Book Chapter: Verse
1 Gen 4:3 | dat Kain van de vrucht des lands den HEERE offer bracht. ~
2 Gen 18:25 | steden, ook het gewas des lands. ~
3 Gen 22:7 | neder voor het volk des lands, voor de zonen Heths; ~
4 Gen 22:12 | aangezicht van het volk des lands; ~
5 Gen 22:13 | de oren van het volk des lands, zeggende: Trouwens, zijt
6 Gen 25:46 | van de dochteren dezes lands, waartoe zal mij het leven
7 Gen 31:30 | onder de inwoners dezes lands, onder de Kanaanieten, en
8 Gen 32:16 | was nog een kleine streek lands om tot Efrath te komen;
9 Gen 37:34 | neme het vijfde deel des lands van Egypte in de zeven jaren
10 Gen 38:6 | verkocht aan al het volk des lands; en Jozefs broederen kwamen,
11 Gen 38:30 | gehouden voor verspieders des lands. ~
12 Gen 39:11 | van het loffelijkste dezes lands in uwe vaten, en brengt
13 Gen 41:6 | hongers in het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren,
14 Gen 41:18 | gij zult het vette dezes lands eten. ~
15 Gen 44:7 | het nog een kleine streek lands was, om tot Efrath te komen;
16 Gen 44:16 | menigte, in het midden des lands! ~
17 Gen 44:22 | 22 En ik heb u een stuk lands gegeven boven uw broederen;
18 Gen 46:7 | huis, en al de oudsten des lands van Egypte; ~
19 Gen 46:11 | 11 Als de inwoners des lands, de Kanaanieten, dien rouw
20 Exo 5:5 | Farao: Ziet, het volk des lands is alreeds te veel; en zoudt
21 Exo 8:22 | HEERE, in het midden dezes lands ben. ~
22 Exo 10:5 | zij zullen het gezicht des lands bedekken, alzo dat men de
23 Exo 10:12 | Egypteland, en al het kruid des lands opeten, al wat de hagel
24 Exo 10:15 | bedekten het gezicht des gansen lands, alzo dat het land verduisterd
25 Exo 10:15 | zij aten al het kruid des lands op, en al de vruchten der
26 Exo 12:19 | vreemdeling of een ingeborene des lands. ~
27 Exo 12:48 | wezen als een ingeborene des lands; maar geen onbesnedene zal
28 Exo 23:19 | der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des
29 Exo 34:35 | maakt met den inwoners des lands, waarin gij komen zult;
30 Exo 34:49 | van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des
31 Lev 4:27 | enig mens van het volk des lands door afdwaling zal gezondigd
32 Lev 18:3 | de werken des Egyptischen lands, waarin gij gewoond hebt;
33 Lev 18:3 | hebt; en naar de werken des lands Kanaan, waarheen Ik u brenge,
34 Lev 18:27 | 27 Want de lieden dezes lands, die voor u geweest zijn,
35 Lev 19:9 | Als gij ook den oogst uws lands inoogsten zult, gij zult
36 Lev 20:2 | gedood worden; het volk des lands zal hem met stenen stenigen. ~
37 Lev 20:4 | 4 En indien het volk des lands hun ogen enigzins verbergen
38 Lev 22:53 | Als gij nu den oogst uws lands zult inoogsten, gij zult,
39 Lev 22:70 | als gij het inkomen des lands zult ingegaderd hebben,
40 Lev 24:6 | inkomst van den sabbat des lands zal voor u tot spijze zijn,
41 Lev 24:31 | zullen als het veld des lands gerekend worden; daarvoor
42 Lev 25:20 | geven, en het geboomte des lands zal zijn vrucht niet geven. ~
43 Lev 26:30 | 30 Ook alle tienden des lands, van het zaad des lands,
44 Lev 26:30 | lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte,
45 Num 9:14 | vreemdeling en den inboorling des lands. ~
46 Num 13:20 | neemt van de vrucht des lands. Die dagen nu waren de dagen
47 Num 13:25 | weder van het verspieden des lands, ten einde van veertig dagen. ~
48 Num 13:26 | lieten hen de vrucht des lands zien. ~
49 Num 14:9 | gij niet het volk dezes lands; want zij zijn ons brood!
50 Num 15:19 | als gij van het brood des lands zult eten, dan zult gij
51 Num 22:5 | het heeft het gezicht des lands bedekt, en het blijft liggen
52 Num 22:11 | het heeft het gezicht des lands bedekt; kom nu, vervloek
53 Num 31:70 | vanwege de inwoners des lands. ~
54 Num 31:86 | landpalen, de steden des lands rondom. ~
55 Num 32:37 | berg Hor, aan het einde des lands van Edom. ~
56 Num 32:52 | zult gij alle inwoners des lands voor uw aangezicht uit de
57 Num 32:55 | indien gij de inwoners des lands niet voor uw aangezicht
58 Deu 1:25 | namen van de vrucht des lands in hun hand, en brachten
59 Deu 3:10 | Al de steden des platten lands, en het ganse Gilead, en
60 Deu 4:5 | alzo doet in het midden des lands, waar gij naar toe gaat,
61 Deu 7:13 | buiks, en de vrucht uws lands, uw koren, en uw most, en
62 Deu 11:14 | Zo zal Ik den regen uws lands geven te Zijner tijd, vroegen
63 Deu 15:11 | ophouden uit het midden des lands; daarom gebiede ik u, zeggende:
64 Deu 19:3 | bereiden, en de pale uws lands, dat u de HEERE, uw God,
65 Deu 26:2 | eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult
66 Deu 26:10 | eerstelingen van de vrucht dezes lands, dat Gij, HEERE, mij gegeven
67 Deu 28:4 | buiks, en de vrucht uws lands, en de vrucht uwer beesten,
68 Deu 28:11 | beesten, en in de vrucht uws lands; op het land, dat de HEERE
69 Deu 28:18 | buiks, en de vrucht uws lands, de voortzetting uwer koeien,
70 Deu 28:24 | pulver en stof tot regen uws lands geven; van den hemel zal
71 Deu 28:42 | geboomte, en de vrucht uws lands zal het boos gewormte erfelijk
72 Deu 28:51 | beesten, en de vrucht uws lands opeten, totdat gij verdelgd
73 Deu 29:22 | zullen zien de plagen dezes lands en deszelfs krankheden,
74 Deu 30:9 | beesten, en in de vrucht uws lands, ten goede; want de HEERE
75 Deu 33:17 | stoten tot aan de einden des lands. Dezen nu zijn de tien duizenden
76 Joz 2:9 | dat al de inwoners dezes lands voor ulieder aangezicht
77 Joz 2:24 | zijn al de inwoners des lands voor onze aangezichten gesmolten. ~ ~ ~ ~
78 Joz 5:11 | het overjarige koren des lands, des anderen daags van het
79 Joz 5:12 | daags, nadat zij van des lands overjarige koren gegeten
80 Joz 5:12 | jaar van de inkomst des lands Kanaan. ~
81 Joz 6:22 | mannen, de verspieders des lands: Gaat in het huis der vrouw,
82 Joz 7:9 | Kanaanieten, en alle inwoners des lands horen zullen, zo zullen
83 Joz 9:11 | en al de inwoners onzes lands, zeggende: Neemt reiskost
84 Joz 9:24 | geven, en al de inwoners des lands voor ulieder aangezicht
85 Joz 12:1 | nu zijn de koningen des lands, die de kinderen Israels
86 Joz 12:7 | nu zijn de koningen des lands, die Jozua sloeg, en de
87 Joz 13:1 | welbedaagd, en er is zeer veel lands overgebleven, om dat erfelijk
88 Joz 13:21 | alle steden des vlakken lands, en het ganse koninkrijk
89 Joz 13:21 | van Sihon, inwoners des lands. ~
90 Joz 19:51 | einde van het uitdelen des lands. ~ ~ ~ ~
91 Joz 25:18 | den Amoriet, inwoner des lands. Wij zullen ook den HEERE
92 Ric 2:2 | maken met de inwoners dezes lands; hun altaren zult gij afbreken.
93 Ric 5:4 | verdierven de opkomst des lands, tot daar gij komt te Gaza;
94 Ric 8:37 | afkomende uit het midden des lands, en een hoop komt van den
95 Rut 4:3 | tot dien losser: Het stuk lands, dat van onzen broeder Elimelech
96 1Sa 14:14 | bunders, zijnde een juk ossen lands. ~
97 1Sa 21:11 | niet David, de koning des lands? Zong men niet van dezen
98 1Sa 27:5 | in een van de steden des lands, dat ik daar wone; want
99 1Sa 27:8 | geweest de inwoners des lands), dat gij gaat naar Sur,
100 1Kon 20:7 | Israel alle oudsten des lands, en zeide: Merkt toch en
101 2Kon 3:19| stoppen; en alle goede stukken lands zult gij met stenen verderven. ~
102 2Kon 3:25| steen op alle goede stukken lands, en zij vulden ze, en stopten
103 2Kon 5:19| van hem een kleine streek lands. ~
104 2Kon 9:10| Izebel eten op het stuk lands van Jizreel, en er zal niemand
105 2Kon 9:21| en vonden hem op het stuk lands van Naboth, den Jizreeliet. ~
106 2Kon 9:25| Neem, werp hem op dat stuk lands van Naboth, den Jizreeliet;
107 2Kon 9:26| niet vergelde op dit stuk lands, zegt de HEERE. Nu dan,
108 2Kon 9:36| Thisbiet, zeggende: Op het stuk lands van Jizreel zullen de honden
109 2Kon 9:37| op het veld, in het stuk lands van Jizreel, dat men niet
110 2Kon 11:14| koning; en al het volk des lands was blijde, en blies met
111 2Kon 11:18| Daarna ging al het volk des lands in het huis van Baal, en
112 2Kon 11:19| trawanten, en al het volk des lands; en zij brachten den koning
113 2Kon 11:20| 20 En al het volk des lands was blijde, en de stad werd
114 2Kon 16:5 | richtende het volk des lands. ~
115 2Kon 17:15| brandoffer van al het volk des lands, en hun spijsoffer, en hun
116 2Kon 18:15| brandoffer van al het volk des lands, en hun spijsoffer, en hun
117 2Kon 23:24| 24 Maar het volk des lands versloeg allen, die tegen
118 2Kon 23:24| hadden; en het volk des lands maakte zijn zoon Josia koning
119 2Kon 25:30| zijn graf; en het volk des lands nam Joahaz, den zoon Josia,
120 2Kon 25:35| goud af van het volk des lands, om aan Farao Necho te geven. ~
121 2Kon 26:14| overgelaten, dan het arme volk des lands. ~
122 2Kon 26:15| daartoe de machtigen des lands bracht hij gevankelijk van
123 2Kon 27:3 | sterk werd, en het volk des lands geen brood had, ~
124 2Kon 27:12| Maar van de armsten des lands liet de overste der trawanten
125 2Kon 27:19| heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, en
126 2Kon 27:19| mannen van het volk des lands, die in de stad gevonden
127 1Kro 5:25| de goden der volken des lands nagehoereerd, welke God
128 1Kro 11:4 | Jebusieten, de inwoners des lands. ~
129 1Kro 23:18| Hij heeft de inwoners des lands in mijn hand gegeven, en
130 2Kro 7:38| zullen naar den weg huns lands, dat Gij hun vaderen gegeven
131 2Kro 10:14| en de vorsten deszelven lands, goud en zilver aan Salomo. ~
132 2Kro 21:7 | onze God, de inwoners dezes lands van voor het aangezicht
133 2Kro 23:26| koning; en al het volk des lands was blijde, en blies met
134 2Kro 23:33| volk, en al het volk des lands, en bracht den koning van
135 2Kro 23:34| 21 En al het volk des lands was blijde, en de stad werd
136 2Kro 26:21| richtende het volk des lands. ~
137 2Kro 32:4 | die door het midden des lands henenvloeide, zeggende:
138 2Kro 33:25| 25 Maar het volk des lands sloeg hen allen, die de
139 2Kro 33:25| hadden; en het volk des lands maakte zijn zoon Josia koning
140 2Kro 37:1 | 1 Toen nam het volk des lands Joahaz, den zoon van Josia,
141 Ezra 4:4 | Evenwel maakte het volk des lands de handen des volks van
142 Ezra 6:21| onreinigheid der heidenen des lands tot hen afgezonderd had,
143 Ezra 9:12| wordt, en het goede des lands eet, en uw kinderen doet
144 Ezra 10:2 | vrouwen van de volken des lands bij ons doen wonen; maar
145 Ezra 10:11| scheidt u af van de volken des lands, en van de vreemde vrouwen. ~
146 Neh 9:10 | en aan al het volk zijns lands; want Gij wist, dat zij
147 Neh 9:24 | Gij hebt de inwoners des lands, de Kanaanieten, voor hun
148 Neh 9:24 | koningen en de volken des lands, om daarmede te doen naar
149 Neh 10:30 | geven aan de volken des lands, noch hun dochteren nemen
150 Neh 10:31 | 31 Ook als de volken des lands waren en alle koren op den
151 Neh 10:35 | ook de eerstelingen onzes lands en de eerstelingen van alle
152 Neh 10:37 | Gods, en de tienden onzes lands tot de Levieten; en dat
153 Est 49:10 | velen uit de volken des lands werden Joden, want de vreze
154 Job 24:4 | versteken zich de ellendigen des lands. ~
155 Psa 61:3 | 3Van het einde des lands roep ik tot U als mijn hart
156 Psa 74:20 | de duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld. ~
157 Psa 79:2 | gunstgenoten aan het gedierte des lands. ~
158 Psa 101:8 | zal ik alle goddelozen des lands verdelgen, om uit de stad
159 Spre 28:2 | Om de overtreding des lands zijn deszelfs vorsten vele;
160 Spre 31:23| hij zit met de oudsten des lands. ~
161 Jes 1:19 | zult gij het goede dezes lands eten. ~
162 Jes 5:8 | wordt in het midden des lands! ~
163 Jes 6:12 | wezen in het binnenste des lands. ~
164 Jes 7:22 | zal zijn in het midden des lands, die zal boter en honig
165 Jes 8:8 | vervullen de breedte uws lands, o Immanuel! ~
166 Jes 10:23 | het midden dezes gansen lands. ~
167 Jes 11:4 | en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen;
168 Jes 15:9 | over het overblijfsel des lands. ~ ~
169 Jes 16:1 | lammeren van den heerser des lands van Sela af, naar de woestijn
170 Jes 21:14 | met water; de inwoners des lands van Thema zijn den vluchtende
171 Jes 24:4 | hoogsten van het volk des lands kwelen. ~
172 Jes 24:6 | daarom zullen de inwoners des lands verbrand worden, en er zullen
173 Jes 24:11 | verduisterd, de vreugde des lands is heengevaren. ~
174 Jes 24:17 | strik over u, o inwoners des lands! ~
175 Jes 30:23 | geven, en brood van des lands inkomen, en hetzelve zal
176 Jer 1:14 | opdoen over alle inwoners des lands. ~
177 Jer 6:12 | tegen de inwoners dezes lands, spreekt de HEERE. ~
178 Jer 10:18 | Ik zal de inwoners des lands op ditmaal wegslingeren,
179 Jer 12:12 | verteert van het ene einde des lands tot aan het andere einde
180 Jer 12:12 | aan het andere einde des lands; er is geen vrede voor
181 Jer 13:13 | Ik zal alle inwoners deze lands, zelfs de koningen, die
182 Jer 15:7 | een wan, in de poorten des lands; Ik heb Mijn volk van kinderen
183 Jer 25:20 | hoop, en allen koningen des lands van Uz; en allen koningen
184 Jer 26:17 | mannen op, van de oudsten des lands, en spraken tot de ganse
185 Jer 27:7 | ook de tijd zijns eigenen lands kome; dan zullen zich machtige
186 Jer 33:11 | Ik zal de gevangenis des lands wenden, als in het
187 Jer 34:19 | priesteren, en al het volk des lands, die door de stukken des
188 Jer 37:2 | knechten, noch het volk des lands, naar de woorden des HEEREN,
189 Jer 40:7 | kinderkens, en van de armsten des lands, van degenen, die niet naar
190 Jer 44:21 | vorsten, en het volk des lands, heeft de HEERE daaraan
191 Jer 47:2 | schreeuwen, en al de inwoners des lands zullen huilen; ~
192 Jer 51:49 | de verslagenen des gansen lands vallen. ~
193 Jer 52:6 | sterk werd, en het volk des lands geen brood had; ~
194 Jer 52:16 | Maar van de armsten des lands liet Nebuzaradan, de overste
195 Jer 52:25 | heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, en
196 Jer 52:25 | mannen van het volk des lands, die in het midden der stad
197 Eze 7:2 | over de vier hoeken des lands. ~
198 Eze 7:7 | u gekomen, o inwoner des lands, de tijd is gekomen, de
199 Eze 7:27 | handen van het volk des lands zullen beroerd zijn; Ik
200 Eze 12:19 | gij zult tot het volk des lands zeggen: Alzo zegt de Heere
201 Eze 17:5 | nam ook van het zaad des lands, en legde het in een zaadakker;
202 Eze 17:13 | gebracht, en de machtigen des lands heeft hij weggenomen; ~
203 Eze 21:32 | zal zijn in het midden des lands; uwer zal niet gedacht worden;
204 Eze 22:29 | 29 Het volk des lands pleegt enkel verdrukking,
205 Eze 25:9 | af zijn, het sieraad des lands, Beth-Jesimoth, Baal-Meon,
206 Eze 31:12 | bij alle stromen des lands; en alle volken der aarde
207 Eze 33:2 | land breng, en het volk des lands een man uit hun einden nemen,
208 Eze 34:13 | bewoonbare plaatsen des lands. ~
209 Eze 38:12 | wonende in het midden des lands. ~
210 Eze 39:13 | Ja, al het volk des lands zal begraven, en het zal
211 Eze 45:16 | 16 Al het volk des lands zal in dit hefoffer zijn,
212 Eze 45:22 | en voor al het volk des lands, bereiden een var des zondoffers. ~
213 Eze 46:3 | Ook zal het volk des lands aanbidden voor de deur derzelve
214 Eze 46:9 | Maar als het volk des lands voor het aangezicht des
215 Eze 47:15 | Dit nu zal de landpale des lands zijn: aan den noorderhoek,
216 Eze 48:12 | geofferde van het hefoffer des lands zal hunlieden een heiligheid
217 Eze 48:14 | noch de eerstelingen des lands verwisselen, noch overdragen;
218 Dan 9:6 | en tot al het volk des lands. ~
219 Dan 11:19 | keren naar de sterkten zijns lands, en hij zal aanstoten, en
220 Hos 4:1 | twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw, en
221 Hos 6:3 | en vroege regen des lands. ~
222 Hos 10:1 | naar de goedheid zijns lands, hebben zij de opgerichte
223 Joe 1:2 | oren, alle inwoners des lands! Is dit geschied in uw dagen,
224 Joe 1:14 | en alle inwoners dezes lands, ten huize des HEEREN, uws
225 Joe 2:1 | laat alle inwoners des lands beroerd zijn, want de dag
226 Amos 4:7 | regenen; het ene stuk lands werd beregend, maar het
227 Amos 4:7 | beregend, maar het andere stuk lands, waar het niet op regende,
228 Amos 7:2 | geschiedde, als zij het kruid des lands geheel zouden hebben afgegeten,
229 Amos 7:4 | verteerde het een stuk lands. ~
230 Amos 8:4 | vernielen de ellendigen des lands; ~
231 Mic 5:10 | En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en Ik zal al
232 Nah 3:13 | vrouwen worden; de poorten uws lands zullen uw vijanden wijd
233 Zep 1:18 | met al de inwoners dezes lands. ~ ~
234 Zep 2:3 | alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken!
235 Zac 3:9 | de ongerechtigheid dezes lands op een dag wegnemen. ~
236 Zac 7:5 | tot het ganse volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende:
237 Zac 11:6 | niet meer de inwoners dezes lands verschonen, spreekt de HEERE;
238 Mal 3:11 | dat hij u de vrucht des lands niet verderve; en de wijnstok
239 Matt 21:33| landlieden, en reisde buiten 's lands. ~
240 Matt 25:14| een mens, die buiten 's lands reizende, zijn dienstknechten
241 Luk 4:37 | plaatsen des omliggenden lands. ~
242 Luk 15:15 | van de burgers deszelven lands; en die zond hem op zijn
243 Hand 13:1 | Paulus, de bovenste delen des lands doorreisd hebbende, te Efeze
244 Jako 5:7 | de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over
|