Book Chapter: Verse
1 Gen 12:15 | 15 Ook zagen haar de vorsten van Farao, en prezen haar
2 Gen 16:20 | vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik
3 Gen 23:83 | dorpen en paleizen, twaalf vorsten naar hun volken. ~
4 Gen 33:15 | 15 Dit zijn de vorsten der zonen van Ezau: de zonen
5 Gen 33:16 | vorst Amalek; dat zijn de vorsten van Elifaz in het land Edom;
6 Gen 33:17 | vorst Mizza; dat zijn de vorsten van Rehuel in het land Edom;
7 Gen 33:18 | vorst Korah; dat zijn de vorsten van Aholibama, de dochter
8 Gen 33:19 | Ezau, en dat zijn hunlieder vorsten; hij is Edom. ~
9 Gen 33:21 | Ezer, en Disan; dat zijn de vorsten der Horieten, zonen van
10 Gen 33:29 | 29 Dit zijn de vorsten der Horieten: de vorst Lotan,
11 Gen 33:30 | vorst Disan; dit zijn de vorsten der Horieten, naar hun vorsten
12 Gen 33:30 | vorsten der Horieten, naar hun vorsten in het land Seir. ~
13 Gen 33:40 | En dit zijn de namen der vorsten van Ezau, naar hun geslachten,
14 Gen 33:43 | vorst Iram; dit zijn de vorsten van Edom, naar hun woningen,
15 Exo 15:15 | 15 Dan zullen de vorsten van Edom verbaasd wezen;
16 Num 21:18 | 18 Gij put, dien de vorsten gegraven hebben, dien de
17 Num 22:8 | gesproken hebben. Toen bleven de vorsten der Moabieten bij Bileam. ~
18 Num 22:13 | morgens op, en zeide tot de vorsten van Balak: Gaat naar uw
19 Num 22:14 | 14 Zo stonden dan de vorsten der Moabieten op, en kwamen
20 Num 22:15 | Doch Balak voer nog voort vorsten te zenden, meer en eerlijker,
21 Num 22:21 | en hij trok heen met de vorsten van Moab. ~
22 Num 22:35 | Alzo toog Bileam met de vorsten van Balak. ~
23 Num 22:40 | zond aan Bileam, en aan de vorsten, die bij hem waren. ~
24 Num 23:6 | brandoffer, hij en al de vorsten der Moabieten. ~
25 Num 23:17 | bij zijn brandoffer, en de vorsten der Moabieten bij hem. Balak
26 Joz 13:3 | toegerekend wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet
27 Joz 13:21 | geslagen heeft, mitsgaders de vorsten van Midian, Evi, en Rekem,
28 Joz 23:14 | 14 En tien vorsten met hem, van ieder vaderlijk
29 Ric 3:3 | 3 Vijf vorsten der Filistijnen, en al de
30 Ric 4:27 | koningen, neemt ter oren, gij vorsten! Ik, den HEERE zal ik zingen,
31 Ric 4:39 | 15 Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora;
32 Ric 6:25 | 25 En zij vingen twee vorsten der Midianieten, Oreb en
33 Ric 7:3 | 3 God heeft de vorsten der Midianieten, Oreb en
34 Ric 15:5 | 5 Toen kwamen de vorsten der Filistijnen tot haar
35 Ric 15:8 | 8 Toen brachten de vorsten der Filistijnen tot haar
36 Ric 15:18 | zond zij heen, en riep de vorsten der Filistijnen, zeggende:
37 Ric 15:18 | ganse hart verklaard. En de vorsten der Filistijnen kwamen tot
38 Ric 15:23 | Toen verzamelden zich de vorsten der Filistijnen, om hun
39 Ric 15:27 | vrouwen; ook waren daar alle vorsten der Filistijnen; en op het
40 Ric 15:30 | en het huis viel op de vorsten, en op al het volk, dat
41 1Sa 2:8 | om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen den stoel der
42 1Sa 5:8 | verzamelden tot zich al de vorsten der Filistijnen, en zij
43 1Sa 5:11 | heen, en vergaderden al de vorsten der Filistijnen, en zeiden:
44 1Sa 6:4 | muizen, naar het getal van de vorsten der Filistijnen; want het
45 1Sa 6:4 | over u allen, en over uw vorsten. ~
46 1Sa 6:12 | noch ter linkerhand; en de vorsten der Filistijnen gingen achter
47 1Sa 6:16 | 16 En als de vijf vorsten der Filistijnen zulks gezien
48 1Sa 6:18 | Filistijnen, onder de vijf vorsten, van de vaste steden af
49 1Sa 18:30 | 30 Als de vorsten der Filistijnen uittogen,
50 1Sa 29:2 | 2 En de vorsten der Filistijnen togen daarheen
51 1Sa 29:6 | aangenaam in de ogen der vorsten. ~
52 1Sa 29:7 | kwaad doet in de ogen van de vorsten der Filistijnen. ~
53 2Sa 10:3 | 3 Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot
54 1Kon 4:2 | 2 En deze waren de vorsten, die hij had: Azaria, de
55 1Kon 9:22| en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hoofdlieden, en
56 2Kon 26:12| en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hovelingen; en
57 2Kon 26:14| Jeruzalem weg, mitsgaders al de vorsten, en alle strijdbare helden,
58 1Kro 1:51| Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna,
59 1Kro 1:54| vorst Iram. Dezen waren de vorsten van Edom. ~ ~ ~
60 1Kro 4:38| kwamen tot namen, zijnde vorsten in hun huisgezinnen, en
61 1Kro 7:40| kloeke helden, hoofden der vorsten; en zij werden in geslachtsregisters
62 1Kro 12:19| hen niet hielpen; want de vorsten der Filistijnen verlieten
63 1Kro 13:1 | der honderden, en met alle vorsten. ~
64 1Kro 20:3 | 3 Zo zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot
65 1Kro 23:17| Ook gebood David aan alle vorsten van Israel, dat zij zijn
66 1Kro 24:2 | En hij vergaderde al de vorsten van Israel, ook de priesters
67 1Kro 25:6 | aangezicht des konings, en van de vorsten, en van den priester Zadok,
68 1Kro 29:21| tot allen dienst, ook de vorsten, en het ganse volk, bereid
69 1Kro 30:24| 24 En al de vorsten, en helden, ja, ook al de
70 2Kro 1:2 | de richteren, en tot alle vorsten in gans Israel, de hoofden
71 2Kro 10:14| koningen van Arabie, en de vorsten deszelven lands, goud en
72 2Kro 18:7 | regering zond hij tot zijn vorsten, tot Ben-chail, en tot Obadja,
73 2Kro 22:4 | mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~
74 2Kro 22:24| mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~
75 2Kro 23:8 | huis van Achab, dat hij de vorsten van Juda en de zonen der
76 2Kro 24:17| dood van Jojada kwamen de vorsten van Juda, en bogen zich
77 2Kro 24:23| verdierven uit het volk al de vorsten des volks; en zij zonden
78 2Kro 26:11| van Hananja, een van de vorsten des konings. ~
79 2Kro 28:21| huis des konings en der vorsten, hetwelk hij den koning
80 2Kro 30:6 | hand des konings en zijner vorsten, door gans Israel en Juda,
81 2Kro 30:12| gebod des konings en der vorsten deden, naar het woord des
82 2Kro 30:24| zeven duizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente duizend
83 2Kro 31:8 | 8 Toen nu Jehizkia en de vorsten kwamen en die hopen zagen,
84 2Kro 32:3 | hield hij raad met zijn vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren
85 2Kro 32:21| alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger
86 2Kro 32:31| alzo, als de gezanten der vorsten van Babel, die tot hem gezonden
87 2Kro 35:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig offer
88 2Kro 36:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig offer
89 2Kro 37:18| schatten des konings en zijner vorsten, dit alles voerde hij naar
90 Ezra 7:28| raadsheren, en aller geweldige vorsten des konings! Zo heb ik mij
91 Ezra 8:20| Nethinim, die David en de vorsten ten dienste der Levieten
92 Ezra 8:25| zijn raadsheren, en zijn vorsten, en gans Israel, die er
93 Ezra 8:29| priesteren en Levieten, en der vorsten der vaderen van Israel,
94 Ezra 9:1 | voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het
95 Ezra 9:2 | landen; ja, de hand der vorsten en overheden is de eerste
96 Ezra 10:8 | dagen, naar den raad der vorsten en der oudsten, al zijn
97 Ezra 10:14| 14 Laat toch onze vorsten der ganse gemeente hierover
98 Neh 9:32 | heeft, onze koningen, onze vorsten, en onze priesteren; en
99 Neh 9:34 | 34 En onze koningen, onze vorsten, onze priesters en onze
100 Neh 9:38 | en schrijven het; en onze vorsten, onze Levieten en onze priesteren
101 Neh 12:31 | 31 Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur;
102 Neh 12:32 | Hosaja, en de helft der vorsten van Juda. ~
103 Est 1:3 | hij een maaltijd al zijn vorsten en zijn knechten; de macht
104 Est 1:11 | kroon, om den volken en den vorsten haar schoonheid te tonen;
105 Est 1:14 | Marsena, Memuchan, zeven vorsten der Perzen en der Meden,
106 Est 1:16 | aangezicht des konings en der vorsten: De koningin Vasthi heeft
107 Est 1:16 | misdaan, maar ook tegen al de vorsten, en tegen al de volken,
108 Est 1:18 | ook alzo zeggen tot al de vorsten des konings, als zij deze
109 Est 1:21 | ogen des konings en der vorsten; en de koning deed naar
110 Est 10:1 | groten maaltijd al zijn vorsten en zijn knechten, den maaltijd
111 Est 16:1 | zette zijn stoel boven al de vorsten, die bij hem waren. ~
112 Est 16:12 | landschap waren, en aan de vorsten van elk volk, elk landschap
113 Est 17:1 | zette zijn stoel boven al de vorsten, die bij hem waren. ~
114 Est 17:12 | landschap waren, en aan de vorsten van elk volk, elk landschap
115 Est 28:4 | hem verheven had boven de vorsten en knechten des konings. ~
116 Est 30:9 | in de hand van een uit de vorsten des konings, van de grootste
117 Job 3:15 | 15 Of met de vorsten, die goud hadden, die hun
118 Job 29:10 | 10 De stem der vorsten verstak zich, en hun tong
119 Job 34:19 | Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke
120 Job 38:28 | van verre, den donder der vorsten en het gejuich. ~
121 Psa 2:2 | aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen
122 Psa 45:17 | zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde. ~
123 Psa 68:28 | die over hen heerste, de vorsten van Juda, met hun vergadering,
124 Psa 68:28 | met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten
125 Psa 68:28 | vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali. ~
126 Psa 76:13 | 13 Die den geest der vorsten als druiven afsnijdt; Die
127 Psa 82:7 | mens; en als een van de vorsten zult gij vallen. ~
128 Psa 83:12 | Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna; ~
129 Psa 105:22 | 22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust,
130 Psa 119:23 | 23 Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken
131 Psa 119:161| 161 Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder
132 Psa 148:11 | aarde, en alle volken, gij vorsten, en alle rechters der aarde! ~
133 Spre 8:15| regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. ~
134 Spre 14:28| gebrek van volk is eens vorsten verstoring. ~
135 Spre 19:10| een knecht te heersen over vorsten! ~
136 Spre 28:2 | des lands zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige
137 Pred 10:7 | knechten te paard gezien, en vorsten, gaande als knechten op
138 Pred 10:16| koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten! ~
139 Pred 10:17| der edelen is, en welks vorsten ter rechter tijd eten, tot
140 Jes 1:23 | 23 Uw vorsten zijn afvalligen, en metgezellen
141 Jes 3:4 | jongelingen stellen tot hun vorsten, en kinderen zullen over
142 Jes 3:14 | Zijns volks en deszelfs vorsten, want gijlieden hebt dezen
143 Jes 10:8 | hij zegt: Zijn niet mijn vorsten al te zamen koningen? ~
144 Jes 19:11 | 11 Gewisselijk, de vorsten van Zoan zijn dwazen, de
145 Jes 19:13 | 13 De vorsten van Zoan zijn zot geworden,
146 Jes 19:13 | Zoan zijn zot geworden, de vorsten van Nof zijn bedrogen; zij
147 Jes 21:5 | drink; maakt u op, gij vorsten, bestrijkt het schild! ~
148 Jes 23:8 | stad, welker kooplieden vorsten zijn, welker handelaars
149 Jes 30:4 | 4 Wanneer zijn vorsten zullen geweest zijn tot
150 Jes 31:9 | zijn rotssteen, en zijn vorsten zullen voor de banier verschrikken,
151 Jes 32:1 | in gerechtigheid, en de vorsten zullen heersen naar recht. ~
152 Jes 34:12 | koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets zijn. ~
153 Jes 40:23 | 23 Die de vorsten te niet maakt; de richters
154 Jes 49:7 | het zien en opstaan, ook vorsten, en zij zullen zich voor
155 Jer 1:18 | koningen van Juda, tegen haar vorsten, tegen haar priesteren,
156 Jer 2:26 | zij, hun koningen, hun vorsten, en hun priesters, en hun
157 Jer 4:9 | konings en het hart der vorsten vergaan zal; en de priesters
158 Jer 8:1 | en de beenderen hunner vorsten, en de beenderen der priesteren,
159 Jer 13:21 | gij hem geleerd hebt tot vorsten, tot een hoofd over u te
160 Jer 17:25 | stad ingaan koningen en vorsten, zittende op den troon van
161 Jer 17:25 | en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda
162 Jer 24:1 | van Juda, mitsgaders de vorsten van Juda, en de timmerlieden,
163 Jer 24:8 | Juda, mitsgaders zijn vorsten, en het overblijfsel van
164 Jer 25:18 | en haar koningen, en haar vorsten; om die te stellen tot een
165 Jer 25:19 | en zijn knechten, en zijn vorsten, en al zijn volk; ~
166 Jer 26:10 | 10 Als nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden,
167 Jer 26:11 | priesters en de profeten tot de vorsten en tot al het volk, zeggende:
168 Jer 26:12 | Jeremia sprak tot al de vorsten en tot al het volk, zeggende:
169 Jer 26:16 | 16 Toen zeiden de vorsten en al het volk tot de priesteren
170 Jer 26:21 | zijn geweldigen, en al de vorsten zijn woorden hoorden, zocht
171 Jer 29:2 | koningin, en de kamerlingen, de vorsten van Juda en Jeruzalem, mitsgaders
172 Jer 32:32 | zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesteren, en hun
173 Jer 34:10 | 10 Nu hoorden al de vorsten en al het volk, die het
174 Jer 34:19 | 19 De vorsten van Juda, en de vorsten
175 Jer 34:19 | vorsten van Juda, en de vorsten van Jeruzalem, de kamerlingen,
176 Jer 34:21 | koning van Juda, en zijn vorsten, zal Ik overgeven in de
177 Jer 36:12 | ziet, aldaar zaten al de vorsten: Elisama, de schrijver,
178 Jer 36:12 | zoon van Hananja, en al de vorsten. ~
179 Jer 36:14 | 14 Toen zonden al de vorsten Jehudi, den zoon van Nethanja,
180 Jer 36:19 | 19 Toen zeiden de vorsten tot Baruch: Ga henen, verberg
181 Jer 36:21 | voor de oren van al de vorsten, die omtrent den koning
182 Jer 37:14 | aan, en bracht hem tot de vorsten. ~
183 Jer 37:15 | 15 En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia
184 Jer 38:4 | 4 Zo zeiden de vorsten tot den koning: Laat toch
185 Jer 38:17 | gij gewilliglijk tot de vorsten des koning van Babel zult
186 Jer 38:18 | Maar indien gij tot de vorsten des konings van Babel niet
187 Jer 38:22 | uitgevoerd worden tot de vorsten des konings van Babel; en
188 Jer 38:25 | 25 En als de vorsten zullen horen, dat ik met
189 Jer 38:27 | 27 Als dan al de vorsten tot Jeremia kwamen, en hem
190 Jer 39:3 | 3 En alle vorsten des konings van Babel togen
191 Jer 39:3 | Rab-Mag, en al de overige vorsten des konings van Babel. ~
192 Jer 44:17 | vaders, onze koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en
193 Jer 44:21 | vaderen, uw koningen en uw vorsten, en het volk des lands,
194 Jer 48:7 | zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
195 Jer 49:3 | priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
196 Jer 49:38 | en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt
197 Jer 50:35 | van Babel, en over haar vorsten, en over haar wijzen. ~
198 Jer 51:57 | 57 En Ik zal haar vorsten, en haar wijzen, haar landvoogden,
199 Jer 52:10 | en hij slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla. ~
200 Klaa 1:6 | sieraad weggegaan; haar vorsten zijn als de herten, die
201 Klaa 1:24| het koninkrijk en deszelfs vorsten ontheiligd. ~
202 Klaa 1:31| gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen;
203 Klaa 2:12| 12 De vorsten zijn door hunlieder hand
204 Eze 7:27 | zal rouw bedrijven, en de vorsten zullen met verwoesting bekleed
205 Eze 11:1 | Pelatja, den zoon van Benaja, vorsten des volks. ~
206 Eze 17:12 | koning genomen, en haar vorsten, en heeft ze tot zich
207 Eze 19:1 | een weeklage op over de vorsten van Israel, ~
208 Eze 21:12 | het zal zijn tegen al de vorsten van Israel; verschrikkingen
209 Eze 22:6 | 6 Ziet, de vorsten Israels zijn in u geweest,
210 Eze 22:27 | 27 Haar vorsten zijn in het midden van haar
211 Eze 23:6 | Bekleed met hemelsblauw, vorsten en overheden, altemaal gewenste
212 Eze 23:12 | de kinderen van Assur, de vorsten en overheden, die nabij
213 Eze 23:23 | gewenste jongelingen, die allen vorsten en overheden zijn, hoofdmannen
214 Eze 26:16 | 16 En alle vorsten der zee zullen afdalen van
215 Eze 27:21 | 21 Arabie en alle vorsten van Kedar waren de kooplieden
216 Eze 32:29 | haar koningen en al haar vorsten, die met hunlieder macht
217 Eze 39:18 | eten, en het bloed van de vorsten der aarde drinken; der rammen,
218 Eze 45:8 | zijn in Israel; en Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer
219 Eze 45:9 | Het is te veel voor u, gij vorsten Israels! doet geweld en
220 Eze 48:22 | het midden van hetgeen des vorsten zal zijn; wat tussen de
221 Eze 48:22 | van Benjamin is, zal des vorsten zijn. ~
222 Dan 6:3 | En over dezelve drie vorsten, van dewelke Daniel de eerste
223 Dan 6:4 | overtrof deze Daniel die vorsten en die stadhouders, daarom
224 Dan 6:5 | 5 Toen zochten de vorsten en de stadhouders gelegenheid
225 Dan 6:7 | 7 Zo kwamen deze vorsten en de stadhouders met hopen
226 Dan 6:8 | 8 Al de vorsten des rijks, de overheden
227 Dan 8:25 | tegen den Vorst der vorsten, doch hij zal zonder hand
228 Dan 9:6 | tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al
229 Dan 9:8 | onze koningen, bij onze vorsten, en bij onze vaders, omdat
230 Dan 9:26 | zelven zijn; en een volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal
231 Dan 10:13 | Michael, een van de eerste vorsten, kwam om Mij te helpen,
232 Dan 11:5 | Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch
233 Dan 11:8 | zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten
234 Hos 5:10 | 10 De vorsten van Juda zijn geworden,
235 Hos 7:3 | met hun boosheid, en de vorsten met hun leugenen. ~
236 Hos 7:5 | de dag onzes konings; de vorsten maken hem krank door verhitting
237 Hos 7:16 | een bedrieglijke boog; hun vorsten vallen door het zwaard;
238 Hos 8:4 | niet uit Mij; zij hebben vorsten gesteld, maar Ik heb het
239 Hos 8:10 | van den koning der vorsten. ~
240 Hos 9:15 | liefhebben; al hun vorsten zijn afvalligen. ~
241 Hos 13:10 | Geef mij een koning en vorsten? ~
242 Amos 1:15| gevangenis, hij en zijn vorsten te zamen, zegt de HEERE. ~ ~
243 Amos 2:3 | haar uitroeien; en al haar vorsten zal Ik met hem doden, zegt
244 Mic 5:4 | stellen zeven herders, en acht vorsten uit de mensen. ~
245 Zep 1:8 | bezoeking zal doen over de vorsten, en over de kinderen des
246 Zep 3:3 | 3 Haar vorsten zijn brullende leeuwen in
247 Matt 2:6 | geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal
|