Book Chapter: Verse
1 Exo 1:11 | 11 En zij zetten oversten der schattingen over hetzelve,
2 Exo 16:22 | gomers voor een; en al de oversten der vergadering kwamen en
3 Exo 18:12 | en Aaron kwam, en al de oversten van Israel, om brood te
4 Exo 18:21 | hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, oversten
5 Exo 18:21 | oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten
6 Exo 18:21 | oversten der honderden, oversten der vijftigen, oversten
7 Exo 18:21 | oversten der vijftigen, oversten der tienen. ~
8 Exo 18:25 | tot hoofden over het volk; oversten der duizenden, oversten
9 Exo 18:25 | oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten
10 Exo 18:25 | oversten der honderden, oversten der vijftigen, en oversten
11 Exo 18:25 | oversten der vijftigen, en oversten der tienen; ~
12 Exo 22:28 | gij niet vloeken, en de oversten in uw volk zult gij niet
13 Exo 34:54 | hen; en Aaron, en al de oversten in de vergadering keerden
14 Exo 35:27 | 27 De oversten nu brachten sardonixstenen
15 Num 1:16 | geroepenen der vergadering, de oversten der stammen hunner vaderen;
16 Num 1:44 | geteld heeft, en Aaron, en de oversten van Israel; twaalf mannen
17 Num 3:32 | 32 De overste nu der oversten van Levi zal zijn Eleazar,
18 Num 4:34 | Mozes dan en Aaron, en de oversten der vergadering telden de
19 Num 4:46 | welke Mozes en Aaron, en de oversten van Israel geteld hebben
20 Num 7:2 | 2 Dat de oversten van Israel, de hoofden van
21 Num 7:2 | offerden; deze waren de oversten der stammen, die over de
22 Num 7:3 | runderen; een wagen voor twee oversten, en een os voor elk een;
23 Num 7:10 | 10 En de oversten offerden ter inwijding des
24 Num 7:10 | hetzelve gezalfd werd; de oversten dan offerden hun offeranden
25 Num 7:84 | inwijding des altaars van de oversten van Israel, op den dag als
26 Num 10:4 | tot u vergaderd worden de oversten, de hoofden der duizenden
27 Num 16:2 | uit de kinderen Israels, oversten der vergadering, de geroepenen
28 Num 17:2 | huis een staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen,
29 Num 17:6 | kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan hem een staf,
30 Num 18:2 | huis een staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen,
31 Num 18:6 | kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan hem een staf,
32 Num 27:2 | voor het aangezicht van de oversten, en van de ganse vergadering,
33 Num 31:13 | Eleazar, de priester, en alle oversten der vergadering, gingen
34 Num 31:55 | den priester, en tot de oversten der vergadering, zeggende: ~
35 Num 35:1 | voor het aangezicht der oversten, hoofden van de vaderen
36 Deu 1:15 | hen tot hoofden over u, oversten van duizenden, en oversten
37 Deu 1:15 | oversten van duizenden, en oversten van honderden, en oversten
38 Deu 1:15 | oversten van honderden, en oversten van vijftigen, en oversten
39 Deu 1:15 | oversten van vijftigen, en oversten van tienen, en ambtlieden
40 Deu 20:9 | het volk, zo zullen zij oversten der heiren aan de spits
41 Joz 9:15 | leven behouden zoude; en de oversten der vergadering zwoeren
42 Joz 9:18 | sloegen ze niet, omdat de oversten der vergadering hun gezworen
43 Joz 9:18 | ganse vergadering tegen de oversten. ~
44 Joz 9:19 | 19 Toen zeiden al de oversten tot de ganse vergadering:
45 Joz 9:21 | 21 Verder zeiden de oversten tot hen: Laat hen leven,
46 Joz 9:21 | ganse vergadering, gelijk de oversten tot hen gezegd hebben. ~
47 Joz 10:24 | Israel, en hij zeide tot de oversten des krijgsvolks, die met
48 Joz 17:4 | voor het aangezicht der oversten, zeggende: De HEERE heeft
49 Joz 23:30 | priester Pinehas, en de oversten der vergadering, en de hoofden
50 Joz 23:32 | Eleazar, keerde wederom met de oversten van de kinderen van Ruben,
51 Ric 7:6 | 6 Maar de oversten van Sukkoth zeiden: Is dan
52 Ric 7:14 | hem; die schreef hem op de oversten van Sukkoth, en hun oudsten,
53 Ric 9:18 | Toen zeide het volk, de oversten van Gilead, de een tot den
54 1Sa 7:7 | hadden te Mizpa, zo kwamen de oversten der Filistijnen op tegen
55 1Sa 8:12 | hij hen zich stelle tot oversten der duizenden, en tot oversten
56 1Sa 8:12 | oversten der duizenden, en tot oversten der vijftigen; en dat zij
57 1Sa 17:18 | deze tien melkkazen aan de oversten over duizend; en gij zult
58 1Sa 22:7 | geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden, en oversten
59 1Sa 22:7 | oversten van duizenden, en oversten van honderden stellen? ~
60 1Sa 29:3 | 3 Toen zeiden de oversten der Filistijnen: Wat zullen
61 1Sa 29:3 | Hebreen? Zo zeide Achis tot de oversten der Filistijnen: Is deze
62 1Sa 29:4 | 4 Doch de oversten der Filistijnen werden zeer
63 1Sa 29:4 | zeer toornig op hem, en de oversten der Filistijnen zeiden tot
64 1Sa 29:9 | een engel Gods; maar de oversten der Filistijnen hebben gezegd:
65 2Sa 4:2 | Sauls zoon had twee mannen, oversten van benden; de naam des
66 2Sa 18:1 | en hij stelde over hen oversten van duizenden, en oversten
67 2Sa 18:1 | oversten van duizenden, en oversten van honderden. ~
68 2Sa 18:5 | als de koning aan al de oversten van Absaloms zaak gebood. ~
69 2Sa 19:6 | geeft heden te kennen, dat oversten en knechten bij u niets
70 2Sa 24:4 | tegen Joab, en tegen de oversten des heirs. Alzo toog Joab
71 2Sa 24:4 | Alzo toog Joab uit, met de oversten des heirs, van des konings
72 1Kon 1:25| zonen des konings, en de oversten des heirs, en Abjathar,
73 1Kon 5:16| 16 Behalve de oversten van Salomo's bestelden,
74 1Kon 8:1 | hoofden der stammen, de oversten der vaderen, onder de kinderen
75 1Kon 9:22| zijn hoofdlieden, en de oversten zijner wagenen, en zijner
76 1Kon 9:23| 23 Dezen waren de oversten der bestelden, die over
77 1Kon 14:27| die onder de hand van de oversten der trawanten, die de deur
78 1Kon 15:20| den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had,
79 1Kon 20:14| Door de jongens van de oversten der landschappen. En hij
80 1Kon 20:15| telde hij de jongens van de oversten der landschappen, en zij
81 1Kon 20:17| 17 En de jongens van de oversten der landschappen togen eerst
82 1Kon 20:19| togen deze jongens van de oversten der landschappen uit de
83 1Kon 22:31| Syrie had geboden aan de oversten der wagenen, van welke hij
84 1Kon 22:32| Het geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat zagen,
85 1Kon 22:33| En het geschiedde, als de oversten der wagenen zagen, dat hij
86 2Kon 8:21| rondom hem waren, daartoe de oversten der wagenen; en het volk
87 2Kon 10:1 | zond naar Samaria, tot de oversten van Jizreel, de oudsten,
88 2Kon 11:4 | nu zond Jojada, en nam de oversten van honderd met de hoofdmannen,
89 2Kon 11:9 | 9 De oversten dan van honderd deden naar
90 2Kon 11:10| En de priester gaf aan de oversten van honderd de spiesen en
91 2Kon 11:14| pilaar, naar de wijze, en de oversten en de trompetten bij den
92 2Kon 11:15| priester Jojada gebood aan de oversten van honderd, die over het
93 2Kon 11:19| 19 En hij nam de oversten van honderd, en de hoofdmannen,
94 2Kon 27:19| gevonden werden, mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die
95 2Kon 27:23| 23 Toen nu al de oversten der heiren, zij en hun mannen,
96 2Kon 27:26| minste tot den meeste, en de oversten der heiren, en kwamen in
97 1Kro 12:21| kloeke helden; en zij waren oversten in het heir. ~
98 1Kro 12:28| huis waren twee en twintig oversten; ~
99 1Kro 12:34| En uit Nafthali, duizend oversten, en bij hen met rondas en
100 1Kro 13:1 | David hield raad met de oversten der duizenden en der honderden,
101 1Kro 15:16| 16 En David zeide tot de oversten der Levieten, dat zij hun
102 1Kro 15:25| oudsten van Israel, en de oversten der duizenden, henengingen,
103 1Kro 22:2 | zeide tot Joab en tot de oversten des volks: Gaat heen, telt
104 1Kro 25:5 | dezen met genen; want de oversten des heiligdoms en de oversten
105 1Kro 25:5 | oversten des heiligdoms en de oversten Gods waren uit de kinderen
106 1Kro 26:1 | En David, mitsgaders de oversten des heirs, scheidde af tot
107 1Kro 27:26| hoofden der vaderen, de oversten over duizenden en honderden,
108 1Kro 27:26| duizenden en honderden, en de oversten des heirs;
109 1Kro 28:1 | hoofden der vaderen, en de oversten der duizenden en der honderden,
110 1Kro 28:3 | Perez, het hoofd van al de oversten der heiren in de eerste
111 1Kro 28:22| Jeroham. Dezen waren de oversten der stammen van Israel. ~
112 1Kro 28:31| Hageriet. Alle dezen waren oversten over de have, die de koning
113 1Kro 29:1 | David te Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten
114 1Kro 29:1 | oversten van Israel, de oversten der stammen, en de oversten
115 1Kro 29:1 | oversten der stammen, en de oversten der verdelingen, den koning
116 1Kro 29:1 | den koning dienende, en de oversten der duizenden, en de oversten
117 1Kro 29:1 | oversten der duizenden, en de oversten der honderden, en de oversten
118 1Kro 29:1 | oversten der honderden, en de oversten van alle have en vee des
119 1Kro 30:6 | Toen gaven vrijwillig de oversten der vaderen, en de oversten
120 1Kro 30:6 | oversten der vaderen, en de oversten der stammen van Israel,
121 1Kro 30:6 | stammen van Israel, en de oversten der duizenden en der honderden,
122 1Kro 30:6 | en der honderden, en de oversten van het werk des konings; ~
123 2Kro 1:2 | het ganse Israel, tot de oversten der duizenden en der honderden,
124 2Kro 5:2 | hoofden der stammen, de oversten der vaderen onder de kinderen
125 2Kro 6:2 | hoofden der stammen, de oversten der vaderen onder de kinderen
126 2Kro 9:9 | zij waren krijgslieden, en oversten zijner hoofdlieden, en oversten
127 2Kro 9:9 | oversten zijner hoofdlieden, en oversten zijner wagenen en zijner
128 2Kro 9:10| 10 Uit dezen dan waren oversten der bestelden, die de koning
129 2Kro 12:11| deze vastigheden, en legde oversten daarin, en schatten van
130 2Kro 13:5 | profeet, tot Rehabeam en de oversten van Juda, die te Jeruzalem
131 2Kro 13:6 | verootmoedigden zich de oversten van Israel en de koning,
132 2Kro 13:10| die onder de hand van de oversten der trawanten, die de deur
133 2Kro 17:4 | den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had,
134 2Kro 18:14| hunner vaderen. In Juda waren oversten der duizenden: Adna de overste,
135 2Kro 19:30| Syrie had geboden aan de oversten der wagens, die hij had,
136 2Kro 19:31| Het geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat zagen,
137 2Kro 19:32| Want het geschiedde, als de oversten der wagenen zagen, dat het
138 2Kro 22:9 | toog Joram voort met zijn oversten, en al de wagenen met hem;
139 2Kro 22:9 | rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~
140 2Kro 22:29| toog Joram voort met zijn oversten, en al de wagenen met hem;
141 2Kro 22:29| rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~
142 2Kro 23:14| versterkte zich Jojada, en nam de oversten der honderden, Azarja, den
143 2Kro 23:22| de priester Jojada aan de oversten der honderden de spiesen,
144 2Kro 23:26| pilaar, aan de ingang; en de oversten en de trompetten waren bij
145 2Kro 23:27| priester Jojada bracht de oversten der honderden, die over
146 2Kro 23:33| 20 En hij nam de oversten der honderden, en de machtigen,
147 2Kro 24:10| Toen verblijdden zich alle oversten en al het volk, en zij brachten
148 2Kro 25:5 | huizen der vaderen, tot oversten van duizenden en tot oversten
149 2Kro 25:5 | oversten van duizenden en tot oversten van honderden, door gans
150 2Kro 28:14| voor het aangezicht der oversten en der ganse gemeente. ~
151 2Kro 29:20| vroeg op, en verzamelde de oversten der stad, en hij ging op
152 2Kro 29:30| de koning Jehizkia, en de oversten, tot de Levieten, dat zij
153 2Kro 30:2 | had raad gehouden met zijn oversten en de ganse gemeente te
154 2Kro 32:21| strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger des konings
155 2Kro 35:8 | Zacharia, en Jehiel, de oversten van het huis Gods, gaven
156 2Kro 35:9 | en Jeiel, en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den
157 2Kro 36:8 | Zacharia, en Jehiel, de oversten van het huis Gods, gaven
158 2Kro 36:9 | en Jeiel, en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den
159 2Kro 37:14| 14 Ook maakten alle oversten der priesteren, en het volk,
160 Ezra 8:24| scheidde ik twaalf uit van de oversten der priesteren: Serebja
161 Ezra 8:29| tegenwoordigheid van de oversten der priesteren en Levieten,
162 Ezra 10:5 | stond Ezra op, en deed de oversten der priesteren, de Levieten
163 Neh 2:9 | konings. En de koning had oversten des heirs en ruiteren met
164 Neh 4:16 | en de pantsiers; en de oversten waren achter het ganse huis
165 Neh 11:1 | 1 Voorts woonden de oversten des volks te Jeruzalem;
166 Est 1:3 | de grootste heren en de oversten der landschappen waren voor
167 Est 49:2 | stadhouders, en landvoogden, en oversten der landschappen, die van
168 Est 50:3 | 3 En al de oversten der landschappen, en de
169 Job 12:19 | 19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen
170 Job 29:9 | 9 De oversten hielden de woorden in, en
171 Pred 10:5 | die van het aangezicht des oversten voortkomt. ~
172 Jes 1:10 | Hoort des HEEREN woord, gij oversten van Sodom! neemt ter ore
173 Jes 22:3 | 3 Al uw oversten zijn te zamen weggevlucht;
174 Jes 43:28 | 28 Daarom zal Ik de oversten des heiligdoms ontheiligen,
175 Jer 35:4 | welke is bij de kamer der oversten, die daar is boven de kamer
176 Jer 39:13 | Nergal-Sarezer Rab-Mag, en al de oversten des konings van Babel; ~
177 Jer 40:7 | 7 Toen nu alle oversten der heiren, die in het veld
178 Jer 40:13 | zoon van Kareah, en alle oversten der heiren, die in het veld
179 Jer 41:1 | koninklijken zade, en de oversten des konings, te weten tien
180 Jer 41:11 | zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, die met hem
181 Jer 41:13 | zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, die met hem
182 Jer 41:16 | Kareah, mitsgaders al de oversten der heiren, die met hem
183 Jer 42:1 | Toen traden toe alle oversten der heiren, Johanan, de
184 Jer 42:8 | zoon van Kareah, en alle oversten der heiren, die met hem
185 Jer 43:4 | zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, en al het volk,
186 Jer 43:5 | zoon van Kareah, en al de oversten der heiren namen het ganse
187 Jer 52:25 | werden, mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die
188 Mic 3:1 | gij hoofden Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! Betaamt
189 Mic 3:9 | het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! die
190 Matt 9:23| als Jezus in het huis des oversten kwam, en zag de pijpers
191 Matt 20:25| zeide Hij: Gij weet, dat de oversten der volken heerschappij
192 Mark 5:22| ziet, er kwam een van de oversten der synagoge, met name Jairus;
193 Mark 5:35| enigen van het huis des oversten der synagoge, zeggende:
194 Mark 5:38| En kwam in het huis des oversten der synagoge; en zag de
195 Mark 6:21| voor zijn groten, en de oversten over duizend, en de voornaamsten
196 Mark 10:42| degenen, die geacht worden oversten te zijn der volken, heerschappij
197 Luk 8:49 | er een van het huis des oversten der synagoge, zeggende tot
198 Luk 14:1 | in het huis van een der oversten der Farizeen, op den sabbat,
199 Luk 19:47 | Schriftgeleerden, en de oversten des volks zochten Hem te
200 Luk 23:13 | de overpriesters, en de oversten, en het volk bijeengeroepen
201 Luk 23:35 | en zag het aan. En ook de oversten met hen beschimpten Hem,
202 Luk 24:20 | hoe onze overpriesters en oversten Denzelven overgeleverd hebben
203 Joha 7:26| niets. Zouden nu wel de oversten waarlijk weten, dat Deze
204 Joha 7:48| 48 Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de
205 Joha 12:42| geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar om der Farizeen
206 Hand 3:17| hebt, gelijk als ook uw oversten. ~
207 Hand 4:5 | des anderen daags, dat hun oversten en ouderlingen en Schriftgeleerden
208 Hand 4:8 | Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten des volks, en gij ouderlingen
209 Hand 4:26| te zamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen
210 Hand 7:15| der profeten, zonden de oversten der synagogen tot hen, zeggende:
211 Hand 7:27| Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen niet kennende, hebben
212 Hand 8:5 | heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te
213 Hand 10:19| hen naar de markt voor de oversten. ~
214 Hand 11:6 | en enige broeders voor de oversten der stad, roepende: Dezen,
215 Hand 11:8 | beroerden de schare, en de oversten der stad, die dit hoorden. ~
216 Hand 13:31| 31 En sommigen ook der oversten van Azie, die hem vrienden
217 Hand 15:32| naar hen toe. Zij nu, den oversten en de krijgsknechten ziende,
218 Hand 19:23| in het rechthuis, met de oversten over duizend, en de mannen,
219 Rom 13:3 | 3 Want de oversten zijn niet tot een vreze
220 1Kor 2:6 | niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet
221 1Kor 2:8 | 8 Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft;
222 Heb 2:10 | heerlijkheid leidende, den oversten Leidsman hunner zaligheid
223 Heb 12:2 | 2 Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des
224 Open 6:15| groten, en de rijken, en de oversten over duizend, en de machtigen,
225 Open 19:18| koningen, en het vlees der oversten over duizend, en het vlees
|