Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
32 337
33 311
34 280
35 254
36 227
37 208
38 191
Frequency    [«  »]
258 gingen
256 maand
255 heiligen
254 35
254 brengen
254 eer
253 henen

Bijbel

IntraText - Concordances

35

    Book Chapter: Verse
1 Gen 18:35 | 35 En zij gaven haar vader 2 Gen 23:35 | 35 En de HEERE heeft mijn heer 3 Gen 24:35 | 35 En deze waren voor Izak 4 Gen 25:35 | 35 En hij zeide: Uw broeder 5 Gen 27:35 | 35 En zij werd wederom bevrucht, 6 Gen 27:70 | 35 En hij zonderde af ten zelfden 7 Gen 28:35 | 35 En zij zeide tot haar vader: 8 Gen 32 | 35 ~ 9 Gen 33:35 | 35 En Husam stierf, en in zijn 10 Gen 34:35 | 35 En al zijn zonen, en al 11 Gen 37:35 | 35 En dat zij alle spijze van 12 Gen 38:35 | 35 En het geschiedde, als zij 13 Exo 9:35 | 35 Alzo werd Farao's hart verstokt, 14 Exo 12:35 | 35 De kinderen Israels nu hadden 15 Exo 16:35 | 35 En de kinderen Israels aten 16 Exo 21:35 | 35 Wanneer nu iemands os den 17 Exo 25:35 | 35 En daar zal een knoop zijn 18 Exo 26:35 | 35 De tafel nu zult gij zetten 19 Exo 28:35 | 35 En Aaron zal denzelven aanhebben, 20 Exo 29:35 | 35 Gij zult dan aan Aaron en 21 Exo 30:35 | 35 En gij zult een reukwerk 22 Exo 32:35 | 35 Aldus plaagde de HEERE dit 23 Exo 33:35 | 35 Aldus plaagde de HEERE dit 24 Exo 34:58 | 35 Zo zagen dan de kinderen 25 Exo 35 | 35 ~ 26 Exo 35:35 | 35 Hij heeft hen vervuld met 27 Exo 36:35 | 35 Daarna maakte hij een voorhang 28 Exo 39:35 | 35 De ark der getuigenis, en 29 Exo 40:35 | 35 Zodat Mozes niet kon ingaan 30 Lev 4:35 | 35 En al het vet daarvan zal 31 Lev 7:35 | 35 Dit is de zalving van Aaron 32 Lev 8:35 | 35 Gij zult dan aan de deur 33 Lev 11:35 | 35 En waarop iets van hun dood 34 Lev 13:35 | 35 Maar indien de schurftheid 35 Lev 14:35 | 35 Zo zal hij, van wien dat 36 Lev 19:35 | 35 Gij zult geen onrecht doen 37 Lev 22:66 | 35 Op den eersten dag zal een 38 Lev 24:35 | 35 En als uw broeder zal verarmd 39 Lev 25:35 | 35 Al de dagen der verwoesting 40 Num 1:35 | 35 Waren hun getelden van den 41 Num 3:35 | 35 De overste nu van het vaderlijke 42 Num 4:35 | 35 Van dertig jaren oud en 43 Num 7:35 | 35 En ten dankoffer: twee runderen, 44 Num 10:35 | 35 Het geschiedde nu in het 45 Num 11:35 | 35 Van Kibroth Thaava verreisde 46 Num 14:35 | 35 Ik, de HEERE, heb gesproken: 47 Num 15:35 | 35 Zo zeide de HEERE tot Mozes: 48 Num 16:35 | 35 Daartoe ging een vuur uit 49 Num 21:35 | 35 En zij sloegen hem, en zijn 50 Num 22:35 | 35 De Engel des HEEREN nu zeide 51 Num 26:35 | 35 Dit zijn de zonen van Efraim, 52 Num 29:35 | 35 Op den achtsten dag zult 53 Num 31:35 | 35 En der mensen zielen, uit 54 Num 31:88 | 35 En Atroth-Sofan, en Jaezer, 55 Num 32:35 | 35 En zij verreisden van Abrona, 56 Num 34 | 35 ~ 57 Deu 1:35 | 35 Zo iemand van deze mannen, 58 Deu 2:35 | 35 Het vee alleen roofden wij 59 Deu 4:35 | 35 U is het getoond, opdat 60 Deu 28:35 | 35 De HEERE zal u slaan met 61 Deu 32:35 | 35 Mijn is de wraak en de vergelding, 62 Joz 8:35 | 35 Daar was niet een woord 63 Joz 10:35 | 35 En zij namen haar in ten 64 Joz 15:35 | 35 Jarmuth, en Adullam, Socho 65 Joz 19:35 | 35 De vaste steden nu zijn: 66 Joz 22:8 | 35 Dimna en haar voorsteden, 67 Ric 1:35 | 35 Ook wilden de Amorieten 68 Ric 5:35 | 35 Ook zond hij boden in gans 69 Ric 7:35 | 35 En zij deden geen weldadigheid 70 Ric 8:35 | 35 En Gaal, de zoon van Ebed, 71 Ric 10:35 | 35 En het geschiedde, als hij 72 Ric 19:35 | 35 Toen sloeg de HEERE Benjamin 73 1Sa 2:35 | 35 En Ik zal Mij een getrouwen 74 1Sa 14:35 | 35 Toen bouwde Saul den HEERE 75 1Sa 15:35 | 35 En Samuel zag Saul niet 76 1Sa 17:35 | 35 En ik ging uit hem na, en 77 1Sa 20:35 | 35 En het geschiedde des morgens, 78 1Sa 25:35 | 35 Toen nam David uit haar 79 2Sa 3:35 | 35 Daarna kwam al het volk, 80 2Sa 13:35 | 35 Toen zeide Jonadab tot den 81 2Sa 15:35 | 35 En zijn niet Zadok en Abjathar, 82 2Sa 19:35 | 35 Ik ben heden tachtig jaren 83 2Sa 22:35 | 35 Hij leert mijn handen ten 84 2Sa 23:35 | 35 Hezrai, de Karmeliet; Paerai, 85 1Kon 1:35| 35 Dan zult gij achter hem 86 1Kon 2:35| 35 En de koning zette Benaja, 87 1Kon 6:35| 35 En hij graveerde ze met 88 1Kon 7:35| 35 En op het hoofd ener stelling 89 1Kon 8:35| 35 Als de hemel zal gesloten 90 1Kon 11:35| 35 Maar uit de hand zijns zoons 91 1Kon 18:35| 35 Dat het water rondom het 92 1Kon 20:35| 35 Toen zeide een man uit de 93 1Kon 22:35| 35 En de strijd nam op denzelven 94 2Kon 4:35| 35 Daarna kwam hij weder, en 95 2Kon 9:35| 35 En zij gingen heen om haar 96 2Kon 10:35| 35 En Jehu ontsliep met zijn 97 2Kon 16:35| 35 Alleenlijk werden de hoogten 98 2Kon 19:35| 35 Nochtans had de HEERE een 99 2Kon 20:35| 35 Welke zijn ze onder alle 100 2Kon 21:35| 35 Het geschiedde dan in dienzelven 101 2Kon 25:35| 35 En Jojakim gaf dat zilver 102 1Kro 1:35| 35 En de kinderen van Ezau: 103 1Kro 2:35| 35 Sesan nu gaf zijn dochter 104 1Kro 4:35| 35 En Joel, en Jehu, de zoon 105 1Kro 6:35| 35 Den zoon van Zuf, den zoon 106 1Kro 7:35| 35 En de kinderen van zijn 107 1Kro 8:35| 35 De kinderen van Micha nu 108 1Kro 9:35| 35 Maar te Gibeon hadden gewoond 109 1Kro 11:35| 35 Ahiam, de zoon van Sachar, 110 1Kro 12:35| 35 En uit de Danieten, ten 111 1Kro 16:35| 35 En zegt: Verlos ons, o God 112 2Kro 7:35| 35 Hoor dan uit den hemel hun 113 2Kro 21:35| 35 Doch na dezen vergezelschapte 114 2Kro 29:35| 35 En ook waren de brandofferen 115 2Kro 35 | 35 ~ 116 2Kro 36 | 2 Kronieken 35 ~ 117 Ezra 2:35| 35 De kinderen van Senaa, drie 118 Ezra 8:35| 35 En de weggevoerden, die 119 Ezra 10:35| 35 Benaja, Bedeja, Cheluhu, ~ 120 Neh 7:35 | 35 De kinderen van Harim, driehonderd 121 Neh 9:35 | 35 Want zij hebben U niet gediend 122 Neh 10:35 | 35 Dat wij ook de eerstelingen 123 Neh 11:35 | 35 Lod, en Ono, in het dal 124 Neh 12:35 | 35 En van de priesters kinderen 125 Job 9:35 | 35 Zo zal ik spreken, en Hem 126 Job 15:35 | 35 Zijn ontvangen moeite, en 127 Job 31:35 | 35 Och, of ik een hadde, die 128 Job 34:35 | 35 Dat Job niet met wetenschap 129 Job 35 | 35 ~ 130 Job 37:35 | 35 Kunt gij de bliksemen uitlaten, 131 Job 38:35 | 35 Is het twisten met den Almachtige 132 Psa 18:35 | 35 Hij leert mijn handen ten 133 Psa 36 | 35 ~ 134 Psa 38:35 | 35 Resch. Ik heb gezien een 135 Psa 68:35 | 35 Geeft Gode sterkte! Zijn 136 Psa 69:35 | 35 Dat Hem prijzen de hemel 137 Psa 78:35 | 35 En gedachten, dat God hun 138 Psa 89:35 | 35 Ik zal Mijn verbond niet 139 Psa 104:35 | 35 De zondaars zullen van de 140 Psa 105:35 | 35 Die al het kruid in hun 141 Psa 106:35 | 35 Maar zij vermengden zich 142 Psa 107:35 | 35 Hij stelt de woestijn tot 143 Psa 119:35 | 35  Doe mij treden op het pad 144 Spre 3:35| 35      De wijzen zullen eer 145 Spre 6:35| 35      Hij zal geen verzoening 146 Spre 8:35| 35      Want die Mij vindt, 147 Spre 14:35| 35      Het welbehagen des 148 Spre 23:35| 35      Men heeft mij geslagen, 149 Jes 35 | 35 ~ 150 Jes 37:35 | 35      Want Ik zal deze stad 151 Jer 2:35 | 35      Nog zegt gij: Zeker, 152 Jer 23:35 | 35      Aldus zult gijlieden 153 Jer 25:35 | 35      En de vlucht zal vergaan 154 Jer 31:35 | 35      Zo zegt de HEERE, Die 155 Jer 32:35 | 35      En zij hebben de hoogten 156 Jer 35 | 35 ~ 157 Jer 48:35 | 35      En Ik zal in Moab doen 158 Jer 49:35 | 35      Zo zegt de HEERE der 159 Jer 50:35 | 35      Het zwaard zal zijn 160 Jer 51:35 | 35      Het geweld, dat mij 161 Klaa 1:79| 35      Lamed. Dat men het 162 Eze 16:35 | 35      Daarom, o hoer, hoor 163 Eze 20:35 | 35      Daartoe zal Ik u brengen 164 Eze 23:35 | 35      Daarom, alzo zegt de 165 Eze 27:35 | 35      Alle inwoners der eilanden 166 Eze 35 | 35 ~ 167 Eze 36:35 | 35      En zij zullen zeggen: 168 Eze 40:35 | 35      Daarna bracht hij mij 169 Eze 48:35 | 35      Rondom achttien duizend; 170 Dan 2:35 | 35      Toen werden te zamen 171 Dan 4:35 | 35      En al de inwoners der 172 Dan 11:35 | 35      En van de leraars zullen 173 Matt 5:35| 35 Noch bij de aarde, omdat 174 Matt 9:35| 35 En Jezus omging al de steden 175 Matt 10:35| 35 Want Ik ben gekomen, om 176 Matt 12:35| 35 De goede mens brengt goede 177 Matt 13:35| 35 Opdat vervuld zou worden, 178 Matt 14:35| 35 En als de mannen van die 179 Matt 15:35| 35 En Hij gebood den scharen 180 Matt 18:35| 35 Alzo zal ook Mijn hemelse 181 Matt 21:35| 35 En de landlieden, nemende 182 Matt 22:35| 35 En een uit hen, zijnde een 183 Matt 23:35| 35 Opdat op u kome al het rechtvaardige 184 Matt 24:35| 35 De hemel en de aarde zullen 185 Matt 25:35| 35 Want Ik ben hongerig geweest, 186 Matt 26:35| 35 Petrus zeide tot Hem: Al 187 Matt 27:35| 35 Toen zij nu Hem gekruisigd 188 Mark 1:35| 35 En des morgens vroeg, als 189 Mark 3:35| 35 Want zo wie den wil van 190 Mark 4:35| 35 En op denzelfden dag, als 191 Mark 5:35| 35 Terwijl Hij nog sprak, kwamen 192 Mark 6:35| 35 En als het nu laat op den 193 Mark 7:35| 35 En terstond werden zijn 194 Mark 8:35| 35 Want zo wie zijn leven zal 195 Mark 9:35| 35 En nedergezeten zijnde, 196 Mark 10:35| 35 En tot Hem kwamen Jakobus 197 Mark 12:35| 35 En Jezus antwoordde en zeide, 198 Mark 13:35| 35 Zo waakt dan (want gij weet 199 Mark 14:35| 35 En een weinig voortgegaan 200 Mark 15:35| 35 En sommigen van die daarbij 201 Luk 1:35 | 35 En de engel, antwoordende, 202 Luk 2:35 | 35 (En ook een zwaard zal door 203 Luk 3:35 | 35 Den zoon van Saruch, den 204 Luk 4:35 | 35 En Jezus bestrafte hem, 205 Luk 5:35 | 35 Maar de dagen zullen komen, 206 Luk 6:35 | 35 Maar hebt uw vijanden lief, 207 Luk 7:35 | 35 Doch de wijsheid is gerechtvaardigd 208 Luk 8:35 | 35 En zij gingen uit, om te 209 Luk 9:35 | 35 En er geschiedde een stem 210 Luk 10:35 | 35 En des anderen daags weggaande, 211 Luk 11:35 | 35 Zie dan toe, dat niet het 212 Luk 12:35 | 35 Laat uw lendenen omgord 213 Luk 13:35 | 35 Ziet, uw huis wordt ulieden 214 Luk 14:35 | 35 Het is noch tot het land, 215 Luk 17:35 | 35 Twee vrouwen zullen te zamen 216 Luk 18:35 | 35 En het geschiedde, als Hij 217 Luk 19:35 | 35 En zij brachten hetzelve 218 Luk 20:35 | 35 Maar die waardig zullen 219 Luk 21:35 | 35 Want gelijk een strik zal 220 Luk 22:35 | 35 En Hij zeide tot hen: Als 221 Luk 23:35 | 35 En het volk stond en zag 222 Luk 24:35 | 35 En zij vertelden, hetgeen 223 Joha 1:35| 35 Des anderen daags wederom 224 Joha 3:35| 35 De Vader heeft den Zoon 225 Joha 4:35| 35 Zegt gijlieden niet: Het 226 Joha 5:35| 35 Hij was een brandende en 227 Joha 6:35| 35 En Jezus zeide tot hen: 228 Joha 7:35| 35 De Joden dan zeiden tot 229 Joha 8:35| 35 En de dienstknecht blijft 230 Joha 9:35| 35 Jezus hoorde, dat zij hem 231 Joha 10:35| 35 Indien de wet die goden 232 Joha 11:35| 35 Jezus weende. ~ 233 Joha 12:35| 35 Jezus dan zeide tot hen: 234 Joha 13:35| 35 Hieraan zullen zij allen 235 Joha 18:35| 35 Pilatus antwoordde: Ben 236 Joha 19:35| 35 En die het gezien heeft, 237 Hand 2:35| 35 Totdat Ik Uw vijanden zal 238 Hand 4:35| 35 En aan een iegelijk werd 239 Hand 5:35| 35 Maar in allen volke, die 240 Hand 7:35| 35 Waarom hij ook in een anderen 241 Hand 9:35| 35 En Paulus en Barnabas onthielden 242 Hand 10:35| 35 En als het dag geworden 243 Hand 13:35| 35 En als de stads schrijver 244 Hand 14:35| 35 Ik heb u in alles getoond, 245 Hand 15:35| 35 En als hij aan de trappen 246 Hand 17:35| 35 Zeide hij: Ik zal u horen, 247 Hand 21:35| 35 En als hij dit gezegd had 248 Rom 8:35 | 35 Wie zal ons scheiden van 249 Rom 11:35 | 35 Of wie heeft Hem eerst gegeven, 250 1Kor 7:35| 35 En dit zeg ik tot uw eigen 251 1Kor 14:35| 35 En zo zij iets willen leren, 252 1Kor 15:35| 35 Maar, zal iemand zeggen: 253 Heb 10:35 | 35 Werpt dan uw vrijmoedigheid 254 Heb 11:35 | 35 De vrouwen hebben hare doden


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License