Book Chapter: Verse
1 Gen 6:15 | maken zult: driehonderd ellen zij de lengte der ark, vijftig
2 Gen 6:15 | lengte der ark, vijftig ellen haar breedte, en dertig
3 Gen 6:15 | haar breedte, en dertig ellen haar hoogte.
4 Gen 7:20 | 20 Vijftien ellen omhoog namen de wateren
5 Exo 25:10 | van sittimhout maken; twee ellen en een halve zal haar lengte
6 Exo 25:17 | maken van louter goud; twee ellen en een halve zal deszelfs
7 Exo 25:23 | maken van sittimhout; twee ellen zal haar lengte zijn, en
8 Exo 26:2 | zal van acht en twintig ellen zijn, en de breedte ener
9 Exo 26:2 | breedte ener gordijn van vier ellen; al deze gordijnen zullen
10 Exo 26:8 | ener gordijn zal dertig ellen zijn, en de breedte ener
11 Exo 26:8 | breedte ener gordijn vier ellen; deze elf gordijnen zullen
12 Exo 26:16 | lengte van een berd zal tien ellen zijn, en een el en een halve
13 Exo 27:1 | maken van sittimhout; vijf ellen zal de lengte zijn, en vijf
14 Exo 27:1 | de lengte zijn, en vijf ellen de breedte (vierkant zal
15 Exo 27:1 | dit altaar zijn), en drie ellen zijn hoogte. ~
16 Exo 27:9 | lengte ener zijde zal honderd ellen zijn. ~
17 Exo 27:11 | de behangselen honderd ellen lang zijn; en zijn twintig
18 Exo 27:12 | behangselen zijn van vijftig ellen; hun pilaren tien, en derzelver
19 Exo 27:13 | oostwaarts, van vijftig ellen zijn. ~
20 Exo 27:14 | 14 Alzo dat er vijftien ellen der behangselen op de ene
21 Exo 27:15 | 15 En vijftien ellen der behangselen aan de andere
22 Exo 27:16 | deksel zijn van twintig ellen, hemelsblauw, en purper,
23 Exo 27:18 | des voorhofs zal honderd ellen zijn, en de breedte doorgaans
24 Exo 27:18 | vijftig, en de hoogte vijf ellen, van fijn getweernd linnen;
25 Exo 30:2 | zal het zijn, maar twee ellen deszelfs hoogte; uit hetzelve
26 Exo 36:9 | was van acht en twintig ellen, en de breedte ener gordijn
27 Exo 36:9 | breedte ener gordijn van vier ellen; al deze gordijnen hadden
28 Exo 36:15 | ener gordijn was dertig ellen, en vier ellen de breedte
29 Exo 36:15 | was dertig ellen, en vier ellen de breedte ener gordijn;
30 Exo 36:21 | lengte van een berd was tien ellen, en ene el en ene halve
31 Exo 37:1 | ark van sittimhout; twee ellen en een halve was haar lengte,
32 Exo 37:6 | verzoendeksel van louter goud; twee ellen en een halve was deszelfs
33 Exo 37:10 | tafel van sittimhout; twee ellen was haar lengte, en een
34 Exo 37:25 | breedte, vierkant, maar twee ellen zijn hoogte; uit hetzelve
35 Exo 38:1 | brandofferaltaar van sittimhout; vijf ellen was deszelfs lengte, en
36 Exo 38:1 | deszelfs lengte, en vijf ellen zijn breedte, vierkant,
37 Exo 38:1 | breedte, vierkant, en drie ellen zijn hoogte. ~
38 Exo 38:9 | getweernd linnen, van honderd ellen.
39 Exo 38:11 | den noorderhoek honderd ellen, hun twintig pilaren en
40 Exo 38:12 | behangselen van vijftig ellen, hun pilaren tien en derzelver
41 Exo 38:13 | den opgang waren vijftig ellen.
42 Exo 38:14 | deze zijde waren vijftien ellen, derzelver pilaren drie
43 Exo 38:15 | behangselen van vijftien ellen; hun pilaren drie en derzelver
44 Exo 38:18 | getweernd linnen; en twintig ellen was de lengte, en de hoogte
45 Exo 38:18 | hoogte in de breedte was vijf ellen, tegenover de behangselen
46 Num 11:31 | en zij waren omtrent twee ellen boven de aarde. ~
47 Num 34:4 | naar buiten, van duizend ellen zijn rondom. ~
48 Num 34:5 | het oosten, twee duizend ellen, en aan den hoek van het
49 Num 34:5 | het zuiden, twee duizend ellen, en aan den hoek van het
50 Num 34:5 | het westen, twee duizend ellen, en aan den hoek van het
51 Num 34:5 | het noorden, twee duizend ellen; dat de stad in het midden
52 Deu 3:11 | der kinderen Ammons? Negen ellen is haar lengte, en vier
53 Deu 3:11 | is haar lengte, en vier ellen haar breedte, naar eens
54 Joz 3:4 | dezelve, bij de twee duizend ellen in de maat; en nadert tot
55 1Sa 17:4 | Gath; zijn hoogte was zes ellen en een span. ~
56 1Kon 6:2 | HEERE bouwde, was van zestig ellen in zijn lengte, en van twintig
57 1Kon 6:2 | zijn breedte, en van dertig ellen in zijn hoogte. ~
58 1Kon 6:3 | zijn lengte van twintig ellen, naar de breedte van het
59 1Kon 6:3 | breedte van het huis, tien ellen in zijn breedte, vooraan
60 1Kon 6:6 | onderste kamer was van vijf ellen in haar breedte, en de middelste
61 1Kon 6:6 | en de middelste van zes ellen in haar breedte, en de derde
62 1Kon 6:6 | breedte, en de derde van zeven ellen in haar breedte; want hij
63 1Kon 6:10| het ganse huis, van vijf ellen in haar hoogte; en hij voegde
64 1Kon 6:16| Daartoe bouwde hij twintig ellen met cederen planken aan
65 1Kon 6:17| huis nu was van veertig ellen, namelijk de tempel, die
66 1Kon 6:20| vooraan was van twintig ellen in lengte, en van twintig
67 1Kon 6:20| in lengte, en van twintig ellen in breedte, en van twintig
68 1Kon 6:20| breedte, en van twintig ellen in haar hoogte, en hij overtoog
69 1Kon 6:23| hout; elks hoogte was tien ellen. ~
70 1Kon 6:24| 24 En van vijf ellen was de ene vleugel des cherubs,
71 1Kon 6:24| des cherubs, en van vijf ellen de andere vleugel des cherubs;
72 1Kon 6:24| anderen vleugel, waren tien ellen. ~
73 1Kon 6:25| de andere cherub van tien ellen; beide cherubs hadden enerlei
74 1Kon 6:26| enen cherub was van tien ellen, en alzo van den anderen
75 1Kon 7:2 | van Libanon, van honderd ellen in zijn lengte, en vijftig
76 1Kon 7:2 | zijn lengte, en vijftig ellen in zijn breedte, en dertig
77 1Kon 7:2 | zijn breedte, en dertig ellen in zijn hoogte, op vier
78 1Kon 7:6 | voorhuis van pilaren; vijftig ellen was zijn lengte, en dertig
79 1Kon 7:6 | was zijn lengte, en dertig ellen zijn breedte; en het voorhuis
80 1Kon 7:10| stenen; met stenen van tien ellen, en stenen van acht ellen. ~
81 1Kon 7:10| ellen, en stenen van acht ellen. ~
82 1Kon 7:15| enen pilaar was achttien ellen, en een draad van twaalf
83 1Kon 7:15| en een draad van twaalf ellen omving den anderen pilaar. ~
84 1Kon 7:16| pilaren te zetten; vijf ellen was de hoogte van het ene
85 1Kon 7:16| het ene kapiteel, en vijf ellen de hoogte van het andere
86 1Kon 7:19| in het voorhuis, van vier ellen. ~
87 1Kon 7:23| de gegotene zee; van tien ellen was zij van haar enen rand
88 1Kon 7:23| rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer
89 1Kon 7:23| een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. ~
90 1Kon 7:27| koperen stellingen; van vier ellen was de lengte ener stelling,
91 1Kon 7:27| ener stelling, en van vier ellen haar breedte, en van drie
92 1Kon 7:27| haar breedte, en van drie ellen haar hoogte. ~
93 1Kon 7:38| een wasvat was van vier ellen; op elke stelling van die
94 2Kon 15:13| de Hoekpoort, vierhonderd ellen. ~
95 2Kon 27:17| een pilaar was achttien ellen, en het kapiteel daarop
96 2Kon 27:17| hoogte des kapiteels was drie ellen; en het net, en de granaatappelen
97 1Kro 11:23| van grote lengte, van vijf ellen; en die Egyptenaar had een
98 2Kro 3:3 | te bouwen: de lengte in ellen, naar de eerste mate, was
99 2Kro 3:3 | eerste mate, was zestig ellen, en de breedte twintig ellen. ~
100 2Kro 3:3 | ellen, en de breedte twintig ellen. ~
101 2Kro 3:4 | breedte van het huis, twintig ellen, en de hoogte honderd en
102 2Kro 3:8 | van het huis, was twintig ellen, en de breedte daarvan twintig
103 2Kro 3:8 | breedte daarvan twintig ellen; en hij overtoog dat met
104 2Kro 3:11| hun lengte was twintig ellen; des enen vleugel was van
105 2Kro 3:11| enen vleugel was van vijf ellen, rakende aan den wand van
106 2Kro 3:11| andere vleugel van vijf ellen, rakende aan de vleugel
107 2Kro 3:12| anderen cherubs van vijf ellen, rakende aan den wand van
108 2Kro 3:12| andere vleugel was van vijf ellen, klevende aan den vleugel
109 2Kro 3:13| spreidden zich uit twintig ellen; en zij stonden op hun voeten,
110 2Kro 3:15| pilaren, van vijf en dertig ellen in lengte; en het kapiteel,
111 2Kro 3:15| hoofd was, was van vijf ellen. ~
112 2Kro 4:1 | koperen altaar, van twintig ellen in zijn lengte, en twintig
113 2Kro 4:1 | zijn lengte, en twintig ellen in zijn breedte, en tien
114 2Kro 4:1 | in zijn breedte, en tien ellen in zijn hoogte. ~
115 2Kro 4:2 | de gegoten zee; van tien ellen was zij, van haar enen rand
116 2Kro 4:2 | rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer
117 2Kro 4:2 | een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. ~
118 2Kro 7:13| des voorhofs; zijnde vijf ellen in zijn lengte en vijf ellen
119 2Kro 7:13| ellen in zijn lengte en vijf ellen in zijn breedte, en drie
120 2Kro 7:13| in zijn breedte, en drie ellen in zijn hoogte; en hij stond
121 2Kro 25:23| de Hoekpoort, vierhonderd ellen. ~
122 Ezra 6:3 | zijn hoogte van zestig ellen, en zijn breedte van zestig
123 Ezra 6:3 | zijn breedte van zestig ellen; ~
124 Neh 3:13 | grendelen; daartoe duizend ellen aan den muur, tot aan de
125 Est 29:2 | Men make een galg, vijftig ellen hoog, en zeg morgen aan
126 Est 40:1 | bij Hamans huis, vijftig ellen hoog. Toen zeide de koning:
127 Jer 52:21 | Aangaande de pilaren, achttien ellen was de hoogte eens pilaars,
128 Jer 52:21 | en een draad van twaalf ellen omving hem; en zijn dikte
129 Jer 52:22 | enen kapiteels was vijf ellen, en een net, en granaatappelen
130 Eze 40:5 | was een meetriet van zes ellen, elke el van een el en een
131 Eze 40:7 | tussen de kamertjes vijf ellen; en den dorpel der poort,
132 Eze 40:9 | voorhuis der poort, acht ellen, en haar posten twee ellen;
133 Eze 40:9 | ellen, en haar posten twee ellen; en het voorhuis der poort
134 Eze 40:11 | deur van de poort, tien ellen; de lengte der poort, dertien
135 Eze 40:11 | lengte der poort, dertien ellen. ~
136 Eze 40:12 | zijde; en elk kamertje zes ellen van deze, en zes ellen van
137 Eze 40:12 | zes ellen van deze, en zes ellen van gene zijde. ~
138 Eze 40:13 | breedte was vijf en twintig ellen; deur was tegenover deur. ~
139 Eze 40:14 | maakte hij posten van zestig ellen, namelijk tot den post des
140 Eze 40:15 | binnenpoort, waren vijftig ellen. ~
141 Eze 40:19 | voorhof, van buiten, honderd ellen, oostwaarts en noordwaarts. ~
142 Eze 40:21 | der eerste poort; vijftig ellen haar lengte, en de breedte
143 Eze 40:21 | van vijf en twintig ellen. ~
144 Eze 40:23 | poort tot poort honderd ellen. ~
145 Eze 40:25 | vensteren; de lengte was vijftig ellen, en de breedte vijf en twintig
146 Eze 40:25 | breedte vijf en twintig ellen. ~
147 Eze 40:27 | naar het zuiden, honderd ellen. ~
148 Eze 40:29 | henen; de lengte was vijftig ellen, en de breedte vijf
149 Eze 40:29 | breedte vijf en twintig ellen. ~
150 Eze 40:30 | lengte was vijf en twintig ellen, en de breedte vijf ellen. ~
151 Eze 40:30 | ellen, en de breedte vijf ellen. ~
152 Eze 40:33 | henen; de lengte was vijftig ellen, en de breedte vijf
153 Eze 40:33 | breedte vijf en twintig ellen. ~
154 Eze 40:36 | henen; de lengte was vijftig ellen, en de breedte vijf en twintig
155 Eze 40:36 | breedte vijf en twintig ellen. ~
156 Eze 40:47 | voorhof: de lengte honderd ellen, en de breedte honderd ellen,
157 Eze 40:47 | ellen, en de breedte honderd ellen, vierkant; en het altaar
158 Eze 40:48 | post van het voorhuis, vijf ellen van deze, en vijf ellen
159 Eze 40:48 | ellen van deze, en vijf ellen van gene zijde; en de breedte
160 Eze 40:48 | breedte der poort, drie ellen van deze, en drie ellen
161 Eze 40:48 | ellen van deze, en drie ellen van gene zijde. ~
162 Eze 40:49 | van het voorhuis twintig ellen, en de breedte elf ellen;
163 Eze 40:49 | ellen, en de breedte elf ellen; en het was met trappen,
164 Eze 41:1 | en hij mat de posten, zes ellen de breedte van deze, en
165 Eze 41:1 | breedte van deze, en zes ellen de breedte van gene zijde,
166 Eze 41:2 | de breedte der deur, tien ellen, en de zijden der deur,
167 Eze 41:2 | de zijden der deur, vijf ellen van deze, en vijf ellen
168 Eze 41:2 | ellen van deze, en vijf ellen van gene zijde; ook mat
169 Eze 41:2 | lengte daarvan, veertig ellen, en de breedte twintig ellen. ~
170 Eze 41:2 | ellen, en de breedte twintig ellen. ~
171 Eze 41:3 | den post der deur, twee ellen; en de deur zes ellen, en
172 Eze 41:3 | twee ellen; en de deur zes ellen, en de breedte der deur
173 Eze 41:3 | de breedte der deur zeven ellen. ~
174 Eze 41:4 | lengte daarvan, twintig ellen, en de breedte twintig ellen
175 Eze 41:4 | ellen, en de breedte twintig ellen voor aan den tempel; en
176 Eze 41:5 | den wand des huizes zes ellen; en de breedte van elke
177 Eze 41:5 | van elke zijkamer, vier ellen, rondom het huis henen rondom. ~
178 Eze 41:8 | waren van een vol riet, zes ellen, de el tot den oksel toe
179 Eze 41:9 | was naar buiten, was vijf ellen; en dat ledig gelaten was,
180 Eze 41:10 | een breedte van twintig ellen, rondom het huis, rondom
181 Eze 41:11 | gelatene plaats was vijf ellen rondom henen. ~
182 Eze 41:12 | was de breedte zeventig ellen, en van den wand des gebouws
183 Eze 41:12 | was de breedte vijf ellen rondom henen, en de lengte
184 Eze 41:12 | lengte daarvan negentig ellen. ~
185 Eze 41:13 | huis, de lengte honderd ellen; ook de afgesneden plaats
186 Eze 41:13 | daarvan, de lengte honderd ellen. ~
187 Eze 41:14 | tegen het oosten, honderd ellen. ~
188 Eze 41:15 | van gene zijde, honderd ellen; met den binnensten
189 Eze 41:22 | houten altaars was drie ellen, en zijn lengte twee ellen,
190 Eze 41:22 | ellen, en zijn lengte twee ellen, en het had zijn hoeken;
191 Eze 42:2 | de lengte van de honderd ellen naar de deur van het noorden;
192 Eze 42:2 | en de breedte was vijftig ellen. ~
193 Eze 42:3 | Tegenover de twintig ellen, die het binnenste voorhof
194 Eze 42:4 | was een wandeling van tien ellen de breedte; naar binnen
195 Eze 42:7 | lengte van dien was vijftig ellen. ~
196 Eze 42:8 | voorhof had, was vijftig ellen; en ziet, voor aan den tempel
197 Eze 42:8 | den tempel waren honderd ellen. ~
198 Eze 43:13 | maten des altaars, naar de ellen, zijnde de el een el en
199 Eze 43:14 | onderste afzetsel, twee ellen; en de breedte een el; en
200 Eze 43:14 | grootste afzetsel, vier ellen, en de breedte een
201 Eze 43:15 | 15 En de Harel vier ellen; en van den Ariel voorts
202 Eze 43:16 | De Ariel nu, twaalf ellen de lengte, met twaalf ellen
203 Eze 43:16 | ellen de lengte, met twaalf ellen breedte, vierkant aan zijn
204 Eze 43:17 | En het afzetsel veertien ellen de lengte, met veertien
205 Eze 43:17 | de lengte, met veertien ellen breedte, aan zijn vier zijden,
206 Eze 45:2 | rondom; en het zal vijftig ellen hebben tot een buitenruim
207 Eze 46:22 | schoorstenen, van veertig ellen de lengte, en dertig de
208 Eze 47:3 | hand; en hij mat duizend ellen, en deed mij door de wateren
209 Eze 47:4 | Toen mat hij nog duizend ellen, en deed mij door de wateren
210 Dan 3:1 | welks hoogte was zestig ellen, zijn breedte zes ellen;
211 Dan 3:1 | ellen, zijn breedte zes ellen; hij richtte het op in het
212 Zac 5:2 | welker lengte is van twintig ellen, en haar breedte van tien
213 Zac 5:2 | en haar breedte van tien ellen. ~
214 Joha 21:8 | maar omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de
215 Open 21:17| honderd vier en veertig ellen, naar de maat eens mensen,
|