Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
vorst 100
vorstelijk 3
vorstelijke 2
vorsten 247
vorstin 1
vorstinnen 3
vos 2
Frequency    [«  »]
248 wateren
247 goden
247 hier
247 vorsten
246 wonen
244 lands
243 kennen

Bijbel

IntraText - Concordances

vorsten

    Book Chapter: Verse
1 Gen 12:15 | 15 Ook zagen haar de vorsten van Farao, en prezen haar 2 Gen 16:20 | vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik 3 Gen 23:83 | dorpen en paleizen, twaalf vorsten naar hun volken. ~ 4 Gen 33:15 | 15 Dit zijn de vorsten der zonen van Ezau: de zonen 5 Gen 33:16 | vorst Amalek; dat zijn de vorsten van Elifaz in het land Edom; 6 Gen 33:17 | vorst Mizza; dat zijn de vorsten van Rehuel in het land Edom; 7 Gen 33:18 | vorst Korah; dat zijn de vorsten van Aholibama, de dochter 8 Gen 33:19 | Ezau, en dat zijn hunlieder vorsten; hij is Edom. ~ 9 Gen 33:21 | Ezer, en Disan; dat zijn de vorsten der Horieten, zonen van 10 Gen 33:29 | 29 Dit zijn de vorsten der Horieten: de vorst Lotan, 11 Gen 33:30 | vorst Disan; dit zijn de vorsten der Horieten, naar hun vorsten 12 Gen 33:30 | vorsten der Horieten, naar hun vorsten in het land Seir. ~ 13 Gen 33:40 | En dit zijn de namen der vorsten van Ezau, naar hun geslachten, 14 Gen 33:43 | vorst Iram; dit zijn de vorsten van Edom, naar hun woningen, 15 Exo 15:15 | 15 Dan zullen de vorsten van Edom verbaasd wezen; 16 Num 21:18 | 18 Gij put, dien de vorsten gegraven hebben, dien de 17 Num 22:8 | gesproken hebben. Toen bleven de vorsten der Moabieten bij Bileam. ~ 18 Num 22:13 | morgens op, en zeide tot de vorsten van Balak: Gaat naar uw 19 Num 22:14 | 14 Zo stonden dan de vorsten der Moabieten op, en kwamen 20 Num 22:15 | Doch Balak voer nog voort vorsten te zenden, meer en eerlijker, 21 Num 22:21 | en hij trok heen met de vorsten van Moab. ~ 22 Num 22:35 | Alzo toog Bileam met de vorsten van Balak. ~ 23 Num 22:40 | zond aan Bileam, en aan de vorsten, die bij hem waren. ~ 24 Num 23:6 | brandoffer, hij en al de vorsten der Moabieten. ~ 25 Num 23:17 | bij zijn brandoffer, en de vorsten der Moabieten bij hem. Balak 26 Joz 13:3 | toegerekend wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet 27 Joz 13:21 | geslagen heeft, mitsgaders de vorsten van Midian, Evi, en Rekem, 28 Joz 23:14 | 14 En tien vorsten met hem, van ieder vaderlijk 29 Ric 3:3 | 3 Vijf vorsten der Filistijnen, en al de 30 Ric 4:27 | koningen, neemt ter oren, gij vorsten! Ik, den HEERE zal ik zingen, 31 Ric 4:39 | 15 Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; 32 Ric 6:25 | 25 En zij vingen twee vorsten der Midianieten, Oreb en 33 Ric 7:3 | 3 God heeft de vorsten der Midianieten, Oreb en 34 Ric 15:5 | 5 Toen kwamen de vorsten der Filistijnen tot haar 35 Ric 15:8 | 8 Toen brachten de vorsten der Filistijnen tot haar 36 Ric 15:18 | zond zij heen, en riep de vorsten der Filistijnen, zeggende: 37 Ric 15:18 | ganse hart verklaard. En de vorsten der Filistijnen kwamen tot 38 Ric 15:23 | Toen verzamelden zich de vorsten der Filistijnen, om hun 39 Ric 15:27 | vrouwen; ook waren daar alle vorsten der Filistijnen; en op het 40 Ric 15:30 | en het huis viel op de vorsten, en op al het volk, dat 41 1Sa 2:8 | om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen den stoel der 42 1Sa 5:8 | verzamelden tot zich al de vorsten der Filistijnen, en zij 43 1Sa 5:11 | heen, en vergaderden al de vorsten der Filistijnen, en zeiden: 44 1Sa 6:4 | muizen, naar het getal van de vorsten der Filistijnen; want het 45 1Sa 6:4 | over u allen, en over uw vorsten. ~ 46 1Sa 6:12 | noch ter linkerhand; en de vorsten der Filistijnen gingen achter 47 1Sa 6:16 | 16 En als de vijf vorsten der Filistijnen zulks gezien 48 1Sa 6:18 | Filistijnen, onder de vijf vorsten, van de vaste steden af 49 1Sa 18:30 | 30 Als de vorsten der Filistijnen uittogen, 50 1Sa 29:2 | 2 En de vorsten der Filistijnen togen daarheen 51 1Sa 29:6 | aangenaam in de ogen der vorsten. ~ 52 1Sa 29:7 | kwaad doet in de ogen van de vorsten der Filistijnen. ~ 53 2Sa 10:3 | 3 Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot 54 1Kon 4:2 | 2 En deze waren de vorsten, die hij had: Azaria, de 55 1Kon 9:22| en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hoofdlieden, en 56 2Kon 26:12| en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hovelingen; en 57 2Kon 26:14| Jeruzalem weg, mitsgaders al de vorsten, en alle strijdbare helden, 58 1Kro 1:51| Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna, 59 1Kro 1:54| vorst Iram. Dezen waren de vorsten van Edom. ~  ~  ~  60 1Kro 4:38| kwamen tot namen, zijnde vorsten in hun huisgezinnen, en 61 1Kro 7:40| kloeke helden, hoofden der vorsten; en zij werden in geslachtsregisters 62 1Kro 12:19| hen niet hielpen; want de vorsten der Filistijnen verlieten 63 1Kro 13:1 | der honderden, en met alle vorsten. ~ 64 1Kro 20:3 | 3 Zo zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot 65 1Kro 23:17| Ook gebood David aan alle vorsten van Israel, dat zij zijn 66 1Kro 24:2 | En hij vergaderde al de vorsten van Israel, ook de priesters 67 1Kro 25:6 | aangezicht des konings, en van de vorsten, en van den priester Zadok, 68 1Kro 29:21| tot allen dienst, ook de vorsten, en het ganse volk, bereid 69 1Kro 30:24| 24 En al de vorsten, en helden, ja, ook al de 70 2Kro 1:2 | de richteren, en tot alle vorsten in gans Israel, de hoofden 71 2Kro 10:14| koningen van Arabie, en de vorsten deszelven lands, goud en 72 2Kro 18:7 | regering zond hij tot zijn vorsten, tot Ben-chail, en tot Obadja, 73 2Kro 22:4 | mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~ 74 2Kro 22:24| mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~ 75 2Kro 23:8 | huis van Achab, dat hij de vorsten van Juda en de zonen der 76 2Kro 24:17| dood van Jojada kwamen de vorsten van Juda, en bogen zich 77 2Kro 24:23| verdierven uit het volk al de vorsten des volks; en zij zonden 78 2Kro 26:11| van Hananja, een van de vorsten des konings. ~ 79 2Kro 28:21| huis des konings en der vorsten, hetwelk hij den koning 80 2Kro 30:6 | hand des konings en zijner vorsten, door gans Israel en Juda, 81 2Kro 30:12| gebod des konings en der vorsten deden, naar het woord des 82 2Kro 30:24| zeven duizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente duizend 83 2Kro 31:8 | 8 Toen nu Jehizkia en de vorsten kwamen en die hopen zagen, 84 2Kro 32:3 | hield hij raad met zijn vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren 85 2Kro 32:21| alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger 86 2Kro 32:31| alzo, als de gezanten der vorsten van Babel, die tot hem gezonden 87 2Kro 35:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig offer 88 2Kro 36:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig offer 89 2Kro 37:18| schatten des konings en zijner vorsten, dit alles voerde hij naar 90 Ezra 7:28| raadsheren, en aller geweldige vorsten des konings! Zo heb ik mij 91 Ezra 8:20| Nethinim, die David en de vorsten ten dienste der Levieten 92 Ezra 8:25| zijn raadsheren, en zijn vorsten, en gans Israel, die er 93 Ezra 8:29| priesteren en Levieten, en der vorsten der vaderen van Israel, 94 Ezra 9:1 | voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het 95 Ezra 9:2 | landen; ja, de hand der vorsten en overheden is de eerste 96 Ezra 10:8 | dagen, naar den raad der vorsten en der oudsten, al zijn 97 Ezra 10:14| 14 Laat toch onze vorsten der ganse gemeente hierover 98 Neh 9:32 | heeft, onze koningen, onze vorsten, en onze priesteren; en 99 Neh 9:34 | 34 En onze koningen, onze vorsten, onze priesters en onze 100 Neh 9:38 | en schrijven het; en onze vorsten, onze Levieten en onze priesteren 101 Neh 12:31 | 31 Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur; 102 Neh 12:32 | Hosaja, en de helft der vorsten van Juda. ~ 103 Est 1:3 | hij een maaltijd al zijn vorsten en zijn knechten; de macht 104 Est 1:11 | kroon, om den volken en den vorsten haar schoonheid te tonen; 105 Est 1:14 | Marsena, Memuchan, zeven vorsten der Perzen en der Meden, 106 Est 1:16 | aangezicht des konings en der vorsten: De koningin Vasthi heeft 107 Est 1:16 | misdaan, maar ook tegen al de vorsten, en tegen al de volken, 108 Est 1:18 | ook alzo zeggen tot al de vorsten des konings, als zij deze 109 Est 1:21 | ogen des konings en der vorsten; en de koning deed naar 110 Est 10:1 | groten maaltijd al zijn vorsten en zijn knechten, den maaltijd 111 Est 16:1 | zette zijn stoel boven al de vorsten, die bij hem waren. ~ 112 Est 16:12 | landschap waren, en aan de vorsten van elk volk, elk landschap 113 Est 17:1 | zette zijn stoel boven al de vorsten, die bij hem waren. ~ 114 Est 17:12 | landschap waren, en aan de vorsten van elk volk, elk landschap 115 Est 28:4 | hem verheven had boven de vorsten en knechten des konings. ~ 116 Est 30:9 | in de hand van een uit de vorsten des konings, van de grootste 117 Job 3:15 | 15 Of met de vorsten, die goud hadden, die hun 118 Job 29:10 | 10 De stem der vorsten verstak zich, en hun tong 119 Job 34:19 | Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke 120 Job 38:28 | van verre, den donder der vorsten en het gejuich. ~ 121 Psa 2:2 | aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen 122 Psa 45:17 | zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde. ~ 123 Psa 68:28 | die over hen heerste, de vorsten van Juda, met hun vergadering, 124 Psa 68:28 | met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten 125 Psa 68:28 | vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali. ~ 126 Psa 76:13 | 13 Die den geest der vorsten als druiven afsnijdt; Die 127 Psa 82:7 | mens; en als een van de vorsten zult gij vallen. ~ 128 Psa 83:12 | Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna; ~ 129 Psa 105:22 | 22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, 130 Psa 119:23 | 23  Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken 131 Psa 119:161| 161  Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder 132 Psa 148:11 | aarde, en alle volken, gij vorsten, en alle rechters der aarde! ~ 133 Spre 8:15| regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. ~ 134 Spre 14:28| gebrek van volk is eens vorsten verstoring. ~ 135 Spre 19:10| een knecht te heersen over vorsten! ~ 136 Spre 28:2 | des lands zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige 137 Pred 10:7 | knechten te paard gezien, en vorsten, gaande als knechten op 138 Pred 10:16| koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten! ~ 139 Pred 10:17| der edelen is, en welks vorsten ter rechter tijd eten, tot 140 Jes 1:23 | 23      Uw vorsten zijn afvalligen, en metgezellen 141 Jes 3:4 | jongelingen stellen tot hun vorsten, en kinderen zullen over 142 Jes 3:14 | Zijns volks en deszelfs vorsten, want gijlieden hebt dezen 143 Jes 10:8 | hij zegt: Zijn niet mijn vorsten al te zamen koningen? ~ 144 Jes 19:11 | 11      Gewisselijk, de vorsten van Zoan zijn dwazen, de 145 Jes 19:13 | 13      De vorsten van Zoan zijn zot geworden, 146 Jes 19:13 | Zoan zijn zot geworden, de vorsten van Nof zijn bedrogen; zij 147 Jes 21:5 | drink; maakt u op, gij vorsten, bestrijkt het schild! ~ 148 Jes 23:8 | stad, welker kooplieden vorsten zijn, welker handelaars 149 Jes 30:4 | 4      Wanneer zijn vorsten zullen geweest zijn tot 150 Jes 31:9 | zijn rotssteen, en zijn vorsten zullen voor de banier verschrikken, 151 Jes 32:1 | in gerechtigheid, en de vorsten zullen heersen naar recht. ~ 152 Jes 34:12 | koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets zijn. ~ 153 Jes 40:23 | 23      Die de vorsten te niet maakt; de richters 154 Jes 49:7 | het zien en opstaan, ook vorsten, en zij zullen zich voor 155 Jer 1:18 | koningen van Juda, tegen haar vorsten, tegen haar      priesteren, 156 Jer 2:26 | zij, hun koningen, hun vorsten, en hun priesters, en hun 157 Jer 4:9 | konings en het hart der vorsten vergaan zal; en de priesters 158 Jer 8:1 | en de beenderen hunner vorsten, en de beenderen der priesteren, 159 Jer 13:21 | gij hem geleerd hebt tot vorsten, tot een hoofd over u te 160 Jer 17:25 | stad ingaan koningen en vorsten, zittende op den troon van 161 Jer 17:25 | en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda      162 Jer 24:1 | van Juda, mitsgaders de vorsten van Juda, en de timmerlieden, 163 Jer 24:8 | Juda, mitsgaders zijn      vorsten, en het overblijfsel van 164 Jer 25:18 | en haar koningen, en haar vorsten; om die te stellen tot een 165 Jer 25:19 | en zijn knechten, en zijn vorsten, en al zijn volk; ~ 166 Jer 26:10 | 10      Als nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden, 167 Jer 26:11 | priesters en de profeten tot de vorsten en tot al het volk, zeggende: 168 Jer 26:12 | Jeremia sprak tot al de vorsten en tot al het volk, zeggende: 169 Jer 26:16 | 16      Toen zeiden de vorsten en al het volk tot de priesteren 170 Jer 26:21 | zijn geweldigen, en al de vorsten zijn woorden hoorden, zocht 171 Jer 29:2 | koningin, en de kamerlingen, de vorsten van Juda en Jeruzalem, mitsgaders 172 Jer 32:32 | zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesteren, en hun 173 Jer 34:10 | 10      Nu hoorden al de vorsten en al het volk, die het 174 Jer 34:19 | 19      De vorsten van Juda, en de vorsten 175 Jer 34:19 | vorsten van Juda, en de vorsten van Jeruzalem, de kamerlingen, 176 Jer 34:21 | koning van Juda, en zijn vorsten, zal Ik overgeven in de 177 Jer 36:12 | ziet, aldaar zaten al de vorsten: Elisama, de schrijver, 178 Jer 36:12 | zoon van Hananja, en al de vorsten. ~ 179 Jer 36:14 | 14      Toen zonden al de vorsten Jehudi, den zoon van Nethanja, 180 Jer 36:19 | 19      Toen zeiden de vorsten tot Baruch: Ga henen, verberg 181 Jer 36:21 | voor de oren van al de      vorsten, die omtrent den koning 182 Jer 37:14 | aan, en bracht hem tot de vorsten. ~ 183 Jer 37:15 | 15      En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia 184 Jer 38:4 | 4      Zo zeiden de vorsten tot den koning: Laat toch 185 Jer 38:17 | gij gewilliglijk tot de vorsten des koning van Babel zult 186 Jer 38:18 | Maar indien gij tot de vorsten des konings van Babel niet 187 Jer 38:22 | uitgevoerd worden tot de vorsten des konings van Babel; en 188 Jer 38:25 | 25      En als de vorsten zullen horen, dat ik met 189 Jer 38:27 | 27      Als dan al de vorsten tot Jeremia kwamen, en hem 190 Jer 39:3 | 3      En alle vorsten des konings van Babel togen 191 Jer 39:3 | Rab-Mag, en al de overige vorsten des konings van Babel. ~ 192 Jer 44:17 | vaders, onze koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en 193 Jer 44:21 | vaderen, uw koningen en uw vorsten, en het volk des lands, 194 Jer 48:7 | zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. ~ 195 Jer 49:3 | priesteren en zijn vorsten te zamen. ~ 196 Jer 49:38 | en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt 197 Jer 50:35 | van Babel, en over haar vorsten, en over haar wijzen. ~ 198 Jer 51:57 | 57      En Ik zal haar vorsten, en haar wijzen, haar landvoogden, 199 Jer 52:10 | en hij slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla. ~ 200 Klaa 1:6 | sieraad weggegaan; haar vorsten zijn als de herten, die 201 Klaa 1:24| het koninkrijk en deszelfs vorsten ontheiligd. ~ 202 Klaa 1:31| gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; 203 Klaa 2:12| 12      De vorsten zijn door hunlieder hand 204 Eze 7:27 | zal rouw bedrijven, en de vorsten zullen met verwoesting bekleed 205 Eze 11:1 | Pelatja, den zoon van Benaja, vorsten des volks. ~ 206 Eze 17:12 | koning genomen, en haar vorsten,      en heeft ze tot zich 207 Eze 19:1 | een weeklage op over de vorsten van Israel, ~ 208 Eze 21:12 | het zal zijn tegen al de vorsten van Israel; verschrikkingen 209 Eze 22:6 | 6      Ziet, de vorsten Israels zijn in u geweest, 210 Eze 22:27 | 27      Haar vorsten zijn in het midden van haar 211 Eze 23:6 | Bekleed met hemelsblauw, vorsten en overheden, altemaal gewenste 212 Eze 23:12 | de kinderen van Assur, de vorsten en overheden, die nabij 213 Eze 23:23 | gewenste jongelingen, die allen vorsten en overheden zijn, hoofdmannen      214 Eze 26:16 | 16      En alle vorsten der zee zullen afdalen van 215 Eze 27:21 | 21      Arabie en alle vorsten van Kedar waren de kooplieden 216 Eze 32:29 | haar koningen en al haar vorsten, die met hunlieder macht 217 Eze 39:18 | eten, en het bloed van de vorsten der aarde drinken; der rammen, 218 Eze 45:8 | zijn in Israel; en Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer 219 Eze 45:9 | Het is te veel voor u, gij vorsten Israels! doet geweld en 220 Eze 48:22 | het midden van hetgeen des vorsten zal zijn; wat tussen de 221 Eze 48:22 | van Benjamin is, zal des vorsten zijn. ~ 222 Dan 6:3 | En over dezelve drie vorsten, van dewelke Daniel de eerste 223 Dan 6:4 | overtrof deze Daniel die vorsten en die stadhouders, daarom 224 Dan 6:5 | 5      Toen zochten de vorsten en de stadhouders gelegenheid 225 Dan 6:7 | 7      Zo kwamen deze vorsten en de stadhouders met hopen 226 Dan 6:8 | 8      Al de vorsten des rijks, de overheden 227 Dan 8:25 | tegen den Vorst      der vorsten, doch hij zal zonder hand 228 Dan 9:6 | tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al 229 Dan 9:8 | onze koningen, bij onze vorsten, en bij onze vaders, omdat 230 Dan 9:26 | zelven zijn; en een volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal 231 Dan 10:13 | Michael, een van de eerste vorsten, kwam om Mij te helpen, 232 Dan 11:5 | Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch 233 Dan 11:8 | zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten 234 Hos 5:10 | 10      De vorsten van Juda zijn geworden, 235 Hos 7:3 | met hun boosheid, en de vorsten met hun leugenen. ~ 236 Hos 7:5 | de dag onzes konings; de vorsten maken hem krank door verhitting 237 Hos 7:16 | een bedrieglijke boog; hun vorsten vallen door het zwaard; 238 Hos 8:4 | niet uit Mij; zij hebben vorsten gesteld, maar Ik heb het 239 Hos 8:10 | van den      koning der vorsten. ~ 240 Hos 9:15 | liefhebben; al hun      vorsten zijn afvalligen. ~ 241 Hos 13:10 | Geef mij een koning en vorsten? ~ 242 Amos 1:15| gevangenis, hij en zijn vorsten te zamen, zegt de HEERE. ~  ~ 243 Amos 2:3 | haar uitroeien; en al haar vorsten zal Ik met hem doden, zegt 244 Mic 5:4 | stellen zeven herders, en acht vorsten uit de      mensen. ~ 245 Zep 1:8 | bezoeking zal doen over de vorsten, en over de kinderen des 246 Zep 3:3 | 3      Haar vorsten zijn brullende leeuwen in 247 Matt 2:6 | geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License