Book Chapter: Verse
1 Gen 7:19 | 19 En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde,
2 Gen 16:2 | en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. ~
3 Gen 16:6 | 6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en
4 Gen 16:20 | vruchtbaar maken, en hem gans zeer vermenigvuldigen; twaalf
5 Gen 25:33 | zeer grote verschrikking, gans zeer, en zeide: Wie is hij
6 Gen 25:34 | groten en bitteren schreeuw, gans zeer; en hij zeide tot zijn
7 Gen 27:78 | 43 En die man brak gans zeer uit in menigte, en
8 Gen 36:23 | van het gevangenhuis zag gans op geen ding, dat in zijn
9 Gen 37:41 | Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld. ~
10 Gen 37:43 | Alzo stelde hij hem over gans Egypteland. ~
11 Gen 37:44 | of zijn voet opheffen in gans Egypteland. ~
12 Gen 37:46 | aangezicht, en hij toog door gans Egypteland. ~
13 Gen 37:54 | in al de landen; maar in gans Egypteland was brood. ~
14 Gen 37:55 | 55 Als nu gans Egypteland hongerde, riep
15 Gen 41:9 | heeft mij tot een heer over gans Egypteland gesteld; kom
16 Gen 41:20 | niet; want het beste van gans Egypteland, dat zal het
17 Gen 41:26 | ook is hij regeerder in gans Egypteland! Toen bezweek
18 Exo 1:7 | vermeerderden, en werden gans zeer machtig, zodat het
19 Exo 12:38 | en schapen, en runderen, gans veel vee. ~
20 Exo 14:11 | daarom, omdat er in Egypte gans geen graven waren, weggenomen,
21 Exo 18:25 | verkoos kloeke mannen, uit gans Israel, en maakte hen tot
22 Lev 13:22 | 22 Zo zij daarna gans in het vel uitgespreid zal
23 Lev 13:27 | zevenden dag bezien; indien zij gans uitgespreid is in het vel,
24 Lev 13:35 | de schurftheid in het vel gans uitgespreid is, na zijn
25 Deu 1:1 | de woorden, die Mozes tot gans Israel gesproken heeft,
26 Deu 1:19 | Horeb, en doorwandelden die gans grote en vreselijke woestijn,
27 Deu 11:6 | aanging, in het midden van gans Israel. ~
28 Deu 13:11 | 11 Opdat gans Israel het hore en vreze,
29 Deu 18:6 | uit een uwer poorten, uit gans Israel, alwaar hij woont,
30 Deu 21:21 | midden van u wegdoen; dat het gans Israel hore, en vreze. ~
31 Deu 27:9 | Levietische priesteren, tot gans Israel, zeggende: Luistert
32 Deu 29:2 | 2 En Mozes riep gans Israel, en zeide tot hen:
33 Deu 31:1 | en sprak deze woorden tot gans Israel, ~
34 Deu 31:7 | tot hem voor de ogen van gans Israel: Wees sterk en heb
35 Deu 31:11 | 11 Als gans Israel zal komen, om te
36 Deu 31:11 | zult gij deze wet voor gans Israel uitroepen, voor hun
37 Deu 32:20 | wezen; want zij zijn een gans verkeerd geslacht, kinderen,
38 Deu 32:45 | geeindigd had al die woorden tot gans Israel te spreken; ~
39 Deu 33:10 | voor Uw neus leggen, en dat gans verteerd zal worden, op
40 Deu 34:12 | gedaan heeft voor de ogen van gans Israel. ~ ~ ~
41 Joz 3:7 | te maken voor de ogen van gans Israel, opdat zij weten,
42 Joz 3:17 | midden van de Jordaan; en gans Israel ging over op het
43 Joz 7:24 | 24 Toen nam Jozua, en gans Israel met hem, Achan, den
44 Joz 7:25 | beroeren te dezen dage! En gans Israel stenigde hem met
45 Joz 8:15 | 15 Jozua dan, en gans Israel, werd geslagen voor
46 Joz 8:21 | 21 En Jozua en gans Israel, ziende, dat de achterlage
47 Joz 8:24 | vernield waren; zo keerde zich gans Israel naar Ai, en zij sloegen
48 Joz 8:33 | 33 En gans Israel met zijn oudsten,
49 Joz 10:15 | Toen keerde Jozua weder, en gans Israel met hem, naar het
50 Joz 10:29 | Toen toog Jozua door, en gans Israel met hem, van Makkeda
51 Joz 10:31 | Toen toog Jozua voort, en gans Israel met hem, van Libna
52 Joz 10:34 | van Lachis naar Eglon, en gans Israel met hem; en zij belegerden
53 Joz 10:36 | Daarna toog Jozua op, en gans Israel met hem; van Eglon
54 Joz 10:38 | 38 Toen keerde Jozua, en gans Israel met hem, naar Debir,
55 Joz 10:43 | Toen keerde Jozua weder, en gans Israel met hem, naar het
56 Joz 13:11 | den gansen berg Hermon, en gans Bazan, tot Salcha toe; ~
57 Joz 24:2 | 2 Zo riep Jozua gans Israel, hun oudsten, en
58 Ric 5:35 | 35 Ook zond hij boden in gans Manasse, en die werden ook
59 Ric 6:23 | Nafthali, en uit Aser, en uit gans Manasse; en zij jaagden
60 Ric 7:27 | in zijn stad, te Ofra; en gans Israel hoereerde aldaar
61 Ric 19:34 | duizend uitgelezen mannen van gans Israel kwamen van tegenover
62 1Sa 2:22 | hoorde al, wat zijn zonen aan gans Israel deden, en dat zij
63 1Sa 3:20 | 20 En gans Israel, van Dan tot Ber-seba
64 1Sa 4:1 | van Samuel geschiedde aan gans Israel. En Israel toog uit,
65 1Sa 4:5 | het leger kwam, zo juichte gans Israel met een groot gejuich,
66 1Sa 11:2 | en dat ik deze schande op gans Israel legge. ~
67 1Sa 11:15 | Saul verheugde zich aldaar gans zeer, met al de mannen van
68 1Sa 12:1 | 1 Toen zeide Samuel tot gans Israel: Ziet, ik heb naar
69 1Sa 13:20 | 20 Daarom moest gans Israel tot de Filistijnen
70 1Sa 18:16 | 16 Doch gans Israel en Juda had David
71 1Sa 20:7 | knecht vrede; maar indien hij gans ontstoken is, zo weet, dat
72 1Sa 20:41 | elkander, totdat het David gans veel maakte. ~
73 1Sa 24:3 | duizend uitgelezen mannen uit gans Israel, en hij toog heen,
74 1Sa 25:1 | 1 En Samuel stierf; en gans Israel vergaderde zich,
75 1Sa 28:3 | Samuel nu was gestorven, en gans Israel had rouw over hem
76 1Sa 28:4 | Sunem; en Saul vergaderde gans Israel, en zij legerden
77 2Sa 1:9 | want mijn leven is nog gans in mij. ~
78 2Sa 2:9 | en over Benjamin, en over gans Israel. ~
79 2Sa 2:17 | was op dienzelfden dag een gans zeer harde strijd. Doch
80 2Sa 3:12 | hand zal met u zijn, om gans Israel tot u om te keren. ~
81 2Sa 3:21 | heengaan, en vergaderen gans Israel tot mijn heer, den
82 2Sa 3:37 | 37 En al het volk en gans Israel merkten te dienzelven
83 2Sa 4:1 | werden zijn handen slap, en gans Israel werd verschrikt. ~
84 2Sa 5:5 | drie en dertig jaren over gans Israel en Juda. ~
85 2Sa 8:14 | bezettingen in Edom; in gans Edom legde hij bezettingen;
86 2Sa 8:15 | Alzo regeerde David over gans Israel, en David deed aan
87 2Sa 10:17 | aangezegd, verzamelde hij gans Israel, en toog over de
88 2Sa 11:1 | zijn knechten met hem, en gans Israel henenzond, dat zij
89 2Sa 12:3 | 3 Maar de arme had gans niet dan een enig klein
90 2Sa 12:12 | zal deze zaak doen voor gans Israel, en voor de zon. ~
91 2Sa 14:25 | 25 Nu was er in gans Israel geen man zo schoon
92 2Sa 15:6 | die wijze deed Absalom aan gans Israel, die tot den koning
93 2Sa 16:21 | huis te bewaren; zo zal gans Israel horen, dat gij bij
94 2Sa 17:10 | enen male smelten; want gans Israel weet, dat uw vader
95 2Sa 17:11 | haast tot u verzameld worde gans Israel, van Dan tot Ber-seba
96 2Sa 17:13 | stad zal begeven, zo zal gans Israel koorden tot dezelve
97 2Sa 18:17 | zeer groten steenhoop; en gans Israel vluchtte, een iegelijk
98 2Sa 19:30 | koning: Hij neme het ook gans weg, naardien mijn heer
99 1Kon 4:1 | koning Salomo koning over gans Israel. ~
100 1Kon 4:7 | twaalf bestelmeesters over gans Israel, die den koning en
101 1Kon 5:13| een uitschot opkomen uit gans Israel; en het uitschot
102 1Kon 8:62| 62 En de koning, en gans Israel met hem, offerden
103 1Kon 8:65| hield Salomo het feest, en gans Israel met hem, een grote
104 1Kon 12:16| 16 Toen gans Israel zag, dat de koning
105 1Kon 12:20| 20 En het geschiedde, als gans Israel hoorde, dat Jerobeam
106 1Kon 12:20| vergadering riepen, en hem over gans Israel koning maakten; niemand
107 1Kon 14:13| 13 En gans Israel zal hem beklagen,
108 1Kon 14:18| En zij begroeven hem, en gans Israel beklaagde hem; naar
109 1Kon 15:22| liet de koning Asa door gans Juda uitroepen (niemand
110 1Kon 15:27| Filistijnen is, als Nadab en gans Israel Gibbethon belegerden. ~
111 1Kon 15:33| zoon van Ahia, koning over gans Israel, te Thirza, en regeerde
112 1Kon 16:17| 17 En Omri toog op, en gans Israel met hem van Gibbethon,
113 1Kon 22:11| Syriers stoten, totdat gij hen gans verdaan zult hebben. ~
114 2Kon 3:6 | uit Samaria, en monsterde gans Israel. ~
115 2Kon 9:14| in Gilead bewaard, hij en gans Israel, uit oorzake van
116 2Kon 10:4 | 4 Doch zij vreesden gans zeer, en zeiden: Ziet, twee
117 2Kon 22:3 | gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. ~
118 2Kon 26:14| 14 En hij voerde gans Jeruzalem weg, mitsgaders
119 1Kro 9:1 | 1 En gans Israel werd in geslachtsregisters
120 1Kro 11:1 | 1 Toen vergaderde zich gans Israel tot David naar Hebron,
121 1Kro 11:4 | En David toog henen, en gans Israel, naar Jeruzalem,
122 1Kro 12:38| David koning te maken over gans Israel. En ook was al het
123 1Kro 13:5 | 5 David dan vergaderde gans Israel van het Egyptische
124 1Kro 13:8 | 8 En David en gans Israel speelden voor het
125 1Kro 15:3 | 3 Ook vergaderde David gans Israel te Jeruzalem, om
126 1Kro 15:28| 28 Alzo bracht gans Israel de ark des verbonds
127 1Kro 18:14| Alzo regeerde David over gans Israel, en hij deed zijn
128 1Kro 19:14| Alzo regeerde David over gans Israel, en hij deed zijn
129 1Kro 20:17| aangezegd, zo vergaderde hij gans Israel, en hij toog over
130 1Kro 22:4 | uit, en hij doorwandelde gans Israel; daarna kwam hij
131 1Kro 22:5 | van het gestelde volk; en gans Israel was elfhonderd duizend
132 1Kro 29:4 | mij ten koning maakte over gans Israel. ~
133 1Kro 30:21| slachtofferen in menigte, voor gans Israel. ~
134 1Kro 30:23| hij was voorspoedig; en gans Israel hoorde naar hem. ~
135 1Kro 30:25| hoogste voor de ogen van gans Israel; en Hij gaf aan hem
136 1Kro 30:26| van Isai, geregeerd over gans Israel. ~
137 2Kro 1:2 | en tot alle vorsten in gans Israel, de hoofden der vaderen; ~
138 2Kro 8:6 | trompetten tegen hen over, en gans Israel stond. ~
139 2Kro 8:8 | het feest zeven dagen, en gans Israel met hem, een zeer
140 2Kro 10:30| regeerde te Jeruzalem over gans Israel, veertig jaren. ~
141 2Kro 12:12| en spiesen, en sterkte ze gans zeer; zo was Juda, en Benjamin
142 2Kro 13:1 | wet des HEEREN verliet, en gans Israel met hem. ~
143 2Kro 14:4 | Hoort mij toe, Jerobeam, en gans Israel! ~
144 2Kro 16:2 | hem: Hoort mij, Asa, en gans Juda, en Benjamin! De HEERE
145 2Kro 16:15| 15 En gans Juda was verblijd over dezen
146 2Kro 17:6 | 6 Toen nam de koning Asa gans Juda, en zij droegen weg
147 2Kro 18:5 | koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Josafat geschenken;
148 2Kro 18:19| in de vaste steden door gans Juda gezet had. ~ ~ ~
149 2Kro 19:10| Syriers stoten, totdat gij hen gans verdaan zult hebben. ~
150 2Kro 21:3 | hij riep een vasten uit in gans Juda. ~
151 2Kro 21:13| 13 En gans Juda stond voor het aangezicht
152 2Kro 21:18| aangezicht ter aarde; en gans Juda en de inwoners van
153 2Kro 23:21| 8 En de Levieten en gans Juda deden naar alles, wat
154 2Kro 25:5 | oversten van honderden, door gans Juda en Benjamin; en hij
155 2Kro 28:19| Juda afgetrokken, dat het gans zeer overtrad tegen den
156 2Kro 28:23| zijn val, mitsgaders aan gans Israel. ~
157 2Kro 29:24| brandoffer en dat zondoffer voor gans Israel bevolen. ~
158 2Kro 30:5 | zulks, dat men een stem door gans Israel, van Ber-seba tot
159 2Kro 30:6 | en zijner vorsten, door gans Israel en Juda, en naar
160 2Kro 31:1 | hoogten en de altaren af, uit gans Juda en Benjamin, ook in
161 2Kro 32:33| van David; daartoe deden gans Juda en de inwoners van
162 2Kro 34:9 | overblijfsel van Israel, en uit gans Juda en Benjamin, en te
163 2Kro 35:3 | zeide tot de Levieten, die gans Israel onderwezen, die den
164 2Kro 35:18| priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, dat er gevonden
165 2Kro 35:24| graven zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven
166 2Kro 36:3 | zeide tot de Levieten, die gans Israel onderwezen, die den
167 2Kro 36:18| priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, dat er gevonden
168 2Kro 36:24| graven zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven
169 Ezra 2:70| woonden in hun steden, en gans Israel in zijn steden. ~ ~
170 Ezra 6:17| geitenbokken, ten zondoffer voor gans Israel, naar het getal der
171 Ezra 8:25| raadsheren, en zijn vorsten, en gans Israel, die er gevonden
172 Ezra 8:35| brandofferen; twaalf varren voor gans Israel, zes en negentig
173 Ezra 10:5 | priesteren, de Levieten en gans Israel zweren, te zullen
174 Neh 2:2 | harten. Toen vreesde ik gans zeer. ~
175 Neh 7:73 | volk, en de Nethinim, en gans Israel, woonden in hun steden. ~ ~
176 Neh 12:47 | 47 Daarom gaf gans Israel, in de dagen van
177 Neh 13:12 | 12 Toen bracht gans Juda de tienden van het
178 Neh 13:26 | God hem ten koning over gans Israel gesteld had? Ook
179 Job 13:5 | 5 Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou ulieden
180 Job 16:16 | 16 Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen, en
181 Job 21:23 | zijner volkomenheid, daar hij gans stil en gerust was; ~
182 Psa 36:6 | 6 Hun weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des
183 Psa 51:21 | brandoffer en een offer, dat gans verteerd wordt; dan zullen
184 Psa 55:20 | zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering is, en
185 Psa 75:3 | ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten. ~
186 Psa 84:7 | fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken. ~
187 Psa 102:18 | het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad
188 Psa 119:107| 107 Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak
189 Spre 21:8 | De weg des mensen is gans verkeerd en vreemd; maar
190 Spre 24:31| 31 En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen;
191 Spre 28:20| 20 Een gans getrouw man zal veelvoudig
192 Hoo 5:16 | en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is
193 Jes 7:20 | het zal ook den baard gans wegnemen. ~
194 Jes 8:23 | beangstigd was, zal niet gans verduisterd worden; gelijk
195 Jes 14:29 | Verheug u niet, gij gans Palestina! dat de roede
196 Jes 14:31 | gij zijt gesmolten, gij gans Palestina! want van het
197 Jes 26:10 | hij drijft onrecht in een gans richtig land, en hij ziet
198 Jes 38:3 | heb. En Hizkia weende gans zeer. ~
199 Jes 48:8 | Ik heb geweten, dat gij gans trouwelooslijk handelen
200 Jes 50:2 | antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden, dat zij niet
201 Jes 54:11 | ongetrooste! zie, Ik zal uw stenen gans sierlijk leggen, en Ik zal
202 Jes 57:3 | zeggende: De HEERE heeft mij gans en al van Zijn volk gescheiden;
203 Jes 61:12 | vergaan; en die volken zullen gans verwoest worden. ~
204 Jer 5:11 | het huis van Juda hebben gans trouwelooslijk tegen Mij
205 Jer 7:2 | Hoort des HEEREN woord, o gans Juda! gij, die door deze
206 Jer 11:12 | hebben; maar zij zullen hen gans niet kunnen verlossen ten
207 Jer 17:20 | gij koningen van Juda, en gans Juda, en alle inwoners van
208 Jer 20:4 | aanzien; en Ik zal gans Juda geven in de hand des
209 Jer 23:32 | bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen, spreekt de
210 Jer 26:19 | de koning van Juda, en gans Juda hem ooit gedood? Vreesde
211 Jer 30:11 | kastijden met mate, en u niet gans onschuldig houden. ~
212 Jer 36:6 | ook lezen voor de oren van gans Juda, die uit hun steden
213 Jer 40:15 | aan het leven slaan, en gans Juda, die tot u vergaderd
214 Jer 44:11 | stellen ten kwade, en om gans Juda uit te roeien. ~
215 Jer 44:24 | Hoort des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland
216 Jer 44:26 | hoort des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland
217 Jer 44:26 | enig man van Juda in gans Egypteland meer zal genoemd
218 Jer 46:28 | kastijden met mate, en u niet gans onschuldig houden. ~ ~
219 Jer 48:31 | over Moab huilen, ja, om gans Moab zal Ik krijten; over
220 Eze 9:9 | van Israel en van Juda is gans zeer groot, en het land
221 Eze 11:13 | Heere HEERE! zult Gij gans een voleinding maken met
222 Eze 16:13 | honig, en olie, en gij waart gans zeer schoon, en waart
223 Eze 17:10 | oostenwind hem aanroert, gans verdrogen? Op de bedden
224 Eze 27:31 | En zij zullen zich over u gans kaal maken, en zakken aangorden;
225 Eze 35:15 | het gebergte van Seir, en gans Edom, zal geheel een verwoesting
226 Eze 37:10 | stonden op hun voeten, een gans zeer groot heir. ~
227 Dan 10:3 | niet; ook zalfde ik mij gans niet, totdat die drie weken
228 Hos 9:10 | schaamte, en werden gans verfoeilijk naar hun boelerij. ~
229 Mic 2:12 | Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal
230 Nah 1:15 | door u doorgaan, hij is gans uitgeroeid. ~ ~
231 Nah 3:1 | Wee der bloedstad, die gans vol leugen, en verscheuring
232 Zep 3:4 | profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze mannen; haar
233 Mal 4:4 | bevolen heb op Horeb aan gans Israel, der inzettingen
234 Luk 4:2 | verzocht van den duivel; en at gans niet in die dagen, en als
235 Joha 12:19| elkander: Ziet gij wel, dat gij gans niet vordert? Ziet, de gehele
236 Hand 13:27| ten ondergaan, aan welke gans Azie en de gehele wereld
237 Hand 15:22| is er dan te doen? Het is gans nodig, dat de menigte samenkome;
238 2Kor 4:17| voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht
239 Heb 12:21 | het gezicht, zeide: Ik ben gans bevreesd en bevende). ~
240 1Joh 1:5 | dat God een Licht is, en gans geen duisternis in Hem is. ~
|