Book Chapter: Verse
1 Gen 2:5 | allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en
2 Gen 2:5 | al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE
3 Gen 13:10 | die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra
4 Gen 18:4 | 4 Eer zij zich te slapen legden,
5 Gen 23:15 | 15 En het geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken,
6 Gen 23:45 | 45 Eer ik geeindigd had te spreken
7 Gen 25:4 | opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve. ~
8 Gen 25:33 | ik heb van alles gegeten, eer gij kwaamt, en heb hem gezegend;
9 Gen 33:31 | hebben in het land Edom, eer een koning regeerde over
10 Gen 34:18 | zagen hem van verre; en eer hij tot hen naderde, sloegen
11 Gen 37:50 | werden twee zonen geboren, eer er een jaar des hongers
12 Gen 41:28 | ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve! ~ ~
13 Gen 44:5 | Egypteland geboren waren, eer ik in Egypte tot u gekomen
14 Gen 45:6 | hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met
15 Exo 1:19 | vrouwen; want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw tot haar komt,
16 Exo 8:9 | zeide tot Farao: Heb de eer boven mij! Tegen wanneer
17 Exo 12:34 | het volk nam zijn deeg op, eer het gedesemd was, hun deegklompen,
18 Exo 22:26 | gij het hem wedergeven, eer de zon ondergaat; ~
19 Num 11:33 | was nog tussen hun tanden, eer het gekauwd was, zo ontstak
20 Num 24:11 | zie, de HEERE heeft u die eer van u geweerd! ~
21 Joz 2:8 | 8 Eer zij nu sliepen, zo klom
22 Joz 3:1 | zij vernachtten aldaar, eer zij overtrokken. ~
23 Joz 7:19 | den God van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis;
24 Ric 4:9 | trekken, behalve dat de eer de uwe niet zal zijn op
25 Ric 13:18 | hem, op den zevenden dag, eer de zon onderging: Wat is
26 Rut 3:14 | morgen toe; en zij stond op, eer dat de een den ander kennen
27 1Sa 2:15 | 15 Ook eer zij het vet aanstaken, kwam
28 1Sa 3:3 | zich ook nedergelegd had, eer de lampe Gods uitgedaan
29 1Sa 4:21 | jongsken Ikabod, zeggende: De eer is weggevoerd uit Israel!
30 1Sa 4:22 | 22 En zij zeide: De eer is gevankelijk weggevoerd
31 1Sa 6:5 | geeft den God van Israel de eer; misschien zal Hij Zijn
32 1Sa 9:13 | zo zult gij hem vinden, eer hij opgaat op de hoogte
33 1Sa 9:15 | oor geopenbaard, een dag eer Saul kwam, zeggende: ~
34 1Sa 15:30 | zeide: Ik heb gezondigd; eer mij toch nu voor de oudsten
35 1Kon 3:13| gegeven, beide rijkdom en eer; dat uws gelijke niemand
36 2Kon 2:9 | Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen
37 2Kon 6:32| voor zijn aangezicht; maar eer de bode tot hem gekomen
38 2Kon 15:10| hart u verheven; heb de eer, en blijf in uw huis; want
39 2Kon 21:26| daken, en het brandkoren, eer het over einde staat. ~
40 1Kro 1:43| hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over
41 1Kro 16:24| 24 Vertelt Zijn eer onder de heidenen, Zijn
42 1Kro 16:28| volken, geeft den HEERE eer en sterkte. ~
43 1Kro 16:29| 29 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, brengt offer,
44 1Kro 17:18| daartoe voegen, vanwege de eer aan Uw knecht? Doch Gij
45 1Kro 30:12| 12 En rijkdom en eer zijn voor Uw aangezicht,
46 1Kro 30:28| zat van dagen, rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo regeerde
47 2Kro 1:11| rijkdom, goederen, noch eer, noch de ziel uwer haters,
48 2Kro 1:12| rijkdom, en goederen, en eer geven, dergelijke geen koningen,
49 2Kro 18:5 | geschenken; en hij had rijkdom en eer in menigte. ~
50 2Kro 19:1 | Josafat nu had rijkdom en eer in overvloed; en hij verzwagerde
51 2Kro 26:18| overtreden, en het zal u niet tot eer zijn van den HEERE God. ~
52 2Kro 32:27| had zeer veel rijkdom en eer; en hij maakte zich schatkameren
53 2Kro 32:33| inwoners van Jeruzalem hem eer aan in zijn dood; en zijn
54 2Kro 33:19| gesneden beelden gesteld heeft, eer hij vernederd werd, ziet,
55 Est 1:20 | vrouwen aan haar mannen eer geven, van de grootste tot
56 Est 30:3 | Toen zeide de koning: Wat eer en verhoging is Mordechai
57 Est 30:6 | dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen
58 Est 30:6 | koning een welbehagen, om hem eer te doen, meer dan tot mij? ~
59 Est 30:7 | koning: Den man, tot wiens eer de koning een welbehagen
60 Est 30:9 | man aantrekken, tot wiens eer de koning een welbehagen
61 Est 30:9 | dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen
62 Est 30:11 | dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen
63 Est 49:9 | blijdschap, en vreugde, en eer; ~
64 Job 10:21 | 21 Eer ik henenga (en niet wederkom)
65 Job 14:21 | Zijn kinderen komen tot eer, en hij weet het niet; of
66 Job 19:9 | 9 Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken,
67 Psa 3:4 | een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. ~
68 Psa 4:3 | mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn? Hoe lang
69 Psa 7:6 | leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! Sela. ~
70 Psa 8:6 | engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? ~
71 Psa 16:9 | mijn hart verblijd, en mijn eer verheugt zich; ook zal mijn
72 Psa 19:2 | De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt
73 Psa 21:6 | 6 Groot is zijn eer door Uw heil; majesteit
74 Psa 26:8 | plaats des tabernakels Uwer eer. ~
75 Psa 29:1 | machtigen! geeft den HEERE eer en sterkte. ~
76 Psa 29:2 | 2 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, aanbidt den
77 Psa 29:9 | tempel zegt Hem een iegelijk eer. ~
78 Psa 30:13 | 13 Opdat mijn eer U psalmzinge, en niet zwijge.
79 Psa 40:14 | af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga, en ik niet
80 Psa 49:17 | man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt; ~
81 Psa 49:18 | niet met al medenemen, zijn eer zal hem niet nadalen. ~
82 Psa 57:6 | boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. ~
83 Psa 57:9 | 9 Waak op, mijn eer! waak op, gij, luit en harp!
84 Psa 57:12 | boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. ~ ~ ~
85 Psa 58:10 | 10 Eer dan uw potten den doornstruik
86 Psa 62:8 | God is mijn Heil en mijn Eer; de Rotssteen mijner sterkte,
87 Psa 63:3 | ziende Uw sterkheid en Uw eer; ~
88 Psa 66:2 | 2 Psalmzingt de eer Zijns Naams; geeft eer Zijn
89 Psa 66:2 | de eer Zijns Naams; geeft eer Zijn lof. ~
90 Psa 79:9 | heils! ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en
91 Psa 84:12 | de HEERE zal genade en eer geven; Hij zal het goede
92 Psa 85:10 | vrezen, opdat in ons land eer wone. ~
93 Psa 90:2 | 2 Eer de bergen geboren waren,
94 Psa 96:3 | Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn
95 Psa 96:7 | volken! geeft den HEERE eer en sterkte. ~
96 Psa 96:8 | 8 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams; brengt offer,
97 Psa 97:6 | en alle volken zien Zijn eer. ~
98 Psa 106:20 | 20 En zij veranderden hun Eer in de gedaante van een os,
99 Psa 108:2 | en psalmzingen, ook mijn eer. ~
100 Psa 108:6 | boven de hemelen, en Uw eer over de ganse aarde. ~
101 Psa 112:9 | hoorn zal verhoogd worden in eer. ~
102 Psa 115:1 | niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid,
103 Psa 119:67 | 67 Eer ik verdrukt werd, dwaalde
104 Psa 129:6 | daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt; ~
105 Psa 145:5 | uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw wonderlijke
106 Psa 145:12 | Zijn mogendheden, en de eer der heerlijkheid Zijns Koninkrijks. ~
107 Psa 149:5 | vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun
108 Spre 3:16| haar linkerhand rijkdom en eer. ~
109 Spre 3:35| 35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der
110 Spre 5:9 | Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren
111 Spre 8:18| 18 Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed
112 Spre 11:16| aangename huisvrouw houdt de eer vast, gelijk de geweldigen
113 Spre 15:33| nederigheid gaat voor de eer. ~ ~
114 Spre 17:14| daarom verlaat den twist, eer hij zich vermengt. ~
115 Spre 18:12| nederigheid gaat voor de eer. ~
116 Spre 18:13| Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord hebben,
117 Spre 20:3 | 3 Het is eer voor een man, van twist
118 Spre 21:21| leven, rechtvaardigheid en eer vinden. ~
119 Spre 22:4 | des HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven. ~
120 Spre 25:2 | 2 Het is Gods eer een zaak te verbergen; maar
121 Spre 25:2 | zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak te
122 Spre 25:27| heerlijkheid van zulke dingen is eer. ~
123 Spre 26:1 | oogst, alzo past den zot de eer niet. ~
124 Spre 26:8 | alzo is hij, die den zot eer geeft. ~
125 Spre 29:23| nederige van geest zal de eer vasthouden. ~
126 Spre 30:7 | begeerd, onthoud ze mij niet, eer ik sterve: ~
127 Pred 6:2 | rijkdom, en goederen, en eer; en hij heeft voor zijn
128 Pred 10:1 | kostelijk is van wijsheid en van eer. ~
129 Pred 10:11| de slang gebeten heeft, eer der bezwering geschied is,
130 Pred 12:1 | dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen,
131 Pred 12:2 | 2 Eer dan de zon, en het licht,
132 Pred 12:6 | 6 Eer dat het zilveren koord ontketend
133 Hoo 6:12 | 12 Eer ik het wist, zette mij mijn
134 Jes 7:16 | 16 Zekerlijk, eer dit Knechtje weet te verwerpen
135 Jes 8:4 | 4 Want eer dat knechtje zal kunnen
136 Jes 14:18 | zij allen liggen neder met eer, een iegelijk in zijn huis; ~
137 Jes 16:14 | eens huurlings), dan zal de eer van Moab verachtzaam gemaakt
138 Jes 17:14 | zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er
139 Jes 22:23 | wezen tot een stoel der eer voor het huis zijns vaders. ~
140 Jes 37:27 | en het brandkoren, eer het overeind staat. ~
141 Jes 42:8 | dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen geven,
142 Jes 42:9 | nieuwe dingen verkondig Ik; eer dat zij uitspruiten, doe
143 Jes 42:12 | Laat ze den HEERE de eer geven, en Zijn lof in de
144 Jes 43:7 | Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb,
145 Jes 43:13 | 13 Ook eer de dag was, ben Ik, en er
146 Jes 48:5 | van toen af verkondigd, eer dat het kwam, heb Ik het
147 Jes 48:11 | ontheiligd worden? en Ik zal Mijn eer aan geen ander geven. ~
148 Jes 66:24 | En het zal geschieden, eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden;
149 Jes 67:7 | 7 Eer zij barensnood had, heeft
150 Jes 67:7 | had, heeft zij gebaard, eer haar smart overkwam, zo
151 Jer 1:5 | 5 Eer Ik u in moeders buik formeerde,
152 Jer 1:5 | formeerde, heb Ik u gekend, en eer gij uit de baarmoeder voortkwaamt,
153 Jer 2:11 | Nochtans heeft Mijn volk zijn Eer veranderd in hetgeen geen
154 Jer 13:16 | 16 Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat
155 Jer 13:16 | Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt,
156 Jer 13:16 | Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan
157 Jer 38:10 | Jeremia op uit den kuil, eer dat hij sterft. ~
158 Jer 47:1 | geschiedde, tegen de Filistijnen; eer dat Farao Gaza sloeg. ~
159 Eze 33:22 | mij geweest des avonds, eer die ontkomene kwam, en had
160 Eze 39:21 | 21 En Ik zal Mijn eer zetten onder de heidenen;
161 Dan 2:6 | geschenken en gaven, en grote eer van mij ontvangen; daarom
162 Dan 2:37 | koninkrijk, macht, en sterkte, en eer gegeven; ~
163 Dan 5:18 | koninkrijk, en grootheid, en eer, en heerlijkheid gegeven; ~
164 Dan 5:20 | afgestoten, en men nam de eer van hem weg. ~
165 Dan 7:14 | gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat
166 Dan 11:39 | hij kennen zal, zal hij de eer vermenigvuldigen, en hij
167 Hos 4:7 | gezondigd; Ik zal hunlieder eer in schande veranderen. ~
168 Joe 2:31 | duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke
169 Zep 2:2 | 2 Eer het besluit bare (gelijk
170 Mal 1:6 | een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar
171 Mal 2:2 | harte nemen, om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE
172 Mal 4:5 | ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke
173 Matt 1:18| met Jozef ondertrouwd was, eer zij samengekomen waren,
174 Matt 6:8 | wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. ~
175 Matt 19:19| 19 Eer uw vader en moeder; en:
176 Matt 26:34| in dezen zelfden nacht, eer de haan gekraaid zal hebben,
177 Matt 26:75| Die tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal hebben,
178 Mark 7:10| Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder; en:
179 Mark 10:19| zult niemand te kort doen; eer uw vader en uw moeder. ~
180 Mark 14:30| dat heden in dezen nacht, eer de haan tweemaal gekraaid
181 Mark 14:72| Jezus tot hem gezegd had: Eer de haan tweemaal gekraaid
182 Luk 2:21 | genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen
183 Luk 2:26 | den dood niet zien zoude, eer hij den Christus des Heeren
184 Luk 14:10 | hoger op. Alsdan zal het u eer zijn voor degenen, die met
185 Luk 17:18 | die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling? ~
186 Luk 18:20 | valse getuigenis geven; eer uw vader en uw moeder. ~
187 Luk 22:15 | dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde; ~
188 Luk 22:34 | zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult verloochend
189 Luk 22:61 | hoe Hij hem gezegd had: Eer de haan zal gekraaid hebben,
190 Joha 1:15| mij geworden, want Hij was eer dan ik. ~
191 Joha 1:30| geworden is, want Hij was eer dan ik. ~
192 Joha 1:49| antwoordde en zeide tot hem: Eer u Filippus riep, daar gij
193 Joha 4:44| zijn eigen vaderland geen eer heeft. ~
194 Joha 4:49| tot Hem: Heere, kom af, eer mijn kind sterft. ~
195 Joha 5:41| 41 Ik neem geen eer van mensen; ~
196 Joha 5:44| kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de
197 Joha 5:44| van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is,
198 Joha 7:18| spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen,
199 Joha 7:18| zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen, Die Hem
200 Joha 8:49| den duivel niet; maar Ik eer Mijn Vader, en gij onteert
201 Joha 8:50| 50 Doch Ik zoek Mijn eer niet; er is Een, Die ze
202 Joha 8:54| antwoordde: Indien Ik Mijzelven eer, zo is Mijn eer niets; Mijn
203 Joha 8:54| Mijzelven eer, zo is Mijn eer niets; Mijn Vader is het,
204 Joha 8:58| Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Eer Abraham was, ben Ik. ~
205 Joha 9:24| zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens
206 Joha 12:43| 43 Want zij hadden de eer der mensen lief, meer dan
207 Joha 12:43| mensen lief, meer dan de eer van God. ~
208 Joha 13:19| Van nu zeg Ik het ulieden, eer het geschied is, opdat,
209 Joha 14:29| nu heb Ik het u gezegd, eer het geschied is; opdat,
210 Joha 15:18| haat, zo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. ~
211 Joha 17:5 | heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. ~
212 Hand 2:20| duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige
213 Hand 6:53| daarom dat hij Gode de eer niet gaf; en hij werd van
214 Hand 17:15| bereid hem om te brengen, eer hij bij u komt. ~
215 Hand 19:16| ter dood over te geven, eer de beschuldigde de beschuldigers
216 Hand 22:10| ons ook eerden met veel eer, en als wij vertrekken zouden,
217 Rom 2:7 | goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken,
218 Rom 2:10 | 10 Maar heerlijkheid, en eer, en vrede een iegelijk,
219 Rom 4:20 | het geloof, gevende God de eer; ~
220 Rom 12:10 | broederlijke liefde; met eer de een de ander voorgaande. ~
221 Rom 13:7 | vreze, dien gij de vreze, eer, die gij de eer schuldig
222 Rom 13:7 | de vreze, eer, die gij de eer schuldig zijt. ~
223 1Kor 2:7 | tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; ~
224 1Kor 11:15| draagt, dat het haar een eer is; omdat het lange haar
225 1Kor 12:23| denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke
226 1Kor 12:24| samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve
227 2Kor 6:8 | 8 Door eer en oneer, door kwaad gerucht
228 2Kor 8:23| afgezanten der Gemeenten, en een eer van Christus. ~
229 Gal 2:12 | 12 Want eer sommigen van Jakobus gekomen
230 Gal 3:23 | 23 Doch eer het geloof kwam, waren wij
231 Gal 5:26 | zijn zoekers van ijdele eer, elkander tergende, elkander
232 Fili 2:3 | door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid
233 1The 2:6 | 6 Noch zoekende eer uit mensen, noch van u,
234 1The 4:4 | bezitten in heiligmaking en eer; ~
235 1Tim 1:17| den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle
236 1Tim 5:3 | 3 Eer de weduwen, die waarlijk
237 1Tim 5:17| die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk
238 1Tim 6:1 | zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten, opdat de
239 1Tim 6:16| noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. ~
240 Heb 2:7 | engelen; met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, en
241 Heb 2:9 | Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die een weinig
242 Heb 3:3 | huis gebouwd heeft, meerder eer heeft, dan het huis.
243 Heb 5:4 | niemand neemt zichzelven die eer aan, maar die van God geroepen
244 1Pet 1:7 | worde te zijn tot lof, en eer, en heerlijkheid, in de
245 1Pet 3:7 | vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook medeerfgenamen
246 2Pet 1:17| heeft van God den Vader eer en heerlijkheid ontvangen,
247 Open 4:9 | dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem,
248 Open 4:11| ontvangen de heerlijkheid, en de eer, en de kracht; want Gij
249 Open 5:12| wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging. ~
250 Open 5:13| zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en
251 Open 7:12| en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte
252 Open 19:1 | en de heerlijkheid, en de eer, en de kracht zij den Heere,
253 Open 21:24| brengen hun heerlijkheid en eer in dezelve. ~
254 Open 21:26| zullen de heerlijkheid en de eer der volken daarin brengen. ~
|