Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zakken 40
zakkur 6
zaks 3
zal 10033
zalaf 1
zalen 1
zalf 22
Frequency    [«  »]
11232 den
10542 hij
10527 een
10033 zal
9630 tot
9551 die
8801 zij

Bijbel

IntraText - Concordances

zal

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10033

      Book Chapter: Verse
3001 Ric 20:5 | te Mizpa, zeggende: Hij zal zekerlijk gedood worden. ~ 3002 Ric 20:22 | 22 En het zal geschieden, wanneer haar 3003 Rut 1:16 | waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar 3004 Rut 1:16 | waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is 3005 Rut 1:17 | 17 Waar gij zult sterven, zal ik sterven, en aldaar zal 3006 Rut 1:17 | zal ik sterven, en aldaar zal ik begraven worden; alzo 3007 Rut 1:17 | zo niet de dood alleen zal scheiding maken tussen mij 3008 Rut 2:2 | in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zeide tot 3009 Rut 3:2 | bloedvriendschap? Zie, hij zal dezen nacht gerst op den 3010 Rut 3:3 | bekend, totdat hij geeindigd zal hebben te eten en te drinken. ~ 3011 Rut 3:4 | 4 En het zal geschieden, als hij nederligt, 3012 Rut 3:4 | plaats zult merken, waar hij zal nedergelegen zijn; ga dan 3013 Rut 3:4 | voetdeksel op, en leg u; zo zal hij u te kennen geven, wat 3014 Rut 3:5 | Al wat gij tot mij zegt, zal ik doen. 3015 Rut 3:11 | al wat gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse 3016 Rut 3:13 | over; voorts in den morgen zal het geschieden, indien hij 3017 Rut 3:13 | niet lust u te lossen, zo zal ik u lossen, zo waarachtig 3018 Rut 3:18 | totdat gij weet, hoe de zaak zal vallen; want die man zal 3019 Rut 3:18 | zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat 3020 Rut 4:4 | 4 En ik heb gezegd: Ik zal het voor uw oor openbaren, 3021 Rut 4:4 | na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen. ~ 3022 Rut 4:6 | Toen zeide die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen 3023 Rut 4:6 | lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen. ~ 3024 Rut 4:12 | zaad, dat de HEERE u geven zal uit deze jonge vrouw. ~ 3025 Rut 4:15 | 15 Die zal u zijn tot een verkwikker 3026 1Sa 1:11 | dienstmaagd een mannelijk zaad, zo zal ik dat den HEERE geven al 3027 1Sa 1:11 | dagen zijns levens, en er zal geen scheermes op zijn hoofd 3028 1Sa 1:17 | vrede, en de God Israels zal uw bede geven, die gij van 3029 1Sa 1:22 | jongen gespeend is, dan zal ik hem brengen, dat hij 3030 1Sa 1:28 | de dagen, die hij wezen zal; hij is van den HEERE gebeden. 3031 1Sa 2:9 | 9 Hij zal de voeten Zijner gunstgenoten 3032 1Sa 2:10 | verpletterd worden; Hij zal in den hemel over hen donderen; 3033 1Sa 2:10 | over hen donderen; de HEERE zal de einden der aarde richten, 3034 1Sa 2:10 | einden der aarde richten, en zal Zijn Koning sterkte geven, 3035 1Sa 2:15 | voor den priester; want hij zal geen gekookt vlees van u 3036 1Sa 2:16 | gelijk als het uw ziel lusten zal; zo zeide hij tot hem: Nu 3037 1Sa 2:16 | immers geven, en zo niet, ik zal het met geweld nemen. ~ 3038 1Sa 2:25 | tegen den HEERE zondigt, wie zal voor hem bidden? Doch zij 3039 1Sa 2:30 | Mij; want die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden, 3040 1Sa 2:31 | dagen komen, dat Ik uw arm zal afhouwen, en den arm van 3041 1Sa 2:31 | oud man in uw huis wezen zal. ~ 3042 1Sa 2:32 | zou gedaan hebben; en er zal te genen dage een oud man 3043 1Sa 2:33 | Doch de man, dien Ik u niet zal uitroeien van Mijn altaar, 3044 1Sa 2:33 | al de menigte uws huizes zal sterven, mannen geworden 3045 1Sa 2:34 | 34 Dit nu zal u een teken zijn, hetwelk 3046 1Sa 2:34 | Hofni en Pinehas, komen zal: op een dag zullen zij beiden 3047 1Sa 2:35 | 35 En Ik zal Mij een getrouwen priester 3048 1Sa 2:35 | priester verwekken; die zal doen, gelijk als in Mijn 3049 1Sa 2:35 | hart en in Mijn ziel zijn zal; dien zal Ik een bestendig 3050 1Sa 2:35 | Mijn ziel zijn zal; dien zal Ik een bestendig huis bouwen, 3051 1Sa 2:35 | bestendig huis bouwen, en hij zal altijd voor het aangezicht 3052 1Sa 2:36 | 36 En het zal geschieden, dat al wie van 3053 1Sa 2:36 | dat al wie van uw huis zal overig zijn, zal komen, 3054 1Sa 2:36 | uw huis zal overig zijn, zal komen, om zich voor hem 3055 1Sa 2:36 | en een bolle broods, en zal zeggen: Neem mij toch aan 3056 1Sa 3:9 | heen, leg u neder, en het zal geschieden, zo Hij u roept, 3057 1Sa 3:11 | Israel, dat al wie het horen zal, dien zullen zijn beide 3058 1Sa 3:12 | 12 Te dienzelven dage zal Ik verwekken over Eli alles, 3059 1Sa 3:12 | zijn huis gesproken heb; Ik zal het beginnen en voleinden. ~ 3060 1Sa 3:13 | dat Ik zijn huis rechten zal tot in eeuwigheid, om der 3061 1Sa 3:14 | van Eli tot in eeuwigheid zal verzoend worden door slachtoffer 3062 1Sa 4:8 | 8 Wee ons, wie zal ons redden uit de hand van 3063 1Sa 6:3 | genezen worden, en ulieden zal bekend worden, waarom Zijn 3064 1Sa 6:5 | Israel de eer; misschien zal Hij Zijn hand verlichten 3065 1Sa 6:20 | God? En tot wien van ons zal Hij optrekken? ~ 3066 1Sa 7:3 | en dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen 3067 1Sa 7:5 | Israel naar Mizpa, en ik zal den HEERE voor u bidden. ~ 3068 1Sa 8:7 | Ik geen Koning over hen zal zijn. ~ 3069 1Sa 8:9 | konings, die over hen regeren zal. ~ 3070 1Sa 8:11 | 11 En zeide: Dit zal des konings wijze zijn, 3071 1Sa 8:11 | zijn, die over u regeren zal: hij zal uw zonen nemen, 3072 1Sa 8:11 | over u regeren zal: hij zal uw zonen nemen, dat hij 3073 1Sa 8:13 | 13 En uw dochteren zal hij nemen tot apothekeressen, 3074 1Sa 8:14 | olijfgaarden, die de beste zijn, zal hij nemen, en zal ze aan 3075 1Sa 8:14 | zijn, zal hij nemen, en zal ze aan zijn knechten geven. ~ 3076 1Sa 8:15 | zaad, en uw wijngaarden zal hij vertienen, en hij zal 3077 1Sa 8:15 | zal hij vertienen, en hij zal ze aan zijn hovelingen, 3078 1Sa 8:16 | 16 En hij zal uw knechten, en uw dienstmaagden, 3079 1Sa 8:16 | uw ezelen nemen, en hij zal zijn werk daarmede doen. ~ 3080 1Sa 8:17 | 17 Hij zal uw kudden vertienen; en 3081 1Sa 8:18 | verkoren hebben, maar de HEERE zal u te dien dage niet verhoren. ~ 3082 1Sa 8:19 | zij zeiden: Neen, maar er zal een koning over ons zijn. ~ 3083 1Sa 8:20 | de volken; en onze koning zal ons richten, en hij zal 3084 1Sa 8:20 | zal ons richten, en hij zal voor onze aangezichten uitgaan, 3085 1Sa 8:20 | aangezichten uitgaan, en hij zal onze krijgen voeren. ~ 3086 1Sa 9:6 | derwaarts gaan, misschien zal hij ons onzen weg aanwijzen, 3087 1Sa 9:8 | eens zilveren sikkels; dat zal ik den man Gods geven, opdat 3088 1Sa 9:13 | om te eten; want het volk zal niet eten, totdat hij komt, 3089 1Sa 9:16 | Morgen omtrent dezen tijd zal Ik tot u zenden een man 3090 1Sa 9:16 | Mijn volk Israel; en hij zal Mijn volk verlossen uit 3091 1Sa 9:17 | welken Ik u gezegd heb: Deze zal over Mijn volk heersen. ~ 3092 1Sa 9:19 | gijlieden heden met mij eet; zo zal ik u morgen vroeg laten 3093 1Sa 9:19 | alles, wat in uw hart is, zal ik u te kennen geven. 3094 1Sa 9:20 | zijn gevonden; en wiens zal zijn al het gewenste, dat 3095 1Sa 9:27 | sta gij als nu stil, en ik zal u Gods woord doen horen. ~  ~ 3096 1Sa 10:2 | voor ulieden, zeggende: Wat zal ik om mijn zoon doen? ~ 3097 1Sa 10:5 | bezettingen zijn; en het zal geschieden, als gij aldaar 3098 1Sa 10:6 | 6 En de Geest des HEEREN zal vaardig worden over u, en 3099 1Sa 10:7 | 7 En het zal geschieden, als u deze tekenen 3100 1Sa 10:7 | gij, wat uw hand vinden zal, want God zal met u zijn. ~ 3101 1Sa 10:7 | hand vinden zal, want God zal met u zijn. ~ 3102 1Sa 10:8 | naar Gilgal, en zie, ik zal tot u afkomen, om brandofferen 3103 1Sa 11:2 | zeide tot hen: Mits dezen zal ik een verbond met ulieden 3104 1Sa 11:7 | Saul en achter Samuel, alzo zal men zijn runderen doen. 3105 1Sa 11:9 | in Gilead zeggen: Morgen zal u verlossing geschieden, 3106 1Sa 11:9 | als de zon heet worden zal. Als de boden kwamen, en 3107 1Sa 11:13 | 13 Maar Saul zeide: Er zal te dezen dage geen man gedood 3108 1Sa 12:3 | zou verborgen hebben; zo zal ik het ulieden wedergeven. ~ 3109 1Sa 12:12 | mij: Neen, maar een koning zal over ons regeren; zo toch 3110 1Sa 12:14 | koning, die over u regeren zal, achter den HEERE, uw God, 3111 1Sa 12:15 | HEEREN wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen 3112 1Sa 12:16 | HEERE voor uw ogen doen zal. ~ 3113 1Sa 12:17 | vandaag de tarweoogst? Ik zal tot den HEERE roepen, en 3114 1Sa 12:17 | den HEERE roepen, en Hij zal donder en regen geven; zo 3115 1Sa 12:22 | 22 Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten, 3116 1Sa 12:23 | ulieden te bidden; maar ik zal u den goeden en rechten 3117 1Sa 13:14 | 14 Maar nu zal uw rijk niet bestaan. De 3118 1Sa 14:6 | onbesnedenen overgaan; misschien zal de HEERE voor ons werken; 3119 1Sa 14:10 | onze hand gegeven; en dit zal ons een teken zijn. ~ 3120 1Sa 14:37 | 37 Toen vraagde Saul God: Zal ik aftrekken de Filistijnen 3121 1Sa 14:39 | in mijn zoon Jonathan, zo zal hij den dood sterven; en 3122 1Sa 14:45 | hoofd op de aarde vallen zal; want hij heeft dit heden 3123 1Sa 15:16 | Samuel tot Saul: Houd op, zo zal ik u te kennen geven, wat 3124 1Sa 15:26 | Samuel zeide tot Saul: Ik zal met u niet wederkeren; omdat 3125 1Sa 15:33 | kinderen beroofd heeft, alzo zal uw moeder van haar kinderen 3126 1Sa 16:1 | met olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot Isai, den Bethlehemiet; 3127 1Sa 16:2 | Hoe zou ik heengaan? Saul zal het toch horen en mij doden. 3128 1Sa 16:3 | ten offer nodigen, en Ik zal u te kennen geven, wat gij 3129 1Sa 16:3 | zalven, dien Ik u zeggen zal. ~ 3130 1Sa 16:11 | aanzitten, totdat hij hier zal gekomen zijn. ~ 3131 1Sa 16:16 | harp spelen kan; en het zal geschieden, als de boze 3132 1Sa 17:25 | Israel te honen; en het zal geschieden, dat de koning 3133 1Sa 17:25 | groten rijkdom verrijken zal, en hij zal hem zijn dochter 3134 1Sa 17:25 | rijkdom verrijken zal, en hij zal hem zijn dochter geven, 3135 1Sa 17:25 | zijn dochter geven, en hij zal zijns vaders huis vrijmaken 3136 1Sa 17:26 | hem stonden, zeggende: Wat zal men dien man doen, die dezen 3137 1Sa 17:27 | dat woord, zeggende: Alzo zal men den man doen, die hem 3138 1Sa 17:32 | om zijnentwil. Uw knecht zal heengaan en hij zal met 3139 1Sa 17:32 | knecht zal heengaan en hij zal met dezen Filistijn strijden. ~ 3140 1Sa 17:36 | den beer geslagen; alzo zal deze onbesneden Filistijn 3141 1Sa 17:37 | uit de hand des beers, Die zal mij redden uit de hand van 3142 1Sa 17:44 | tot David: Kom tot mij, zo zal ik uw vlees aan de vogelen 3143 1Sa 17:46 | 46 Te dezen dage zal de HEERE u besluiten in 3144 1Sa 17:46 | besluiten in mijn hand, en ik zal u slaan, en ik zal uw hoofd 3145 1Sa 17:46 | en ik zal u slaan, en ik zal uw hoofd van u wegnemen, 3146 1Sa 17:46 | hoofd van u wegnemen, en ik zal de dode lichamen van der 3147 1Sa 17:46 | geven; en de ganse aarde zal weten, dat Israel een God 3148 1Sa 17:47 | En deze ganse vergadering zal weten, dat de HEERE niet 3149 1Sa 17:47 | krijg is des HEEREN, Die zal ulieden in onze hand geven. ~ 3150 1Sa 18:8 | duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor 3151 1Sa 18:11 | schoot de spies, en zeide: Ik zal David aan den wand spitten; 3152 1Sa 18:17 | mijn grootste dochter Merab zal ik u tot een vrouw geven; 3153 1Sa 18:21 | 21 En Saul zeide: Ik zal haar hem geven, dat zij 3154 1Sa 19:3 | 3 Doch ik zal uitgaan, en aan de hand 3155 1Sa 19:3 | waar gij zult zijn; en ik zal van u tot mijn vader spreken, 3156 1Sa 19:3 | tot mijn vader spreken, en zal zien wat het zij; dat zal 3157 1Sa 19:3 | zal zien wat het zij; dat zal ik u verkondigen. ~ 3158 1Sa 19:6 | als de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden! ~ 3159 1Sa 20:4 | David: Wat uw ziel zegt, dat zal ik u doen. ~ 3160 1Sa 20:10 | zeide tot Jonathan: Wie zal het mij te kennen geven, 3161 1Sa 20:12 | ik mijn vader onderzocht zal hebben omtrent dezen tijd, 3162 1Sa 20:13 | kwaad over u behaagt, zo zal ik het voor uw oor ontdekken, 3163 1Sa 20:13 | uw oor ontdekken, en ik zal u trekken laten, dat gij 3164 1Sa 20:15 | David van den aardbodem zal afgesneden hebben. ~ 3165 1Sa 20:18 | Morgen is de nieuwe maan; dan zal men u missen, want uw zitplaats 3166 1Sa 20:18 | missen, want uw zitplaats zal ledig gevonden worden. ~ 3167 1Sa 20:20 | 20 Zo zal ik drie pijlen ter zijde 3168 1Sa 20:21 | 21 En zie, ik zal den jongen zenden, zeggende: 3169 1Sa 20:31 | Isai op den aardbodem leven zal, zo zult gij noch uw koninkrijk 3170 1Sa 20:32 | en zeide tot hem: Waarom zal hij gedood worden? Wat heeft 3171 1Sa 20:36 | pijlen, die ik schieten zal. De jongen liep heen, en 3172 1Sa 21:5 | heden ander in de vaten zal geheiligd worden. ~ 3173 1Sa 21:15 | hebt, om voor mij te razen? Zal deze in mijn huis komen? ~  ~  ~  3174 1Sa 22:3 | ik weet, wat God mij doen zal. ~ 3175 1Sa 22:7 | gij, zonen van Jemini, zal ook de zoon van Isai u altegader 3176 1Sa 22:7 | akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten 3177 1Sa 22:23 | want wie mijn ziel zoeken zal, die zal uw ziel zoeken; 3178 1Sa 22:23 | mijn ziel zoeken zal, die zal uw ziel zoeken; maar gij 3179 1Sa 23:2 | vraagde den HEERE, zeggende: Zal ik heengaan en deze Filistijnen 3180 1Sa 23:11 | in zijn hand overgeven? Zal Saul afkomen, gelijk als 3181 1Sa 23:11 | De HEERE nu zeide: Hij zal afkomen. ~ 3182 1Sa 23:17 | hand van Saul, mijn vader, zal u niet vinden, maar gij 3183 1Sa 23:17 | worden over Israel, en ik zal de tweede bij u zijn; ook 3184 1Sa 23:23 | mij met vast bescheid, zo zal ik met ulieden gaan; en 3185 1Sa 23:23 | met ulieden gaan; en het zal geschieden, zo hij in het 3186 1Sa 23:23 | zo hij in het land is, zo zal ik hem naspeuren onder alle 3187 1Sa 24:5 | doen, gelijk als het goed zal zijn in uw ogen. En David 3188 1Sa 24:11 | verschoonde u, want ik zeide: Ik zal mijn hand niet uitsteken 3189 1Sa 24:13 | 13 De HEERE zal richten tussen mij en tussen 3190 1Sa 24:13 | en tussen u, en de HEERE zal mij wreken aan u; maar mijn 3191 1Sa 24:13 | wreken aan u; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. ~ 3192 1Sa 24:14 | goddeloosheid voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. ~ 3193 1Sa 24:16 | 16 Doch de HEERE zal zijn tot Rechter, en richten 3194 1Sa 24:20 | zijn vijand gevonden heeft, zal hij hem op een goeden weg 3195 1Sa 24:21 | Israel in uw hand bestaan zal. ~ 3196 1Sa 25:8 | hetgeen uw hand vinden zal. ~ 3197 1Sa 25:28 | overtreding, want de HEERE zal zekerlijk mijn heer een 3198 1Sa 25:29 | Wanneer een mens opstaan zal om u te vervolgen, en om 3199 1Sa 25:29 | om uw ziel te zoeken, zo zal de ziel mijns heren ingebonden 3200 1Sa 25:29 | maar de ziel uwer vijanden zal Hij slingeren uit het midden 3201 1Sa 25:30 | 30 En het zal geschieden, als de HEERE 3202 1Sa 25:30 | heer naar al het goede doen zal, dat Hij over u gesproken 3203 1Sa 25:30 | heeft, en Hij u gebieden zal een voorganger te zijn over 3204 1Sa 25:31 | 31 Zo zal dit u, mijn heer, niet zijn 3205 1Sa 25:31 | HEERE mijn heer weldoen zal, zo zult gij uwer dienstmaagd 3206 1Sa 26:6 | van Joab, zeggende: Wie zal met mij tot Saul in het 3207 1Sa 26:6 | afgaan? Toen zeide Abisai: Ik zal met u afgaan. ~ 3208 1Sa 26:8 | eenmaal ter aarde slaan, en ik zal het hem niet ten tweeden 3209 1Sa 26:10 | de HEERE leeft, de HEERE zal hem slaan, of zijn dag zal 3210 1Sa 26:10 | zal hem slaan, of zijn dag zal komen, dat hij zal sterven, 3211 1Sa 26:10 | zijn dag zal komen, dat hij zal sterven, of hij zal in een 3212 1Sa 26:10 | hij zal sterven, of hij zal in een strijd trekken, dat 3213 1Sa 26:21 | mijn zoon David, want ik zal u geen kwaad meer doen, 3214 1Sa 27:1 | nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een der dagen door Sauls 3215 1Sa 27:1 | landpale van Israel; zo zal ik ontkomen uit zijn hand. ~ 3216 1Sa 27:12 | volk, in Israel; daarom zal hij eeuwiglijk mij tot een 3217 1Sa 28:2 | weten, wat uw knecht doen zal. En Achis zeide tot David: 3218 1Sa 28:2 | zeide tot David: Daarom zal ik u ten bewaarder mijns 3219 1Sa 28:8 | opkomen, dien ik tot u zeggen zal. ~ 3220 1Sa 28:10 | u een straf om deze zaak zal overkomen! ~ 3221 1Sa 28:11 | Toen zeide de vrouw: Wien zal ik u doen opkomen? En hij 3222 1Sa 28:15 | kennen geeft, wat ik doen zal. ~ 3223 1Sa 28:19 | 19 En de HEERE zal ook Israel met u in de hand 3224 1Sa 28:19 | zonen bij mij zijn; ook zal de HEERE het leger van Israel 3225 1Sa 28:22 | voor u zetten, en eet; zo zal er kracht in u zijn, dat 3226 1Sa 28:23 | weigerde het, en zeide: Ik zal niet eten. Maar zijn knechten, 3227 1Sa 29:8 | dezen dag toe, dat ik niet zal gaan en strijden tegen de 3228 1Sa 30:8 | David den HEERE, zeggende: Zal ik deze bende achternajagen? 3229 1Sa 30:8 | deze bende achternajagen? Zal ik ze achterhalen? En Hij 3230 1Sa 30:15 | de hand mijns heren! Zo zal ik u tot deze bende afleiden. ~ 3231 1Sa 30:24 | mede afgetogen zijn, alzo zal ook het deel dergenen zijn, 3232 2Sa 2:1 | HEERE vraagde, zeggende: Zal ik optrekken in een der 3233 2Sa 2:1 | En David zeide: Waarheen zal ik optrekken? En Hij zeide: 3234 2Sa 2:6 | en trouw! En ik ook, ik zal aan u dit goede doen, dewijl 3235 2Sa 2:22 | af van achter mij; waarom zal ik u ter aarde slaan? Hoe 3236 2Sa 2:26 | Abner tot Joab, en zeide: Zal dan het zwaard eeuwiglijk 3237 2Sa 2:26 | in het laatste bitterheid zal zijn? En hoe lang zult gij 3238 2Sa 3:9 | dat ik even alzo aan hem zal doen. ~ 3239 2Sa 3:12 | met mij, en zie, mijn hand zal met u zijn, om gans Israel 3240 2Sa 3:13 | 13 En hij zeide: Wel, ik zal een verbond met u maken; 3241 2Sa 3:18 | van David, Mijn knecht, zal Ik Mijn volk Israel verlossen 3242 2Sa 3:21 | zeide Abner tot David: Ik zal mij opmaken, en heengaan, 3243 2Sa 3:39 | harder dan ik; de HEERE zal den boosdoener vergelden 3244 2Sa 5:6 | dat is te zeggen: David zal hier niet inkomen. ~ 3245 2Sa 5:8 | Davids ziel gehaat zijn, die zal tot een hoofd en tot een 3246 2Sa 5:8 | Een blinde en kreupele zal in het huis niet komen. ~ 3247 2Sa 5:19 | David den HEERE, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen? 3248 2Sa 5:19 | David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen zekerlijk 3249 2Sa 6:9 | dage; en hij zeide: Hoe zal de ark des HEEREN tot mij 3250 2Sa 6:21 | HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen voor het aangezicht 3251 2Sa 6:22 | 22 Ook zal ik mij nog geringer houden 3252 2Sa 6:22 | geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn in mijn ogen, 3253 2Sa 6:22 | gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden. ~ 3254 2Sa 7:11 | de HEERE u een huis maken zal. ~ 3255 2Sa 7:12 | zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, 3256 2Sa 7:12 | dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk 3257 2Sa 7:12 | lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. ~ 3258 2Sa 7:13 | 13 Die zal Mijn Naam een huis bouwen; 3259 2Sa 7:13 | Naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks 3260 2Sa 7:14 | 14 Ik zal hem zijn tot een Vader, 3261 2Sa 7:14 | zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke 3262 2Sa 7:14 | dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede 3263 2Sa 7:15 | Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, gelijk 3264 2Sa 7:16 | 16 Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk 3265 2Sa 7:16 | uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid. ~ 3266 2Sa 7:20 | 20 En wat zal David nog meer tot U spreken? 3267 2Sa 7:26 | huis van Uw knecht David zal bestendig zijn voor Uw aangezicht. ~ 3268 2Sa 7:27 | geopenbaard, zeggende: Ik zal u een huis bouwen; daarom 3269 2Sa 7:29 | gesproken, en met Uw zegen zal het huis van Uw knecht gezegend 3270 2Sa 9:7 | hem: Vrees niet, want ik zal zekerlijk weldadigheid bij 3271 2Sa 9:7 | vaders Jonathans wil; en ik zal u alle akkers van uw vader 3272 2Sa 9:10 | Mefiboseth, de zoon uws heren, zal geduriglijk brood eten aan 3273 2Sa 9:11 | zijn knecht gebiedt, alzo zal uw knecht doen. Ook zou 3274 2Sa 10:2 | 2 Toen zeide David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, 3275 2Sa 10:5 | uw baard weder gewassen zal zijn, komt dan weder. ~ 3276 2Sa 10:11 | te sterk zullen zijn, zo zal ik komen om u te verlossen. ~ 3277 2Sa 11:11 | indien ik deze zaak doen zal! ~ 3278 2Sa 11:12 | Blijf ook heden hier, zo zal ik u morgen afzenden. Alzo 3279 2Sa 11:20 | 20 En het zal geschieden, indien de grimmigheid 3280 2Sa 12:6 | 6 En dat ooilam zal hij viervoudig wedergeven, 3281 2Sa 12:10 | 10 Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet afwijken 3282 2Sa 12:11 | Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit 3283 2Sa 12:11 | verwekken uit uw huis, en zal uw vrouwen nemen voor uw 3284 2Sa 12:11 | vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar aan uw naaste geven; 3285 2Sa 12:11 | aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen, voor 3286 2Sa 12:12 | verborgen gedaan; maar Ik zal deze zaak doen voor gans 3287 2Sa 12:14 | grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon, die u geboren 3288 2Sa 12:23 | waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? 3289 2Sa 12:23 | nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij 3290 2Sa 12:23 | wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen. ~ 3291 2Sa 13:5 | krank; als dan uw vader zal komen om u te zien, zo zult 3292 2Sa 13:13 | tot den koning, want hij zal mij van u niet onthouden. ~ 3293 2Sa 13:28 | wijn, en ik tot ulieden zal zeggen: Slaat Amnon, dan 3294 2Sa 14:8 | Ga naar uw huis, en ik zal voor u gebieden. ~ 3295 2Sa 14:10 | breng hem tot mij; en hij zal u voortaan niet meer aantasten. ~ 3296 2Sa 14:11 | haren uws zoons op de aarde zal vallen! ~ 3297 2Sa 14:14 | verzameld wordt. God dan zal de ziel niet wegnemen, maar 3298 2Sa 14:14 | niet wegnemen, maar Hij zal gedachten denken, dat Hij 3299 2Sa 14:15 | zeide uw dienstmaagd: Ik zal nu tot den koning spreken; 3300 2Sa 14:15 | koning spreken; misschien zal de koning het woord zijner 3301 2Sa 14:16 | 16 Want de koning zal horen, om zijn dienstmaagd 3302 2Sa 14:17 | kwade; en de HEERE, uw God, zal met u zijn. ~ 3303 2Sa 14:18 | de zaak, die ik u vragen zal. En de vrouw zeide: Mijn 3304 2Sa 15:8 | zekerlijk weder te Jeruzalem zal brengen, zo zal ik den HEERE 3305 2Sa 15:8 | Jeruzalem zal brengen, zo zal ik den HEERE dienen. ~ 3306 2Sa 15:15 | heer de koning verkiezen zal, ziet, hier zijn uw knechten. ~ 3307 2Sa 15:21 | waar mijn heer de koning zal zijn, hetzij ten dode, hetzij 3308 2Sa 15:21 | hetzij ten leven, daar zal uw knecht voorzeker ook 3309 2Sa 15:25 | de stad; indien ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, 3310 2Sa 15:25 | vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen, en zal 3311 2Sa 15:25 | zal Hij mij wederhalen, en zal ze mij laten zien, mitsgaders 3312 2Sa 15:26 | 26 Maar indien Hij alzo zal zeggen: Ik heb geen lust 3313 2Sa 15:28 | 28 Zie, ik zal vertoeven in de vlakke velden 3314 2Sa 15:34 | Absalom zegt: Uw knecht, ik zal des konings zijn; ik ben 3315 2Sa 15:34 | te voren geweest, maar nu zal ik uw knecht zijn; zo zoudt 3316 2Sa 15:35 | priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden, dat gij 3317 2Sa 16:3 | Jeruzalem, want hij zeide: Heden zal mij het huis Israels mijns 3318 2Sa 16:4 | koning tot Ziba: Zie, het zal het uwe zijn alles wat Mefiboseth 3319 2Sa 16:12 | 12 Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien; 3320 2Sa 16:12 | ellende aanzien; en de HEERE zal mij goed vergelden voor 3321 2Sa 16:18 | mannen van Israel, diens zal ik zijn, en bij hem zal 3322 2Sa 16:18 | zal ik zijn, en bij hem zal ik blijven. ~ 3323 2Sa 16:19 | vaders gediend heb, alzo zal ik voor uw aangezicht zijn. ~ 3324 2Sa 16:21 | het huis te bewaren; zo zal gans Israel horen, dat gij 3325 2Sa 17:2 | 2 Zo zal ik over hem komen, daar 3326 2Sa 17:2 | en slap van handen is, en zal hem verschrikken, en al 3327 2Sa 17:2 | het volk, dat met hem is, zal vluchten; dan zal ik den 3328 2Sa 17:2 | hem is, zal vluchten; dan zal ik den koning alleen slaan. ~ 3329 2Sa 17:3 | 3 En ik zal al het volk tot u doen wederkeren; 3330 2Sa 17:3 | wederkeren van allen; zo zal al het volk in vrede zijn. ~ 3331 2Sa 17:8 | vader een krijgsman, en zal niet vernachten met het 3332 2Sa 17:9 | een der plaatsen. En het zal geschieden, als er in het 3333 2Sa 17:9 | dat een ieder, die het zal horen, alsdan zal zeggen: 3334 2Sa 17:9 | die het zal horen, alsdan zal zeggen: Er is een slag geschied 3335 2Sa 17:12 | den aardbodem valt; en er zal van hem, en van al de mannen, 3336 2Sa 17:13 | indien hij zich in een stad zal begeven, zo zal gans Israel 3337 2Sa 17:13 | een stad zal begeven, zo zal gans Israel koorden tot 3338 2Sa 18:2 | koning zeide tot het volk: Ik zal ook zelf zekerlijk met ulieden 3339 2Sa 18:3 | als tien duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat gij 3340 2Sa 18:4 | zeide de koning tot hen: Ik zal doen, wat goed is in uw 3341 2Sa 18:14 | 14 Toen zeide Joab: Ik zal hier bij u alzo niet vertoeven; 3342 2Sa 18:27 | is een goed man, en hij zal met een goede boodschap 3343 2Sa 19:7 | een man dezen nacht bij u zal vernachten! En dit zal u 3344 2Sa 19:7 | u zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan al het 3345 2Sa 19:26 | want uw knecht zeide: Ik zal mij een ezel zadelen, en 3346 2Sa 19:33 | gij met mij over, en ik zal u bij mij te Jeruzalem onderhouden. ~ 3347 2Sa 19:36 | 36 Uw knecht zal maar een weinig met den 3348 2Sa 19:38 | zeide de koning: Chimham zal met mij overtrekken, en 3349 2Sa 19:38 | met mij overtrekken, en ik zal hem doen, wat goed is in 3350 2Sa 19:38 | gij op mij begeren zult, zal ik u doen. ~ 3351 2Sa 20:6 | zeide David tot Abisai: Nu zal ons Seba, de zoon van Bichri, 3352 2Sa 20:21 | David; lever hem alleen, zo zal ik van deze stad aftrekken. 3353 2Sa 20:21 | tot Joab: Zie, zijn hoofd zal tot u over den muur geworpen 3354 2Sa 21:3 | tot de Gibeonieten: Wat zal ik ulieden doen, en waarmede 3355 2Sa 21:3 | ulieden doen, en waarmede zal ik verzoenen, dat gij het 3356 2Sa 21:4 | zegt gij dan, dat ik u doen zal? ~ 3357 2Sa 21:6 | En de koning zeide: Ik zal hen geven. ~ 3358 2Sa 22:3 | 3 God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild 3359 2Sa 22:50 | 50 Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder 3360 2Sa 22:50 | de heidenen, en Uw Naam zal ik psalmzingen. ~ 3361 2Sa 23:3 | heeft tot mij gesproken: Er zal zijn een Heerser over de 3362 2Sa 23:4 | 4 En Hij zal zijn gelijk het licht des 3363 2Sa 23:7 | Maar een iegelijk, die ze zal aantasten, voorziet zich 3364 2Sa 23:15 | kreeg lust, en zeide: Wie zal mij water te drinken geven 3365 2Sa 24:13 | bekend, en zeide tot hem: Zal u een honger van zeven jaren 3366 2Sa 24:13 | toe, wat antwoord ik Dien zal wederbrengen, Die mij gezonden 3367 2Sa 24:24 | tot Arauna: Neen, maar ik zal het zekerlijk van u kopen 3368 2Sa 24:24 | voor den prijs; want ik zal den HEERE, mijn God, niet 3369 1Kon 1:5 | verhief zich, zeggende: Ik zal koning zijn; en hij bereidde 3370 1Kon 1:13 | Voorzeker, uw zoon Salomo zal na mij koning zijn, en hij 3371 1Kon 1:13 | mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten! Waarom 3372 1Kon 1:14 | koning spreken zult, zo zal ik na u inkomen, en zal 3373 1Kon 1:14 | zal ik na u inkomen, en zal uw woorden vervullen. ~ 3374 1Kon 1:17 | Voorzeker Salomo, uw zoon, zal na mij koning zijn, en hij 3375 1Kon 1:17 | mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten! ~ 3376 1Kon 1:20 | den koning na hem zitten zal. ~ 3377 1Kon 1:21 | 21 Anders zal het geschieden, als mijn 3378 1Kon 1:21 | koning met zijn vaderen zal ontslapen zijn, dat ik en 3379 1Kon 1:24 | hebt gij gezegd: Adonia zal na mij koning zijn, en hij 3380 1Kon 1:24 | mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten? ~ 3381 1Kon 1:30 | Israels, zeggende: Voorzeker zal uw zoon Salomo na mij koning 3382 1Kon 1:30 | Salomo na mij koning zijn, en zal op mijn troon in mijn plaats 3383 1Kon 1:30 | zitten; voorzeker, alzo zal ik te dezen zelfden dage 3384 1Kon 1:35 | achter hem optrekken, en hij zal komen, en zal op mijn troon 3385 1Kon 1:35 | optrekken, en hij zal komen, en zal op mijn troon zitten, en 3386 1Kon 1:35 | mijn troon zitten, en hij zal koning zijn in mijn plaats; 3387 1Kon 1:51 | met het zwaard niet doden zal! ~ 3388 1Kon 1:52 | Indien hij een vroom man zal zijn, daar zal niet van 3389 1Kon 1:52 | vroom man zal zijn, daar zal niet van zijn haar op de 3390 1Kon 1:52 | indien in hem kwaad bevonden zal worden, zo zal hij sterven. ~ 3391 1Kon 1:52 | bevonden zal worden, zo zal hij sterven. ~ 3392 1Kon 2:4 | ganse ziel te wandelen, zo zal geen man, zeide Hij, u afgesneden 3393 1Kon 2:17 | koning Salomo, want hij zal uw aangezicht niet afwijzen, 3394 1Kon 2:18 | Bathseba zeide: Het is goed, ik zal den koning voor u aanspreken. ~ 3395 1Kon 2:20 | Begeer, mijn moeder, want ik zal uw aangezicht niet afwijzen. ~ 3396 1Kon 2:23 | daartoe, voorzeker Adonia zal dat woord tegen zijn leven 3397 1Kon 2:24 | gesproken had; voorzeker, Adonia zal heden gedood worden! ~ 3398 1Kon 2:26 | des doods; maar dezen dag zal ik u niet doden, omdat gij 3399 1Kon 2:30 | hij zeide: Neen, maar hier zal ik sterven! En Benaja bracht 3400 1Kon 2:32 | 32 Zo zal de HEERE zijn bloed op zijn 3401 1Kon 2:33 | 33 Alzo zal hun bloed wederkeren op 3402 1Kon 2:33 | zijn huis, en zijn troon zal vrede hebben van den HEERE 3403 1Kon 2:37 | 37 Want het zal geschieden ten dage van 3404 1Kon 2:37 | dood sterven zult; uw bloed zal op uw hoofd zijn. ~ 3405 1Kon 2:38 | koning gesproken heeft, alzo zal uw knecht doen. En Simei 3406 1Kon 2:45 | gezegend; en de troon van David zal bevestigd zijn voor het 3407 1Kon 3:5 | zeide: Begeer wat Ik u geven zal. ~ 3408 1Kon 3:12 | gelijke na u niet opstaan zal. ~ 3409 1Kon 3:13 | koningen al uw dagen zijn zal. ~ 3410 1Kon 3:14 | David gewandeld heeft, zo zal Ik ook uw dagen verlengen. ~ 3411 1Kon 5:5 | plaats op uw troon zetten zal, die zal Mijn Naam dat huis 3412 1Kon 5:5 | uw troon zetten zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. ~ 3413 1Kon 5:6 | en het loon uwer knechten zal ik u geven, naar al wat 3414 1Kon 5:8 | tot mij gezonden hebt; ik zal al uw wil doen met het cederenhout, 3415 1Kon 5:9 | Libanon aan de zee; en ik zal het op vlotten over de zee 3416 1Kon 5:9 | aan mij ontbieden zult, en zal het aldaar los maken, en 3417 1Kon 6:12 | wandelende in dezelve; zo zal Ik Mijn woord met u bevestigen, 3418 1Kon 6:13 | 13 En Ik zal in het midden der zonen 3419 1Kon 6:13 | zonen Israels wonen; en Ik zal Mijn volk Israel niet verlaten. ~ 3420 1Kon 8:19 | uit uw lendenen voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis 3421 1Kon 8:19 | lendenen voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. ~ 3422 1Kon 8:25 | hebt, zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht 3423 1Kon 8:29 | Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar 3424 1Kon 8:29 | hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats. ~ 3425 1Kon 8:31 | iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, en hij 3426 1Kon 8:31 | eed des vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te 3427 1Kon 8:31 | altaar in dit huis komen zal; ~ 3428 1Kon 8:33 | 33 Wanneer Uw volk Israel zal geslagen worden voor het 3429 1Kon 8:35 | 35 Als de hemel zal gesloten zijn, dat er geen 3430 1Kon 8:37 | honger in het land wezen zal, als er pest wezen zal, 3431 1Kon 8:37 | wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren, honigdauw, 3432 1Kon 8:37 | zijner poorten hem belegeren zal, of enige plage, of enige 3433 1Kon 8:37 | of enige krankheid wezen zal; ~ 3434 1Kon 8:38 | volk Israel, geschieden zal; als zij erkennen, een ieder 3435 1Kon 8:38 | handen in dit huis uitbreiden zal; ~ 3436 1Kon 8:41 | van Uw volk Israel niet zal zijn, maar uit verren lande 3437 1Kon 8:41 | lande om Uws Naams wil komen zal; ~ 3438 1Kon 8:42 | als hij komen en bidden zal in dit huis; ~ 3439 1Kon 8:43 | die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken der aarde 3440 1Kon 8:44 | tegen zijn vijand uittrekken zal door den weg, dien Gij hen 3441 1Kon 9:5 | 5 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks 3442 1Kon 9:5 | David, zeggende: Geen man zal u afgesneden worden van 3443 1Kon 9:7 | 7 Zo zal Ik Israel uitroeien van 3444 1Kon 9:7 | Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen; 3445 1Kon 9:7 | aangezicht wegwerpen; en Israel zal tot een spreekwoord en spotrede 3446 1Kon 9:8 | aangaande dit huis, dat verheven zal geweest zijn, al wie voor 3447 1Kon 9:8 | zijn, al wie voor hetzelve zal voorbijgaan, zal zich ontzetten 3448 1Kon 9:8 | hetzelve zal voorbijgaan, zal zich ontzetten en fluiten; 3449 1Kon 9:8 | ontzetten en fluiten; men zal zeggen: Waarom heeft de 3450 1Kon 9:9 | 9 En men zal zeggen: Omdat zij den HEERE, 3451 1Kon 11:11 | die Ik u geboden heb; Ik zal gewisselijk dit koninkrijk 3452 1Kon 11:12 | 12 In uw dagen nochtans zal Ik dat niet doen, om uws 3453 1Kon 11:12 | wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren. ~ 3454 1Kon 11:13 | 13 Doch Ik zal het gehele koninkrijk niet 3455 1Kon 11:13 | niet afscheuren; een stam zal Ik uw zoon geven, om Mijns 3456 1Kon 11:31 | de God Israels: Zie, Ik zal het koninkrijk van de hand 3457 1Kon 11:32 | 32 Maar een stam zal hij hebben, om Mijns knechts 3458 1Kon 11:34 | niets van dit koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen; 3459 1Kon 11:35 | uit de hand zijns zoons zal Ik het koninkrijk nemen; 3460 1Kon 11:35 | koninkrijk nemen; en Ik zal u daarvan tien stammen geven. ~ 3461 1Kon 11:36 | 36 En zijn zoon zal Ik een stam geven; opdat 3462 1Kon 11:37 | 37 Zo zal Ik u nemen, en gij zult 3463 1Kon 11:37 | regeren over al wat uw ziel zal begeren; en gij zult koning 3464 1Kon 11:38 | 38 En het zal geschieden, zo gij horen 3465 1Kon 11:38 | gij horen zult al wat Ik u zal gebieden, en in Mijn wegen 3466 1Kon 11:38 | gedaan heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een bestendig 3467 1Kon 11:38 | Ik David gebouwd heb, en zal u Israel geven. ~ 3468 1Kon 11:39 | 39 En Ik zal om diens wil het zaad van 3469 1Kon 12:6 | men dit volk antwoorden zal? ~ 3470 1Kon 12:10 | spreken: Mijn kleinste vinger zal dikker zijn dan mijns vaders 3471 1Kon 12:11 | op u heeft doen laden, zo zal ik boven uw juk nog daartoe 3472 1Kon 12:11 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~ 3473 1Kon 12:14 | juk zwaar gemaakt, maar ik zal boven uw juk nog daartoe 3474 1Kon 12:14 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~ 3475 1Kon 12:26 | Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder tot 3476 1Kon 12:27 | 27 Zo dit volk opgaan zal om offeranden te doen in 3477 1Kon 12:27 | HEEREN te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks tot 3478 1Kon 13:2 | de HEERE: Zie, een zoon zal aan het huis Davids geboren 3479 1Kon 13:2 | geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die zal op u 3480 1Kon 13:2 | naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters 3481 1Kon 13:2 | die op u roken, en men zal mensenbeenderen op u verbranden. ~ 3482 1Kon 13:3 | heeft; ziet, het altaar zal vaneen gescheurd, en de 3483 1Kon 13:7 | huis, en sterk u, en ik zal u een geschenk geven. ~ 3484 1Kon 13:16 | noch met u inkomen; ik zal ook geen brood eten, noch 3485 1Kon 13:22 | eten noch water drinken; zo zal uw dood lichaam in uw vaderen 3486 1Kon 13:31 | zonen, zeggende: Als ik zal gestorven zijn, zo begraaft 3487 1Kon 13:32 | 32 Want de zaak zal gewisselijk geschieden, 3488 1Kon 14:3 | honig, en ga tot hem; hij zal u te kennen geven, wat dezen 3489 1Kon 14:3 | dezen jongen geschieden zal. ~ 3490 1Kon 14:5 | tot haar spreken, en het zal zijn, als zij inkomt, dat 3491 1Kon 14:5 | zij zich vreemd aanstellen zal. ~ 3492 1Kon 14:10 | 10 Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van 3493 1Kon 14:10 | verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen van het 3494 1Kon 14:12 | zullen gekomen zijn, zo zal het kind sterven. ~ 3495 1Kon 14:13 | 13 En gans Israel zal hem beklagen, en hem begraven; 3496 1Kon 14:13 | deze alleen van Jerobeam zal in het graf komen, omdat 3497 1Kon 14:14 | 14 Doch de HEERE zal Zich een koning verwekken 3498 1Kon 14:14 | ten zelfden dage uitroeien zal; maar wat zal het ook nu 3499 1Kon 14:14 | uitroeien zal; maar wat zal het ook nu zijn? ~ 3500 1Kon 14:15 | 15 De HEERE zal ook Israel slaan, gelijk


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10033

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License