Book Chapter: Verse
1 Gen 28:30 | huis; waarom hebt gij mijn goden gestolen? ~
2 Gen 28:32 | 32 Bij wien gij uw goden vinden zult, laat hem niet
3 Gen 32:2 | waren: Doet weg de vreemde goden, die in het midden van u
4 Gen 32:4 | zij Jakob al die vreemde goden, die in hun hand waren,
5 Exo 12:12 | gerichten oefenen aan alle goden der Egyptenaren, Ik, de
6 Exo 15:11 | wie is als Gij onder de goden? wie is als Gij, verheerlijkt
7 Exo 18:11 | HEERE groter is dan alle goden; want in de zaak, waarin
8 Exo 20:3 | 3 Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. ~
9 Exo 20:23 | Mij niet maken zilveren goden, en gouden goden zult gij
10 Exo 20:23 | zilveren goden, en gouden goden zult gij u niet maken. ~
11 Exo 21:6 | zal hem zijn heer tot de goden brengen, daarna zal hij
12 Exo 22:8 | de heer des huizes tot de goden gebracht worden, of hij
13 Exo 22:9 | beider zaak zal voor de goden komen; wien goden verwijzen,
14 Exo 22:9 | voor de goden komen; wien goden verwijzen, die zal het aan
15 Exo 22:20 | 20 Wie de goden offert, behalve den HEERE
16 Exo 22:28 | 28 De goden zult gij niet vloeken, en
17 Exo 23:13 | en den naam van andere goden zult gij niet gedenken;
18 Exo 23:24 | 24 Gij zult u voor hun goden niet buigen, noch hen dienen;
19 Exo 23:32 | zult met hen, noch met hun goden, een verbond maken. ~
20 Exo 23:33 | zondigen; indien gij hun goden dient, het zal u voorzeker
21 Exo 32:1 | tot hem: Sta op, maak ons goden, die voor ons aangezicht
22 Exo 32:4 | zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel! die u uit Egypteland
23 Exo 32:8 | en gezegd: Dit zijn uw goden, Israel, die u uit Egypteland
24 Exo 32:23 | zeiden tot mij: Maak ons goden, die voor ons aangezicht
25 Exo 32:31 | gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben.
26 Exo 33:1 | tot hem: Sta op, maak ons goden, die voor ons aangezicht
27 Exo 33:4 | zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel! die u uit Egypteland
28 Exo 33:8 | en gezegd: Dit zijn uw goden, Israel, die u uit Egypteland
29 Exo 33:23 | zeiden tot mij: Maak ons goden, die voor ons aangezicht
30 Exo 33:31 | gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben.
31 Exo 34:38 | van dat land; en zij hun goden niet nahoereren, noch hun
32 Exo 34:38 | niet nahoereren, noch hun goden offerande doen, en hij u
33 Exo 34:39 | en hun dochteren, haar goden nahoererende, maken, dat
34 Exo 34:39 | maken, dat ook uw zonen haar goden nahoereren. ~
35 Exo 34:40 | Gij zult u geen gegoten goden maken. ~
36 Lev 19:4 | keren, en u geen gegoten goden maken; Ik ben de HEERE,
37 Num 25:2 | tot de slachtofferen harer goden; en het volk at, en boog
38 Num 25:2 | en boog zich voor haar goden. ~
39 Num 32:4 | gerichten geoefend aan hun goden. ~
40 Deu 4:7 | groot volk is er, hetwelk de goden zo nabij zijn als de HEERE,
41 Deu 4:28 | 28 En aldaar zult gij goden dienen, die des mensen handenwerk
42 Deu 5:7 | 7 Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. ~
43 Deu 6:14 | 14 Gij zult andere goden niet navolgen, van de goden
44 Deu 6:14 | goden niet navolgen, van de goden der volken, die rondom u
45 Deu 7:4 | afwijken, dat zij andere goden zouden dienen; en de toorn
46 Deu 7:16 | verschonen, en gij zult hun goden niet dienen; want dat zoude
47 Deu 7:25 | gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur verbranden;
48 Deu 8:19 | ganselijk vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en
49 Deu 10:17 | uw God, is een God der goden, en een Heere der heren;
50 Deu 11:16 | dat gij afwijkt, en andere goden dient, en u voor die buigt; ~
51 Deu 11:28 | heden gebiede, om andere goden na te wandelen, die gij
52 Deu 12:2 | die gij zult erven, hun goden gediend hebben; op de hoge
53 Deu 12:3 | gesneden beelden hunner goden nederhouwen; en gij zult
54 Deu 12:30 | gij niet vraagt naar hun goden, zeggende: Gelijk als deze
55 Deu 12:30 | Gelijk als deze volken hun goden gediend hebben, alzo zal
56 Deu 12:31 | Hij haat, hebben zij hun goden gedaan; want zij hebben
57 Deu 12:31 | met vuur verbrand voor hun goden. ~
58 Deu 13:2 | zeggende: Laat ons andere goden, die gij niet gekend hebt,
59 Deu 13:6 | ons gaan, en dienen andere goden, die gij niet gekend hebt,
60 Deu 13:7 | 7 Van de goden der volken, die rondom u
61 Deu 13:13 | ons gaan, en dienen andere goden, die gij niet gekend hebt; ~
62 Deu 17:3 | heengaat, en dient andere goden, en buigt zich voor die,
63 Deu 18:20 | zal in den naam van andere goden, dezelve profeet zal sterven. ~
64 Deu 20:18 | hun gruwelen, die zij hun goden gedaan hebben, en gij zondigt
65 Deu 28:14 | linkerhand, dat gij andere goden nawandelt, om hen te dienen. ~
66 Deu 28:36 | aldaar zult gij dienen andere goden, hout en steen. ~
67 Deu 28:64 | en aldaar zult gij andere goden dienen, die gij niet gekend
68 Deu 29:18 | God, om te gaan dienen de goden dezer volken; dat onder
69 Deu 29:26 | heengegaan zijn, en andere goden gediend en zich voor die
70 Deu 29:26 | voor die gebogen hebben; goden, die hen niet gekend hadden,
71 Deu 30:17 | worden, dat gij u voor andere goden buigt, en dezelve dient; ~
72 Deu 31:16 | opstaan, en nahoereren de goden der vreemden van dat land,
73 Deu 31:18 | heeft zich gewend tot andere goden. ~
74 Deu 31:20 | het zich wenden tot andere goden, en hen dienen, en zij zullen
75 Deu 32:16 | ijver verwekt door vreemde goden; door gruwelen hebben zij
76 Deu 32:17 | geofferd, niet aan God; aan de goden, die zij niet kenden; nieuwe,
77 Deu 32:37 | Hij zeggen: Waar zijn hun goden; de rotssteen, op welken
78 Joz 23:22 | 22 De God der goden, de HEERE, de God der goden,
79 Joz 23:22 | goden, de HEERE, de God der goden, de HEERE, Die weet het;
80 Joz 24:7 | niet aan den naam hunner goden, en doet er niet bij zweren,
81 Joz 24:16 | heengaat en dient andere goden, en u voor dezelve nederbuigt,
82 Joz 25:2 | Nahor; en zij hebben andere goden gediend. ~
83 Joz 25:14 | waarheid; en doet weg de goden, die uw vaders gediend hebben,
84 Joz 25:15 | gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan
85 Joz 25:15 | waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker
86 Joz 25:16 | verlaten zouden, om andere goden te dienen. ~
87 Joz 25:20 | HEERE verlaten en vreemde goden dienen zult, zo zal Hij
88 Joz 25:23 | 23 En nu, doet de vreemde goden weg, die in het midden van
89 Ric 2:3 | aan de zijden zijn, en hun goden zullen u tot een strik zijn. ~
90 Ric 2:12 | uitgevoerd, en volgden andere goden na, van de goden der volken,
91 Ric 2:12 | andere goden na, van de goden der volken, die rondom hen
92 Ric 2:17 | maar hoereerden andere goden na, en bogen zich voor die;
93 Ric 2:19 | vaderen, navolgende andere goden, dezelve dienende, en zich
94 Ric 3:6 | en zij dienden derzelver goden. ~
95 Ric 4:32 | 8 Verkoos hij nieuwe goden, dan was er krijg in de
96 Ric 5:10 | HEERE, uw God; vreest de goden der Amorieten niet, in welker
97 Ric 9:6 | Baals, en Astharoth, en de goden van Syrie, en de goden van
98 Ric 9:6 | de goden van Syrie, en de goden van Sidon, en de goden van
99 Ric 9:6 | de goden van Sidon, en de goden van Moab, en de goden der
100 Ric 9:6 | de goden van Moab, en de goden der kinderen Ammons, mitsgaders
101 Ric 9:6 | kinderen Ammons, mitsgaders de goden der Filistijnen; en zij
102 Ric 9:13 | Mij verlaten, en andere goden gediend; daarom zal Ik u
103 Ric 9:14 | Gaat henen, roept tot de goden, die gij verkoren hebt;
104 Ric 9:16 | En zij deden de vreemde goden uit hun midden weg, en dienden
105 Ric 17:24 | hij: Gijlieden hebt mijn goden, die ik gemaakt had, weggenomen,
106 Rut 1:15 | tot haar volk en tot haar goden; keer gij ook weder, uw
107 1Sa 2:25 | mens zondigt, zo zullen de goden hem oordelen; maar wanneer
108 1Sa 4:8 | hand van deze heerlijke goden? Dit zijn dezelfde goden,
109 1Sa 4:8 | goden? Dit zijn dezelfde goden, die de Egyptenaars met
110 1Sa 7:3 | bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg,
111 1Sa 8:8 | hebben Mij verlaten en andere goden gediend; alzo doen zij u
112 1Sa 17:43 | Filistijn vloekte David bij zijn goden. ~
113 1Sa 26:19 | zeggende: Ga heen, dien andere goden. ~
114 1Sa 28:13 | de vrouw tot Saul: Ik zie goden, uit de aarde opkomende. ~
115 2Sa 7:23 | hebt, de heidenen en hun goden verdrijvende. ~
116 1Kon 9:6 | maar heengaan, en andere goden dienen, en u voor dezelve
117 1Kon 9:9 | en hebben zich aan andere goden gehouden, en zich voor dezelve
118 1Kon 11:2 | zekerlijk uw hart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo
119 1Kon 11:4 | zijn hart achter andere goden neigden; dat zijn hart niet
120 1Kon 11:8 | vreemde vrouwen, die haar goden rookten en offerden. ~
121 1Kon 11:10| geboden had, dat hij andere goden niet zou nawandelen; doch
122 1Kon 12:28| gaan naar Jeruzalem; zie uw goden, o Israel, die u uit Egypteland
123 1Kon 14:9 | henengegaan zijt, en hebt u andere goden en gegotene beelden gemaakt,
124 1Kon 19:2 | te zeggen: Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe, voorzeker,
125 1Kon 20:10| zond tot hem en zeide: De goden doen mij zo, en doen zo
126 1Kon 20:23| hadden tot hem gezegd: Hun goden zijn berggoden, daarom zijn
127 2Kon 5:17| of slachtoffer aan andere goden doen, maar den HEERE. ~
128 2Kon 19:7 | Egypte; en hadden andere goden gevreesd; ~
129 2Kon 19:29| Maar elk volk maakte zijn goden; en zij stelden ze in de
130 2Kon 19:31| Adramelech en Anamelech, de goden van Sefarvaim, met vuur. ~
131 2Kon 19:33| HEERE, en dienden ook hun goden, naar de wijze der volken,
132 2Kon 19:35| zeggende: Gij zult geen andere goden vrezen, noch u voor hen
133 2Kon 19:37| dag; en gij zult andere goden niet vrezen. ~
134 2Kon 19:38| vergeten; en gij zult andere goden niet vrezen. ~
135 2Kon 20:33| 33 Hebben de goden der volken, ieder zijn land,
136 2Kon 20:34| 34 Waar zijn de goden van Hamath, en van Arpad?
137 2Kon 20:34| van Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim, Hena en Ivva?
138 2Kon 20:35| Welke zijn ze onder alle goden der landen, die hun land
139 2Kon 21:12| 12 Hebben de goden der volken, die mijn vaders
140 2Kon 21:18| 18 En hebben hun goden in het vuur geworpen; want
141 2Kon 21:18| geworpen; want zij waren geen goden, maar het werk van mensenhanden,
142 2Kon 24:17| Mij verlaten, en anderen goden gerookt hebben, opdat zij
143 1Kro 5:25| vaderen overtreden, en de goden der volken des lands nagehoereerd,
144 1Kro 14:12| 12 En daar lieten zij hun goden; en David gebood, en zij
145 1Kro 16:25| is vreselijk boven alle goden. ~
146 1Kro 16:26| 26 Want al de goden der volken zijn afgoden;
147 2Kro 2:5 | onze God is groter dan alle goden. ~
148 2Kro 8:19| en heengaan, en andere goden dienen, en u voor die nederbuigen
149 2Kro 8:22| en hebben zich aan andere goden gehouden, en zich voor dezelve
150 2Kro 14:8 | bij u, die u Jerobeam tot goden gemaakt heeft. ~
151 2Kro 14:9 | priester dergenen, die geen goden zijn. ~
152 2Kro 25:14| gekomen was, en dat hij de goden der kinderen van Seir medegebracht
153 2Kro 25:14| had, dat hij die zich tot goden stelde, en zich voor dezelve
154 2Kro 25:15| hem: Waarom hebt gij de goden van dat volk gezocht, die
155 2Kro 25:20| hand gave, overmits zij de goden der Edomieten gezocht hadden. ~
156 2Kro 28:23| 23 Want hij offerde den goden van Damaskus, die hem geslagen
157 2Kro 28:23| hadden, en zeide: Omdat de goden der koningen van Syrie hen
158 2Kro 28:25| Juda hoogten, om anderen goden te roken; alzo verwekte
159 2Kro 32:13| volken der landen? Hebben de goden van de natien dier landen
160 2Kro 32:14| 14 Wie is er onder alle goden derzelver natien, dewelke
161 2Kro 32:17| spreken, zeggende: Gelijk de goden van de natien der landen,
162 2Kro 32:19| van Jeruzalem, als van de goden der volkeren der aarde,
163 2Kro 33:15| 15 En hij nam de vreemde goden en die gelijkenis uit het
164 2Kro 34:25| Mij verlaten, en anderen goden gerookt hebben, opdat zij
165 Psa 50:1 | psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept
166 Psa 82:1 | oordeelt in het midden der goden; ~
167 Psa 82:6 | heb wel gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen
168 Psa 86:8 | 8 Onder de goden is niemand U gelijk, Heere!
169 Psa 95:3 | groot Koning boven alle goden; ~
170 Psa 96:4 | is vreselijk boven alle goden. ~
171 Psa 96:5 | 5 Want al de goden der volken zijn afgoden;
172 Psa 97:7 | neder voor Hem, alle gij goden! ~
173 Psa 97:9 | hoog verheven boven alle goden. ~
174 Psa 135:5 | dat onze Heere boven alle goden is. ~
175 Psa 136:2 | 2 Looft den God der goden; want Zijn goedertierenheid
176 Psa 138:1 | de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen. ~
177 Jes 21:9 | de gesneden beelden harer goden heeft Hij verbroken
178 Jes 36:18 | zal ons redden; hebben de goden der volken, een ieder zijn
179 Jes 36:19 | 19 Waar zijn de goden van Hamath en Arpad? Waar
180 Jes 36:19 | Hamath en Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim? Hebben zij
181 Jes 36:20 | Welke zijn ze onder al de goden dezer landen, die hun land
182 Jes 37:12 | 12 Hebben de goden der volken die mijn vaders
183 Jes 37:19 | 19 En hebben hun goden in het vuur geworpen; want
184 Jes 37:19 | geworpen; want zij waren geen goden, maar het werk van mensenhanden,
185 Jes 41:23 | opdat wij weten, dat gij goden zijt; ja, doet goed, en
186 Jes 42:17 | beelden zeggen: Gij zijt onze goden; die zullen achterwaarts
187 Jer 1:16 | verlaten hebben, en anderen goden gerookt, en zich gebogen
188 Jer 2:11 | Heeft ook een volk de goden veranderd, hoewel dezelve
189 Jer 2:11 | veranderd, hoewel dezelve geen goden zijn? Nochtans heeft Mijn
190 Jer 2:28 | 28 Waar zijn dan uw goden, die gij u gemaakt hebt?
191 Jer 2:28 | getal uwer steden zijn uw goden, o Juda! ~
192 Jer 5:19 | verlaten, en vreemde goden in uw land gediend, alzo
193 Jer 7:6 | plaats vergieten; en andere goden niet zult nawandelen, ulieden
194 Jer 7:9 | en Baal roken, en andere goden nawandelen, die gij niet
195 Jer 7:18 | hemels, en anderen goden drankofferen te offeren,
196 Jer 10:11 | gijlieden tot hen zeggen: De goden, die den hemel en de aarde
197 Jer 11:10 | horen; en zij hebben andere goden nagewandeld, om die te dienen;
198 Jer 11:12 | henengaan, en roepen tot de goden, dien zij gerookt hebben;
199 Jer 11:13 | getal uwer steden zijn uw goden geweest, o Juda! en naar
200 Jer 13:10 | harten wandelt, en andere goden navolgt, om die te dienen,
201 Jer 16:11 | HEERE, en hebben andere goden nagewandeld, en die gediend,
202 Jer 16:13 | en aldaar zult gij andere goden dienen, dag en nacht, omdat
203 Jer 16:20 | 20 Zal een mens zich goden maken? Zij zijn toch geen
204 Jer 16:20 | maken? Zij zijn toch geen goden. ~
205 Jer 19:4 | plaats vervreemd, en andere goden daarin gerookt hebben die
206 Jer 19:13 | hemels gerookt en aan vreemde goden drankofferen geofferd hebben. ~
207 Jer 22:9 | hebben zich voor andere goden nedergebogen, en die gediend. ~
208 Jer 25:6 | 6 En wandelt andere goden niet na, om die te dienen,
209 Jer 32:29 | gerookt, en anderen goden drankofferen geofferd hebben,
210 Jer 35:15 | goed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen,
211 Jer 43:12 | aansteken in de huizen der goden van Egypte, en hij zal ze
212 Jer 43:13 | en hij zal de huizen der goden van Egypte met vuur verbranden. ~ ~
213 Jer 44:3 | gaande om te roken en andere goden te dienen, die zij niet
214 Jer 44:5 | bekeren, dat zij anderen goden niet roken. ~
215 Jer 44:8 | handen, rokende anderen goden in het land van Egypte,
216 Jer 44:15 | dat hun vrouwen anderen goden rookten, en al de vrouwen,
217 Jer 46:25 | over Egypte, en over haar goden, en over haar koningen,
218 Jer 48:35 | hoogte offert, en die zijn goden rookt. ~
219 Dan 2:11 | kennen kan geven, dan de goden, welker woning bij het vlees
220 Dan 2:47 | ulieder God een God der goden is, en een Heere der koningen,
221 Dan 3:12 | geen acht gesteld; uw goden eren zij niet, en zij bidden
222 Dan 3:14 | Abed-nego, dat gijlieden mijn goden niet eert, en het gouden
223 Dan 3:18 | bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren, noch het
224 Dan 3:25 | gelijk eens zoons der goden. ~
225 Dan 4:8 | ook de geest der heilige goden is; en ik vertelde den droom
226 Dan 4:9 | dat de geest der heilige goden in u is, zo zeg de gezichten
227 Dan 4:18 | dewijl de geest der heilige goden in u is. ~
228 Dan 5:4 | de houten en de stenen goden. ~
229 Dan 5:11 | wien de geest der heilige goden is, want in de dagen uws
230 Dan 5:11 | gelijk de wijsheid der goden is; daarom stelde hem de
231 Dan 5:14 | gehoord, dat de geest der goden in u is, en dat er licht,
232 Dan 5:23 | dezelve gedronken, en de goden van zilver en goud, koper,
233 Dan 11:8 | 8 Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun
234 Dan 11:36 | hij zal tegen den God der goden wonderlijke dingen spreken;
235 Dan 11:37 | 37 En op de goden zijner vaderen zal hij geen
236 Hos 3:1 | zij zien om, naar andere goden, en beminnen de flessen
237 Amos 2:8 | geboeten in het huis van hun goden. ~
238 Zep 2:11 | wezen, want Hij zal al de goden der aarde doen uitteren;
239 Zac 12:8 | huis Davids zal zijn als goden; als de Engel des HEEREN
240 Joha 10:34| Ik heb gezegd, gij zijt goden? ~
241 Joha 10:35| 35 Indien de wet die goden genaamd heeft, tot welke
242 Hand 8:11| zeiden in het Lycaonisch: De goden zijn den mensen gelijk geworden,
243 Hand 11:18| verkondiger te zijn van vreemde goden; omdat hij hun Jezus en
244 Hand 13:26| zeggende, dat het geen goden zijn, die met handen gemaakt
245 1Kor 8:5 | hoewel er ook zijn, die goden genaamd worden, hetzij in
246 1Kor 8:5 | de aarde (gelijk er vele goden en vele heren zijn), ~
247 Gal 4:8 | degenen, die van nature geen goden zijn; ~
|