Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
stalen 3
stallen 1
stallingen 1
stam 240
stamelenden 1
stammen 107
stamp 1
Frequency    [«  »]
241 kracht
241 ongerechtigheid
240 gans
240 stam
238 profeten
238 zonden
237 discipelen

Bijbel

IntraText - Concordances

stam

    Book Chapter: Verse
1 Exo 31:2 | den zoon van Hur, van den stam van Juda. ~ 2 Exo 31:6 | zoon van Ahisamach, van den stam van Dan; en in het hart 3 Exo 35:30 | den zoon van Hur, van den stam van Juda. ~ 4 Exo 35:34 | zoon van Ahisamach, van den stam van Dan. ~ 5 Exo 38:22 | den zoon van Hur, van den stam van Juda, maakte al, dat 6 Exo 38:23 | zoon van Ahisamach, van den stam van Dan, een werkmeester 7 Lev 23:11 | dochter van Dibri, van den stam Dan. ~ 8 Lev 24:47 | die bij u is, of aan den stam van het geslacht des vreemdelings 9 Num 1:4 | ulieden zullen zijn van elken stam een man, die een hoofdman 10 Num 1:21 | 21 Hun getelden van den stam van Ruben waren zes en veertig 11 Num 1:23 | 23 Hun getelden van den stam van Simeon waren negen en 12 Num 1:25 | Waren hun getelden van den stam van Gad vijf en veertig 13 Num 1:27 | Waren hun getelden van den stam van Juda vier en zeventig 14 Num 1:29 | Waren hun getelden van den stam van Issaschar vier en vijftig 15 Num 1:31 | Waren hun getelden van den stam van Zebulon zeven en vijftig 16 Num 1:33 | Waren hun getelden van den stam van Efraim veertig duizend 17 Num 1:35 | Waren hun getelden van den stam van Manasse twee en dertig 18 Num 1:37 | Waren hun getelden van den stam van Benjamin vijf en dertig 19 Num 1:39 | Waren hun getelden van den stam van Dan twee en zestig duizend 20 Num 1:41 | Waren hun getelden van den stam van Aser een en veertig 21 Num 1:43 | Waren hun getelden van den stam van Nafthali drie en vijftig 22 Num 1:47 | Maar de Levieten, naar den stam hunner vaderen, werden onder 23 Num 1:49 | 49 Alleen de stam van Levi zult gij niet tellen, 24 Num 2:5 | nevens zal zich legeren de stam van Issaschar; en Nethaneel, 25 Num 2:7 | 7 Daartoe de stam van Zebulon; en Eliab, de 26 Num 2:12 | hem zal zich legeren de stam van Simeon; en Selumiel, 27 Num 2:14 | 14 Daartoe de stam van Gad; en Eljasaf, de 28 Num 2:20 | 20 En nevens hem de stam van Manasse; en Gamaliel, 29 Num 2:22 | 22 Daartoe de stam van Benjamin; en Abidan, 30 Num 2:27 | hem zal zich legeren de stam van Aser; en Pagiel, de 31 Num 2:29 | 29 Daartoe de stam van Nafthali; en Ahira, 32 Num 3:6 | 6 Doe den stam van Levi naderen, en stel 33 Num 4:18 | 18 Gij zult den stam van de geslachten der Kahathieten 34 Num 7:12 | van Amminadab, voor den stam van Juda. ~ 35 Num 10:15 | En over het heir van den stam der kinderen van Issaschar 36 Num 10:16 | En over het heir van den stam der kinderen van Zebulon 37 Num 10:19 | En over het heir van den stam der kinderen van Simeon 38 Num 10:20 | En over het heir van den stam der kinderen van Gad was 39 Num 10:23 | En over het heir van den stam der kinderen van Manasse 40 Num 10:24 | En over het heir van den stam der kinderen van Benjamin 41 Num 10:26 | En over het heir van den stam der kinderen van Aser was 42 Num 10:27 | En over het heir van den stam der kinderen van Nafthali 43 Num 13:2 | Israels geven zal; van elken stam zijner vaderen zult gijlieden 44 Num 13:4 | zijn hun namen: van den stam van Ruben, Sammua, de zoon 45 Num 13:5 | 5 Van de stam van Simeon, Safat, de zoon 46 Num 13:6 | 6 Van de stam van Juda, Kaleb, de zoon 47 Num 13:7 | 7 Van de stam van Issaschar, Jigeal, de 48 Num 13:8 | 8 Van de stam van Efraim, Hosea, de zoon 49 Num 13:9 | 9 Van de stam van Benjamin, Palti, de 50 Num 13:10 | 10 Van de stam van Zebulon, Gaddiel, de 51 Num 13:11 | 11 Van de stam van Jozef, voor den stam 52 Num 13:11 | stam van Jozef, voor den stam van Manasse, Gaddi, de zoon 53 Num 13:12 | 12 Van de stam van Dan, Ammiel, de zoon 54 Num 13:13 | 13 Van de stam van Aser, Sethur, de zoon 55 Num 13:14 | 14 Van de stam van Nafthali, Nachbi, de 56 Num 13:15 | 15 Van de stam van Gad, Guel, de zoon van 57 Num 18:15 | zult gij uw broederen, den stam van Levi, den stam uws vaders, 58 Num 18:15 | den stam van Levi, den stam uws vaders, met u doen naderen, 59 Num 19:2 | zult gij uw broederen, den stam van Levi, den stam uws vaders, 60 Num 19:2 | den stam van Levi, den stam uws vaders, met u doen naderen, 61 Num 31:4 | 4 Van elken stam onder alle stammen Israels 62 Num 31:5 | Israel, duizend van elken stam, twaalf duizend toegerusten 63 Num 31:6 | strijde, duizend van elken stam, hen en Pinehas, den zoon 64 Num 31:86 | van Ruben, en den halven stam van Manasse, den zoon van 65 Num 33:13 | negen stammen en den halven stam van Manasse te geven geboden 66 Num 33:14 | 14 Want de stam van de kinderen der Rubenieten, 67 Num 33:14 | huis hunner vaderen, en de stam van de kinderen der Gadieten, 68 Num 33:14 | ontvangen; mitsgaders de halve stam van Manasse heeft zijn erfenis 69 Num 33:15 | Twee stammen en een halve stam hebben hun erfenis ontvangen 70 Num 33:18 | Daartoe zult gij uit elken stam een overste nemen, om het 71 Num 33:19 | namen dezer mannen: van de stam van Juda, Kaleb, de zoon 72 Num 33:20 | 20 En van den stam der kinderen van Simeon, 73 Num 33:21 | 21 Van den stam van Benjamin, Elidad, zoon 74 Num 33:22 | 22 En van den stam der kinderen van Dan, de 75 Num 33:23 | kinderen van Jozef: van den stam der kinderen van Manasse, 76 Num 33:24 | 24 En van den stam der kinderen van Efraim, 77 Num 33:25 | 25 En van den stam der kinderen van Zebulon, 78 Num 33:26 | 26 En van den stam der kinderen van Issaschar, 79 Num 33:27 | 27 En van den stam der kinderen van Aser, de 80 Num 33:28 | 28 En van den stam der kinderen van Nafthali, 81 Num 35:3 | tot de erfenis van dien stam, aan welken zij geworden 82 Num 35:4 | tot de erfenis van dien stam, aan welken zij zouden geworden 83 Num 35:4 | erfenis van de erfenis van den stam onzer vaderen afgetrokken 84 Num 35:5 | HEEREN mond, zeggende: De stam der kinderen van Jozef spreekt 85 Num 35:6 | geslacht van haars vaders stam tot vrouwen worden. ~ 86 Num 35:7 | niet omgewend worden van stam tot stam; want de kinderen 87 Num 35:7 | omgewend worden van stam tot stam; want de kinderen Israels 88 Num 35:7 | ieder aan de erfenis van den stam zijner vaderen. ~ 89 Num 35:8 | van het geslacht van den stam haars vaders; opdat de kinderen 90 Num 35:9 | omgewend worden van den enen stam tot den anderen; want de 91 Num 35:12 | bleef haar erfenis aan den stam van het geslacht haars vaders. ~ 92 Deu 1:23 | twaalf mannen, van elken stam een man. ~ 93 Deu 3:13 | Og, gaf ik aan den halven stam van Manasse, de ganse landstreek 94 Deu 10:8 | tijd scheidde de HEERE den stam Levi uit, om de ark des 95 Deu 18:1 | Levietische priesteren, de ganse stam van Levi, zullen geen deel 96 Deu 29:8 | mitsgaders aan den halven stam der Manassieten. ~ 97 Deu 29:18 | vrouw, of huisgezin, of stam, die zijn hart heden wende 98 Joz 1:12 | Gadieten, en den halven stam van Manasse, zeggende: ~ 99 Joz 3:12 | stammen Israels, uit iederen stam een man; ~ 100 Joz 4:2 | uit het volk, uit elken stam een man. ~ 101 Joz 4:4 | kinderen Israels, uit elken stam een man. ~ 102 Joz 4:12 | Gad, mitsgaders de halve stam van Manasse, trokken gewapend 103 Joz 7:1 | zoon van Zerah, uit den stam van Juda, nam van het verbannene. 104 Joz 7:14 | en het zal geschieden, de stam, welken de HEERE geraakt 105 Joz 7:16 | naar zijn stammen; en de stam van Juda werd geraakt. ~ 106 Joz 7:18 | zoon van Zerah, uit den stam van Juda. ~ 107 Joz 12:6 | Gadieten, en aan den halven stam van Manasse, dat land tot 108 Joz 13:7 | stammen, en aan den halven stam van Manasse, ~ 109 Joz 13:14 | 14 Alleenlijk gaf hij den stam Levi geen erfenis. De vuurofferen 110 Joz 13:15 | 15 Alzo gaf Mozes aan den stam der kinderen van Ruben, 111 Joz 13:24 | 24 En aan den stam van Gad, aan de kinderen 112 Joz 13:29 | had Mozes aan den halven stam van Manasse een erfenis 113 Joz 13:29 | gegeven, die aan den halven stam der kinderen van Manasse 114 Joz 13:33 | 33 Maar aan den stam van Levi gaf Mozes geen 115 Joz 14:2 | negen stammen en den halven stam. ~ 116 Joz 14:3 | twee stammen en den halven stam had Mozes een erfdeel gegeven 117 Joz 15:1 | 1 En het lot voor den stam der kinderen van Juda, naar 118 Joz 15:20 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar 119 Joz 15:21 | van het uiterste van den stam der kinderen van Juda, tot 120 Joz 16:8 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Efraim, 121 Joz 17:1 | 1 De stam van Manasse had ook een 122 Joz 18:4 | ulieden drie mannen van elken stam, dat ik ze heenzende, en 123 Joz 18:7 | nu, en Ruben, en de halve stam van Manasse, hebben hun 124 Joz 18:11 | 11 En het lot van den stam der kinderen van Benjamin 125 Joz 18:21 | 21 De steden nu van den stam der kinderen van Benjamin, 126 Joz 19:1 | uit voor Simeon, voor den stam der kinderen van Simeon, 127 Joz 19:8 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Simeon, 128 Joz 19:23 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Issaschar, 129 Joz 19:24 | het vijfde lot voor den stam der kinderen van Aser uit, 130 Joz 19:31 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Aser, naar 131 Joz 19:39 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Nafthali, 132 Joz 19:40 | zevende lot ging uit voor den stam der kinderen van Dan, naar 133 Joz 19:48 | Dit is het erfdeel van de stam der kinderen van Dan, naar 134 Joz 20:8 | het platte land, van den stam van Ruben; en Ramoth in 135 Joz 20:8 | Golan in Bazan, van den stam van Manasse. ~ 136 Joz 21:4 | Levieten, waren van den stam van Juda, en van den stam 137 Joz 21:4 | stam van Juda, en van den stam van Simeon, en van den stam 138 Joz 21:4 | stam van Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot, 139 Joz 21:5 | de huisgezinnen van den stam van Efraim, en van den stam 140 Joz 21:5 | stam van Efraim, en van den stam van Dan, en van den halven 141 Joz 21:5 | van Dan, en van den halven stam van Manasse, tien steden. ~ 142 Joz 21:6 | de huisgezinnen van den stam van Issaschar, en van den 143 Joz 21:6 | van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam 144 Joz 21:6 | stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den 145 Joz 21:6 | Nafthali, en van den halven stam van Manasse, in Bazan, bij 146 Joz 21:7 | hun huisgezinnen, van den stam van Ruben, en van den stam 147 Joz 21:7 | stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam 148 Joz 21:7 | stam van Gad, en van den stam van Zebulon, twaalf steden. ~ 149 Joz 21:9 | Verder gaven zij van den stam der kinderen van Juda, en 150 Joz 21:9 | kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, 151 Joz 21:17 | 17 En van den stam van Benjamin, Gibeon en 152 Joz 21:20 | steden huns lots van den stam van Efraim. ~ 153 Joz 21:23 | 23 En van den stam van Dan, Elteke en haar 154 Joz 21:25 | 25 En van den halven stam van Manasse, Thaanach en 155 Joz 21:27 | Levieten, van den halven stam van Manasse, de vrijstad 156 Joz 22:1 | 28 En van den stam van Issaschar, Kisjon en 157 Joz 22:3 | 30 En van den stam van Aser, Misal en haar 158 Joz 22:5 | 32 En van den stam van Nafthali, de vrijstad 159 Joz 22:7 | Levieten, werd gegeven van den stam van Zebulon, Jokneam en 160 Joz 22:9 | 36 En van den stam van Ruben, Bezer en haar 161 Joz 22:11 | 38 Van den stam van Gad nu, de vrijstad 162 Joz 23:1 | Gadieten, en den halven stam van Manasse, ~ 163 Joz 23:7 | Want aan de helft van den stam van Manasse had Mozes een 164 Joz 23:9 | kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse wederom, en 165 Joz 23:10 | kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse aldaar een altaar 166 Joz 23:11 | kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse hebben een altaar 167 Joz 23:13 | van Gad, en aan den halven stam van Manasse, in het land 168 Joz 23:15 | van Gad, en tot den halven stam van Manasse kwamen, in het 169 Joz 23:21 | kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse, en zij spraken 170 Ric 17:1 | in dezelve dagen zocht de stam der Danieten voor zich een 171 Ric 17:19 | een priester zijt voor een stam, en een geslacht in Israel? ~ 172 Ric 17:30 | waren priesters voor den stam der Danieten, tot den dag 173 Ric 19:12 | zonden mannen door den gansen stam van Benjamin, zeggende: 174 Ric 20:3 | Israel, dat er heden een stam van Israel gemist wordt? ~ 175 Ric 20:6 | zij zeiden: Heden is een stam van Israel afgesneden. ~ 176 Ric 20:17 | Benjamin, en er moet geen stam uitgedelgd worden uit Israel. ~ 177 Ric 20:24 | een iegelijk naar zijn stam en naar zijn geslacht; alzo 178 1Sa 9:21 | al de geslachten van den stam van Benjamin? Waarom spreekt 179 1Sa 10:20 | had doen naderen, zo is de stam van Benjamin geraakt. ~ 180 1Sa 10:21 | 21 Toen hij den stam van Benjamin deed aankomen 181 1Kon 7:14| ener weduwvrouw, uit den stam van Nafthali, en zijn vader 182 1Kon 11:13| koninkrijk niet afscheuren; een stam zal Ik uw zoon geven, om 183 1Kon 11:32| 32 Maar een stam zal hij hebben, om Mijns 184 1Kon 11:36| En zijn zoon zal Ik een stam geven; opdat Mijn knecht 185 1Kon 12:20| het huis Davids, dan de stam van Juda alleen. ~ 186 1Kon 12:21| ganse huis van Juda en den stam van Benjamin, honderd en 187 2Kon 19:18| bleef niets over, behalve de stam van Juda alleen. ~ 188 1Kro 5:18| Gadieten, en van den halven stam van Manasse, van de strijdbaarste 189 1Kro 5:23| kinderen nu van den halven stam van Manasse woonden in dat 190 1Kro 5:26| Gadieten, en den halven stam van Manasse; en hij bracht 191 1Kro 6:60| 60 Van den stam van Benjamin nu: Geba en 192 1Kro 6:61| van het huisgezin van den stam, uit den halven stam van 193 1Kro 6:61| den stam, uit den halven stam van half Manasse, bij het 194 1Kro 6:62| huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar, en van den 195 1Kro 6:62| van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam 196 1Kro 6:62| stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den 197 1Kro 6:62| van Nafthali, en van den stam van Manasse in Basan, dertien 198 1Kro 6:63| huisgezinnen, hadden van den stam van Ruben, en van den stam 199 1Kro 6:63| stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam 200 1Kro 6:63| stam van Gad, en van den stam van Zebulon, bij het lot, 201 1Kro 6:65| ze bij het lot, van den stam der kinderen van Juda, en 202 1Kro 6:65| kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, 203 1Kro 6:65| kinderen van Simeon, en van den stam der kinderen van Benjamin, 204 1Kro 6:66| hunner landpale, van den stam van Efraim. ~ 205 1Kro 6:70| 70 En uit den halven stam van Manasse: Aner en haar 206 1Kro 6:71| huisgezinnen van den halven stam van Manasse: Golan in Basan 207 1Kro 6:72| 72 En van den stam van Issaschar: Kedes en 208 1Kro 6:74| 74 En van den stam van Aser: Masal en haar 209 1Kro 6:76| 76 En van den stam van Nafthali: Kedes in Galilea, 210 1Kro 6:77| van Merari hadden van den stam van Zebulon: Rimmono en 211 1Kro 6:78| aan de Jordaan, van den stam van Ruben: Bezer in de woestijn, 212 1Kro 6:80| 80 En van den stam van Gad: Ramoth in Gilead, 213 1Kro 12:31| 31 En van den halven stam van Manasse achttien duizend, 214 1Kro 12:37| Gadieten, en den halven stam van Manasse, met allerlei 215 1Kro 24:14| werden genoemd onder den stam van Levi. ~ 216 1Kro 27:32| Gadieten, en den halven stam der Manassieten, tot alle 217 1Kro 28:20| Azarja; over den halven stam van Manasse was Joel, de 218 Job 14:8 | aarde veroudert, en zijn stam in het stof versterft; ~ 219 Psa 78:67 | de tent van Jozef, en den stam van Efraim verkoos Hij niet. ~ 220 Psa 78:68 | 68 Maar Hij verkoos den stam van Juda, den berg Sion, 221 Psa 80:16 | 16 En den stam, dien Uw rechterhand geplant 222 Jes 40:24 | gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt niet in de aarde; 223 Eze 17:6 | wijnstok, doch nederig van stam, ziende met zijn takken 224 Eze 19:11 | scepteren der heersers, en de stam van elke roede werd hoog 225 Eze 31:3 | schaduwachtig van loof, en hoog van stam, en zijn top was tussen 226 Eze 31:5 | 5      Daarom werd zijn stam hoger dan alle bomen des 227 Eze 31:10 | u verheven hebt over uw stam, ja, hij stak zijn top op 228 Eze 31:13 | woonden op zijn omgevallen stam, en alle dieren des velds 229 Eze 31:14 | bomen verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken 230 Eze 47:23 | zal het geschieden, in den stam, bij welken de vreemdeling 231 Dan 4:15 | 15      Doch laat den stam met zijn wortelen in de 232 Dan 4:23 | verderft hem; doch laat den stam met zijn      wortelen in 233 Dan 4:26 | ook gezegd is, dat men den stam met de wortelen van dien 234 Luk 2:36 | dochter van Fanuel, uit den stam van Aser; deze was tot groten 235 Hand 7:21| van Kis, een man uit den stam van Benjamin, veertig jaren. ~ 236 Rom 11:1 | het zaad Abrahams, van den stam Benjamin. ~ 237 Fili 3:5 | geslacht van Israel, van den stam van Benjamin, een Hebreer 238 Heb 7:13 | behoort tot een anderen stam, van welken niemand zich 239 Heb 7:14 | gesproten is; op welken stam Mozes niets gesproken heeft 240 Open 5:5 | zie, de Leeuw, Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids,


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License