Book Chapter: Verse
1 Gen 4:23 | zijn vrouwen Ada en Zilla: Hoort mijn stem, gij vrouwen van
2 Gen 20:6 | lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen. ~
3 Gen 22:8 | voor mijn aangezicht; zo hoort mij, en spreekt voor mij
4 Gen 24:20 | herders, zeggende: Dit water hoort ons toe! Daarom noemde hij
5 Gen 34:6 | 6 En hij zeide tot hen: Hoort toch dezen droom, dien ik
6 Gen 37:15 | zeggen, als gij een droom hoort, dat gij hem uitlegt. ~
7 Gen 45:2 | 2 Komt samen en hoort, gij, zonen van Jakob! en
8 Gen 45:2 | gij, zonen van Jakob! en hoort naar Israel, uw vader. ~
9 Num 12:6 | 6 En Hij zeide: Hoort nu Mijn woorden! Zo er een
10 Num 16:8 | zeide Mozes tot Korach: Hoort toch, gij, kinderen van
11 Num 20:10 | steenrots, en hij zeide tot hen: Hoort toch, gij wederspannigen,
12 Num 30:5 | breken, den dage als hij het hoort, al haar geloften, en haar
13 Num 30:7 | en ten dage als hij het hoort, tegen haar zal stilzwijgen,
14 Num 30:12 | maakt, ten dage als hij het hoort, niets van al wat uit haar
15 Deu 1:16 | zelfder tijd, zeggende: Hoort de verschillen tussen uw
16 Deu 12:28 | 28 Neemt waar, en hoort al deze woorden, die ik
17 Deu 17:4 | wordt u aangezegd, en gij hoort het; zo zult gij het wel
18 Deu 20:3 | 3 En tot hen zeggen: Hoort, Israel! gijlieden zijt
19 Deu 27:9 | zeggende: Luistert toe en hoort o Israel! Op dezen dag zijt
20 Deu 29:19 | de woorden dezes vloeks hoort, dat hij zichzelven zegene
21 Joz 3:9 | Israels: Nadert herwaarts, en hoort de woorden des HEEREN, uws
22 Joz 6:5 | gijlieden het geluid der bazuin hoort, zo zal al het volk juichen
23 Ric 4:27 | 3 Hoort, gij koningen, neemt ter
24 Ric 8:7 | riep, en hij zeide tot hen: Hoort naar mij, gij, burgers van
25 Rut 2:8 | Toen zeide Boaz tot Ruth: Hoort gij niet, mijn dochter?
26 1Sa 3:9 | Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Toen ging Samuel heen en
27 1Sa 3:10 | Spreek, want Uw knecht hoort. ~
28 1Sa 22:7 | knechten, die bij hem stonden: Hoort toch, gij, zonen van Jemini,
29 1Sa 24:10 | David zeide tot Saul: Waarom hoort gij de woorden der mensen,
30 2Sa 5:24 | En het geschiede, als gij hoort het geruis van een gang
31 2Sa 20:16 | wijze vrouw uit de stad: Hoort, hoort, zegt toch tot Joab:
32 2Sa 20:16 | vrouw uit de stad: Hoort, hoort, zegt toch tot Joab: Nader
33 1Kon 22:19| Verder zeide hij: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik
34 1Kon 22:28| gesproken! Verder zeide hij: Hoort, gij volken altegaar! ~
35 2Kon 7:1 | 1 Toen zeide Elisa: Hoort het woord des HEEREN; zo
36 2Kon 10:6 | zijt, en gij naar mijn stem hoort, neemt de hoofden van de
37 2Kon 20:28| en hij sprak en zeide: Hoort het woord des groten konings,
38 2Kon 20:31| 31 Hoort naar Hizkia niet; want zo
39 2Kon 20:32| leven en niet sterven; en hoort niet naar Hizkia, want hij
40 2Kon 23:12| dat een ieder, die het hoort, beide zijn oren klinken
41 1Kro 14:15| zal geschieden, als gij hoort het geruis van een gang
42 1Kro 29:2 | zijn voeten, en hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, en mijn
43 2Kro 14:4 | van Efraim; en hij zeide: Hoort mij toe, Jerobeam, en gans
44 2Kro 16:2 | tegen, en hij zeide tot hem: Hoort mij, Asa, en gans Juda,
45 2Kro 19:18| Verder zeide hij: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik
46 2Kro 19:27| gesproken. Verder zeide hij: Hoort, gij volken altegaar! ~
47 2Kro 21:20| stond Josafat en zeide: Hoort mij, o Juda, en gij, inwoners
48 2Kro 28:11| 11 Nu dan, hoort mij, en brengt de gevangenen
49 2Kro 29:5 | 5 En hij zeide tot hen: Hoort mij, o Levieten; heiligt
50 Job 13:6 | 6 Hoort toch mijn verdediging, en
51 Job 13:17 | 17 Hoort naarstiglijk mijn rede,
52 Job 21:2 | 2 Hoort aandachtelijk mijn rede,
53 Job 34:2 | 2 Hoort, gij wijzen, mijn woorden,
54 Job 34:10 | gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God
55 Job 36:35 | 2 Hoort met aandacht de beweging
56 Job 38:10 | menigerlei getier des drijvers hoort hij niet. ~
57 Psa 35:12 | Lamed. Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des HEEREN
58 Psa 35:18 | Zij roepen, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al
59 Psa 39:15 | ben als een man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen
60 Psa 49:2 | 2 Hoort dit, alle gij volken! neemt
61 Psa 50:7 | 7 Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken;
62 Psa 59:8 | op hun lippen; want wie hoort het? ~
63 Psa 65:3 | 3 Gij hoort het gebed; tot U zal alle
64 Psa 66:16 | 16 Komt, hoort toe, o allen gij, die God
65 Psa 69:34 | 34 Want de HEERE hoort de nooddruftigen, en Hij
66 Psa 95:7 | Heden, zo gij Zijn stem hoort, ~
67 Psa 116:1 | heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen; ~
68 Psa 145:19 | die Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen. ~
69 Spre 1:33| 33 Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij
70 Spre 4:1 | 1 Hoort, gij kinderen! de tucht
71 Spre 5:7 | Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet
72 Spre 7:24| 24 Nu dan, kinderen, hoort naar mij, en luistert naar
73 Spre 8:6 | 6 Hoort, want ik zal vorstelijke
74 Spre 8:32| 32 Nu dan, kinderen! hoort naar Mij; want welgelukzalig
75 Spre 8:33| 33 Hoort de tucht, en wordt wijs,
76 Spre 8:34| is de mens, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn
77 Spre 12:15| ogen; maar die naar raad hoort, is wijs. ~
78 Spre 13:1 | 1 Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar
79 Spre 13:1 | vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet. ~
80 Spre 13:8 | zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet. ~
81 Spre 15:31| de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen
82 Spre 15:32| maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand. ~
83 Spre 21:28| vergaan; en een man, die hoort, zal spreken tot overwinning. ~
84 Spre 25:10| Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad
85 Spre 29:24| deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft
86 Pred 7:21| spreekt, opdat gij niet hoort, dat uw knecht u vloekt. ~
87 Jes 1:2 | 2 Hoort, gij hemelen! en neem ter
88 Jes 1:10 | 10 Hoort des HEEREN woord, gij oversten
89 Jes 1:19 | gijlieden willig zijt en hoort, zo zult gij het goede dezes
90 Jes 6:9 | zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet, en
91 Jes 7:13 | 13 Toen zeide hij: Hoort gijlieden nu, gij, huis
92 Jes 28:14 | 14 Daarom, hoort des HEEREN woord, gij bespotters,
93 Jes 28:23 | 23 Neemt ter ore en hoort mijn stem, merkt op en hoort
94 Jes 28:23 | hoort mijn stem, merkt op en hoort mijn rede! ~
95 Jes 32:9 | op, gij geruste vrouwen, hoort mijn stem; gij dochters,
96 Jes 33:13 | 13 Hoort gijlieden, die verre zijt,
97 Jes 36:13 | in het Joods, en zeide: Hoort de woorden des groten konings,
98 Jes 36:16 | 16 Hoort naar Hizkia niet; want alzo
99 Jes 40:21 | Weet gijlieden niet? Hoort gij niet? Is het u van den
100 Jes 41:26 | niemand, die ulieder woorden hoort. ~
101 Jes 42:18 | 18 Hoort, gij doven! en schouwt aan,
102 Jes 42:20 | hij de oren opendoet, zo hoort hij toch niet. ~
103 Jes 42:23 | ter oren? Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal? ~
104 Jes 46:12 | 12 Hoort naar Mij, gij stijven van
105 Jes 48:1 | 1 Hoort dit, gij huis van Jakob,
106 Jes 48:14 | Vergadert u, gij allen, en hoort; wie onder hen heeft deze
107 Jes 48:16 | Nadert gijlieden tot Mij, hoort dit: Ik heb van den beginne
108 Jes 49:1 | 1 Hoort naar Mij, gij eilanden!
109 Jes 50:10 | naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen
110 Jes 51:1 | 1 Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid
111 Jes 51:7 | 7 Hoort naar Mij, gijlieden, die
112 Jes 51:21 | 21 Daarom hoort nu dit, gij bedrukten! en
113 Jes 55:2 | hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij,
114 Jes 55:3 | uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; want
115 Jes 56:2 | hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij,
116 Jes 56:3 | uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; want
117 Jes 60:2 | van ulieden, dat Hij niet hoort. ~
118 Jes 67:5 | 5 Hoort des HEEREN woord, gij, die
119 Jer 2:4 | 4 Hoort des HEEREN woord, gij huis
120 Jer 4:19 | zwijgen; want gij, mijn ziel! hoort het geluid der bazuin en
121 Jer 5:21 | 21 Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos
122 Jer 6:18 | 18 Daarom hoort, gij heidenen! en verneem,
123 Jer 7:2 | aldaar dit woord uit, en zeg: Hoort des HEEREN woord, o gans
124 Jer 7:23 | Ik hun geboden, zeggende: Hoort naar Mijn stem, zo zal Ik
125 Jer 7:28 | HEEREN, zijns Gods, niet hoort, en de tucht niet aanneemt;
126 Jer 9:10 | niemand doorgaat, en men hoort er geen stem van vee; van
127 Jer 9:20 | 20 Hoort dan des HEEREN woord, gij
128 Jer 10:1 | 1 Hoort het woord, dat de HEERE
129 Jer 11:2 | 2 Hoort gijlieden de woorden dezes
130 Jer 11:3 | Vervloekt zij de man, die niet hoort de woorden deze verbonds. ~
131 Jer 11:6 | van Jeruzalem, zeggende: Hoort de woorden dezes verbonds,
132 Jer 11:7 | en betuigende, zeggende: Hoort naar Mijn stem! ~
133 Jer 13:15 | 15 Hoort en neemt ter ore, verheft
134 Jer 17:20 | 20 En zeg tot hen: Hoort des HEEREN woord, gij koningen
135 Jer 18:10 | het naar Mijn stem niet hoort, zo zal Ik berouw hebben
136 Jer 19:3 | 3 En zeg: Hoort des HEEREN woord, gij koningen
137 Jer 19:3 | hetwelk een ieder, die het hoort, zijn oren klinken zullen; ~
138 Jer 21:11 | huis des konings van Juda, hoort des HEEREN woord. ~
139 Jer 23:16 | de HEERE der heirscharen: Hoort niet naar de woorden der
140 Jer 27:9 | 9 Gijlieden dan, hoort niet naar uw profeten, en
141 Jer 27:14 | 14 Hoort dan niet naar de woorden
142 Jer 27:16 | zeggende: Zo zegt de HEERE: Hoort niet naar de woorden uwer
143 Jer 27:17 | 17 Hoort niet naar hen, maar dient
144 Jer 29:8 | zijn, u niet bedriegen, en hoort niet naar uw dromers, die
145 Jer 29:20 | 20 Gij dan, hoort des HEEREN woord, gij allen,
146 Jer 31:10 | 10 Hoort des HEEREN woord, gij heidenen!
147 Jer 35:13 | tucht aannemen, dat gij hoort naar Mijn woorden? spreekt
148 Jer 35:16 | maar dit volk naar Mij niet hoort; ~
149 Jer 42:15 | 15 Nu dan, daarom hoort des HEEREN woord, gij overblijfsel
150 Jer 44:24 | volk, en tot al de vrouwen: Hoort des HEEREN woord, gij gans
151 Jer 44:26 | 26 Daarom hoort des HEEREN woord, gij gans
152 Jer 49:20 | 20 Daarom hoort des HEEREN raadslag, dien
153 Jer 50:45 | 45 Daarom hoort den raadslag des HEEREN,
154 Klaa 1:18| mond wederspannig geweest; hoort toch, alle gij volken, en
155 Eze 3:27 | zegt de Heere HEERE, wie hoort, die hore, en wie het laat,
156 Eze 6:3 | zeg: Gij bergen Israels, hoort het woord des Heeren HEEREN!
157 Eze 13:2 | uit hun hart profeteren: Hoort des HEEREN woord. ~
158 Eze 13:19 | Mijn volk, dat de leugen hoort? ~
159 Eze 18:25 | des HEEREN is niet recht; hoort nu, o huis Israels! is Mijn
160 Eze 20:39 | gijlieden naar Mij niet hoort; doch ontheiligt niet meer
161 Eze 25:3 | tot de kinderen Ammons: Hoort des Heeren HEEREN woord:
162 Eze 33:4 | die het geluid der bazuin hoort, wel hoort, maar zich niet
163 Eze 33:4 | geluid der bazuin hoort, wel hoort, maar zich niet laat waarschuwen;
164 Eze 33:30 | zeggende: Komt toch en hoort, wat het woord zij, dat
165 Eze 34:7 | Daarom, gij herders! hoort des HEEREN woord! ~
166 Eze 34:9 | Daarom, gij herders! hoort des HEEREN woord! ~
167 Eze 36:1 | zeg: Gij bergen Israels! hoort des HEEREN woord. ~
168 Eze 36:4 | Daarom, gij bergen Israels! hoort het woord des Heeren HEEREN:
169 Eze 37:4 | dezelve: Gij dorre beenderen! hoort des HEEREN woord. ~
170 Hos 4:1 | 1 Hoort des HEEREN woord, gij kinderen
171 Hos 5:1 | 1 Hoort dit, gij priesters! en merkt
172 Joe 1:2 | 2 Hoort dit, gij oudsten! en neemt
173 Amos 3:1 | 1 Hoort dit woord, dat de HEERE
174 Amos 3:13| 13 Hoort en betuigt in het huis Jakobs,
175 Amos 4:1 | 1 Hoort dit woord, gij koeien van
176 Amos 5:1 | 1 Hoort dit woord, dat Ik over ulieden
177 Amos 8:4 | 4 Hoort dit, gij, die den nooddruftige
178 Mic 1:2 | 2 Hoort, gij volken altemaal! merk
179 Mic 3:1 | 1 Voorts zeide ik: Hoort nu, gij hoofden Jakobs,
180 Mic 3:9 | 9 Hoort nu dit, gij hoofden van
181 Mic 6:1 | 1 Hoort nu, wat de HEERE zegt: Maak
182 Mic 6:2 | 2 Hoort, gij bergen! den twist des
183 Mic 6:9 | Uw Naam ziet het wezen): Hoort de roede, en wie ze besteld
184 Zep 3:2 | 2 Zij hoort naar de stem niet; zij neemt
185 Mal 3:16 | HEERE merkt er toch op en hoort, en er is een gedenkboek
186 Matt 7:24| dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve doet, dien zal
187 Matt 7:26| iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve niet doet, die
188 Matt 10:27| het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat
189 Matt 11:4 | Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet: ~
190 Matt 13:17| horen de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord. ~
191 Matt 13:18| 18 Gij dan, hoort de gelijkenis van den zaaier. ~
192 Matt 13:19| dat Woord des Koninkrijks hoort, en niet verstaat, zo komt
193 Matt 13:20| is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde
194 Matt 13:22| is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer
195 Matt 13:23| is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht
196 Matt 15:10| had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat. ~
197 Matt 17:5 | Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem! ~
198 Matt 18:15| hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder
199 Matt 18:16| 16 Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee
200 Matt 21:16| 16 En zeiden tot Hem: Hoort Gij wel, wat dezen zeggen?
201 Matt 21:33| 33 Hoort een andere gelijkenis. Er
202 Matt 27:13| Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele zaken
203 Mark 4:3 | 3 Hoort toe: ziet, een zaaier ging
204 Mark 4:24| zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met wat maat gij meet,
205 Mark 4:24| gemeten worden, en u, die hoort, zal meer toegelegd worden. ~
206 Mark 7:14| hebbende, zeide Hij tot hen: Hoort Mij allen en verstaat. ~
207 Mark 8:18| niet? En oren hebbende, hoort gij niet? ~
208 Mark 9:7 | Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem! ~
209 Luk 6:27 | Ik zeg ulieden, die dit hoort: Hebt uw vijanden lief;
210 Luk 6:47 | Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve doet, Ik zal
211 Luk 8:18 | 18 Ziet dan, hoe gij hoort; want zo wie heeft, dien
212 Luk 9:35 | Deze is Mijn geliefde Zoon; hoort Hem! ~
213 Luk 10:16 | 16 Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u
214 Luk 10:16 | 16 Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt,
215 Luk 10:24 | en te horen, hetgeen gij hoort, en hebben het niet gehoord. ~
216 Luk 18:6 | 6 En de Heere zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige
217 Joha 3:8 | waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet
218 Joha 3:29| bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap
219 Joha 5:24| zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij
220 Joha 8:47| 47 Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom
221 Joha 8:47| de woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij
222 Joha 9:31| dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig
223 Joha 9:31| en Zijn wil doet, dien hoort Hij. ~
224 Joha 10:20| duivel, en is uitzinnig; wat hoort gij Hem? ~
225 Joha 11:42| wist, dat Gij Mij altijd hoort; maar om der schare wil,
226 Joha 14:24| het woord dat gijlieden hoort, is het Mijne niet, maar
227 Joha 18:37| die uit de waarheid is, hoort Mijn stem. ~
228 Hand 2:22| Gij Israelietische mannen, hoort deze woorden: Jezus den
229 Hand 2:33| uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. ~
230 Hand 7:16| en gij, die God vreest, hoort toe. ~
231 Hand 9:13| zeggende: Mannen broeders, hoort mij. ~
232 Hand 13:26| 26 En gij ziet en hoort, dat deze Paulus veel volk,
233 Hand 16:1 | Mannen broeders en vaders, hoort mijn verantwoording, die
234 Hand 18:4 | bescheidenheid, kortelijk hoort. ~
235 Hand 20:3 | dat gij mij lankmoediglijk hoort. ~
236 1Kor 5:1 | 1 Men hoort ganselijk, dat er hoererij
237 2Kor 12:6 | ben, of dat hij uit mij hoort. ~
238 Gal 4:21 | onder de wet wilt zijn, hoort gij de wet niet? ~
239 Fili 1:30| gezien hebt, en nu in mij hoort. ~ ~ ~
240 Heb 3:7 | Heden, indien gij Zijn stem hoort, ~
241 Heb 3:15 | Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet,
242 Heb 4:7 | Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet. ~
243 Jako 2:5 | 5 Hoort, mijn geliefde broeders,
244 1Joh 4:5 | de wereld, en de wereld hoort hen. ~
245 1Joh 4:6 | zijn uit God. Die God kent, hoort ons; die uit God niet is,
246 1Joh 4:6 | ons; die uit God niet is, hoort ons niet. Hieruit kennen
247 Open 22:17| zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst
248 Open 22:18| der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze
|