Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
33 311
34 280
35 254
36 227
37 208
38 191
39 171
Frequency    [«  »]
231 welken
230 werken
229 profeet
227 36
227 jozef
227 onzen
227 verbond

Bijbel

IntraText - Concordances

36

    Book Chapter: Verse
1 Gen 18:36 | 36 En de twee dochters van 2 Gen 23:36 | 36 En Sara, de huisvrouw van 3 Gen 25:36 | 36 Toen zeide hij: Is het niet 4 Gen 27:71 | 36 En hij stelde een weg van 5 Gen 28:36 | 36 Toen ontstak Jakob, en twistte 6 Gen 33 | 36 ~ 7 Gen 33:36 | 36 En Hadad stierf, en Samla, 8 Gen 34:36 | 36 En de Midianieten verkochten 9 Gen 37:36 | 36 Zo zal de spijze zijn tot 10 Gen 38:36 | 36 Toen zeide Jakob, hun vader, 11 Exo 12:36 | 36 Daartoe had de HEERE het 12 Exo 16:36 | 36 Een gomer nu is het tiende 13 Exo 21:36 | 36 Of is het kennelijk geweest, 14 Exo 25:36 | 36 Hun knopen en hun rieten 15 Exo 26:36 | 36 Gij zult ook aan de deur 16 Exo 28:36 | 36 Verder zult gij een plaat 17 Exo 29:36 | 36 Gij zult ook des daags een 18 Exo 30:36 | 36 En gij zult van hetzelve 19 Exo 36 | 36 ~ 20 Exo 36:36 | 36 En hij maakte daartoe vier 21 Exo 39:36 | 36 De tafel, met al haar gereedschap, 22 Exo 40:36 | 36 Als nu de wolk opgeheven 23 Lev 7:36 | 36 Hetwelk de HEERE hun van 24 Lev 8:36 | 36 Aaron nu en zijn zonen deden 25 Lev 11:36 | 36 Doch een fontein, of put 26 Lev 13:36 | 36 En de priester hem zal bezien 27 Lev 14:36 | 36 En de priester zal gebieden, 28 Lev 19:36 | 36 Gij zult een rechte wage 29 Lev 22:67 | 36 Zeven dagen zult gij den 30 Lev 24:36 | 36 Gij zult geen woeker noch 31 Lev 25:36 | 36 En aangaande de overgeblevenen 32 Num 1:36 | 36 Van de zonen van Benjamin, 33 Num 3:36 | 36 En het opzicht der wachten 34 Num 4:36 | 36 Hun getelden nu waren, naar 35 Num 7:36 | 36 Op den vijfden dag offerde 36 Num 10:36 | 36 En als zij rustte, zeide 37 Num 14:36 | 36 En die mannen, die Mozes 38 Num 15:36 | 36 Toen bracht hem de ganse 39 Num 16:36 | 36 En de HEERE sprak tot Mozes, 40 Num 22:36 | 36 Als Balak hoorde, dat Bileam 41 Num 26:36 | 36 En dit zijn de zonen van 42 Num 29:36 | 36 En gij zult een brandoffer 43 Num 31:36 | 36 En de helft, te weten het 44 Num 31:89 | 36 En Beth-Nimra, en Beth-Haran, 45 Num 32:36 | 36 En zij verreisden van Ezeon-Geber, 46 Num 35 | 36 ~ 47 Deu 1:36 | 36 Behalve Kaleb, de zoon van 48 Deu 2:36 | 36 Van Aroer af, dat aan den 49 Deu 4:36 | 36 Van den hemel heeft Hij 50 Deu 28:36 | 36 De HEERE zal u, mitsgaders 51 Deu 32:36 | 36 Want de HEERE zal aan Zijn 52 Joz 10:36 | 36 Daarna toog Jozua op, en 53 Joz 15:36 | 36 En Saaraim, en Adithaim, 54 Joz 19:36 | 36 En Adama, en Rama, en Hazor, ~ 55 Joz 22:9 | 36 En van den stam van Ruben, 56 Ric 1:36 | 36 En de landpale der Amorieten 57 Ric 5:36 | 36 En Gideon zeide tot God: 58 Ric 8:36 | 36 Als Gaal dat volk zag, zo 59 Ric 10:36 | 36 En zij zeide tot hem: Mijn 60 Ric 19:36 | 36 En de kinderen van Benjamin 61 1Sa 2:36 | 36 En het zal geschieden, dat 62 1Sa 14:36 | 36 Daarna zeide Saul: Laat 63 1Sa 17:36 | 36 Uw knecht heeft zo den leeuw 64 1Sa 20:36 | 36 En hij zeide tot zijn jongen: 65 1Sa 25:36 | 36 Toen nu Abigail tot Nabal 66 2Sa 3:36 | 36 Als al het volk dit vernam, 67 2Sa 13:36 | 36 En het geschiedde, als hij 68 2Sa 15:36 | 36 Ziet, hun beide zonen zijn 69 2Sa 19:36 | 36 Uw knecht zal maar een weinig 70 2Sa 22:36 | 36 Ook hebt Gij mij gegeven 71 2Sa 23:36 | 36 Jig-al, de zoon van Nathan, 72 1Kon 1:36| 36 Toen antwoordde Benaja, 73 1Kon 2:36| 36 Daarna zond de koning, en 74 1Kon 6:36| 36 Daarna bouwde hij het binnenste 75 1Kon 7:36| 36 Hij sneed nu op de platen 76 1Kon 8:36| 36 Hoor Gij dan in den hemel, 77 1Kon 11:36| 36 En zijn zoon zal Ik een 78 1Kon 18:36| 36 Het geschiedde nu, als men 79 1Kon 20:36| 36 En hij zeide tot hem: Daarom 80 1Kon 22:36| 36 En er ging een uitroeping 81 2Kon 4:36| 36 En hij riep Gehazi, en zeide: 82 2Kon 9:36| 36 Toen kwamen zij weder, en 83 2Kon 10:36| 36 En de dagen, die Jehu over 84 2Kon 16:36| 36 Het overige nu der geschiedenissen 85 2Kon 19:36| 36 Maar den HEERE, Die u uit 86 2Kon 20:36| 36 Doch het volk zweeg stil 87 2Kon 21:36| 36 Zo vertrok Sanherib, de 88 2Kon 25:36| 36 Vijf en twintig jaren was 89 1Kro 1:36| 36 De kinderen van Elifaz waren 90 1Kro 2:36| 36 Attai nu gewon Nathan, en 91 1Kro 4:36| 36 En Eljoenai, en Jaakoba, 92 1Kro 6:36| 36 Den zoon van Elkana, den 93 1Kro 7:36| 36 De kinderen van Zofah waren 94 1Kro 8:36| 36 En Achaz gewon Jehoadda, 95 1Kro 9:36| 36 En Abdon was zijn eerstgeboren 96 1Kro 11:36| 36 Hefer, de Mecherathiet; 97 1Kro 12:36| 36 En uit Aser, uitgaande in 98 1Kro 16:36| 36 Geloofd zij de HEERE, de 99 2Kro 7:36| 36 Wanneer zij gezondigd zullen 100 2Kro 21:36| 36 En hij vergezelschapte zich 101 2Kro 29:36| 36 Jehizkia nu en al het volk 102 2Kro 37 | 36 ~ 103 Ezra 2:36| 36 De priesters. De kinderen 104 Ezra 8:36| 36 Daarna gaven zij de wetten 105 Ezra 10:36| 36 Vanja, Meremoth, Eljasib, ~ 106 Neh 7:36 | 36 De kinderen van Jericho, 107 Neh 9:36 | 36 Zie, wij zijn heden knechten; 108 Neh 10:36 | 36 En de eerstgeborenen onzer 109 Neh 11:36 | 36 Van de Levieten nu, woonden 110 Neh 12:36 | 36 En zijn broeders, Semaja, 111 Job 31:36 | 36 Zou ik het niet op mijn 112 Job 34:36 | 36 Mijn Vader, laat Job beproefd 113 Job 36 | 36 ~ 114 Job 37:36 | 36 Wie heeft de wijsheid in 115 Job 38:36 | 36 Toen antwoordde Job den 116 Psa 18:36 | 36 Ook hebt Gij mij het schild 117 Psa 37 | 36 ~ 118 Psa 38:36 | 36 Maar hij ging door, en zie, 119 Psa 68:36 | 36 O God! Gij zijt vreselijk 120 Psa 69:36 | 36 Want God zal Sion verlossen, 121 Psa 78:36 | 36 En zij vleiden Hem met hun 122 Psa 89:36 | 36 Ik heb eens gezworen bij 123 Psa 105:36 | 36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen 124 Psa 106:36 | 36 En zij dienden hun afgoden, 125 Psa 107:36 | 36 En Hij doet de hongerigen 126 Psa 119:36 | 36  Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, 127 Spre 8:36| 36      Maar die tegen Mij 128 Jes 36 | 36 ~ 129 Jes 37:36 | 36      Toen voer de engel 130 Jer 2:36 | 36      Wat reist gij veel 131 Jer 23:36 | 36      Maar des HEEREN last 132 Jer 25:36 | 36      Er zal zijn een stem 133 Jer 31:36 | 36      Indien deze ordeningen 134 Jer 32:36 | 36      En nu, daarom zegt 135 Jer 36 | 36 ~ 136 Jer 48:36 | 36      Daarom zal Mijn hart 137 Jer 49:36 | 36      En Ik zal de vier winden 138 Jer 50:36 | 36      Het zwaard zal zijn 139 Jer 51:36 | 36      Daarom, zo zegt de 140 Klaa 1:80| 36      Lamed. Dat men een 141 Eze 16:36 | 36      Alzo zegt de Heere 142 Eze 20:36 | 36      Gelijk als Ik gerecht 143 Eze 23:36 | 36      En de HEERE zeide tot 144 Eze 27:36 | 36      De handelaars onder 145 Eze 36 | 36 ~ 146 Eze 36:36 | 36      Dan zullen de heidenen, 147 Eze 40:36 | 36      Haar kamertjes, haar 148 Dan 2:36 | 36      Dit is de droom; zijn 149 Dan 4:36 | 36      Ter zelfder tijd kwam 150 Dan 11:36 | 36      En die koning zal doen 151 Matt 5:36| 36 Noch bij uw hoofd zult gij 152 Matt 9:36| 36 En Hij, de scharen ziende, 153 Matt 10:36| 36 En zij zullen des mensen 154 Matt 12:36| 36 Maar Ik zeg u, dat van elk 155 Matt 13:36| 36 Toen nu Jezus de scharen 156 Matt 14:36| 36 En baden Hem, dat zij alleenlijk 157 Matt 15:36| 36 En Hij nam de zeven broden 158 Matt 21:36| 36 Wederom zond hij andere 159 Matt 22:36| 36 Meester! welk is het grote 160 Matt 23:36| 36 Voorwaar zeg Ik u: Al deze 161 Matt 24:36| 36 Doch van dien dag en die 162 Matt 25:36| 36 Ik was naakt, en gij hebt 163 Matt 26:36| 36 Toen ging Jezus met hen 164 Matt 27:36| 36 En zij, nederzittende, bewaarden 165 Mark 1:36| 36 En Simon, en die met hem 166 Mark 4:36| 36 En zij, de schare gelaten 167 Mark 5:36| 36 En Jezus, terstond gehoord 168 Mark 6:36| 36 Laat ze van U, opdat zij 169 Mark 7:36| 36 En Hij gebood hunlieden, 170 Mark 8:36| 36 Want wat zou het den mens 171 Mark 9:36| 36 En nemende een kindeken, 172 Mark 10:36| 36 En Hij zeide tot hen: Wat 173 Mark 12:36| 36 Want David zelf heeft door 174 Mark 13:36| 36 Opdat hij niet onvoorziens 175 Mark 14:36| 36 En Hij zeide: Abba, Vader, 176 Mark 15:36| 36 En er liep een, en vulde 177 Luk 1:36 | 36 En zie, Elizabet, uw nicht, 178 Luk 2:36 | 36 En er was Anna, een profetesse, 179 Luk 3:36 | 36 Den zoon van Kainan, den 180 Luk 4:36 | 36 En er kwam een verbaasdheid 181 Luk 5:36 | 36 En Hij zeide ook tot hen 182 Luk 6:36 | 36 Weest dan barmhartig, gelijk 183 Luk 7:36 | 36 En een der Farizeen bad 184 Luk 8:36 | 36 En ook, die het gezien hadden, 185 Luk 9:36 | 36 En als de stem geschiedde, 186 Luk 10:36 | 36 Wie dan van deze drie dunkt 187 Luk 11:36 | 36 Indien dan uw lichaam geheel 188 Luk 12:36 | 36 En zijt gij den mensen gelijk, 189 Luk 17:36 | 36 Twee zullen op den akker 190 Luk 18:36 | 36 En deze, horende de schare 191 Luk 19:36 | 36 En als Hij voort reisde, 192 Luk 20:36 | 36 Want zij kunnen niet meer 193 Luk 21:36 | 36 Waakt dan te aller tijd, 194 Luk 22:36 | 36 Hij zeide dan tot hen: Maar 195 Luk 23:36 | 36 En ook de krijgsknechten, 196 Luk 24:36 | 36 En als zij van deze dingen 197 Joha 1:36| 36 En ziende op Jezus, daar 198 Joha 3:36| 36 Die in den Zoon gelooft, 199 Joha 4:36| 36 En die maait, ontvangt loon, 200 Joha 5:36| 36 Maar Ik heb een getuigenis 201 Joha 6:36| 36 Maar Ik heb u gezegd, dat 202 Joha 7:36| 36 Wat is dit voor een rede, 203 Joha 8:36| 36 Indien dan de Zoon u zal 204 Joha 9:36| 36 Hij antwoordde en zeide: 205 Joha 10:36| 36 Zegt gijlieden tot Mij, 206 Joha 11:36| 36 De Joden dan zeiden: Ziet, 207 Joha 12:36| 36 Terwijl gij het Licht hebt, 208 Joha 13:36| 36 Simon Petrus zeide tot Hem: 209 Joha 18:36| 36 Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk 210 Joha 19:36| 36 Want deze dingen zijn geschied, 211 Hand 2:36| 36 Zo wete dan zekerlijk het 212 Hand 4:36| 36 En Joses, van de apostelen 213 Hand 5:36| 36 Dit is het woord, dat Hij 214 Hand 7:36| 36 Want David, als hij in zijn 215 Hand 9:36| 36 En na enige dagen zeide 216 Hand 10:36| 36 En de stokbewaarder boodschapte 217 Hand 13:36| 36 Dewijl dan deze dingen onwedersprekelijk 218 Hand 14:36| 36 En als hij dit gezegd had, 219 Hand 15:36| 36 Want de menigte des volks 220 Hand 21:36| 36 En zij allen, goedsmoeds 221 Rom 8:36 | 36 (Gelijk geschreven is: Want 222 Rom 11:36 | 36 Want uit Hem, en door Hem, 223 1Kor 7:36| 36 Maar zo iemand acht, dat 224 1Kor 14:36| 36 Is het Woord Gods van u 225 1Kor 15:36| 36 Gij dwaas, hetgeen gij zaait, 226 Heb 10:36 | 36 Want gij hebt lijdzaamheid 227 Heb 11:36 | 36 En anderen hebben bespottingen


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License