Book Chapter: Verse
1 Gen 5:4 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
2 Gen 5:7 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
3 Gen 5:10 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
4 Gen 5:13 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
5 Gen 5:16 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
6 Gen 5:19 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
7 Gen 5:22 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
8 Gen 5:26 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
9 Gen 5:30 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
10 Gen 6:2 | 2 Dat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat
11 Gen 6:4 | daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren,
12 Gen 11:11 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
13 Gen 11:13 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
14 Gen 11:15 | jaren, en hij gewon zonen en dochteren. ~
15 Gen 11:17 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
16 Gen 11:19 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
17 Gen 11:21 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
18 Gen 11:23 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
19 Gen 11:25 | jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
20 Gen 18:12 | schoonzoon, of uw zonen, of uw dochteren, en allen, die gij hebt
21 Gen 18:14 | zijn schoonzonen, die zijn dochteren nemen zouden, en zeide:
22 Gen 18:15 | uw huisvrouw, en uw twee dochteren, die voorhanden zijn, opdat
23 Gen 18:16 | en de hand zijner twee dochteren, om de verschoning des HEEREN
24 Gen 23:3 | vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaanieten, in het
25 Gen 23:13 | bij de waterfontein, en de dochteren der mannen dezer stad zijn
26 Gen 23:37 | geen vrouw nemen van de dochteren der Kanaanieten, in welker
27 Gen 23:61 | maakte zich op met haar jonge dochteren, en zij reden op kemelen,
28 Gen 25:46 | aan mijn leven vanwege de dochteren Heths! Indien Jakob een
29 Gen 25:46 | Jakob een vrouw neemt van de dochteren Heths, gelijk deze zijn,
30 Gen 25:46 | gelijk deze zijn, van de dochteren dezes lands, waartoe zal
31 Gen 26:1 | Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan. ~
32 Gen 26:2 | van daar een vrouw, van de dochteren van Laban, uwer moeders
33 Gen 26:6 | Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan; ~
34 Gen 26:8 | En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in
35 Gen 28:26 | ontstolen hebt, en mijn dochteren ontvoerd hebt, als gevangenen
36 Gen 28:28 | toegelaten mijn zonen en mijn dochteren te kussen; nu, gij hebt
37 Gen 28:31 | Opdat gij niet misschien uw dochteren mij ontweldigdet!
38 Gen 28:41 | jaren gediend om uw beide dochteren, en zes jaren om uw kudde;
39 Gen 28:43 | wat zoude ik aan deze mijn dochteren heden doen? of aan haar
40 Gen 28:50 | 50 Zo gij mijn dochteren beledigt, en zo gij vrouwen
41 Gen 28:50 | vrouwen neemt boven mijn dochteren, niemand is bij ons; zie
42 Gen 28:55 | kuste zijn zonen, en zijn dochteren, en zegende hen; en Laban
43 Gen 31:1 | gebaard had, ging uit, om de dochteren van dat land te bezien. ~
44 Gen 31:9 | u met ons; geeft ons uw dochteren; en neemt voor u onze dochteren; ~
45 Gen 31:9 | dochteren; en neemt voor u onze dochteren; ~
46 Gen 31:16 | 16 Dan zullen wij u onze dochteren geven, en uw dochteren zullen
47 Gen 31:16 | onze dochteren geven, en uw dochteren zullen wij ons nemen, en
48 Gen 31:17 | worden, zo zullen wij onze dochteren nemen, en wegtrekken. ~
49 Gen 31:21 | zijn; wij zullen ons hun dochteren tot vrouwen nemen, en wij
50 Gen 31:21 | nemen, en wij zullen onze dochteren aan hen geven. ~
51 Gen 33:2 | nam zijn vrouwen uit de dochteren van Kanaan, Ada, de dochter
52 Gen 34:35 | al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem
53 Gen 42:7 | zijner zonen met hem; zijn dochteren, en zijner zonen dochteren,
54 Gen 42:7 | dochteren, en zijner zonen dochteren, en al zijn zaad bracht
55 Gen 42:15 | zielen zijner zonen en zijner dochteren waren drie en dertig. ~
56 Exo 1:22 | rivier werpen, maar al de dochteren in het leven behouden. ~ ~
57 Exo 3:22 | gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren leggen, en gij zult Egypte
58 Exo 6:24 | nam voor zich een van de dochteren van Putiel tot een vrouw;
59 Exo 10:9 | met onze zonen en met onze dochteren, met onze schapen en met
60 Exo 21:4 | gegeven, en zij hem zonen of dochteren gebaard zal hebben, zo zal
61 Exo 21:9 | doen naar het recht der dochteren. ~
62 Exo 32:2 | vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren zijn; en brengt ze tot mij. ~
63 Exo 33:2 | vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren zijn; en brengt ze tot mij. ~
64 Exo 34:39 | zonen vrouwen neemt van hun dochteren; en hun dochteren, haar
65 Exo 34:39 | van hun dochteren; en hun dochteren, haar goden nahoererende,
66 Lev 10:14 | gij, en uw zonen, en uw dochteren met u; want tot uw bescheiden
67 Lev 25:29 | eten, en het vlees uwer dochteren zult gij eten. ~
68 Num 18:24 | aan uw zonen, en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting;
69 Num 18:32 | aan uw zonen, en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting;
70 Num 19:11 | aan uw zonen, en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting;
71 Num 19:19 | aan uw zonen, en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting;
72 Num 25:1 | begon te hoereren met de dochteren der Moabieten. ~
73 Num 26:33 | dochters; en de namen der dochteren van Zelafead waren: Machla
74 Num 27:1 | 1 Toen naderden de dochteren van Zelafead, den zoon van
75 Num 27:1 | dit zijn de namen zijner dochteren: Machla, Noa, en Hogla,
76 Num 27:7 | 7 De dochteren van Zelafead spreken recht;
77 Num 35:2 | Zelafead te geven aan zijn dochteren. ~
78 Num 35:6 | woord, dat de HEERE van de dochteren van Zelafead geboden heeft,
79 Num 35:10 | geboden had, alzo deden de dochteren van Zelafead; ~
80 Num 35:11 | Hogla, en Milka, en Noa, dochteren van Zelafead, zijn den zonen
81 Deu 12:12 | gijlieden, en uw zonen, en uw dochteren, en uw dienstknechten, en
82 Deu 12:31 | hebben ook hun zonen en hun dochteren met vuur verbrand voor hun
83 Deu 23:17 | geen hoer zijn onder de dochteren van Israel; en er zal geen
84 Deu 28:32 | 32 Uw zonen en uw dochteren zullen aan een ander volk
85 Deu 28:41 | 41 Zonen en dochteren zult gij gewinnen, maar
86 Deu 28:53 | vlees uwer zonen en uwer dochteren, die u de HEERE, uw God,
87 Deu 32:19 | tegen zijn zonen en zijn dochteren. ~
88 Joz 7:24 | en zijn zonen, en zijn dochteren, en zijn ossen, en zijn
89 Joz 17:3 | dit zijn de namen zijner dochteren: Machla en Noa, Hogla, Milka
90 Joz 17:6 | 6 Want de dochteren van Manasse erfden een erfdeel
91 Ric 10:40 | 40 Dat de dochteren Israels van jaar tot jaar
92 Ric 11:9 | zonen; en hij zond dertig dochteren naar buiten, en bracht dertig
93 Ric 11:9 | buiten, en bracht dertig dochteren van buiten in voor zijn
94 Ric 13:1 | vrouw te Thimnath, van de dochteren der Filistijnen, ~
95 Ric 13:2 | gezien te Thimnath, van de dochteren der Filistijnen; nu dan,
96 Ric 13:3 | Is er geen vrouw onder de dochteren uwer broeders, en onder
97 Ric 20:7 | gezworen, dat wij hun van onze dochteren geen tot vrouwen zullen
98 Ric 20:18 | hun geen vrouwen van onze dochteren kunnen geven; want de kinderen
99 Ric 20:21 | ieder zijn huisvrouw, uit de dochteren van Silo; en gaat heen in
100 1Sa 1:4 | aan al haar zonen en haar dochteren, delen.
101 1Sa 8:13 | 13 En uw dochteren zal hij nemen tot apothekeressen,
102 1Sa 14:49 | en de namen zijner twee dochteren waren deze: de naam der
103 1Sa 30:3 | vrouwen, en hun zonen en hun dochteren waren gevankelijk weggevoerd. ~
104 1Sa 30:6 | zijn zonen en over zijn dochteren; doch David sterkte zich
105 1Sa 30:19 | en tot aan de zonen en dochteren; en van den buit, ook tot
106 2Sa 1:24 | 24 Gij, dochteren Israels, weent over Saul;
107 2Sa 5:13 | David werden meer zonen en dochteren geboren. ~
108 2Sa 13:18 | alzo werden des konings dochteren, die maagden waren, met
109 2Sa 19:5 | ziel uwer zonen en uwer dochteren, en de ziel uwer vrouwen,
110 2Kon 19:17| deden zij hun zonen en hun dochteren door het vuur gaan, en gebruikten
111 1Kro 2:34| Sesan had geen zonen, maar dochteren. En Sesan had een Egyptischen
112 1Kro 4:27| had zestien zonen en zes dochteren; maar zijn broeders hadden
113 1Kro 14:3 | David gewon meer zonen en dochteren. ~
114 2Kro 2:14| Den zoon ener vrouw uit de dochteren van Dan, en wiens vader
115 2Kro 12:21| twintig zonen en zestig dochteren. ~
116 2Kro 14:21| twintig zonen en zestien dochteren. ~
117 2Kro 24:3 | vrouwen; en hij gewon zonen en dochteren. ~
118 2Kro 28:8 | duizend, vrouwen, zonen en dochteren, en plunderden ook veel
119 2Kro 29:9 | daartoe onze zonen, en onze dochteren, en onze vrouwen zijn daarom
120 2Kro 31:18| vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren, door de ganse gemeente;
121 Ezra 2:61| van Barzillai, die van de dochteren van Barzillai, den Gileadiet,
122 Ezra 9:2 | Want zij hebben van hun dochteren genomen voor zichzelven
123 Ezra 9:12| 12 Zo zult gij nu uw dochteren niet geven aan hun zonen,
124 Ezra 9:12| geven aan hun zonen, en hun dochteren niet nemen voor uw zonen,
125 Neh 3:12 | van Jeruzalem, hij en zijn dochteren. ~
126 Neh 4:14 | broederen, uw zonen en uw dochteren, uw vrouwen en uw huizen. ~
127 Neh 5:2 | zeiden: Onze zonen, en onze dochteren, wij zijn velen; daarom
128 Neh 5:5 | onderwerpen onze zonen en onze dochteren tot dienstknechten; ja,
129 Neh 5:5 | er zijn enige van onze dochteren onderworpen, dat zij in
130 Neh 7:63 | Barzillai, die een vrouw van de dochteren van Barzillai, den Gileadiet,
131 Neh 10:28 | vrouwen, hun zonen en hun dochteren, al wie wetenschap en verstand
132 Neh 10:30 | 30 En dat wij onze dochteren niet zouden geven aan de
133 Neh 10:30 | volken des lands, noch hun dochteren nemen voor onze zonen. ~
134 Neh 13:25 | zweren bij God: Indien gij uw dochteren hun zonen zult geven, en
135 Neh 13:25 | geven, en indien gij van hun dochteren voor uw zonen of voor u
136 Job 1:2 | werden zeven zonen en drie dochteren geboren. ~
137 Job 1:13 | als zijn zonen en zijn dochteren aten, en wijn dronken in
138 Job 1:18 | en zeide: Uw zonen en uw dochteren aten, en dronken wijn, in
139 Job 41:13 | hij zeven zonen en drie dochteren. ~
140 Job 41:15 | in het ganse land, als de dochteren van Job; en haar vader gaf
141 Psa 45:15 | geleid worden; de jonge dochteren, die achter haar zijn, haar
142 Psa 48:12 | Sion blijde zijn; laat de dochteren van Juda zich verheugen,
143 Psa 97:8 | heeft zich verblijd, en de dochteren van Juda hebben zich verheugd
144 Psa 106:37 | hebben zij hun zonen en hun dochteren den duivelen geofferd. ~
145 Psa 106:38 | bloed hunner zonen en hunner dochteren, die zij den afgoden van
146 Spre 31:29| 29 Resch. Vele dochteren hebben deugdelijke gehandeld;
147 Hoo 1:5 | zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk
148 Hoo 2:2 | is Mijn vriendin onder de dochteren. ~
149 Hoo 2:7 | Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! die bij de
150 Hoo 3:5 | 5 Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! die bij de
151 Hoo 3:10 | bespreid met de liefde van de dochteren van Jeruzalem. ~
152 Hoo 3:11 | uit, en aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den koning Salomo,
153 Hoo 8:4 | 4 Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! dat gij die
154 Jes 3:16 | de HEERE: Daarom dat de dochteren van Sion zich verheffen,
155 Jes 3:17 | de HEERE den schedel der dochteren van Sion schurftig maken,
156 Jes 4:4 | afgewassen hebben den drek der dochteren van Sion, en de bloedschulden
157 Jes 16:2 | zal het geschieden, dat de dochteren van Moab aan de veren van
158 Jes 22:4 | troosten over de verstoring der dochteren mijns volks. ~
159 Jes 57:5 | dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen naam zal Ik
160 Jer 3:24 | runderen, hun zonen en hun dochteren. ~
161 Jer 5:17 | opeten, dat uw zonen en uw dochteren zouden eten; het zal uw
162 Jer 7:31 | is, om hun zonen en hun dochteren met vuur te verbranden;
163 Jer 8:19 | stem van het geschrei der dochteren mijns volks is uit zeer
164 Jer 11:22 | sterven, hun zonen en hun dochteren zullen van honger sterven. ~
165 Jer 14:16 | vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren; alzo zal Ik hun boosheid
166 Jer 16:2 | gij zult geen zonen noch dochteren hebben in deze plaats. ~
167 Jer 16:3 | HEERE van de zonen en van de dochteren, die in deze plaats geboren
168 Jer 19:9 | zonen en het vlees hunner dochteren doen eten, en zij zullen
169 Jer 29:6 | vrouwen, en gewint zonen en dochteren, en neemt vrouwen voor uw
170 Jer 29:6 | voor uw zonen, en geeft uw dochteren aan mannen, dat zij zonen
171 Jer 29:6 | mannen, dat zij zonen en dochteren baren; en wordt aldaar
172 Jer 32:35 | zijn, om hun zonen en hun dochteren den Molech door het vuur
173 Jer 35:8 | vrouwen, onze zonen, en onze dochteren;
174 Jer 41:10 | gevankelijk, te weten des konings dochteren, en al het volk, die te
175 Jer 43:6 | kinderkens, en des konings dochteren, en alle ziel, die Nebuzaradan,
176 Jer 49:3 | is verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken
177 Klaa 1:95| moeite aan, vanwege al de dochteren mijner stad. ~
178 Eze 13:17 | zet uw aangezicht tegen de dochteren uws volks, dewelke profeteren
179 Eze 14:16 | zo zij zonen, en zo zij dochteren bevrijden zouden, zij zelven
180 Eze 14:18 | HEERE, zij zouden zonen noch dochteren bevrijden, maar zij zelven
181 Eze 14:22 | zullen worden, zonen en dochteren; ziet, zij zullen tot ulieden
182 Eze 16:20 | hebt gij uw zonen en uw dochteren, die gij Mij gebaard hadt,
183 Eze 16:27 | dergenen, die u haten, der dochteren der Filistijnen, die vanwege
184 Eze 16:46 | is Samaria, zij en haar dochteren, dewelke woont aan uw linkerhand;
185 Eze 16:46 | woont, is Sodom en haar dochteren. ~
186 Eze 16:48 | uw zuster, zij met haar dochteren, gedaan heeft, gelijk gij
187 Eze 16:48 | gelijk gij gedaan hebt en uw dochteren! ~
188 Eze 16:49 | gerustheid had zij en haar dochteren; maar zij sterkte de hand
189 Eze 16:53 | gevangenen van Sodom en haar dochteren, en de gevangenen van Samaria
190 Eze 16:53 | gevangenen van Samaria en haar dochteren, dan zal Ik wederbrengen
191 Eze 16:55 | uw zusters, Sodom en haar dochteren, zullen wederkeren tot haar
192 Eze 16:55 | mitsgaders Samaria en haar dochteren zullen wederkeren tot haar
193 Eze 16:55 | zult gij ook en uw dochteren wederkeren tot uw vorigen
194 Eze 16:57 | was der versmading van de dochteren van Syrie, en van al degenen,
195 Eze 16:57 | rondom datzelve waren, de dochteren der Filistijnen, die u
196 Eze 16:61 | zal u dezelve geven tot dochteren, maar niet uit uw verbond. ~
197 Eze 23:2 | daar waren twee vrouwen, dochteren van een moeder. ~
198 Eze 23:4 | Mijne, en baarden zonen en dochteren; dit waren haar namen: Samaria
199 Eze 23:10 | schaamte, haar zonen en haar dochteren namen zij weg, maar haar
200 Eze 23:25 | zullen uw zonen en uw dochteren wegnemen, en het laatste
201 Eze 23:47 | nederhouwen; haar zonen en haar dochteren zullen zij doden, en haar
202 Eze 24:21 | en uw zonen en uw dochteren, die gij verlaten hebt,
203 Eze 24:25 | zielen, hun zonen en hun dochteren; ~
204 Eze 26:6 | 6 En haar dochteren, die in het veld zijn, zullen
205 Eze 26:8 | 8 Hij zal uw dochteren op het veld met het zwaard
206 Eze 32:16 | zij klagelijk zingen; de dochteren der heidenen zullen het
207 Eze 32:18 | nederdalen, (haar en de dochteren der prachtige heidenen)
208 Hos 4:13 | goed is; daarom hoereren uw dochteren, en uw bruiden bedrijven
209 Hos 4:14 | 14 Ik zal over uw dochteren geen bezoeking doen, omdat
210 Joe 2:28 | vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden
211 Joe 3:8 | En Ik zal uw zonen en uw dochteren verkopen in de hand der
212 Amos 7:17| hoereren, en uw zonen en uw dochteren zullen door het zwaard vallen,
213 Mic 4:8 | heerschappij, het koninkrijk der dochteren van Jeruzalem. ~
214 Luk 1:5 | en zijn vrouw was uit de dochteren van Aaron, en haar naam
215 2Kor 6:18| gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de
|