Book Chapter: Verse
1 Gen 17:25 | 25 Het zij verre van U, zulk een ding te
2 Gen 17:25 | zij gelijk de goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter
3 Gen 20:16 | zich tegenover, afgaande zo verre, als die met de boog schieten;
4 Gen 21:4 | op, en zag die plaats van verre. ~
5 Gen 34:18 | 18 En zij zagen hem van verre; en eer hij tot hen naderde,
6 Gen 40:4 | uitgegaan; zij waren niet verre gekomen, als Jozef tot dengene,
7 Gen 40:7 | heer zulke woorden? Het zij verre van uw knechten, dat zij
8 Gen 40:17 | Maar hij zeide: Het zij verre van mij zulks te doen! de
9 Exo 2:4 | zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan
10 Exo 8:28 | in het gaan geenszins te verre trekt! Bidt vuriglijk voor
11 Exo 20:18 | weken zij af, en stonden van verre. ~
12 Exo 20:21 | 21 En het volk stond van verre; maar Mozes naderde tot
13 Exo 23:7 | 7 Zijt verre van valse zaken; en den
14 Exo 24:1 | Israel; en buigt u neder van verre! ~
15 Exo 34:6 | zichzelven van hun versierselen, verre van den berg Horeb. ~
16 Num 16:37 | opneme; en strooi het vuur verre weg; want zij zijn heilig; ~
17 Deu 12:21 | Zijn Naam aldaar te zetten, verre van u zal zijn, zo zult
18 Deu 13:7 | rondom u zijn, nabij u, of verre van u, van het ene einde
19 Deu 14:24 | heendragen, omdat de plaats te verre van u zal zijn, die de HEERE,
20 Deu 19:6 | achterhale, omdat de weg te verre zou zijn, en hem sla aan
21 Deu 20:15 | alle steden doen, die zeer verre van u zijn, die niet zijn
22 Deu 28:49 | u een volk verheffen van verre, van het einde der aarde,
23 Deu 30:11 | verborgen, en dat is niet verre. ~
24 Joz 3:16 | rezen op een hoop, zeer verre van de stad Adam af, die
25 Joz 8:4 | stad; houdt u niet zeer verre van de stad, en weest gij
26 Joz 9:22 | zeggende: Wij zijn zeer verre van ulieden gezeten, daar
27 Joz 17:14 | zoveel de HEERE mij dus verre gezegend heeft? ~
28 Joz 23:29 | 29 Het zij verre van ons, van ons dat wij
29 Joz 25:16 | het volk en zeide: Het zij verre van ons, dat wij den HEERE
30 Ric 8:17 | en hij heeft zijn ziel verre weggeworpen, en u uit der
31 Ric 17:7 | dat land; ook waren zij verre van de Sidoniers, en hadden
32 Ric 17:22 | 22 Als zij nu verre van Micha's huis gekomen
33 Ric 17:28 | hen verloste; want zij was verre van Sidon, en zij hadden
34 1Sa 2:30 | spreekt de HEERE: Dat zij verre van Mij; want die Mij eren,
35 1Sa 12:23 | ook mij aangaat, het zij verre van mij, dat ik tegen den
36 1Sa 14:45 | Israel gedaan heeft? Dat zij verre! zo waarachtig als de HEERE
37 1Sa 20:2 | daarentegen zeide tot hem: Dat zij verre, gij zult niet sterven.
38 1Sa 20:9 | zeide Jonathan: Dat zij verre van u! Maar indien ik zekerlijk
39 1Sa 22:15 | voor hem te vragen? Dat zij verre van mij, de koning legge
40 1Sa 26:11 | 11 De HEERE late het verre van mij zijn, dat ik mijn
41 1Sa 26:13 | de hoogte des bergs van verre, dat er een grote plaats
42 2Sa 7:19 | knechts gesproken tot van verre heen; en dit naar de wet
43 2Sa 15:17 | bleven zij staan in een verre plaats. ~
44 2Sa 20:20 | Joab, en zeide: Het zij verre, het zij verre van mij,
45 2Sa 20:20 | Het zij verre, het zij verre van mij, dat ik zou verslinden,
46 2Sa 23:17 | 17 En zeide: Het zij verre van mij, o HEERE, dat ik
47 1Kon 8:46| in des vijands land, dat verre of nabij is. ~
48 1Kon 21:3 | Achab: Dat late de HEERE verre van mij zijn, dat ik u de
49 2Kon 2:7 | en stonden tegenover van verre; en die beiden stonden aan
50 1Kro 11:19| zeide: Dat late mijn God verre van mij zijn, van zulks
51 1Kro 17:17| huis Uws knechts tot van verre heen gesproken, en Gij hebt
52 2Kro 7:36| wegvoeren in een land, dat verre of nabij is; ~
53 2Kro 26:15| schieten; zo ging zijn naam tot verre toe uit, want hij werd wonderlijk
54 Ezra 3:13| gejuich, dat de stem tot van verre gehoord werd. ~ ~ ~ ~ ~
55 Ezra 6:6 | zijde der rivier zijt, weest verre van daar! ~
56 Neh 12:43 | vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd. ~
57 Est 52:7 | die nabij, en dien, die verre waren, ~
58 Job 2:12 | En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem
59 Job 5:4 | 4 Verre waren zijn zonen van heil;
60 Job 11:14 | ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht
61 Job 13:21 | 21 Doe Uw hand verre van op mij, en Uw verschrikking
62 Job 19:13 | Mijn broeders heeft Hij verre van mij gedaan; en die mij
63 Job 21:16 | de raad der goddelozen is verre van mij. ~
64 Job 22:18 | is de raad der goddelozen verre van mij. ~
65 Job 22:23 | worden; doe het onrecht verre van uw tenten. ~
66 Job 27:5 | 5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden
67 Job 30:10 | aan mij, zij maken zich verre van mij, ja, zij onthouden
68 Job 34:10 | verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid,
69 Job 36:3 | Ik zal mijn gevoelen van verre ophalen, en mijn Schepper
70 Job 36:25 | de mens schouwt het van verre. ~
71 Job 38:28 | en ruikt den krijg van verre, den donder der vorsten
72 Job 38:32 | spijze op; zijn ogen zien van verre af. ~
73 Psa 10:1 | HEERE! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij U in
74 Psa 10:5 | oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders,
75 Psa 22:2 | waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing,
76 Psa 22:12 | 12 Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid
77 Psa 22:20 | Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot
78 Psa 36:22 | zwijg niet; HEERE! wees niet verre van mij. ~
79 Psa 39:12 | mijn nabestaanden staan van verre. ~
80 Psa 39:22 | HEERE, mijn God! wees niet verre van mij. ~
81 Psa 65:6 | einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee! ~
82 Psa 71:12 | 12 O God, wees niet verre van mij; mijn God! haast
83 Psa 73:27 | 27 Want ziet, die verre van U zijn, zullen vergaan;
84 Psa 88:9 | 9 Mijn bekenden hebt Gij verre van mij gedaan, Gij hebt
85 Psa 88:19 | hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan; mijn bekenden
86 Psa 109:17 | tot den zegen, zo zij die verre van hem. ~
87 Psa 119:150| genaken mij, zij wijken verre van Uw wet. ~
88 Psa 119:155| 155 Het heil is verre van de goddelozen, want
89 Psa 138:6 | den verhevene kent Hij van verre. ~
90 Psa 139:2 | opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. ~
91 Spre 4:24| verdraaidheid der lippen verre van u. ~
92 Spre 5:8 | 8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet
93 Spre 19:7 | meer gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na
94 Spre 22:5 | zijn ziel bewaart, zal zich verre van die maken. ~
95 Spre 22:15| de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen. ~
96 Spre 27:10| dan een broeder, die verre is. ~
97 Spre 30:8 | Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom
98 Spre 31:10| vinden? Want haar waardij is verre boven de robijnen. ~
99 Spre 31:14| zij doet haar brood van verre komen. ~
100 Pred 3:5 | omhelzen, en een tijd om verre te zijn van omhelzen; ~
101 Pred 7:23| bekomen, maar zij was nog verre van mij. ~
102 Pred 7:24| 24 Hetgeen verre af is, en zeer diep, wie
103 Jes 5:26 | opwerpen onder de heidenen van verre, en Hij zal hen herwaarts
104 Jes 6:12 | de HEERE zal die mensen verre wegdoen, en de verlating
105 Jes 8:9 | ter ore, allen gij, die in verre landen zijt, omgordt u,
106 Jes 10:3 | der verwoesting, die van verre komen zal? Tot wien zult
107 Jes 17:13 | hem schelden, zo zal hij verre wegvlieden, ja, hij zal
108 Jes 19:6 | Zij zullen ook de rivieren verre terugdrijven, zij zullen
109 Jes 22:3 | samengebonden, zij zijn van verre gevloden. ~
110 Jes 22:11 | aanmerken Dien, Die dat van verre tijden geformeerd heeft. ~
111 Jes 23:7 | eigen voeten zullen haar verre wegdragen, om in vreemdelingschap
112 Jes 25:1 | gedaan; Uw raadslagen van verre zijn waarheid en vastigheid. ~
113 Jes 26:15 | de einden des aardrijks verre weggedaan. ~
114 Jes 29:13 | lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze,
115 Jes 30:27 | Naam des HEEREN komt van verre, Zijn toorn brandt, en de
116 Jes 33:13 | Hoort gijlieden, die verre zijt, wat Ik gedaan heb;
117 Jes 43:6 | terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het
118 Jes 46:12 | stijven van harte, gij, die verre van de gerechtigheid zijt! ~
119 Jes 46:13 | gerechtigheid nabij, zij zal niet verre wezen, en Mijn heil zal
120 Jes 49:1 | luistert toe, gij volken van verre! De HEERE heeft Mij geroepen
121 Jes 49:12 | Zie, deze zullen van verre komen; en zie, die van het
122 Jes 49:19 | verslonden, zullen zich verre van u maken. ~
123 Jes 54:14 | gerechtigheid bevestigd worden; wees verre van verdrukking, want gij
124 Jes 54:14 | gij zult niet vrezen; en verre van verschrikking, want
125 Jes 58:9 | en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot
126 Jes 58:19 | vrede, vrede dengenen, die verre zijn, en dengenen, die nabij
127 Jes 60:9 | Daarom is het recht verre van ons, en de gerechtigheid
128 Jes 60:11 | naar heil, maar het is verre van ons. ~
129 Jes 60:14 | gerechtigheid staat van verre; want de waarheid struikelt
130 Jes 61:4 | tot u; uw zonen zullen van verre komen, en uw dochters zullen
131 Jes 61:9 | vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en
132 Jes 67:5 | broeders, die u haten, die u verre afzonderen, om Mijns Naams
133 Jer 2:5 | aan Mij gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn, en
134 Jer 5:15 | over ulieden een volk van verre brengen, o huis Israels!
135 Jer 12:2 | nabij in hun mond, maar verre van hun nieren. ~
136 Jer 22:19 | slepen en daarhenen werpen, verre weg van de poorten van Jeruzalem. ~
137 Jer 23:23 | HEERE, en niet een God van verre? ~
138 Jer 25:26 | noorden, die nabij en die verre zijn, den een met den anderen;
139 Jer 27:10 | profeteren u valsheid, om u verre uit uw land te brengen,
140 Jer 30:10 | want zie, Ik zal u uit verre landen verlossen, en uw
141 Jer 31:3 | HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad
142 Jer 31:10 | verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die
143 Jer 46:27 | Ik zal u verlossen uit verre landen, en uw zaad uit het
144 Jer 48:24 | steden van Moabs land, die verre en die nabij zijn. ~
145 Jer 51:50 | gedenkt des HEEREN van verre, en laat Jeruzalem in ulieder
146 Klaa 1:16| mijn ziel zou verkwikken, verre van mij is; mijn kinderen
147 Klaa 1:61| Vau. En Gij hebt mijn ziel verre van den vrede verstoten,
148 Eze 6:12 | 12 Die verre af is, zal door de pest
149 Eze 8:6 | opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog
150 Eze 11:15 | gezegd hebben: Maakt u verre af van den HEERE, ditzelve
151 Eze 11:16 | Heere HEERE: Hoewel Ik hen verre onder de heidenen weggedaan
152 Eze 12:27 | profeteert van tijden, die verre zijn. ~
153 Eze 22:5 | 5 Die nabij en verre van u zijn, zullen u bespotten,
154 Eze 23:40 | hebben tot mannen, die van verre zouden komen; tot dewelken
155 Eze 43:9 | lichamen hunner koningen verre van Mij wegdoen; en Ik zal
156 Eze 44:10 | Maar de Levieten, die verre van Mij geweken zijn, als
157 Dan 6:19 | brengen; en zijn slaap week verre van hem. ~
158 Dan 9:7 | Israel, die nabij en die verre zijn, in al de landen, waar
159 Joe 2:20 | zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken,
160 Joe 3:6 | der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale, mocht
161 Amos 6:3 | Gij, die den bozen dag verre stelt, en den stoel des
162 Mic 4:3 | machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden
163 Mic 4:7 | overblijfsel, en haar die verre henen verstoten was, tot
164 Mic 7:11 | dien dage zal het besluit verre heengaan. ~
165 Zac 6:15 | 15 En die verre zijn, zullen komen, en zullen
166 Zac 10:9 | zullen Mijner gedenken in verre plaatsen; en zij zullen
167 Matt 8:30| 30 En verre van hen was een kudde veler
168 Matt 15:8 | maar hun hart houdt zich verre van Mij; ~
169 Matt 26:58| En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters,
170 Matt 27:55| waren vele vrouwen, van verre aanschouwende, die Jezus
171 Mark 5:6 | 6 Als hij nu Jezus van verre zag, liep hij toe, en aanbad
172 Mark 7:6 | maar hun hart houdt zich verre van Mij. ~
173 Mark 8:3 | sommigen van hen komen van verre. ~
174 Mark 11:13| 13 En ziende van verre een vijgeboom, die bladeren
175 Mark 12:34| zeide tot hem: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods.
176 Mark 14:54| En Petrus volgde Hem van verre, tot binnen in de zaal des
177 Mark 15:40| er waren ook vrouwen, van verre dit aanschouwende, onder
178 Luk 1:7 | onvruchtbaar was, en zij beiden verre op hun dagen gekomen waren. ~
179 Luk 1:18 | ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen gekomen. ~
180 Luk 7:6 | hen. En als Hij nu niet verre van het huis was, zond de
181 Luk 14:32 | uit, terwijl degene nog verre is, en begeert, hetgeen
182 Luk 16:23 | pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. ~
183 Luk 17:12 | mannen, welke stonden van verre; ~
184 Luk 18:13 | 13 En de tollenaar, van verre staande, wilde ook zelfs
185 Luk 20:16 | hoorden, zeiden zij: Dat zij verre!
186 Luk 22:54 | hogepriesters. En Petrus volgde van verre. ~
187 Luk 23:49 | Zijn bekenden stonden van verre, ook de vrouwen, die Hem
188 Joha 21:8 | scheepje (want zij waren niet verre van het land, maar omtrent
189 Hand 2:39| kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de
190 Hand 11:27| mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van
191 Rom 3:4 | 4 Dat zij verre. Doch God zij waarachtig,
192 Rom 3:6 | 6 Dat zij verre, anderszins hoe zal God
193 Rom 3:31 | door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de
194 Rom 6:2 | 2 Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven
195 Rom 6:15 | onder de genade? Dat zij verre. ~
196 Rom 7:7 | Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet
197 Rom 7:13 | de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de
198 Rom 9:14 | onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. ~
199 Rom 11:1 | volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israeliet,
200 Rom 11:11 | zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val is de
201 1Kor 6:15| leden ener hoer? Dat zij verre.
202 Gal 2:17 | dienaar der zonde? Dat zij verre. ~
203 Gal 3:21 | beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet
204 Gal 6:14 | 14 Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen,
205 Efez 1:21| 21 Verre boven alle overheid, en
206 Efez 2:13| zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door
207 Efez 2:17| vrede verkondigd u, die verre waart, en dien, die nabij
208 Efez 4:10| Dezelfde ook, Die opgevaren is verre boven al de hemelen, opdat
209 Fili 1:23| te zijn; want dat is zeer verre het beste. ~
210 Heb 11:13 | maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd,
211 2Pet 1:9 | zijn, die is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten
212 Open 18:10| 10 Van verre staande uit vreze van haar
213 Open 18:15| waren van haar, zullen van verre staan uit vreze van haar
214 Open 18:17| zee handelen, stonden van verre; ~
|