Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
idbas 1
iddo 12
idumea 1
ieder 219
iedere 9
iedereen 3
iederen 3
Frequency    [«  »]
220 geeft
220 gesteld
220 zonde
219 ieder
217 dewelke
217 honderd
216 deel

Bijbel

IntraText - Concordances

ieder

    Book Chapter: Verse
1 Gen 11:3 | 3 En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Kom aan, 2 Gen 37:12 | ons onze dromen uit; een ieder legde hij ze uit, naar zijn 3 Gen 40:13 | scheurden zij hun klederen; en ieder man laadde zijn ezel op, 4 Gen 43:20 | Egyptenaars verkochten een ieder zijn akker, dewijl de honger 5 Exo 6:13 | Dit zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen: de 6 Exo 7:12 | 12 Want een ieder wierp zijn staf neder, en 7 Exo 11:2 | voor de oren des volks, dat ieder man van zijn naaste, en 8 Exo 16:16 | heeft: Verzamelt daarvan een ieder naar dat hij eten mag, een 9 Exo 16:16 | het getal van uw zielen; ieder zal nemen voor degenen, 10 Exo 16:29 | voor twee dagen brood; een ieder blijve in zijn plaats! dat 11 Exo 31:14 | gedood worden; want een ieder, die op denzelven enig werk 12 Exo 32:27 | de God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn 13 Exo 33:27 | de God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn 14 Exo 34:8 | stond al het volk op, en een ieder stelde zich in de deur zijner 15 Exo 34:10 | en zij bogen zich, een ieder in de deur zijner tent. ~ 16 Exo 35:5 | hefoffer den HEERE; een ieder, wiens hart vrijwillig is, 17 Exo 35:21 | hart hem bewoog, en een ieder, wiens geest hem vrijwillig 18 Exo 36:4 | des heiligdoms maakten, ieder man van zijn werk, hetwelk 19 Exo 36:8 | 8 Alzo maakte een ieder wijze van hart, onder degenen, 20 Exo 38:26 | des heiligdoms, van een ieder, die overging tot de getelden, 21 Exo 39:14 | namen, met zegelgravering; ieder met zijn naam, naar de twaalf 22 Lev 7:19 | vlees, dat vlees zal een ieder, die rein is, mogen eten. ~ 23 Lev 10:1 | Nadab en Abihu, namen een ieder zijn wierookvat, en deden 24 Lev 15:2 | Israels, en zegt tot hen: Een ieder man, als hij vloeiende zal 25 Lev 15:5 | 5 Een ieder ook, die zijn leger zal 26 Lev 15:11 | 11 Daartoe een ieder, wien hij, die den vloed 27 Lev 17:3 | 3 Een ieder van het huis Israels, die 28 Lev 17:8 | 8 Zeg dan tot hen: Een ieder van het huis Israels, en 29 Lev 17:10 | 10 En een ieder uit het huis Israels, en 30 Lev 17:13 | 13 Een ieder ook van de kinderen Israels 31 Lev 19:3 | 3 Want ieder zal zijn moeder en zijn 32 Lev 20:2 | kinderen Israels zeggen: Een ieder uit de kinderen Israels, 33 Lev 23:15 | gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt 34 Lev 24:10 | gij zult wederkeren een ieder tot zijn bezittingen, en 35 Lev 24:10 | en zult wederkeren een ieder tot zijn geslacht. ~ 36 Lev 24:13 | Op dat jubeljaar zult gij ieder wederkeren tot zijn bezitting. ~ 37 Num 2:2 | zullen zich legeren, een ieder onder zijn banier, naar 38 Num 4:19 | komen, en stellen hen een ieder over zijn dienst en aan 39 Num 4:49 | door de hand van Mozes, een ieder naar zijn dienst, en naar 40 Num 7:5 | den Levieten geven, een ieder naar zijn dienst. ~ 41 Num 8:16 | de eerstgeborenen van een ieder uit de kinderen Israels, 42 Num 11:10 | door hun huisgezinnen, een ieder aan de deur zijner hut; 43 Num 13:2 | gijlieden een man zenden, zijnde ieder een overste onder hen. ~ 44 Num 16:17 | 17 En neemt een ieder zijn wierookvat, en legt 45 Num 16:17 | aangezicht des HEEREN, een ieder zijn wierookvat, tweehonderd 46 Num 16:17 | ook gij, en Aaron, een ieder zijn wierookvat. ~ 47 Num 16:18 | 18 Zo namen zij een ieder zijn wierookvat, en deden 48 Num 31:19 | het leger zeven dagen; een ieder, die een mens gedood, en 49 Num 31:19 | een mens gedood, en een ieder, die een verslagene zult 50 Num 31:50 | des HEEREN gebracht, een ieder wat hij gekregen heeft, 51 Num 31:71 | zullen gesteld hebben, een ieder van zijn erfenis. ~ 52 Num 31:74 | 21 En een ieder van u, die toegerust is, 53 Num 31:82 | Jordaan zullen trekken, een ieder, die toegerust is ten oorlog, 54 Num 34:8 | heeft, weinige nemen; een ieder zal naar zijn erfenis, die 55 Num 35:7 | Israels zullen aanhangen, een ieder aan de erfenis van den stam 56 Num 35:8 | Israels erfelijk bezitten, een ieder de erfenis zijner vaderen. ~ 57 Num 35:9 | Israels zullen aanhangen, een ieder aan zijn erfenis. ~ 58 Deu 7:10 | 10 En Hij vergeldt een ieder van hen, die Hem haten, 59 Deu 12:8 | wij hier heden doen, een ieder al wat in zijn ogen recht 60 Deu 15:2 | zaak der vrijlating, dat ieder schuldheer, die zijn naaste 61 Deu 16:17 | 17 Een ieder, naar de gave zijner hand, 62 Deu 19:3 | dit nu zal zijn, opdat ieder doodslager daarhenen vliede. ~ 63 Deu 24:16 | worden voor de vaders; een ieder zal om zijn zonde gedood 64 Deu 33:3 | voeten gezet worden; een ieder zal ontvangen van Uw woorden. ~ 65 Joz 4:5 | de Jordaan; en heft u een ieder een steen op zijn schouder, 66 Joz 6:20 | volk klom in de stad, een ieder tegenover zich, en zij namen 67 Joz 23:14 | tien vorsten met hem, van ieder vaderlijk huis een vorst, 68 Joz 23:14 | Israel; en zij waren een ieder een hoofd van het huis hunner 69 Joz 25:28 | Jozua het volk weg, een ieder naar zijn erfdeel. ~ 70 Ric 2:6 | Israels heengegaan, een ieder tot zijn erfdeel, om het 71 Ric 6:7 | al dat volk weggaan, een ieder naar zijn plaats. ~ 72 Ric 19:8 | Wij zullen niet gaan, een ieder naar zijn tent, noch wijken, 73 Ric 19:8 | zijn tent, noch wijken, een ieder naar zijn huis. ~ 74 Ric 20:21 | wijngaarden, en schaakt u, een ieder zijn huisvrouw, uit de dochteren 75 Ric 20:22 | geen huisvrouw voor een ieder van hen in deze krijg genomen 76 1Sa 9:9 | 9 (Eertijds zeide een ieder aldus in Israel, als hij 77 1Sa 10:11 | zo zeide het volk, een ieder tot zijn metgezel: Wat is 78 1Sa 30:22 | 22 Toen antwoordde een ieder boos en Belials man onder 79 2Sa 17:9 | onder hen vallen, dat een ieder, die het zal horen, alsdan 80 1Kon 4:27| Die bestelmeesters nu, een ieder op zijn maand, verzorgden 81 1Kon 8:38| zal; als zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en 82 1Kon 8:38| plage zijns harten, en een ieder zijn handen in dit huis 83 1Kon 10:25| 25 En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren 84 1Kon 12:24| de kinderen Israels; een ieder kere weder tot zijn huis, 85 1Kon 20:20| 20 En een ieder sloeg zijn man, zodat de 86 1Kon 22:36| onderging, zeggende: Een ieder kere naar zijn stad, en 87 1Kon 22:36| kere naar zijn stad, en een ieder naar zijn land! ~ 88 2Kon 9:21| de koning van Juda, een ieder op zijn wagen; en zij togen 89 2Kon 11:8 | koning rondom omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn 90 2Kon 11:9 | Jojada geboden had, en namen ieder zijn mannen, die op den 91 2Kon 11:11| En de trawanten stonden, ieder met zijn wapenen in zijn 92 2Kon 12:4 | getelden, het geld van een ieder der personen naar zijn schatting, 93 2Kon 12:5 | priesters tot zich nemen, een ieder van zijn bekende; en zij 94 2Kon 13:4 | getelden, het geld van een ieder der personen naar zijn schatting, 95 2Kon 13:5 | priesters tot zich nemen, een ieder van zijn bekende; en zij 96 2Kon 15:6 | gedood worden; maar een ieder zal om zijn zonde gedood 97 2Kon 20:31| tot mij uit, en eet, een ieder van zijn wijnstok, en een 98 2Kon 20:31| van zijn wijnstok, en een ieder van zijn vijgeboom; en drinkt 99 2Kon 20:31| vijgeboom; en drinkt een ieder het water zijns bornputs; ~ 100 2Kon 20:33| Hebben de goden der volken, ieder zijn land, enigszins gered 101 2Kon 23:12| en Juda brengen, dat een ieder, die het hoort, beide zijn 102 2Kon 25:35| van Farao te geven; een ieder naar zijn schatting eiste 103 2Kro 7:29| zal, als zij erkennen, een ieder zijn plage en zijn smarte, 104 2Kro 7:29| plage en zijn smarte, en een ieder zijn handen in dit huis 105 2Kro 8:21| zijn, daarover zal zich een ieder, die voorbijgaat, ontzetten, 106 2Kro 10:24| 24 En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren 107 2Kro 11:16| aan den zoon van Isai; een ieder naar uw tenten, o Israel! 108 2Kro 12:4 | tegen uw broederen; een ieder kere weder tot zijn huis, 109 2Kro 23:20| koning rondom omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn 110 2Kro 23:21| geboden had; en zij namen een ieder zijn mannen, die op den 111 2Kro 23:23| stelde al het volk, en een ieder met zijn geweer in zijn 112 2Kro 25:4 | sterven om de vaders; maar een ieder zal om zijn zonde sterven. ~ 113 2Kro 31:1 | kinderen Israels weder, een ieder tot zijn bezitting in hun 114 2Kro 31:2 | naar hun verdelingen, een ieder naar zijn dienst, de priesteren 115 Ezra 3:5 | geheiligd waren; ook van een ieder, die een vrijwillige offerande 116 Neh 4:17 | die oplaadden, waren een ieder met zijn ene hand doende 117 Est 49:2 | twintig landschappen, een ieder landschap naar zijn schrift, 118 Est 49:2 | landschap naar zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook 119 Est 49:10 | 17 Ook in alle en een ieder landschap, en in alle en 120 Est 52:8 | derzelve, in alle en in ieder jaar; ~ 121 Est 52:14 | tijd derzelve, in alle en ieder jaar; ~ 122 Job 2:11 | gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, 123 Job 2:12 | daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden 124 Job 27:23 | 23 Een ieder zal over hem met zijn handen 125 Job 36:40 | Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne 126 Psa 12:3 | 3Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende 127 Psa 32:6 | 6 Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; 128 Psa 40:6 | niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, 129 Psa 40:12 | als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela. ~ 130 Psa 53:4 | 4Een ieder van hen is teruggekeerd, 131 Psa 64:9 | aanstoten tegen zichzelven; een ieder, die hen ziet, zal zich 132 Psa 74:5 | 5 Een ieder werd er bekend als een, 133 Spre 12:8 | 8      Een ieder zal geprezen worden, naardat 134 Spre 12:14| 14      Een ieder wordt van de vrucht des 135 Spre 13:2 | 2      Een ieder zal van de vrucht des monds 136 Spre 18:21| geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft, zal haar 137 Spre 19:6 | aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, 138 Spre 20:3 | twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen. ~ 139 Spre 21:5 | overschot; maar van een ieder, die haastig is, alleen 140 Spre 24:29| ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk. ~ 141 Pred 3:11| 11      Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn 142 Pred 3:13| 13      Ja ook, dat ieder mens ete en drinke, en het 143 Pred 8:6 | 6      Want een ieder voornemen heeft tijd en 144 Pred 12:14| 14      Want God zal ieder werk in het gericht brengen, 145 Hoo 8:11 | wijngaard aan de hoeders, een ieder bracht voor deszelfs vrucht 146 Jes 1:23 | metgezellen der dieven, een ieder van hen heeft de geschenken 147 Jes 6:2 | vleugelen; met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met 148 Jes 7:22 | boter zal eten; ja, een ieder, die overgebleven zal zijn 149 Jes 8:21 | 21      En een ieder van hen zal daar doorgaan, 150 Jes 31:7 | zullen zij verwerpen, een ieder zijn zilveren afgoden en 151 Jes 36:16 | tot mij uit, en eet, een ieder van zijn wijnstok, en een 152 Jes 36:16 | van zijn wijnstok, en een ieder van zijn      vijgeboom, 153 Jes 36:16 | vijgeboom, en drinkt een ieder het water zijns bornputs; ~ 154 Jes 36:18 | de goden der volken, een ieder zijn land, gered uit de 155 Jes 43:7 | 7      Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd 156 Jes 57:5 | eeuwigen naam zal Ik een ieder van hen geven,      die 157 Jer 5:26 | goddelozen gevonden; een ieder van hen loert, gelijk zich 158 Jer 6:13 | grootste toe pleegt een ieder van hen gierigheid, en van 159 Jer 6:13 | priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid. ~ 160 Jer 8:6 | Wat heb ik gedaan? Een ieder keert zich om in zijn      161 Jer 8:10 | grootste toe pleegt een ieder van hen gierigheid; van 162 Jer 8:10 | priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid. ~ 163 Jer 9:5 | handelen bedriegelijk, een ieder met zijn vriend, en spreken 164 Jer 9:8 | zij spreekt bedrog; een ieder spreekt met zijn naaste 165 Jer 10:14 | 14      Een ieder mens is onvernuftig geworden, 166 Jer 10:14 | geen wetenschap heeft, een ieder goudsmid is beschaamd van 167 Jer 15:10 | gegeven, nog vloekt mij een ieder van hen. ~ 168 Jer 19:3 | plaats, van hetwelk een ieder, die het hoort, zijn oren 169 Jer 20:7 | dag tot een belachen, een ieder van hen bespot      mij. ~ 170 Jer 22:8 | gaan, en zullen zeggen, een ieder tot zijn naaste: Waarom 171 Jer 23:27 | hun dromen, die zij, een ieder zijn naaste, vertellen; 172 Jer 23:30 | Mijn woorden stelen, een ieder van zijn naaste; 173 Jer 31:30 | ongerechtigheid sterven; een ieder mens, die de onrijpe druiven 174 Jer 51:17 | 17      Een ieder mens is onvernuftig geworden, 175 Jer 51:17 | geen wetenschap heeft; een ieder goudsmid is beschaamd van 176 Klaa 1:83| dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. ~ 177 Eze 1:23 | rechtop, de een aan den ander; ieder had er twee, die herwaarts 178 Eze 1:23 | hun lichamen bedekten, en ieder had er twee, die ze derwaarts      179 Eze 7:16 | der dalen, kermende, een ieder om zijn ongerechtigheid. ~ 180 Eze 8:11 | hun aangezichten; en een ieder had zijn      rookvat in 181 Eze 8:12 | doen in de duisternis, een ieder in zijn gebeelde binnenkameren? 182 Eze 10:22 | en zij zelven; zij gingen ieder recht uit      voor zijn 183 Eze 12:23 | gekomen, en het woord van ieder gezicht. ~ 184 Eze 14:4 | zegt de Heere HEERE: Een ieder man uit het huis Israels, 185 Eze 14:7 | 7      Want ieder man uit het huis Israels, 186 Eze 16:15 | hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem 187 Eze 16:25 | benen geschreden voor een ieder, die voorbijging, en      188 Eze 16:44 | 44      Zie, een ieder, die spreekwoorden gebruikt, 189 Eze 18:30 | richten, o huis Israels! een ieder naar zijn wegen, spreekt 190 Eze 20:7 | En Ik zeide tot hen: Een ieder werpe de verfoeiselen zijner 191 Eze 20:39 | HEERE: Gaat henen, dient een ieder zijn drekgoden, ook hierna, 192 Eze 22:6 | Israels zijn in u geweest, een ieder naar zijn kracht, om bloed 193 Eze 32:10 | elk ogenblik sidderen, een ieder voor zijn ziel, ten dage 194 Eze 33:20 | zal ulieden richten, een ieder naar zijn wegen, o huis 195 Eze 33:26 | gruwel, en verontreinigt, een ieder de huisvrouw zijns naasten; 196 Eze 36:34 | was, voor de ogen van een ieder, die er doorging. ~ 197 Eze 38:21 | HEERE; het zwaard van een ieder zal tegen zijn broeder zijn. ~ 198 Hos 4:8 | volks, en verlangen, een ieder met zijn ziel, naar hun 199 Amos 4:3 | de bressen uitgaan, een ieder voor zich henen; en gij 200 Oba 1:9 | versaagd zijn; opdat een ieder uit Ezau's gebergte door 201 Jona 1:7 | Voorts zeiden zij, een ieder tot zijn metgezel: Komt, 202 Mic 4:4 | Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok, en 203 Zep 2:15 | van het      gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal 204 Zac 8:4 | straten van Jeruzalem; een ieder zal zijn stok in zijn hand 205 Zac 10:1 | regen genoeg geven voor ieder kruid op het veld. ~ 206 Zac 11:5 | voor geen schuld; en een ieder dergenen, die ze verkopen, 207 Zac 14:13 | zal wezen, zodat zij een ieder zijns naasten hand zullen 208 Mal 3:16 | die den HEERE vrezen, een ieder tot zijn naaste: De HEERE 209 Matt 7:17| 17 Alzo een ieder goede boom brengt voort 210 Matt 7:19| 19 Een ieder boom, die geen goede vrucht 211 Matt 12:25| gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf 212 Matt 20:9 | gehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning. ~ 213 Mark 9:49| 49 Want een ieder zal met vuur gezouten worden, 214 Luk 6:44 | 44 Want ieder boom wordt uit zijn eigen 215 Luk 11:17 | gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf 216 Luk 18:14 | meer dan die; want een ieder, die zichzelven verhoogt, 217 Joha 4:13| en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, 218 1Kor 4:1 | 1 Alzo houde ons een ieder mens, als dienaars van Christus, 219 Heb 3:4 | 4 Want een ieder huis wordt van iemand gebouwd;


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License