Book Chapter: Verse
1 Gen 13:6 | droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele,
2 Gen 13:6 | zodat zij samen niet konden wonen. ~
3 Gen 15:12 | allen tegen hem; en hij zal wonen voor het aangezicht van
4 Gen 18:9 | als vreemdeling hier te wonen, en zoude hij alleszins
5 Gen 18:30 | hij vreesde binnen Zoar te wonen. En hij woonde in een spelonk,
6 Gen 31:16 | nemen, en wij zullen met u wonen, en wij zullen tot een volk
7 Gen 31:21 | daarom laat hen in dit land wonen, en daarin handelen, en
8 Gen 31:22 | wille zijn, dat zij met ons wonen, om tot een volk te zijn;
9 Gen 31:23 | zijn, en zij zullen met ons wonen.
10 Gen 33:7 | was te veel, om samen te wonen; en het land hunner vreemdelingschappen
11 Gen 41:10 | gij zult in het land Gosen wonen, en nabij mij wezen, gij
12 Gen 42:34 | in het land Gosen moogt wonen; want alle schaapherder
13 Gen 43:4 | vreemdelingen in dit land te wonen; want er is geen weide voor
14 Gen 43:4 | knechten in het land Gosen wonen! ~
15 Gen 43:6 | in het beste van het land wonen; laat hen in het land Gosen
16 Gen 43:6 | laat hen in het land Gosen wonen, en zo gij weet, dat er
17 Gen 45:13 | zal aan de haven der zeeen wonen, en hij zal aan de haven
18 Exo 2:21 | bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes zijn dochter
19 Exo 23:33 | Zij zullen in uw land niet wonen, opdat zij u tegen Mij niet
20 Exo 29:45 | midden der kinderen Israels wonen, en Ik zal hun tot een God
21 Exo 29:46 | Ik in het midden van hen wonen zou; Ik ben de HEERE, hun
22 Lev 13:46 | onrein is hij, hij zal alleen wonen; buiten het leger zal zijn
23 Lev 20:22 | Ik u brenge, om daarin te wonen, niet uitspuwe. ~
24 Lev 22:73 | zult gij in de loofhutten wonen; alle inboorlingen in Israel
25 Lev 22:73 | Israel zullen in loofhutten wonen; ~
26 Lev 22:74 | Israels in loofhutten heb doen wonen, als Ik hen uit Egypteland
27 Lev 24:18 | dezelve; zo zult gij zeker wonen in het land. ~
28 Lev 24:19 | en gij zult zeker daarin wonen. ~
29 Lev 25:5 | gij zult zeker in uw land wonen. ~
30 Lev 25:32 | vijanden, die daarin zullen wonen, zich daarover ontzetten
31 Num 13:29 | 29 De Amalekieten wonen in het land van het zuiden;
32 Num 13:29 | Jebusieten, en de Amorieten wonen op het gebergte; en de Kanaanieten
33 Num 13:29 | gebergte; en de Kanaanieten wonen aan de zee, en aan den oever
34 Num 14:25 | Amalekieten nu en de Kanaanieten wonen in het dal; wendt u morgen,
35 Num 14:30 | dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve Kaleb, de zoon
36 Num 23:9 | ziet, dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen
37 Num 32:53 | bezitting nemen, en daarin wonen; want Ik heb u dat land
38 Num 34:32 | hij zou wederkeren, om te wonen in het land, tot den dood
39 Num 34:34 | land niet, waarin gij gaat wonen, in welks midden Ik wonen
40 Num 34:34 | wonen, in welks midden Ik wonen zal; want Ik ben de HEERE,
41 Deu 2:4 | kinderen van Ezau, die in Seir wonen; zij zullen wel voor u vrezen;
42 Deu 2:22 | kinderen van Ezau, die in Seir wonen, gedaan heeft, voor welker
43 Deu 2:29 | kinderen van Ezau, die in Seir wonen, en de Moabieten, die in
44 Deu 2:29 | de Moabieten, die in Ar wonen, mij gedaan hebben; totdat
45 Deu 11:30 | die in het vlakke veld wonen, tegenover Gilgal, bij de
46 Deu 11:31 | erfelijk bezitten, en daarin wonen. ~
47 Deu 12:10 | over de Jordaan gaan, en wonen in het land, dat u de HEERE,
48 Deu 12:10 | rondom, en gij zult zeker wonen. ~
49 Deu 12:11 | Zijn Naam aldaar te doen wonen; daarheen zult gij brengen
50 Deu 12:29 | bezitten, en in hun land wonen; ~
51 Deu 13:12 | God, u geeft, om aldaar te wonen, zult horen zeggen: ~
52 Deu 14:23 | Zijn Naam aldaar te doen wonen, zult gij eten de tienden
53 Deu 16:2 | Zijn Naam aldaar te doen wonen. ~
54 Deu 16:6 | om daar Zijn Naam te doen wonen, aldaar zult gij het pascha
55 Deu 16:11 | Zijnen Naam aldaar te doen wonen. ~
56 Deu 17:14 | zult bezitten en daarin wonen, en gij zeggen zult: Ik
57 Deu 19:1 | steden en in hun huizen wonen; ~
58 Deu 26:1 | zult bezitten, en daarin wonen; ~
59 Deu 26:2 | Zijn Naam aldaar te doen wonen; ~
60 Deu 28:30 | bouwen, maar daarin niet wonen; een wijngaard zult gij
61 Deu 33:12 | HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen. Hij zal hem den gansen
62 Deu 33:12 | tussen Zijn schouders zal hij wonen! ~
63 Deu 33:28 | Israel dan zal zeker alleen wonen, en Jakobs oog zal zijn
64 Joz 10:6 | Amorieten, die op het gebergte wonen, hebben zich tegen ons vergaderd. ~
65 Joz 13:6 | Allen, die op het gebergte wonen van den Libanon aan tot
66 Joz 17:12 | wilden in hetzelve land wonen. ~
67 Joz 17:16 | die in het land des dals wonen, bij die te Beth-Sean en
68 Joz 20:6 | hij zal in dezelve stad wonen, totdat hij sta voor het
69 Ric 1:27 | en de Kanaanieten wilden wonen in hetzelve land. ~
70 Ric 1:35 | Ook wilden de Amorieten wonen op het gebergte van Heres,
71 Ric 7:11 | dergenen, die in tenten wonen, tegen het oosten van Nobah
72 Ric 8:41 | zij te Sichem niet mochten wonen. ~
73 Ric 17:1 | voor zich een erfenis om te wonen; want hun was tot op dien
74 1Sa 12:8 | deden hen aan deze plaats wonen. ~
75 1Sa 27:5 | de koninklijke stad bij u wonen? ~
76 1Kon 3:17 | mijn heer. Ik en deze vrouw wonen in een huis; en ik heb bij
77 1Kon 6:13 | midden der zonen Israels wonen; en Ik zal Mijn volk Israel
78 1Kon 8:12 | dat Hij in donkerheid zou wonen. ~
79 1Kon 8:27 | waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de
80 2Kon 6:1 | nu, de plaats, waar wij wonen voor uw aangezicht, is voor
81 2Kon 6:2 | een plaats maken, om er te wonen. En hij zeide: Gaat heen. ~
82 2Kon 19:6 | weg in Assyrie, en deed ze wonen in Halah, en in Habor, aan
83 2Kon 19:24 | en Sefarvaim, en deed hen wonen in de steden van Samaria,
84 2Kon 19:26 | vervoerd hebt, en hebt doen wonen in de steden van Samaria,
85 2Kon 19:27 | dat zij henentrekken, en wonen aldaar; en dat hij hun lere
86 1Kro 17:4 | geen huis bouwen, om in te wonen. ~
87 1Kro 24:25 | en Hij zal te Jeruzalem wonen tot in eeuwigheid. ~
88 2Kro 2:3 | te bouwen, om daarin te wonen, zo doe ook met mij. ~
89 2Kro 7:1 | Hij in de donkerheid zou wonen. ~
90 2Kro 7:18 | bij de mensen op de aarde wonen? Ziet de hemelen, ja, de
91 2Kro 9:2 | kinderen Israels aldaar deed wonen. ~
92 2Kro 9:11 | koning van Israel, niet wonen, omdat de plaatsen heilig
93 2Kro 20:10 | broederen, die in hun steden wonen, tot u zal komen, tussen
94 Ezra 4:10 | heeft vervoerd, en doen wonen in de stad van Samaria,
95 Ezra 6:12 | Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe ter neder alle koningen
96 Ezra 10:2 | volken des lands bij ons doen wonen; maar nu, er is hope voor
97 Ezra 10:10 | vreemde vrouwen bij u doen wonen, om Israels schuld te vermeerderen. ~
98 Ezra 10:14 | vrouwen bij zich hebben doen wonen, op gezette tijden komen,
99 Ezra 10:17 | vrouwen bij zich hadden doen wonen, tot op den eersten dag
100 Ezra 10:18 | vrouwen bij zich hadden doen wonen; van de zonen van Jesua,
101 Neh 1:9 | Mijn Naam aldaar te doen wonen. ~
102 Neh 8:15 | Israels in loofhutten zouden wonen, op het feest in de zevende
103 Neh 11:1 | heilige stad Jeruzalem zou wonen, en negen delen in de andere
104 Neh 11:2 | aanboden te Jeruzalem te wonen. ~
105 Neh 13:23 | vrouwen bij zich hadden doen wonen. ~
106 Neh 13:27 | doende vreemde vrouwen bij u wonen? ~
107 Job 3:5 | verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de
108 Job 11:14 | onrecht in uw tenten niet wonen. ~
109 Job 18:15 | 15 Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de
110 Job 30:6 | 6 Opdat zij wonen zouden in de kloven der
111 Psa 4:9 | alleen zult mij doen zeker wonen. ~ ~
112 Psa 7:6 | doe mijn eer in het stof wonen! Sela. ~
113 Psa 15:1 | verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid? ~
114 Psa 16:9 | ook zal mijn vlees zeker wonen. ~
115 Psa 24:1 | de wereld, en die daarin wonen. ~
116 Psa 27:4 | dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN,
117 Psa 38:29 | en in eeuwigheid daarop wonen. ~
118 Psa 65:9 | 9 En die op de einden wonen, vrezen voor Uw tekenen;
119 Psa 68:7 | zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre. ~
120 Psa 68:17 | woning; ook zal er de HEERE wonen in eeuwigheid. ~
121 Psa 68:19 | wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God! ~
122 Psa 69:36 | bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar erfelijk bezitten; ~
123 Psa 69:37 | Zijns Naams zullen daarin wonen. ~
124 Psa 71:3 | Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te
125 Psa 78:55 | stammen Israels in hun tenten wonen. ~
126 Psa 84:5 | zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk.
127 Psa 84:11 | Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid. ~
128 Psa 98:7 | met degenen, die daarin wonen. ~
129 Psa 102:29 | kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw
130 Psa 107:34 | boosheid dergenen, die daarin wonen. ~
131 Psa 107:36 | doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad
132 Psa 113:9 | 9Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde
133 Psa 132:14 | eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd. ~
134 Spre 1:33 | naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn
135 Spre 21:9 | 9 Het is beter te wonen op een hoek van het dak,
136 Spre 21:19 | 19 Het is beter te wonen in een woest land, dan bij
137 Spre 25:24 | 24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak,
138 Jes 9:1 | licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw
139 Jes 13:21 | zullen de jonge struisen wonen, en de duivelen zullen
140 Jes 23:18 | die voor den HEERE wonen, opdat zij eten tot verzadiging,
141 Jes 24:6 | het land, en die daarin wonen, zullen verwoest worden;
142 Jes 30:19 | Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult
143 Jes 32:16 | recht zal in de woestijn wonen, en de gerechtigheid zal
144 Jes 32:18 | een woonplaats des vredes wonen, en in welverzekerde woningen,
145 Jes 33:14 | die bij een verterend vuur wonen kan? Wie is er onder ons,
146 Jes 33:14 | een eeuwigen gloed wonen kan? ~
147 Jes 33:16 | Die zal in de hoogten wonen, de sterkten der steenrotsen
148 Jes 34:11 | schuifuit, en de raaf zal daarin wonen; want Hij zal een richtsnoer
149 Jes 34:17 | geslacht zullen zij daarin wonen. ~ ~
150 Jes 42:11 | juichen, die in de rotsstenen wonen, en van den top der bergen
151 Jes 45:18 | geformeerd, opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en
152 Jes 49:20 | nauw, wijk van mij, dat ik wonen moge. ~
153 Jes 66:9 | Mijn knechten zullen aldaar wonen. ~
154 Jer 7:3 | zo zal Ik ulieden doen wonen in deze plaats. ~
155 Jer 7:7 | vaderen gegeven heb, doen wonen van eeuw tot eeuw. ~
156 Jer 7:12 | Naam in het eerst had doen wonen; en ziet, wat Ik daaraan
157 Jer 8:16 | volheid, de stad en die daarin wonen. ~
158 Jer 9:26 | zijn, die in de woestijn wonen; want al de heidenen
159 Jer 12:4 | boosheid dergenen, die daarin wonen, vergaan de beesten en het
160 Jer 23:6 | worden, en Israel zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn,
161 Jer 23:8 | gedreven had! want zij zullen wonen in hun land. ~
162 Jer 24:8 | overgebleven, en die in Egypteland wonen; ~
163 Jer 25:24 | hoops, die in de woestijn wonen; ~
164 Jer 27:11 | dat bouwen en daarin wonen. ~
165 Jer 31:24 | zullen te zamen daarin wonen; de akkerlieden, en die
166 Jer 32:37 | wederbrengen, en zal hen zeker doen wonen.
167 Jer 33:16 | worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen
168 Jer 35:7 | maar gij zult in tenten wonen al uw dagen; opdat gij veel
169 Jer 42:10 | in dit land zult blijven wonen, zo zal Ik u bouwen en niet
170 Jer 43:5 | in het land van Juda te wonen; ~
171 Jer 44:13 | degenen, die in Egypteland wonen, gelijk als Ik bezoeking
172 Jer 44:14 | weder te keren, om aldaar te wonen; maar zij zullen er niet
173 Jer 46:8 | zal de stad, en die daarin wonen, verderven. ~
174 Jer 47:2 | de stad en die daarin wonen; en de mensen zullen schreeuwen,
175 Jer 49:18 | HEERE; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin
176 Jer 49:31 | grendel heeft, die alleen wonen. ~
177 Jer 49:33 | eeuwigheid; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin
178 Jer 50:39 | dieren der eilanden daarin wonen; ook zullen de jonge struisen
179 Jer 50:39 | de jonge struisen daarin wonen; en men zal er geen verblijf
180 Jer 50:40 | alzo zal niemand aldaar wonen, en geen mensenkind in haar
181 Jer 51:1 | tegen degenen, die daar wonen in het hart van degenen,
182 Klaa 1:125| zullen er niet langer wonen. ~
183 Eze 12:19 | van al degenen, die daarin wonen; ~
184 Eze 17:23 | ceder worden, dat onder hem wonen zal alle gevogelte
185 Eze 17:23 | zijner takken zullen zij wonen. ~
186 Eze 28:25 | dan zullen zij in hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht,
187 Eze 28:26 | zij zullen daarin zeker wonen, en huizen bouwen, en wijngaarden
188 Eze 28:26 | planten; ja, zij zullen zeker wonen; als Ik gerichten zal hebben
189 Eze 32:4 | gevogelte des hemels op u doen wonen, en het gedierte der ganse
190 Eze 32:15 | hebben allen, die daarin wonen; alzo zullen zij weten,
191 Eze 34:25 | ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn, en slapen
192 Eze 34:28 | vreten; maar zij zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn,
193 Eze 36:28 | 28 En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen
194 Eze 37:25 | 25 En zij zullen wonen in het land, dat Ik Mijn
195 Eze 37:25 | hebben; ja, daarin zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en
196 Eze 38:8 | zij allemaal zeker zullen wonen. ~
197 Eze 38:11 | in rust zijn, die zeker wonen, die altemaal wonen zonder
198 Eze 38:11 | zeker wonen, die altemaal wonen zonder muur, en grendel
199 Eze 39:6 | die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat
200 Eze 43:7 | Mijner voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen
201 Eze 43:9 | zal in het midden van hen wonen in eeuwigheid. ~
202 Dan 2:38 | overal, waar mensenkinderen wonen, heeft Hij de beesten des
203 Dan 4:1 | op den gansen aardbodem wonen: uw vrede worde vermenigvuldigd! ~
204 Hos 11:11 | Assur; en Ik zal hen doen wonen in hun huizen, spreekt de
205 Hos 12:10 | zal u nog in tenten doen wonen, als in de dagen der samenkomst; ~
206 Joe 3:21 | gereinigd had; en de HEERE zal wonen op Sion. ~
207 Amos 5:11 | maar gij zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste
208 Amos 9:5 | versmelte, en allen, die daarin wonen, treuren; en dat het geheel
209 Mic 4:10 | uitgaan, en op het veld wonen, en tot in Babel komen,
210 Mic 5:3 | Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn
211 Nah 1:5 | wereld, en allen, die daarin wonen. ~
212 Zac 2:10 | zal in het midden van u wonen, spreekt de HEERE. ~
213 Zac 2:11 | zal in het midden van u wonen; en gij zult weten, dat
214 Zac 8:3 | het midden van Jeruzalem wonen; en Jeruzalem zal geheten
215 Zac 8:8 | het midden van Jeruzalem wonen zullen; en zij zullen Mij
216 Zac 9:6 | de bastaard zal te Asdod wonen, en Ik zal den hoogmoed
217 Zac 14:11 | En zij zullen daarin wonen, en er zal geen verbanning
218 Zac 14:11 | want Jeruzalem zal zeker wonen. ~
219 Matt 4:13 | verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaum, gelegen aan
220 Matt 12:45 | hijzelf, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste
221 Luk 11:26 | is, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste
222 Luk 13:4 | mensen, die in Jeruzalem wonen? ~
223 Hand 1:19 | allen, die te Jeruzalem wonen, alzo dat die akker in hun
224 Hand 4:16 | allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet
225 Hand 7:27 | 27 Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen
226 Hand 11:26 | den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de
227 Hand 22:16 | toegelaten op zichzelven te wonen met den krijgsknecht, die
228 1Kor 7:12 | dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate. ~
229 1Kor 7:13 | tevreden is bij haar te wonen, dat zij hem niet verlate. ~
230 2Kor 5:8 | om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te
231 2Kor 5:8 | en bij den Heere in te wonen. ~
232 2Kor 6:16 | gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen;
233 Kol 1:19 | dat in Hem al de volheid wonen zou; ~
234 Open 3:10 | verzoeken, die op de aarde wonen. ~
235 Open 6:10 | degenen, die op de aarde wonen? ~
236 Open 8:13 | dengenen, die op de aarde wonen, van de overige stemmen
237 Open 11:10 | 10 En die op de aarde wonen, die zullen verblijd zijn
238 Open 11:10 | degenen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. ~
239 Open 13:6 | tabernakel, en die in den hemel wonen. ~
240 Open 13:8 | En allen, die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden,
241 Open 13:12 | de aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden,
242 Open 13:14 | degenen, die op de aarde wonen, door de tekenen, die aan
243 Open 13:14 | degenen, die op de aarde wonen, dat zij het beest, dat
244 Open 14:6 | dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht,
245 Open 17:8 | gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (
246 Open 21:3 | mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk
|