 Gen 37:36 | 36 Zo zal de spijze zijn tot voorraad
248 Gen 37:40 | huis zijn, en op uw bevel zal al mijn volk de hand kussen;
249 Gen 37:40 | kussen; alleen dezen troon zal ik groter zijn dan gij. ~
250 Gen 37:44 | ben Farao! doch zonder u zal niemand zijn hand of zijn
251 Gen 38:15 | kleinste broeder herwaarts zal gekomen zijn! ~
252 Gen 38:33 | zeide tot ons: Hieraan zal ik bekennen, dat gijlieden
253 Gen 38:34 | kleinsten broeder tot mij; zo zal ik weten, dat gij geen verspieders
254 Gen 38:34 | gij vroom zijt; uw broeder zal ik u wedergeven, en gij
255 Gen 38:37 | hem in mijn hand, en ik zal hem weder tot u brengen! ~
256 Gen 38:38 | Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken;
257 Gen 39:9 | 9 Ik zal borg voor hem zijn; van
258 Gen 39:9 | voor uw aangezicht stel, zo zal ik alle dagen tegen u gezondigd
259 Gen 40:5 | iets zekerlijk waarnemen zal? Gij hebt kwalijk gedaan,
260 Gen 40:9 | uw knechten hij gevonden zal worden, dat hij sterve;
261 Gen 40:17 | de beker gevonden is, die zal mijn slaaf zijn; doch trekt
262 Gen 40:22 | mijn heer: Die jongeling zal zijn vader niet kunnen verlaten;
263 Gen 40:22 | hij zijn vader verlaat, zo zal hij sterven. ~
264 Gen 40:31 | 31 Zo zal het geschieden, als hij
265 Gen 40:31 | niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de
266 Gen 40:32 | tot u niet wederbreng, zo zal ik tegen mijn vader alle
267 Gen 41:6 | ploeging noch oogst zijn zal. ~
268 Gen 41:11 | 11 En ik zal u aldaar onderhouden; want
269 Gen 41:18 | en komt tot mij, en ik zal u het beste van Egypteland
270 Gen 41:20 | van gans Egypteland, dat zal het uwe zijn. ~
271 Gen 41:28 | zoon Jozef leeft nog! ik zal gaan, en hem zien, eer ik
272 Gen 42:3 | trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk
273 Gen 42:4 | 4 Ik zal met u aftrekken naar Egypte
274 Gen 42:4 | aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken,
275 Gen 42:4 | mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. ~
276 Gen 42:31 | tot zijns vaders huis: Ik zal optrekken en Farao boodschappen,
277 Gen 42:33 | Wanneer het nu geschieden zal, dat Farao ulieden zal roepen,
278 Gen 42:33 | geschieden zal, dat Farao ulieden zal roepen, en zeggen: Wat is
279 Gen 43:16 | zeide: Geeft uw vee, zo zal ik het u geven voor uw vee,
280 Gen 43:24 | 24 Doch met de inkomsten zal het geschieden, dat gij
281 Gen 43:30 | begraven. En hij zeide: Ik zal doen naar uw woord! ~
282 Gen 44:4 | tot mij gezegd: Zie, Ik zal u vruchtbaar maken, en u
283 Gen 44:4 | van volken stellen; en Ik zal aan uw zaad na u dit land
284 Gen 44:19 | mijn zoon! ik weet het; hij zal ook tot een volk worden,
285 Gen 44:19 | een volk worden, en hij zal ook groot worden; maar nochtans
286 Gen 44:19 | groot worden; maar nochtans zal zijn kleinste broeder groter
287 Gen 44:19 | worden dan hij, en zijn zaad zal een volle menigte van volkeren
288 Gen 44:20 | dien dage, zeggende: In u zal Israel zegenen, zeggende:
289 Gen 44:21 | Zie, ik sterf; maar God zal met ulieden wezen, en Hij
290 Gen 44:21 | met ulieden wezen, en Hij zal u wederbrengen in het land
291 Gen 45:1 | zeide: Verzamelt u, en ik zal u verkondigen, hetgeen u
292 Gen 45:1 | navolgende dagen wedervaren zal. ~
293 Gen 45:7 | verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob,
294 Gen 45:7 | verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israel. ~
295 Gen 45:8 | broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden;
296 Gen 45:9 | als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? ~
297 Gen 45:10 | 10 De schepter zal van Juda niet wijken, noch
298 Gen 45:13 | 13 Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen,
299 Gen 45:13 | der zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepen
300 Gen 45:13 | schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon. ~
301 Gen 45:16 | 16 Dan zal zijn volk richten, als een
302 Gen 45:17 | 17 Dan zal een slang zijn aan den weg,
303 Gen 45:19 | Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij
304 Gen 45:19 | hem aanvallen; maar hij zal haar aanvallen in het einde. ~
305 Gen 45:20 | 20 Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke
306 Gen 45:20 | brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke lekkernijen
307 Gen 45:25 | Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige,
308 Gen 45:25 | van den Almachtige, Die u zal zegenen, met zegeningen
309 Gen 45:27 | 27 Benjamin zal als een wolf verscheuren;
310 Gen 45:27 | verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en des avonds
311 Gen 45:27 | roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen. ~
312 Gen 46:5 | mijn vader begrave, dan zal ik wederkomen. ~
313 Gen 46:15 | zo zeiden zij: Misschien zal ons Jozef haten, en hij
314 Gen 46:15 | ons Jozef haten, en hij zal ons gewisselijk vergelden
315 Gen 46:21 | Nu dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine kinderen
316 Gen 46:24 | broederen: Ik sterf; maar God zal u gewisselijk bezoeken,
317 Gen 46:24 | gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit
318 Gen 46:25 | Israel zweren, zeggende: God zal u gewisselijk bezoeken,
319 Exo 2:7 | zuster tot Farao's dochter: Zal ik heengaan, en u een voedstervrouw
320 Exo 2:9 | heen, en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw
321 Exo 3:3 | 3 En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden,
322 Exo 3:10 | 10 Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat
323 Exo 3:12 | 12 Hij dan zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en
324 Exo 3:12 | voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat Ik
325 Exo 3:13 | zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? ~
326 Exo 3:14 | God zeide tot Mozes: Ik ZAL ZIJN,, Die Ik ZIJN ZAL!
327 Exo 3:14 | Ik ZAL ZIJN,, Die Ik ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult
328 Exo 3:14 | kinderen Israels zeggen: Ik ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden
329 Exo 3:17 | Daarom heb Ik gezegd: Ik zal ulieden uit de verdrukking
330 Exo 3:19 | van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet door
331 Exo 3:20 | 20 Want Ik zal Mijn hand uitstrekken, en
332 Exo 3:20 | midden van hetzelve doen zal; daarna zal hij ulieden
333 Exo 3:20 | hetzelve doen zal; daarna zal hij ulieden laten vertrekken. ~
334 Exo 3:21 | 21 En Ik zal dit volk genade geven in
335 Exo 3:21 | der Egyptenaren; en het zal geschieden, wanneer gijlieden
336 Exo 3:22 | 22 Maar elke vrouw zal van haar naburin, en van
337 Exo 4:8 | 8 En het zal geschieden, zo zij u niet
338 Exo 4:9 | 9 En het zal geschieden, zo zij ook deze
339 Exo 4:12 | 12 En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal
340 Exo 4:12 | zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken
341 Exo 4:14 | dat hij zeer wel spreken zal, en ook, zie, hij zal uitgaan
342 Exo 4:14 | spreken zal, en ook, zie, hij zal uitgaan u tegemoet; wanneer
343 Exo 4:14 | wanneer hij u ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd
344 Exo 4:15 | zijn mond leggen; en Ik zal met uw mond, en met zijn
345 Exo 4:15 | met zijn mond zijn; en Ik zal ulieden leren, wat gij doen
346 Exo 4:16 | 16 En hij zal voor u tot het volk spreken;
347 Exo 4:16 | het volk spreken; en het zal geschieden, dat hij u tot
348 Exo 4:16 | dat hij u tot een mond zal zijn, en gij zult hem tot
349 Exo 4:21 | hand gesteld heb; doch Ik zal zijn hart verstokken, dat
350 Exo 4:21 | verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan. ~
351 Exo 4:23 | te laten trekken; zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene
352 Exo 5:2 | ken den HEERE niet, en ik zal ook Israel niet laten trekken. ~
353 Exo 5:10 | zeggende: Zo zegt Farao: Ik zal ulieden geen stro geven. ~
354 Exo 5:11 | vindt; doch van uw dienst zal niet verminderd worden. ~
355 Exo 5:18 | heen, arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden; evenwel
356 Exo 5:24 | zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door een machtige
357 Exo 5:24 | want door een machtige hand zal hij hen laten trekken, ja,
358 Exo 5:24 | door een machtige hand zal hij hen uit zijn land drijven. ~ ~ ~
359 Exo 6:5 | Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder
360 Exo 6:5 | lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid,
361 Exo 6:5 | uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
362 Exo 6:6 | 6 En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen,
363 Exo 6:6 | Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een God zijn;
364 Exo 6:7 | 7 En Ik zal ulieden brengen in dat land,
365 Exo 6:7 | en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een
366 Exo 6:29 | onbesneden van lippen; hoe zal dan Farao naar mij horen? ~ ~
367 Exo 7:1 | Farao; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet zijn. ~
368 Exo 7:2 | alles, wat Ik u gebieden zal; en Aaron, uw broeder, zal
369 Exo 7:2 | zal; en Aaron, uw broeder, zal tot Farao spreken, dat hij
370 Exo 7:3 | 3 Doch Ik zal Farao's hart verharden;
371 Exo 7:3 | s hart verharden; en Ik zal Mijn tekenen en Mijn wonderheden
372 Exo 7:4 | 4 Farao nu zal naar ulieden niet horen,
373 Exo 7:4 | ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen,
374 Exo 7:9 | Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken
375 Exo 7:9 | s aangezicht neder; hij zal tot een draak worden. ~
376 Exo 7:15 | den morgenstond; zie, hij zal uitgaan naar het water toe,
377 Exo 7:17 | Ik de HEERE ben; zie, ik zal met dezen staf, die in mijn
378 Exo 7:17 | rivier is, slaan, en het zal in bloed veranderd worden. ~
379 Exo 7:18 | 18 En de vis in de rivier zal sterven, zodat de rivier
380 Exo 7:18 | sterven, zodat de rivier zal stinken; en de Egyptenaars
381 Exo 8:2 | te laten trekken, zie, zo zal Ik uw ganse landpale met
382 Exo 8:3 | Dat de rivier van vorsen zal krielen, die zullen opkomen,
383 Exo 8:8 | van mijn volk wegneme; zo zal ik het volk trekken laten,
384 Exo 8:9 | boven mij! Tegen wanneer zal ik voor u, en voor uw knechten,
385 Exo 8:20 | Farao's aangezicht; zie, hij zal aan het water uitgaan, en
386 Exo 8:21 | niet laat trekken, zie, zo zal Ik een vermenging van ongedierte
387 Exo 8:22 | 22 En Ik zal te dien dage het land Gosen,
388 Exo 8:23 | 23 En Ik zal een verlossing zetten tussen
389 Exo 8:23 | tussen uw volk; tegen morgen zal dit teken geschieden! ~
390 Exo 8:27 | gelijk Hij tot ons zeggen zal. ~
391 Exo 8:28 | 28 Toen zeide Farao: Ik zal u trekken laten, dat gijlieden
392 Exo 8:29 | zeide: Zie, ik ga van u, en zal tot den HEERE vuriglijk
393 Exo 9:3 | Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat in
394 Exo 9:4 | 4 En de HEERE zal een afzondering maken tussen
395 Exo 9:5 | zekeren tijd, zeggende: Morgen zal de HEERE deze zaak in dit
396 Exo 9:9 | 9 En zij zal tot klein stof worden over
397 Exo 9:9 | ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen, en aan het
398 Exo 9:14 | 14 Want ditmaal zal Ik al Mijn plagen in uw
399 Exo 9:18 | 18 Zie, Ik zal morgen omtrent dezen tijd
400 Exo 9:19 | dat op het veld gevonden zal worden, en niet in huis
401 Exo 9:19 | en niet in huis verzameld zal zijn, als deze hagel op
402 Exo 9:19 | deze hagel op hen vallen zal, zo zullen zij sterven. ~
403 Exo 9:22 | uit naar den hemel, en er zal hagel zijn in het ganse
404 Exo 9:28 | noch hagel meer zij; dan zal ik ulieden trekken laten,
405 Exo 9:29 | Wanneer ik ter stad uitgegaan zal zijn, zo zal ik mijn handen
406 Exo 9:29 | stad uitgegaan zal zijn, zo zal ik mijn handen uitbreiden
407 Exo 9:29 | voor den HEERE; de donder zal ophouden, en de hagel zal
408 Exo 9:29 | zal ophouden, en de hagel zal niet meer zijn; opdat gij
409 Exo 10:4 | te laten trekken, zie, zo zal Ik morgen sprinkhanen in
410 Exo 10:5 | alzo dat men de aarde niet zal kunnen zien; en zij zullen
411 Exo 10:7 | zeiden tot hem: Hoe lang zal ons deze tot een strik zijn,
412 Exo 10:10 | u en uw kleine kinderen zal trekken laten: ziet toe,
413 Exo 10:21 | uit naar den hemel, en er zal duisternis komen over Egypteland,
414 Exo 10:21 | men de duisternis tasten zal. ~
415 Exo 10:26 | 26 En ons vee zal ook met ons gaan, er zal
416 Exo 10:26 | zal ook met ons gaan, er zal niet een klauw achterblijven;
417 Exo 10:29 | hebt recht gesproken; ik zal niet meer uw aangezicht
418 Exo 11:1 | tot Mozes gesproken: Ik zal nog een plaag over Farao,
419 Exo 11:1 | over Egypte brengen, daarna zal hij ulieden van hier laten
420 Exo 11:1 | trekken; als hij u geheellijk zal laten trekken, zo zal hij
421 Exo 11:1 | geheellijk zal laten trekken, zo zal hij u haastelijk van hier
422 Exo 11:4 | gezegd: Omtrent middernacht zal Ik uitgaan door het midden
423 Exo 11:6 | 6 En er zal een groot geschrei zijn
424 Exo 11:6 | desgelijks niet meer wezen zal. ~
425 Exo 11:7 | bij alle kinderen Israels zal niet een hond zijn tong
426 Exo 11:8 | voetstappen volgt; en daarna zal ik uitgaan. En hij ging
427 Exo 11:9 | tot Mozes gesproken: Farao zal naar ulieden niet horen,
428 Exo 12:2 | 2 Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden
429 Exo 12:2 | hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden
430 Exo 12:6 | der vergadering van Israel zal het slachten tussen twee
431 Exo 12:12 | 12 Want Ik zal in dezen nacht door Egypteland
432 Exo 12:12 | tot de beesten toe; en Ik zal gerichten oefenen aan alle
433 Exo 12:13 | 13 En dat bloed zal ulieden tot een teken zijn
434 Exo 12:13 | wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbij gaan;
435 Exo 12:13 | ulieden voorbij gaan; en er zal geen plaag onder ulieden
436 Exo 12:13 | wanneer Ik Egypteland slaan zal. ~
437 Exo 12:14 | 14 En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis,
438 Exo 12:15 | zevenden dag, diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit Israel. ~
439 Exo 12:16 | 16 En op den eersten dag zal er een heilige verzameling
440 Exo 12:16 | op den zevenden dag; er zal geen werk op denzelven gedaan
441 Exo 12:16 | van iedere ziel gegeten zal worden, datzelve alleen
442 Exo 12:17 | heiren uit Egypteland geleid zal hebben; daarom zult gij
443 Exo 12:19 | al wie het gedesemde eten zal, dezelve ziel zal uit de
444 Exo 12:19 | gedesemde eten zal, dezelve ziel zal uit de vergadering van Israel
445 Exo 12:22 | bloed, dat in een bekken zal wezen; en strijkt aan den
446 Exo 12:22 | hetwelk in het bekken zijn zal; doch u aangaande, niemand
447 Exo 12:22 | doch u aangaande, niemand zal uitgaan uit de deur van
448 Exo 12:23 | 23 Want de HEERE zal doorgaan, om de Egyptenaren
449 Exo 12:23 | wanneer Hij het bloed zien zal aan den bovendorpel en aan
450 Exo 12:23 | aan de twee zijposten, zo zal de HEERE de deur voorbijgaan,
451 Exo 12:25 | 25 En het zal geschieden, als gij in dat
452 Exo 12:25 | komt, dat u de HEERE geven zal, gelijk Hij gesproken heeft,
453 Exo 12:26 | 26 En het zal geschieden, wanneer uw kinderen
454 Exo 12:42 | 42 Dezen nacht zal men den HEERE op het vlijtigst
455 Exo 12:43 | geen zoon eens vreemdelings zal daarvan eten. ~
456 Exo 12:44 | zult besneden hebben, dan zal hij daarvan eten. ~
457 Exo 12:45 | uitlander noch huurling zal er van eten. ~
458 Exo 12:46 | 46 In een huis zal het gegeten worden; gij
459 Exo 12:47 | ganse vergadering van Israel zal het doen. ~
460 Exo 12:48 | HEERE het pascha houden zal, dat alles, wat mannelijk
461 Exo 12:48 | om dat te houden, en hij zal wezen als een ingeborene
462 Exo 12:48 | lands; maar geen onbesnedene zal daarvan eten. ~
463 Exo 13:3 | hier uitgevoerd; daarom zal het gedesemde niet gegeten
464 Exo 13:5 | 5 En het zal geschieden, als u de HEERE
465 Exo 13:5 | geschieden, als u de HEERE zal gebracht hebben in het land
466 Exo 13:6 | en aan den zevenden dag zal den HEERE een feest zijn. ~
467 Exo 13:7 | worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden,
468 Exo 13:7 | niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien
469 Exo 13:9 | 9 En het zal u zijn tot een teken op
470 Exo 13:11 | 11 Het zal ook geschieden, wanneer
471 Exo 13:11 | het land der Kanaanieten zal gebracht hebben, gelijk
472 Exo 13:11 | gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven hebben; ~
473 Exo 13:14 | 14 Wanneer het geschieden zal, dat uw zoon u morgen zal
474 Exo 13:14 | zal, dat uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: Wat is
475 Exo 13:16 | 16 En het zal tot een teken zijn op uw
476 Exo 13:19 | bezworen, zeggende: God zal ulieden voorzeker bezoeken;
477 Exo 14:3 | 3 Farao dan zal zeggen van de kinderen Israels:
478 Exo 14:4 | 4 En Ik zal Farao's hart verstokken,
479 Exo 14:4 | dat hij hen najage; en Ik zal aan Farao en aan al zijn
480 Exo 14:13 | Hij heden aan ulieden doen zal, want de Egyptenaars, die
481 Exo 14:14 | 14 De HEERE zal voor ulieden strijden, en
482 Exo 14:17 | 17 En Ik, zie, Ik zal het hart der Egyptenaren
483 Exo 14:17 | na hen daarin gaan; en Ik zal verheerlijkt worden aan
484 Exo 14:18 | wanneer Ik verheerlijkt zal worden aan Farao, aan zijn
485 Exo 15:1 | en spraken, zeggende: Ik zal den HEERE zingen; want Hij
486 Exo 15:2 | deze is mijn God; daarom zal ik Hem een liefelijke woning
487 Exo 15:2 | is mijns vaders God, dies zal ik Hem verheffen! ~
488 Exo 15:9 | 9 De vijand zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen,
489 Exo 15:9 | zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen, ik zal den
490 Exo 15:9 | ik zal achterhalen, ik zal den buit delen, mijn ziel
491 Exo 15:9 | den buit delen, mijn ziel zal van hen vervuld worden,
492 Exo 15:9 | van hen vervuld worden, ik zal mijn zwaard uittrekken,
493 Exo 15:9 | zwaard uittrekken, mijn hand zal hen uitroeien. ~
494 Exo 15:15 | Edom verbaasd wezen; beving zal de machtigen der Moabieten
495 Exo 15:16 | 16 Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid
496 Exo 15:18 | 18 De HEERE zal in eeuwigheid en geduriglijk
497 Exo 15:26 | al Zijn inzettingen; zo zal Ik geen van de krankheden
498 Exo 16:4 | HEERE tot Mozes: Zie, Ik zal voor ulieden brood uit den
499 Exo 16:4 | hemel regenen; en het volk zal uitgaan, en verzamelen elke
500 Exo 16:5 | 5 En het zal geschieden op den zesden
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10033 |