Book Chapter: Verse
1 Gen 5:14 | van Kenan negenhonderd en tien jaren; en hij stierf. ~
2 Gen 15:3 | dienstmaagd, ten einde van tien jaren, welke Abram in het
3 Gen 17:32 | spreke: misschien zullen er tien gevonden worden. En Hij
4 Gen 23:10 | 10 En die knecht nam tien kemelen van zijns heren
5 Gen 23:22 | handen, welker gewicht was tien sikkelen gouds. ~
6 Gen 23:55 | dochter enige dagen, of tien, bij ons blijven; daarna
7 Gen 28:7 | gehandeld, en heeft mijn loon tien malen veranderd; doch God
8 Gen 28:41 | kudde; en gij hebt mijn loon tien malen veranderd. ~
9 Gen 29:15 | veulens, veertig koeien en tien varren, twintig ezelinnen
10 Gen 29:15 | varren, twintig ezelinnen en tien jonge ezels. ~
11 Gen 38:3 | 3 Toen togen Jozefs tien broederen af, om koren uit
12 Gen 41:23 | vader desgelijks zond hij tien ezelen, dragende van het
13 Gen 41:23 | het beste van Egypte, en tien ezelinnen, dragende koren,
14 Gen 46:22 | Jozef leefde honderd en tien jaren. ~
15 Gen 46:26 | Jozef stierf, honderd en tien jaren oud zijnde; en zij
16 Exo 26:1 | tabernakel nu zult gij maken van tien gordijnen, van fijn getweernd
17 Exo 26:16 | lengte van een berd zal tien ellen zijn, en een el en
18 Exo 27:12 | vijftig ellen; hun pilaren tien, en derzelver voeten tien.
19 Exo 27:12 | tien, en derzelver voeten tien.
20 Exo 34:51 | woorden des verbonds, de tien woorden. ~
21 Exo 36:8 | maakten, den tabernakel van tien gordijnen, van getweernd
22 Exo 36:21 | lengte van een berd was tien ellen, en ene el en ene
23 Exo 38:12 | vijftig ellen, hun pilaren tien en derzelver voeten tien;
24 Exo 38:12 | tien en derzelver voeten tien; de haken der pilaren en
25 Lev 25:8 | en honderd uit u zullen tien duizend vervolgen; en uw
26 Lev 25:26 | gebroken hebben, dan zullen tien vrouwen uw brood in een
27 Lev 26:5 | zijn, en voor een vrouw tien sikkelen. ~
28 Lev 26:7 | sikkelen, en voor een vrouw tien sikkelen. ~
29 Num 7:14 | 14 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
30 Num 7:20 | 20 En een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
31 Num 7:26 | 26 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
32 Num 7:32 | 32 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
33 Num 7:38 | 38 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
34 Num 7:44 | 44 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
35 Num 7:50 | 50 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
36 Num 7:56 | 56 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
37 Num 7:62 | 62 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
38 Num 7:68 | 68 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
39 Num 7:74 | 74 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
40 Num 7:80 | 80 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
41 Num 7:86 | elke reukschaal was van tien sikkelen, naar den sikkel
42 Num 10:36 | Kom weder, HEERE! tot de tien duizenden der duizenden
43 Num 11:19 | eten, noch vijf dagen, noch tien dagen, noch twintig dagen; ~
44 Num 11:32 | die het minst had, had tien homers verzameld; en zij
45 Num 29:23 | Verder op den vierden dag: tien varren, twee rammen, veertien
46 Deu 4:13 | Hij u gebood te doen, de tien woorden, en schreef ze op
47 Deu 10:4 | naar het eerste schrift, de tien woorden, die de HEERE, ten
48 Deu 32:30 | enige duizend jagen, en twee tien duizend doen vluchten, ten
49 Deu 33:2 | Paran, en is aangekomen met tien duizenden der heiligen;
50 Deu 33:17 | lands. Dezen nu zijn de tien duizenden van Efraim, en
51 Joz 15:57 | 57 Kain, Gibea, en Timna; tien steden en haar dorpen. ~
52 Joz 17:5 | 5 En aan Manasse vielen tien snoeren toe, behalve het
53 Joz 21:5 | halven stam van Manasse, tien steden. ~
54 Joz 21:26 | kinderen van Kahath zijn tien, met haar voorsteden. ~
55 Joz 23:14 | 14 En tien vorsten met hem, van ieder
56 Joz 25:29 | stierf, oud zijnde honderd en tien jaren. ~
57 Ric 1:4 | zij sloegen hen bij Bezek, tien duizend man. ~
58 Ric 2:8 | gestorven was, honderd en tien jaren oud zijnde; ~
59 Ric 3:29 | Moabieten te dier tijd, omtrent tien duizend man, allen vette
60 Ric 4:6 | berg Thabor, en neem met u tien duizend man, van de kinderen
61 Ric 4:10 | op, op zijn voeten, met tien duizend man; ook toog Debora
62 Ric 4:14 | van den berg Thabor af, en tien duizend man achter hem. ~
63 Ric 5:27 | 27 Toen nam Gideon tien mannen uit zijn knechten,
64 Ric 11:11 | Zebuloniet, en hij richtte Israel tien jaren. ~
65 Ric 16:10 | ik zal u jaarlijks geven tien zilverlingen, en orde van
66 Ric 19:10 | 10 En wij zullen tien mannen nemen van honderd,
67 Ric 19:34 | 34 En tien duizend uitgelezen mannen
68 Rut 1:4 | zij bleven aldaar omtrent tien jaren. ~
69 Rut 4:2 | 2 En hij nam tien mannen van de oudsten der
70 1Sa 1:8 | Ben ik u niet beter dan tien zonen? ~
71 1Sa 15:4 | tweehonderd duizend voetvolks, en tien duizend mannen van Juda. ~
72 1Sa 17:17 | dit geroost koren, en deze tien broden, en breng ze ter
73 1Sa 17:18 | 18 Maar breng deze tien melkkazen aan de oversten
74 1Sa 18:8 | zeide: Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij
75 1Sa 25:5 | 5 Zo zond David tien jongelingen; en David zeide
76 1Sa 25:38 | het geschiedde omtrent na tien dagen, zo sloeg de HEERE
77 2Sa 15:16 | voet; doch de koning liet tien bijwijven, om het huis te
78 2Sa 18:3 | stellen; maar gij zijt nu als tien duizend onzer. Zo zal het
79 2Sa 18:11 | alzo het aan mij stond om u tien zilverlingen en een gordel
80 2Sa 18:15 | 15 En tien jongens, wapendragers van
81 2Sa 19:43 | Juda, en zeiden: Wij hebben tien delen aan den koning, en
82 2Sa 20:3 | Jeruzalem kwam, nam de koning de tien vrouwen, zijn bijwijven,
83 1Kon 4:23| 23 Tien vette runderen, en twintig
84 1Kon 5:14| zond hen naar den Libanon, tien duizend des maands bij beurten;
85 1Kon 6:3 | de breedte van het huis, tien ellen in zijn breedte, vooraan
86 1Kon 6:23| olieachtig hout; elks hoogte was tien ellen. ~
87 1Kon 6:24| zijn anderen vleugel, waren tien ellen. ~
88 1Kon 6:25| was de andere cherub van tien ellen; beide cherubs hadden
89 1Kon 6:26| den enen cherub was van tien ellen, en alzo van den anderen
90 1Kon 7:10| grote stenen; met stenen van tien ellen, en stenen van acht
91 1Kon 7:23| hij de gegotene zee; van tien ellen was zij van haar enen
92 1Kon 7:24| dezelve rondom omsingelende, tien in een el, omringende die
93 1Kon 7:27| 27 Hij maakte ook tien koperen stellingen; van
94 1Kon 7:37| Dezen gelijk maakte hij de tien stellingen; enerlei gieting,
95 1Kon 7:38| 38 Hij maakte ook tien koperen wasvaten; een wasvat
96 1Kon 7:38| op elke stelling van die tien stellingen was een wasvat. ~
97 1Kon 7:43| 43 Mitsgaders de tien stellingen, en de tien wasvaten
98 1Kon 7:43| de tien stellingen, en de tien wasvaten op de stellingen; ~
99 1Kon 11:31| zeide tot Jerobeam: Neem u tien stukken; want alzo zegt
100 1Kon 11:31| van Salomo scheuren, en u tien stammen geven. ~
101 1Kon 11:35| nemen; en Ik zal u daarvan tien stammen geven. ~
102 1Kon 14:3 | 3 En neem in uw hand tien broden, en koeken, en een
103 2Kon 5:5 | heen, en nam in zijn hand tien talenten zilvers, en zes
104 2Kon 5:5 | duizend sikkelen gouds, en tien wisselklederen. ~
105 2Kon 14:7 | dan vijftig ruiteren en tien wagenen, en tien duizend
106 2Kon 14:7 | ruiteren en tien wagenen, en tien duizend voetvolks; want
107 2Kon 15:7 | Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in
108 2Kon 16:17| over Israel, en regeerde tien jaren te Samaria. ~
109 2Kon 22:9 | doen zal: Zal de schaduw tien graden voorwaarts gaan,
110 2Kon 22:9 | graden voorwaarts gaan, of tien graden achterwaarts keren? ~
111 2Kon 22:10| Het is der schaduwe licht, tien graden nederwaarts te gaan;
112 2Kon 22:10| neen, maar dat de schaduw tien graden achterwaarts kere. ~
113 2Kon 22:11| en Hij deed de schaduw tien graden achterwaarts keren
114 2Kon 26:14| alle strijdbare helden, tien duizend gevangen, en alle
115 2Kon 27:25| koninklijk zaad, kwam, en tien mannen met hem; en zij sloegen
116 1Kro 6:61| half Manasse, bij het lot, tien steden. ~
117 1Kro 30:7 | duizend talenten gouds, en tien duizend drachmen, en tien
118 1Kro 30:7 | tien duizend drachmen, en tien duizend talenten zilvers,
119 2Kro 4:1 | ellen in zijn breedte, en tien ellen in zijn hoogte. ~
120 2Kro 4:2 | hij de gegoten zee; van tien ellen was zij, van haar
121 2Kro 4:3 | henen, die omsingelende, tien in een el, omringende de
122 2Kro 4:6 | 6 En hij maakte tien wasvaten, en stelde vijf
123 2Kro 4:7 | 7 Hij maakte ook tien gouden kandelaren, naar
124 2Kro 4:8 | 8 Ook maakte hij tien tafelen, en hij zette ze
125 2Kro 15:1 | zijn dagen was het land tien jaren stil. ~
126 2Kro 25:11| van de kinderen van Seir tien duizend. ~
127 2Kro 25:12| vingen de kinderen van Juda tien duizend levend, en brachten
128 2Kro 27:5 | honderd talentenzilvers, en tien duizend kor tarwe, en tien
129 2Kro 27:5 | tien duizend kor tarwe, en tien duizend gerst; dit brachten
130 2Kro 30:24| gemeente duizend varren en tien duizend schapen; de priesteren
131 2Kro 37:9 | regeerde drie maanden en tien dagen te Jeruzalem, en deed
132 Ezra 1:10| gouden bekers, vierhonderd en tien andere zilveren bekers;
133 Ezra 8:12| Katan; en met hem honderd en tien manspersonen. ~
134 Ezra 8:24| priesteren: Serebja Hasabja, en tien van hun broederen met hen. ~
135 Neh 5:18 | vogelen bereid, en binnen tien dagen van allen wijn zeer
136 Neh 11:1 | volks wierpen loten, om uit tien een uit te brengen, die
137 Est 16:9 | men hen verdoe; zo zal ik tien duizend talenten zilvers
138 Est 17:9 | men hen verdoe; zo zal ik tien duizend talenten zilvers
139 Est 50:10 | 10 De tien zonen van Haman, den zoon
140 Est 51 | vijfhonderd mannen en de tien zonen van Haman; wat hebben
141 Est 52 | van heden; en men hange de tien zonen van Haman aan de galg. ~
142 Est 52:1 | te Susan, en men hing de tien zonen van Haman op. ~
143 Psa 68:18 | Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld.
144 Psa 91:7 | zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand;
145 Pred 7:19| versterkt den wijze meer dan tien heerschappers, die in een
146 Hoo 5:10 | Hij draagt de banier boven tien duizend. ~
147 Jes 5:10 | 10 Ja, tien bunderen wijngaards zullen
148 Jes 38:8 | zonnewijzer nederwaarts gegaan is, tien graden achterwaarts doen
149 Jes 38:8 | doen keren. Dies is de zon tien graden teruggekeerd,
150 Jer 41:1 | oversten des konings, te weten tien mannen, met hem kwamen
151 Jer 41:2 | maakte zich op, mitsgaders de tien mannen, die met hem waren,
152 Jer 41:8 | Doch onder hen werden tien mannen gevonden, die tot
153 Jer 42:7 | het gebeurde ten einde van tien dagen, dat des HEEREN woord
154 Eze 16:7 | 7 Ik heb u tot tien duizend, als het gewas des
155 Eze 40:11 | wijdte der deur van de poort, tien ellen; de lengte der poort,
156 Eze 41:2 | En de breedte der deur, tien ellen, en de zijden der
157 Eze 42:4 | kameren was een wandeling van tien ellen de breedte; naar binnen
158 Eze 45:1 | meetrieten, en de breedte tien duizend; dat zal in zijn
159 Eze 45:3 | duizend, en de breedte van tien duizend; en daarin zal het
160 Eze 45:5 | duizend, en de breedte van tien duizend, hunlieden tot een
161 Eze 45:14 | hetwelk is een homer van tien bath, want tien bath zijn
162 Eze 45:14 | homer van tien bath, want tien bath zijn een homer. ~
163 Eze 48:9 | duizend, en de breedte van tien duizend. ~
164 Eze 48:10 | westwaarts de breedte van tien duizend, en oostwaarts,
165 Eze 48:10 | oostwaarts, de breedte van tien duizend, en zuidwaarts de
166 Eze 48:13 | duizend, en de breedte van tien duizend; de ganse lengte
167 Eze 48:13 | duizend, en de breedte tien duizend. ~
168 Eze 48:18 | heilig hefoffer, zal zijn tien duizend oostwaarts, en tien
169 Eze 48:18 | tien duizend oostwaarts, en tien duizend westwaarts; en het
170 Dan 1:12 | Beproef toch uw knechten tien dagen lang, en men geve
171 Dan 1:14 | zaak, en hij beproefde ze tien dagen. ~
172 Dan 1:15 | 15 Ten einde nu der tien dagen, zag men dat hun gedaanten
173 Dan 7:7 | geweest waren; en het had tien hoornen. ~
174 Dan 7:10 | duizenden dienden Hem, en tien duizendmaal tien duizenden
175 Dan 7:10 | Hem, en tien duizendmaal tien duizenden stonden voor Hem;
176 Dan 7:20 | 20 En aangaande de tien hoornen die op zijn hoofd
177 Dan 7:24 | 24 Belangende nu de tien hoornen: uit dat koninkrijk
178 Dan 7:24 | uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en een
179 Dan 11:12 | verheffen, en hij zal er enige tien duizenden nedervellen; evenwel
180 Amos 5:3 | uitgaat met honderd, zal tien overhouden, in het huis
181 Amos 6:9 | het zal geschieden, zo er tien mannen in enig huis zullen
182 Mic 6:7 | duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken?
183 Zac 5:2 | ellen, en haar breedte van tien ellen. ~
184 Zac 8:23 | die dagen geschieden, dat tien mannen, uit allerlei tongen
185 Matt 18:24| een, die hem schuldig was tien duizend talenten. ~
186 Matt 20:24| 24 En als de andere tien dat hoorden, namen zij het
187 Matt 25:1 | hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke haar lampen
188 Matt 25:28| geeft het dengene, die de tien talenten heeft. ~
189 Mark 10:41| 41 En als de andere tien dit hoorden, begonnen zij
190 Luk 14:31 | beraadslaagt, of hij machtig is met tien duizend te ontmoeten dengene,
191 Luk 15:8 | 8 Of wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij een
192 Luk 17:12 | vlek kwam, ontmoetten Hem tien melaatse mannen, welke stonden
193 Luk 17:17 | antwoordende, zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar
194 Luk 19:13 | En geroepen hebbende zijn tien dienstknechten, gaf hij
195 Luk 19:13 | dienstknechten, gaf hij hun tien ponden, en zeide tot hen:
196 Luk 19:16 | zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen. ~
197 Luk 19:17 | geweest, zo heb macht over tien steden. ~
198 Luk 19:24 | en geeft het dien, die de tien ponden heeft. ~
199 Luk 19:25 | tot hem: Heer, hij heeft tien ponden. ~
200 Hand 19:6 | onder hen niet meer dan tien dagen doorgebracht had,
201 1Kor 4:15| 15 Want al hadt gij tien duizend leermeesters in
202 1Kor 14:19| anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in een vreemde
203 Open 2:10| een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot
204 Open 5:11| ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal tien duizenden,
205 Open 5:11| getal was tien duizendmaal tien duizenden, en duizendmaal
206 Open 9:16| der ruiterij was tweemaal tien duizenden der tien duizenden;
207 Open 9:16| tweemaal tien duizenden der tien duizenden; en ik hoorde
208 Open 12:3 | hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden
209 Open 13:1 | hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen
210 Open 13:1 | en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op
211 Open 17:3 | en had zeven hoofden en tien hoornen. ~
212 Open 17:7 | zeven hoofden heeft en de tien hoornen. ~
213 Open 17:12| 12 En de tien hoornen, die gij gezien
214 Open 17:12| die gij gezien hebt, zijn tien koningen, die het koninkrijk
215 Open 17:16| 16 En de tien hoornen, die gij gezien
|