Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
jozabath 2
jozacar 2
jozadak 8
jozef 227
jozefs 17
jozua 210
jubal 1
Frequency    [«  »]
230 werken
229 profeet
227 36
227 jozef
227 onzen
227 verbond
227 worde

Bijbel

IntraText - Concordances

jozef

    Book Chapter: Verse
1 Gen 27:59 | En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege 2 Gen 27:60 | het geschiedde, Als Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob tot 3 Gen 30:2 | achterwaarts; maar Rachel en Jozef de achterste. ~ 4 Gen 30:7 | zich neder; en daarna trad Jozef toe en Rachel, en zij bogen 5 Gen 32:24 | 24 De zonen van Rachel: Jozef en Benjamin. ~ 6 Gen 34:2 | Jakobs geschiedenissen. Jozef, zijnde een zoon van zeventien 7 Gen 34:2 | zijns vaders vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht 8 Gen 34:3 | 3 En Israel had Jozef lief, boven al zijn zonen; 9 Gen 34:5 | 5 Ook droomde Jozef een droom, dien hij aan 10 Gen 34:13 | 13 Zo zeide Israel tot Jozef: Weiden uw broeders niet 11 Gen 34:17 | Laat ons naar Dothan gaan. Jozef dan ging zijn broederen 12 Gen 34:23 | 23 En het geschiedde, als Jozef tot zijn broederen kwam, 13 Gen 34:23 | broederen kwam, zo togen zij Jozef zijn rok uit, den veelvervigen 14 Gen 34:28 | zo trokken en hieven zij Jozef op uit den kuil, en verkochten 15 Gen 34:28 | den kuil, en verkochten Jozef aan deze Ismaelieten voor 16 Gen 34:28 | zilverlingen; die brachten Jozef naar Egypte. ~ 17 Gen 34:29 | wederkeerde, ziet, zo was Jozef niet in den kuil; toen scheurde 18 Gen 34:33 | opgegeten! voorzeker is Jozef verscheurd! ~ 19 Gen 36:1 | 1 Jozef nu werd naar Egypte afgevoerd; 20 Gen 36:2 | 2 En de HEERE was met Jozef, zodat hij een voorspoedig 21 Gen 36:4 | 4 Zo vond Jozef genade in zijn ogen, en 22 Gen 36:6 | het brood, dat hij at. En Jozef was schoon van gedaante, 23 Gen 36:7 | zijns heren haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide: lig 24 Gen 36:10 | het geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en 25 Gen 36:21 | 21 Doch de HEERE was met Jozef, en wende Zijn goedertierenheid 26 Gen 36:26 | gevangenhuis, ter plaatse, waar Jozef gevangen was. ~ 27 Gen 36:27 | overste der trawanten bestelde Jozef bij hen, dat hij hen diende; 28 Gen 36:29 | 6 En Jozef kwam des morgens tot hen, 29 Gen 36:31 | niemand, die hem uitlegge. En Jozef zeide tot hen: Zijn de uitleggingen 30 Gen 36:32 | de overste der schenkers Jozef zijn droom, en zeide tot 31 Gen 36:35 | 12 Toen zeide Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: 32 Gen 36:39 | gedaan had, zo zeide hij tot Jozef: Ik was ook in mijn droom, 33 Gen 36:41 | 18 Toen antwoordde Jozef, en zeide: Dit is zijn uitlegging: 34 Gen 36:45 | bakkers hing hij op; gelijk Jozef hun uitgelegd had. ~ 35 Gen 36:46 | der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem. ~  ~ 36 Gen 37:14 | Toen zond Farao en riep Jozef en zij deden hem haastelijk 37 Gen 37:15 | 15 En Farao sprak tot Jozef: Ik heb een droom gedroomd, 38 Gen 37:16 | 16 En Jozef antwoordde Farao, zeggende: 39 Gen 37:17 | 17 Toen sprak Farao tot Jozef: Zie, in mijn droom stond 40 Gen 37:25 | 25 Toen zeide Jozef tot Farao: De droom van 41 Gen 37:39 | 39 Daarna zeide Farao tot Jozef: Naardien dat God u dit 42 Gen 37:41 | 41 Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans 43 Gen 37:44 | 44 En Farao zeide tot Jozef: Ik ben Farao! doch zonder 44 Gen 37:45 | van On, tot een vrouw; en Jozef toog uit door het land van 45 Gen 37:46 | 46 Jozef nu was dertig jaren oud, 46 Gen 37:46 | Farao, koning van Egypte; en Jozef ging uit van Farao's aangezicht, 47 Gen 37:49 | 49 Alzo bracht Jozef zeer veel koren bijeen, 48 Gen 37:50 | 50 En Jozef werden twee zonen geboren, 49 Gen 37:51 | 51 En Jozef noemde den naam des eerstgeborenen 50 Gen 37:54 | aan te komen, gelijk als Jozef gezegd had. En er was honger 51 Gen 37:55 | alle Egyptenaren: Gaat tot Jozef, doet wat hij u zegt. ~ 52 Gen 37:56 | ganse land was, zo opende Jozef alles, waarin iets was, 53 Gen 37:57 | landen kwamen in Egypte tot Jozef, om te kopen; want de honger 54 Gen 38:6 | 6 Jozef nu was regent over dat land; 55 Gen 38:7 | 7 Als Jozef zijn broederen zag, zo kende 56 Gen 38:8 | 8 Jozef dan kende zijn broederen; 57 Gen 38:9 | 9 Toen gedacht Jozef aan de dromen, die hij van 58 Gen 38:14 | 14 Toen zeide Jozef tot hen: Dat is het, wat 59 Gen 38:18 | En ten derden dage zeide Jozef tot hen: Doet dit, zo zult 60 Gen 38:23 | zij wisten niet, dat het Jozef hoorde; want daar was een 61 Gen 38:25 | 25 En Jozef gebood, dat men hun zakken 62 Gen 38:36 | berooft mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is 63 Gen 39:16 | 16 Als Jozef Benjamin met hen zag, zo 64 Gen 39:17 | 17 De man nu deed, gelijk Jozef gezegd had; en de man bracht 65 Gen 39:17 | deze mannen in het huis van Jozef. ~ 66 Gen 39:18 | omdat zij in het huis van Jozef gebracht werden, en zeiden: 67 Gen 39:19 | man, die over het huis van Jozef was, en zij spraken tot 68 Gen 39:24 | deze mannen in het huis van Jozef, en hij gaf water; en zij 69 Gen 39:25 | bereidden het geschenk, totdat Jozef kwam op den middag; want 70 Gen 39:26 | 26 Als nu Jozef te huis gekomen was, zo 71 Gen 39:30 | 30 En Jozef haastte zich; want zijn 72 Gen 40:4 | niet verre gekomen, als Jozef tot dengene, die over zijn 73 Gen 40:14 | broederen in het huis van Jozef; want hij was nog zelf aldaar; 74 Gen 40:15 | 15 En Jozef zeide tot hen: Wat daad 75 Gen 41:1 | 1 Toen kon zich Jozef niet bedwingen voor allen, 76 Gen 41:1 | stond niemand bij hem, als Jozef zich aan zijn broederen 77 Gen 41:3 | 3 En Jozef zeide tot zijn broederen: 78 Gen 41:3 | tot zijn broederen: Ik ben Jozef! leeft mijn vader nog? En 79 Gen 41:4 | 4 En Jozef zeide tot zijn broederen: 80 Gen 41:4 | Toen zeide hij: Ik ben Jozef, uw broeder, dien gij naar 81 Gen 41:9 | het hem: Alzo zegt uw zoon Jozef: God heeft mij tot een heer 82 Gen 41:17 | 17 En Farao zeide tot Jozef: Zeg tot uw broederen: Doet 83 Gen 41:21 | Israel deden alzo. Zo gaf Jozef hun wagenen, naar Farao' 84 Gen 41:26 | boodschapten zij hem, zeggende: Jozef leeft nog, ja, ook is hij 85 Gen 41:27 | hadden al de woorden van Jozef, die hij tot hen gesproken 86 Gen 41:27 | hij de wagenen zag, die Jozef gezonden had om hem te voeren, 87 Gen 41:28 | Het is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! ik zal gaan, 88 Gen 42:4 | optrekken, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen 89 Gen 42:19 | Rachel, Jakobs huisvrouw: Jozef en Benjamin. ~ 90 Gen 42:20 | 20 En Jozef werden geboren in Egypteland, 91 Gen 42:27 | 27 En de zonen van Jozef, die hem in Egypte geboren 92 Gen 42:28 | zijn aangezicht heen tot Jozef, om voor zijn aangezicht 93 Gen 42:29 | 29 Toen spande Jozef zijn wagen aan, en toog 94 Gen 42:30 | 30 En Israel zeide tot Jozef: Dat ik nu sterve, nadat 95 Gen 42:31 | 31 Daarna zeide Jozef tot zijn broederen, en tot 96 Gen 43:1 | 1 Toen kwam Jozef en boodschapte Farao, en 97 Gen 43:5 | 5 Toen sprak Farao tot Jozef, zeggende: Uw vader en uw 98 Gen 43:7 | 7 En Jozef bracht zijn vader Jakob 99 Gen 43:11 | 11 En Jozef bestelde voor Jakob en zijn 100 Gen 43:12 | 12 En Jozef onderhield zijn vader, en 101 Gen 43:14 | 14 Toen verzamelde Jozef al het geld, dat in Egypteland 102 Gen 43:14 | koren, dat zij kochten; en Jozef bracht dat geld in Farao' 103 Gen 43:15 | kwamen al de Egyptenaars tot Jozef, zeggende: Geef ons brood; 104 Gen 43:16 | 16 En Jozef zeide: Geeft uw vee, zo 105 Gen 43:17 | brachten zij hun vee tot Jozef; en Jozef gaf hun brood 106 Gen 43:17 | zij hun vee tot Jozef; en Jozef gaf hun brood voor paarden 107 Gen 43:20 | 20 Alzo kocht Jozef het gehele land van Egypte 108 Gen 43:23 | 23 Toen zeide Jozef tot het volk: Ziet, ik heb 109 Gen 43:26 | 26 Jozef dan stelde ditzelve in tot 110 Gen 43:29 | zou, zo riep hij zijn zoon Jozef, en zeide tot hem: Indien 111 Gen 44:1 | na deze dingen, dat men Jozef zeide: Zie, uw vader is 112 Gen 44:2 | men zeide: Zie, uw zoon Jozef komt tot u! Zo versterkte 113 Gen 44:3 | 3 Daarna zeide Jakob tot Jozef: God de Almachtige, is mij 114 Gen 44:8 | Israel zag de zonen van Jozef, en zeide: Wiens zijn deze? 115 Gen 44:9 | 9 En Jozef zeide tot zijn vader: Zij 116 Gen 44:11 | 11 En Israel zeide tot Jozef: Ik had niet gemeend uw 117 Gen 44:12 | 12 Toen deed hen Jozef uitgaan van zijn knieen; 118 Gen 44:13 | 13 En Jozef nam die beiden, Efraim met 119 Gen 44:15 | 15 En hij zegende Jozef, en zeide: De God, voor 120 Gen 44:17 | 17 Toen Jozef zag, dat zijn vader zijn 121 Gen 44:18 | 18 En Jozef zeide tot zijn vader: Niet 122 Gen 44:21 | Daarna zeide Israel tot Jozef: Zie, ik sterf; maar God 123 Gen 45:22 | 22 Jozef is een vruchtbare tak, een 124 Gen 45:26 | zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel 125 Gen 46:1 | 1 Toen viel Jozef op zijns vaders aangezicht, 126 Gen 46:2 | 2 En Jozef gebood zijn knechten, den 127 Gen 46:4 | bewenens over waren, zo sprak Jozef tot het huis van Farao, 128 Gen 46:7 | 7 En Jozef toog op, om zijn vader te 129 Gen 46:8 | Daartoe het ganse huis van Jozef, en zijn broeders, en het 130 Gen 46:14 | 14 Daarna keerde Jozef weder in Egypte, hij en 131 Gen 46:15 | zeiden zij: Misschien zal ons Jozef haten, en hij zal ons gewisselijk 132 Gen 46:16 | Daarom ontboden zij aan Jozef, zeggende: Uw vader heeft 133 Gen 46:17 | 17 Zo zult gij tot Jozef zeggen: Ei, vergeef toch 134 Gen 46:17 | van den God uws vaders! En Jozef weende, als zij tot hem 135 Gen 46:19 | 19 En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; 136 Gen 46:22 | 22 Jozef dan woonde in Egypte, hij 137 Gen 46:22 | het huis zijns vaders; en Jozef leefde honderd en tien jaren. ~ 138 Gen 46:23 | 23 En Jozef zag van Efraim kinderen, 139 Gen 46:24 | 24 En Jozef zeide tot zijn broederen: 140 Gen 46:25 | 25 En Jozef deed de zonen van Israel 141 Gen 46:26 | 26 En Jozef stierf, honderd en tien 142 Exo 1:5 | waren zeventig zielen; doch Jozef was in Egypte. ~ 143 Exo 1:6 | 6 Toen nu Jozef gestorven was, en al zijn 144 Exo 1:8 | koning op over Egypte, die Jozef niet gekend had; ~ 145 Exo 13:19 | Mozes nam de beenderen van Jozef met zich; want hij had met 146 Num 1:10 | 10 Van de kinderen van Jozef: van Efraim, Elisama, de 147 Num 1:32 | 32 Van de zonen van Jozef: van de zonen van Efraim, 148 Num 13:7 | Issaschar, Jigeal, de zoon van Jozef. ~ 149 Num 13:11 | 11 Van de stam van Jozef, voor den stam van Manasse, 150 Num 26:28 | 28 De zonen van Jozef, naar hun geslachten, waren 151 Num 26:37 | vijfhonderd. Dat zijn de zonen van Jozef, naar hun geslachten. ~ 152 Num 27:1 | van Manasse, den zoon van Jozef (en dit zijn de namen zijner 153 Num 31:86 | van Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, 154 Num 33:23 | 23 Van de kinderen van Jozef: van den stam der kinderen 155 Num 35:1 | geslachten der kinderen van Jozef, traden toe, en spraken 156 Num 35:5 | De stam der kinderen van Jozef spreekt recht. ~ 157 Num 35:12 | van Manasse, den zoon van Jozef, zijn zij tot vrouwen geworden; 158 Deu 27:12 | en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin. ~ 159 Deu 33:13 | 13 En van Jozef zeide hij: Zijn land zij 160 Deu 33:16 | zegening op het hoofd van Jozef, en op den schedel des afgezonderden 161 Joz 14:4 | 4 Want de kinderen van Jozef waren twee stammen, Manasse 162 Joz 16:1 | het lot der kinderen van Jozef uit: van de Jordaan bij 163 Joz 16:4 | bekomen de kinderen van Jozef, Manasse en Efraim. ~ 164 Joz 17:1 | hij de eerstgeborene van Jozef was: te weten Machir, de 165 Joz 17:2 | van Manasse, den zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen. ~ 166 Joz 17:14 | spraken de kinderen van Jozef tot Jozua, zeggende: Waarom 167 Joz 17:16 | Toen zeiden de kinderen van Jozef: Dat gebergte zou ons niet 168 Joz 17:17 | sprak Jozua tot het huis van Jozef, tot Efraim en tot Manasse, 169 Joz 18:5 | zuiden, en het huis van Jozef zal blijven op zijn landpale 170 Joz 18:11 | en tussen de kinderen van Jozef. ~ 171 Joz 25:32 | begroeven ook de beenderen van Jozef, die de kinderen Israel 172 Joz 25:32 | waren aan de kinderen van Jozef ter erfenis geworden. ~ 173 Ric 1:22 | 22 En het huis van Jozef toog ook op naar Beth-El. 174 Ric 1:23 | 23 En het huis van Jozef bestelde verspieders bij 175 Ric 1:35 | de hand van het huis van Jozef werd zwaar, zodat zij cijnsbaar 176 2Sa 19:20 | eerste van het ganse huis van Jozef, om mijn heer den koning 177 1Kon 11:28| den last van het huis van Jozef. ~ 178 1Kro 2:2 | 2 Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad 179 1Kro 5:1 | gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israel; doch 180 1Kro 5:2 | de eerstgeboorte was van Jozef.) ~ 181 1Kro 7:29| deze hebben de kinderen van Jozef, den zoon van Israel, gewoond. ~ 182 1Kro 26:2 | van Asaf waren Zakkur, en Jozef, en Nethanja, en Asarela, 183 1Kro 26:9 | voor Asaf, namelijk voor Jozef. Het tweede voor Gedalja; 184 Ezra 10:42| 42 Sallum, Amarja, Jozef. ~ 185 Neh 12:14 | Jonathan; van Sebanja, Jozef; ~ 186 Psa 77:16 | kinderen van Jakob en van Jozef. Sela. ~ 187 Psa 78:67 | Hij verwierp de tent van Jozef, en den stam van Efraim 188 Psa 80:2 | Israels! neem ter ore, Die Jozef als schapen leiddet; Die 189 Psa 81:6 | gezet tot een getuigenis in Jozef, als Hij uitgetogen was 190 Psa 105:17 | voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. ~ 191 Eze 37:16 | en schrijf daarop: Voor Jozef, het      hout van Efraim, 192 Eze 37:19 | Ziet, Ik zal het hout van Jozef, dat in Efraims hand geweest 193 Eze 47:13 | twaalf stammen Israels: Jozef twee snoeren. ~ 194 Eze 48:32 | namelijk, een poort van Jozef, een poort van Benjamin, 195 Amos 5:6 | doorbreke in het huis van Jozef als een vuur, dat vertere, 196 Amos 6:6 | niet over de verbreking van Jozef. ~ 197 Zac 10:6 | versterken, en het huis van Jozef zal Ik behouden, en Ik zal 198 Matt 1:16| 16 En Jakob gewon Jozef, den man van Maria, uit 199 Matt 1:18| Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, eer zij 200 Matt 1:19| 19 Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig 201 Matt 1:20| in den droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids! wees niet 202 Matt 1:24| 24 Jozef dan, opgewekt zijnde van 203 Matt 2:13| engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: 204 Matt 2:19| engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, in Egypte. ~ 205 Matt 27:57| van Arimathea, met name Jozef, die ook zelf een discipel 206 Matt 27:59| 59 En Jozef, het lichaam nemende, wond 207 Mark 15:43| 43 Kwam Jozef, die van Arimathea was, 208 Mark 15:45| verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam. ~ 209 Luk 1:27 | een man, wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en 210 Luk 2:4 | 4 En Jozef ging ook op van Galilea, 211 Luk 2:16 | haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende 212 Luk 2:33 | 33 En Jozef en Zijn moeder verwonderden 213 Luk 2:43 | Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het 214 Luk 3:23 | men meende) de zoon van Jozef, den zoon van Heli, ~ 215 Luk 3:24 | van Janna, den zoon van Jozef, ~ 216 Luk 3:26 | van Semei, den zoon van Jozef, den zoon van Juda, ~ 217 Luk 3:30 | zoon van Juda, den zoon van Jozef, den zoon van Jonan, den 218 Luk 4:22 | Is deze niet de Zoon van Jozef? ~ 219 Luk 23:50 | En zie, een man, met name Jozef, zijnde een raadsheer, een 220 Joha 1:46| namelijk Jezus, den zoon van Jozef, van Nazareth. ~ 221 Joha 4:5 | hetwelk Jakob zijn zoon Jozef gaf. ~ 222 Joha 6:42| niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij 223 Joha 19:38| 38 En daarna Jozef van Arimathea (die een discipel 224 Hand 1:23| En zij stelden er twee, Jozef, genaamd Barsabas, die toegenaamd 225 Heb 11:21 | een iegelijk der zonen van Jozef gezegend, en heeft aangebeden, 226 Heb 11:22 | 22 Door het geloof heeft Jozef, stervende, gemeld van den 227 Open 7:8 | verzegeld; uit het geslacht van Jozef waren twaalf duizend verzegeld;


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License