Book Chapter: Verse
1 Gen 19:7 | huisvrouw weder; want hij is een profeet, en hij zal voor u bidden,
2 Exo 7:1 | Aaron, uw broeder, zal uw profeet zijn. ~
3 Num 12:6 | Mijn woorden! Zo er een profeet onder u is, Ik, de HEERE,
4 Deu 13:1 | 1 Wanneer een profeet, of dromen-dromer, in het
5 Deu 13:3 | naar de woorden van dien profeet, of naar dien dromen-dromer
6 Deu 13:5 | 5 En diezelve profeet, of dromen-dromer, zal gedood
7 Deu 18:15 | 15 Een Profeet, uit het midden van u, uit
8 Deu 18:18 | 18 Een Profeet zal Ik hun verwekken uit
9 Deu 18:20 | 20 Maar de profeet, die hoogmoediglijk zal
10 Deu 18:20 | van andere goden, dezelve profeet zal sterven. ~
11 Deu 18:22 | 22 Wanneer die profeet in den Naam des HEEREN zal
12 Deu 18:22 | door trotsheid heeft die profeet dat gesproken; gij zult
13 Deu 34:10 | 10 En er stond geen profeet meer op in Israel, gelijk
14 Ric 5:8 | de HEERE een man, die een profeet was, tot de kinderen Israels;
15 1Sa 3:20 | Samuel bevestigd was tot een profeet des HEEREN. ~
16 1Sa 9:9 | ziener; want die heden een profeet genoemd wordt, die werd
17 1Sa 22:5 | 5 Doch de profeet Gad zeide tot David: Blijf
18 2Sa 7:2 | zeide de koning tot den profeet Nathan: Zie toch, ik woon
19 2Sa 12:25 | heen door de hand van den profeet Nathan, en noemde zijn naam
20 2Sa 24:11 | woord des HEEREN tot den profeet Gad, Davids ziener, zeggende: ~
21 1Kon 1:8 | van Jojada, en Nathan, de profeet, en Simei, en Rei, en de
22 1Kon 1:10| 10 Maar Nathan, den profeet, en Benaja, en de helden,
23 1Kon 1:22| nog met den koning, als de profeet Nathan inkwam. ~
24 1Kon 1:23| kennen, zeggende: Zie, de profeet Nathan is daar; en hij kwam
25 1Kon 1:32| priester, en Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van
26 1Kon 1:34| priester, met Nathan, den profeet, hem aldaar tot koning over
27 1Kon 1:38| priester, af, met Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van
28 1Kon 1:44| priester, en Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van
29 1Kon 1:45| priester, en Nathan, de profeet, in Gihon tot koning gezalfd,
30 1Kon 11:29| Jeruzalem uitging, dat de profeet Ahia, de Siloniet, hem op
31 1Kon 13:11| 11 Een oud profeet nu woonde te Beth-El; en
32 1Kon 13:18| tot hem: Ik ben ook een profeet, gelijk gij, en een engel
33 1Kon 13:20| HEEREN geschiedde tot den profeet, die hem had doen wederkeren; ~
34 1Kon 13:23| zadelde, te weten voor den profeet, dien hij had koen wederkeren. ~
35 1Kon 13:25| de stad, waarin de oude profeet woonde. ~
36 1Kon 13:26| 26 Als de profeet, die hem van den weg had
37 1Kon 13:29| 29 Toen nam de profeet het dode lichaam van den
38 1Kon 13:29| wederom; zo kwam de oude profeet in de stad om rouw te bedrijven
39 1Kon 14:2 | naar Silo, zie, daar is de profeet Ahia, die van mij gesproken
40 1Kon 14:18| van Zijn knecht Ahia, den profeet. ~
41 1Kon 16:7 | door den dienst van den profeet Jehu, den zoon van Hanani,
42 1Kon 16:12| door den dienst van den profeet Jehu; ~
43 1Kon 18:22| volk: Ik ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven,
44 1Kon 18:36| spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en zeide:
45 1Kon 19:16| Abel-mehola, zult gij tot profeet zalven in uw plaats. ~
46 1Kon 20:13| 13 En ziet, een profeet trad tot Achab, den koning
47 1Kon 20:22| 22 Toen trad die profeet tot den koning van Israel,
48 1Kon 20:38| 38 Toen ging de profeet heen, en stond voor den
49 1Kon 22:7 | zeide: Is hier niet nog een profeet des HEEREN, dat wij het
50 2Kon 3:11| Josafat zeide: Is hier geen profeet des HEEREN, dat wij door
51 2Kon 5:3 | voor het aangezicht van den profeet, die te Samaria is, dan
52 2Kon 5:8 | zal hij weten, dat er een profeet in Israel is. ~
53 2Kon 5:13| zeiden: Mijn vader, zo die profeet tot u een grote zaak gesproken
54 2Kon 6:12| heer koning! Maar Elisa, de profeet, die in Israel is, geeft
55 2Kon 9:1 | 1 Toen riep de profeet Elisa een van de zonen der
56 2Kon 9:4 | jongeling, die jongeling van den profeet, naar Ramoth in Gilead. ~
57 2Kon 15:25| den zoon van Amitthai, den profeet, die van Gath-hefer was. ~
58 2Kon 21:2 | bedekt, tot Jesaja, den profeet, den zoon van Amoz; ~
59 2Kon 22:1 | tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz,
60 2Kon 22:11| 11 En Jesaja, de profeet, riep den HEERE aan; en
61 2Kon 22:14| 14 Toen kwam de profeet Jesaja tot den koning Hizkia,
62 2Kon 25:18| met de beenderen van den profeet, die uit Samaria gekomen
63 1Kro 17:1 | dat David tot Nathan, den profeet, zeide: Zie, ik woon in
64 1Kro 30:29| geschiedenissen van den profeet Nathan, en in de geschiedenissen
65 2Kro 10:29| woorden van Nathan, den profeet, en in de profetie van Ahia,
66 2Kro 13:5 | 5 Toen kwam Semaja, de profeet, tot Rehabeam en de oversten
67 2Kro 13:15| woorden van Semaja, den profeet, en Iddo, den ziener, verhalende
68 2Kro 14:22| beschreven in de historie van den profeet Iddo. ~ ~ ~
69 2Kro 16:8 | en de profetie van den profeet Oded, sterkte hij zich,
70 2Kro 19:6 | zeide: Is hier niet nog een profeet des HEEREN, dat wij van
71 2Kro 22:12| schrift tot hem van den profeet Elia, zeggende: Alzo zegt
72 2Kro 22:32| schrift tot hem van den profeet Elia, zeggende: Alzo zegt
73 2Kro 25:15| en Hij zond tot hem een profeet, die zeide tot hem: Waarom
74 2Kro 25:16| zij u slaan? Toen hield de profeet op, en zeide: Ik merk, dat
75 2Kro 26:22| en de laatste, heeft de profeet Jesaja, de zoon van Amos,
76 2Kro 28:9 | 9 Aldaar nu was een profeet des HEEREN, wiens naam was
77 2Kro 29:25| konings, en van Nathan, den profeet; want dit gebod was van
78 2Kro 32:20| de koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz,
79 2Kro 32:32| geschreven in het gezicht van den profeet Jesaja, den zoon van Amoz,
80 2Kro 35:18| de dagen van Samuel, den profeet, af; en geen koningen van
81 2Kro 36:18| de dagen van Samuel, den profeet, af; en geen koningen van
82 2Kro 37:12| voor het aangezicht van den profeet Jeremia, sprekende uit den
83 Ezra 5:1 | 1 Haggai nu, de profeet, en Zacharia, de zoon van
84 Ezra 6:14| door de profetie van den profeet Haggai en Zacharia, den
85 Psa 51:2 | 2 Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen,
86 Psa 74:9 | tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons,
87 Jes 3:2 | krijgsman, den rechter en den profeet, en den waarzegger, en den
88 Jes 9:14 | die is de kop; maar de profeet, die valsheid leert, die
89 Jes 28:7 | drank; de priester en de profeet dwalen van den sterken drank;
90 Jes 37:2 | bedekt, tot Jesaja, den profeet, den zoon van Amoz; ~
91 Jes 38:1 | tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz,
92 Jes 39:3 | 3 Toen kwam de profeet Jesaja tot den koning Hizkia,
93 Jer 1:5 | heb u den volken tot een profeet gesteld. ~
94 Jer 6:13 | hen gierigheid, en van den profeet aan tot den priester toe
95 Jer 8:10 | gierigheid; van den profeet aan tot den priester toe
96 Jer 18:18 | noch het woord van den profeet; komt aan, en laat ons hem
97 Jer 20:2 | Zo sloeg Pashur den profeet Jeremia, en hij stelde hem
98 Jer 23:28 | 28 De profeet, bij welken een droom is,
99 Jer 23:33 | Wanneer dan dit volk, of een profeet, of priester u vragen zal,
100 Jer 23:34 | 34 En aangaande den profeet, of den priester, of het
101 Jer 23:37 | zult gij zeggen tot den profeet: Wat heeft u de HEERE geantwoord
102 Jer 25:2 | 2 Hetwelk de profeet Jeremia gesproken heeft
103 Jer 28:1 | Hananja, zoon van Azur, de profeet, die van Gibeon was,
104 Jer 28:5 | 5 Toen sprak de profeet Jeremia tot den profeet
105 Jer 28:5 | profeet Jeremia tot den profeet Hananja, voor de ogen der
106 Jer 28:6 | 6 En de profeet Jeremia zeide: Amen, de
107 Jer 28:9 | 9 De profeet, die geprofeteerd zal hebben
108 Jer 28:9 | als het woord van dien profeet komt, dan zal die profeet
109 Jer 28:9 | profeet komt, dan zal die profeet bekend worden, dat hem de
110 Jer 28:10 | 10 Toen nam de profeet Hananja het juk van den
111 Jer 28:10 | juk van den hals van den profeet Jeremia, en verbrak het. ~
112 Jer 28:11 | hals al der volken. En de profeet Jeremia ging zijns weegs. ~
113 Jer 28:12 | geschiedde tot Jeremia (nadat de profeet Hananja het juk van den
114 Jer 28:12 | juk van den hals van den profeet Jeremia verbroken had),
115 Jer 28:15 | 15 En de profeet Jeremia zeide tot den profeet
116 Jer 28:15 | profeet Jeremia zeide tot den profeet Hananja: Hoor nu, Hananja!
117 Jer 28:17 | 17 Alzo stierf de profeet Hananja in datzelfde jaar,
118 Jer 29:1 | woorden des briefs, dien de profeet Jeremia zond van Jeruzalem
119 Jer 29:26 | onzinnig is, en zich voor een profeet uitgeeft, dat gij dien
120 Jer 29:27 | zich bij ulieden voor een profeet uitgeeft? ~
121 Jer 29:29 | gelezen voor de oren van den profeet Jeremia. ~
122 Jer 32:2 | belegerde toen Jeruzalem, en de profeet Jeremia was besloten in
123 Jer 34:6 | 6 En de profeet Jeremia sprak al deze woorden
124 Jer 36:8 | deed naar alles, wat hem de profeet Jeremia geboden had, lezende
125 Jer 36:26 | schrijver Baruch en den profeet Jeremia te vangen.
126 Jer 37:2 | door den dienst van den profeet Jeremia. ~
127 Jer 37:3 | Maaseja, den priester, tot den profeet Jeremia, om te zeggen: Bid
128 Jer 37:6 | des HEEREN woord tot den profeet Jeremia, zeggende: ~
129 Jer 37:13 | van Hananja; die greep den profeet Jeremia, zeggende:
130 Jer 38:9 | zij gedaan hebben aan den profeet Jeremia, dien zij in den
131 Jer 38:10 | onder uw hand, en haal den profeet Jeremia op uit den kuil,
132 Jer 38:14 | Zedekia henen, en liet den profeet Jeremia tot zich halen,
133 Jer 42:2 | En zij zeiden tot den profeet Jeremia: Laat toch onze
134 Jer 42:4 | 4 En de profeet Jeremia zeide tot hen: Ik
135 Jer 43:6 | Safan, gelaten had, ook den profeet Jeremia, en Baruch, den
136 Jer 45:1 | 1 Het woord, dat de profeet Jeremia gesproken heeft
137 Jer 46:1 | des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen
138 Jer 46:13 | woord, dat de HEERE tot den profeet Jeremia sprak, van de aankomst
139 Jer 47:1 | des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschiedde, tegen
140 Jer 49:34 | des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen
141 Jer 50:1 | door den dienst van den profeet Jeremia. ~
142 Jer 51:59 | 59 Het woord, dat de profeet Jeremia beval aan Seraja,
143 Klaa 1:42| draagt? Zullen dan de profeet en de priester in het heiligdom
144 Eze 2:5 | zullen zij weten, dat een profeet in het midden van hen geweest
145 Eze 7:26 | zij het gezicht van een profeet zoeken; maar de wet zal
146 Eze 14:4 | aangezicht stelt, en komt tot den profeet, Ik, de HEERE zal hem, als
147 Eze 14:7 | aangezicht, en komt tot den profeet, om Mij door hem te vragen;
148 Eze 14:9 | 9 Als nu een profeet overreed zal zijn, en iets
149 Eze 14:9 | de HEERE, heb dienzelven profeet overreed, en Ik zal Mijn
150 Eze 33:33 | zullen zij weten, dat er een profeet in het midden van hen geweest
151 Dan 9:2 | woord des HEEREN tot den profeet Jeremia geschied was, in
152 Dan 9:24 | en om het gezicht, en den profeet te verzegelen, en om de
153 Hos 4:5 | vallen bij dag, ja, zelfs de profeet zal met u vallen bij nacht;
154 Hos 9:7 | zullen het gewaar worden; de profeet is een dwaas, de man des
155 Hos 9:8 | is met mijn God, maar de profeet is een vogelvangersstrik,
156 Hos 12:14 | Israel op uit Egypte door een profeet, en door een profeet werd
157 Hos 12:14 | een profeet, en door een profeet werd hij gehoed. ~
158 Amos 7:14| tot Amazia: Ik was geen profeet, en ik was geen profetenzoon;
159 Mic 2:11 | sterken drank! dat is een profeet dezes volks. ~
160 Zac 1:1 | den zoon van Iddo, den profeet, zeggende: ~
161 Zac 1:7 | den zoon van Iddo, den profeet, zeggende: ~
162 Zac 13:5 | zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man, die het
163 Mal 4:5 | Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote
164 Matt 1:22| Heere gesproken is, door den profeet, zeggende: ~
165 Matt 2:5 | alzo is geschreven door den profeet: ~
166 Matt 2:15| Heere gesproken is door den profeet, zeggende: Uit Egypte heb
167 Matt 2:17| hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: ~
168 Matt 2:26| gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen
169 Matt 4:14| gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: ~
170 Matt 8:17| gesproken was door Jesaja, den profeet, zeggende: Hij heeft onze
171 Matt 10:41| 41 Die een profeet ontvangt in den naam eens
172 Matt 11:9 | gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel
173 Matt 11:9 | u, ook veel meer dan een profeet. ~
174 Matt 12:17| gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: ~
175 Matt 12:39| het teken van Jonas, den profeet. ~
176 Matt 13:35| wat gesproken is door den profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond
177 Matt 13:57| Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd, dan in
178 Matt 14:5 | zij hem hielden voor een profeet. ~
179 Matt 16:4 | het teken van Jona, den profeet. En hen verlatende, ging
180 Matt 21:4 | hetgeen gesproken is door den profeet, zeggende: ~
181 Matt 21:11| zeiden: Deze is Jezus, de Profeet van Nazareth in Galilea. ~
182 Matt 21:26| allen Johannes voor een profeet. ~
183 Matt 21:46| deze Hem hielden voor een profeet. ~ ~
184 Matt 24:15| gesproken is door Daniel, de profeet, staande in de heilige plaats; (
185 Matt 27:9 | hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: En zij
186 Matt 27:35| hetgeen gezegd is door den profeet: Zij hebben Mijn klederen
187 Mark 6:4 | Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd dan in
188 Mark 6:15| anderen zeiden: Hij is een profeet, of als een der profeten. ~
189 Mark 11:32| Johannes, dat hij waarlijk een profeet was. ~
190 Mark 13:14| verwoesting, waarvan door den profeet Daniel gesproken is, staande
191 Luk 1:76 | gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd
192 Luk 3:4 | woorden van Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen
193 Luk 4:17 | gegeven het boek van den profeet Jesaja; en als Hij het boek
194 Luk 4:24 | Voorwaar Ik zeg u, dat geen profeet aangenaam is in zijn vaderland. ~
195 Luk 4:27 | Israel, ten tijde van den profeet Elisa; en geen van hen werd
196 Luk 7:16 | God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan,
197 Luk 7:26 | gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel
198 Luk 7:26 | u, ook veel meer dan een profeet. ~
199 Luk 7:28 | zijn, is niemand meerder profeet, dan Johannes de Doper;
200 Luk 7:39 | zeggende: Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat
201 Luk 9:8 | en van anderen, dat een profeet van de ouden was opgestaan. ~
202 Luk 9:19 | Elias; en anderen: Dat enig profeet van de ouden opgestaan is. ~
203 Luk 11:29 | het teken van Jonas, den profeet. ~
204 Luk 13:33 | het gebeurt niet, dat een profeet gedood wordt buiten Jeruzalem. ~
205 Luk 20:6 | zeker, dat Johannes een profeet was. ~
206 Luk 24:19 | den Nazarener, Welke een Profeet was, krachtig in werken
207 Joha 1:21| ben die niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. ~
208 Joha 1:23| recht, gelijk Jesaja, de profeet, gesproken heeft. ~
209 Joha 1:25| zijt, noch Elias, noch de profeet? ~
210 Joha 4:19| Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt. ~
211 Joha 4:44| heeft Zelf getuigd, dat een profeet in zijn eigen vaderland
212 Joha 6:14| zeiden: Deze is waarlijk de Profeet, Die in de wereld komen
213 Joha 7:40| zeiden: Deze is waarlijk de Profeet. ~
214 Joha 7:52| zie, dat uit Galilea geen profeet opgestaan is. ~
215 Joha 9:17| En hij zeide: Hij is een Profeet. ~
216 Joha 12:38| het woord van Jesaja, den profeet, vervuld werd, dat hij gesproken
217 Hand 2:16| wat gesproken is door den profeet Joel: ~
218 Hand 2:30| 30 Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem
219 Hand 3:22| Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, uit uw broederen,
220 Hand 3:23| dat alle ziel, die dezen Profeet niet zal gehoord hebben,
221 Hand 7:6 | zekeren tovenaar, een valse profeet, een Jood, wiens naam was
222 Hand 7:20| rechters, tot op Samuel, den profeet. ~
223 Hand 15:10| waren, kwam er een zeker profeet af van Judea, met name Agabus; ~
224 Hand 22:25| gesproken door Jesaja, den profeet, tot onze vaderen, ~
225 1Kor 14:37| Indien iemand meent een profeet te zijn, of geestelijke,
226 2Tim 5:12| uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De Kretensen
227 Tit 1:12 | uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De Kretensen
228 Open 19:20| en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid
229 Open 20:10| alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd
|