Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
verradende 1
verrader 1
verraders 1
verre 214
verreisd 1
verreisde 6
verreisden 52
Frequency    [«  »]
215 ellen
215 tien
215 wijsheid
214 verre
214 zodat
213 eerste
212 egypteland

Bijbel

IntraText - Concordances

verre

    Book Chapter: Verse
1 Gen 17:25 | 25 Het zij verre van U, zulk een ding te 2 Gen 17:25 | zij gelijk de goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter 3 Gen 20:16 | zich tegenover, afgaande zo verre, als die met de boog schieten; 4 Gen 21:4 | op, en zag die plaats van verre. ~ 5 Gen 34:18 | 18 En zij zagen hem van verre; en eer hij tot hen naderde, 6 Gen 40:4 | uitgegaan; zij waren niet verre gekomen, als Jozef tot dengene, 7 Gen 40:7 | heer zulke woorden? Het zij verre van uw knechten, dat zij 8 Gen 40:17 | Maar hij zeide: Het zij verre van mij zulks te doen! de 9 Exo 2:4 | zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan 10 Exo 8:28 | in het gaan geenszins te verre trekt! Bidt vuriglijk voor 11 Exo 20:18 | weken zij af, en stonden van verre. ~ 12 Exo 20:21 | 21 En het volk stond van verre; maar Mozes naderde tot 13 Exo 23:7 | 7 Zijt verre van valse zaken; en den 14 Exo 24:1 | Israel; en buigt u neder van verre! ~ 15 Exo 34:6 | zichzelven van hun versierselen, verre van den berg Horeb. ~ 16 Num 16:37 | opneme; en strooi het vuur verre weg; want zij zijn heilig; ~ 17 Deu 12:21 | Zijn Naam aldaar te zetten, verre van u zal zijn, zo zult 18 Deu 13:7 | rondom u zijn, nabij u, of verre van u, van het ene einde 19 Deu 14:24 | heendragen, omdat de plaats te verre van u zal zijn, die de HEERE, 20 Deu 19:6 | achterhale, omdat de weg te verre zou zijn, en hem sla aan 21 Deu 20:15 | alle steden doen, die zeer verre van u zijn, die niet zijn 22 Deu 28:49 | u een volk verheffen van verre, van het einde der aarde, 23 Deu 30:11 | verborgen, en dat is niet verre. ~ 24 Joz 3:16 | rezen op een hoop, zeer verre van de stad Adam af, die 25 Joz 8:4 | stad; houdt u niet zeer verre van de stad, en weest gij 26 Joz 9:22 | zeggende: Wij zijn zeer verre van ulieden gezeten, daar 27 Joz 17:14 | zoveel de HEERE mij dus verre gezegend heeft? ~ 28 Joz 23:29 | 29 Het zij verre van ons, van ons dat wij 29 Joz 25:16 | het volk en zeide: Het zij verre van ons, dat wij den HEERE 30 Ric 8:17 | en hij heeft zijn ziel verre weggeworpen, en u uit der 31 Ric 17:7 | dat land; ook waren zij verre van de Sidoniers, en hadden 32 Ric 17:22 | 22 Als zij nu verre van Micha's huis gekomen 33 Ric 17:28 | hen verloste; want zij was verre van Sidon, en zij hadden 34 1Sa 2:30 | spreekt de HEERE: Dat zij verre van Mij; want die Mij eren, 35 1Sa 12:23 | ook mij aangaat, het zij verre van mij, dat ik tegen den 36 1Sa 14:45 | Israel gedaan heeft? Dat zij verre! zo waarachtig als de HEERE 37 1Sa 20:2 | daarentegen zeide tot hem: Dat zij verre, gij zult niet sterven. 38 1Sa 20:9 | zeide Jonathan: Dat zij verre van u! Maar indien ik zekerlijk 39 1Sa 22:15 | voor hem te vragen? Dat zij verre van mij, de koning legge 40 1Sa 26:11 | 11 De HEERE late het verre van mij zijn, dat ik mijn 41 1Sa 26:13 | de hoogte des bergs van verre, dat er een grote plaats 42 2Sa 7:19 | knechts gesproken tot van verre heen; en dit naar de wet 43 2Sa 15:17 | bleven zij staan in een verre plaats. ~ 44 2Sa 20:20 | Joab, en zeide: Het zij verre, het zij verre van mij, 45 2Sa 20:20 | Het zij verre, het zij verre van mij, dat ik zou verslinden, 46 2Sa 23:17 | 17 En zeide: Het zij verre van mij, o HEERE, dat ik 47 1Kon 8:46| in des vijands land, dat verre of nabij is. ~ 48 1Kon 21:3 | Achab: Dat late de HEERE verre van mij zijn, dat ik u de 49 2Kon 2:7 | en stonden tegenover van verre; en die beiden stonden aan 50 1Kro 11:19| zeide: Dat late mijn God verre van mij zijn, van zulks 51 1Kro 17:17| huis Uws knechts tot van verre heen gesproken, en Gij hebt 52 2Kro 7:36| wegvoeren in een land, dat verre of nabij is; ~ 53 2Kro 26:15| schieten; zo ging zijn naam tot verre toe uit, want hij werd wonderlijk 54 Ezra 3:13| gejuich, dat de stem tot van verre gehoord werd. ~  ~  ~  ~ ~ 55 Ezra 6:6 | zijde der rivier zijt, weest verre van daar! ~ 56 Neh 12:43 | vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd. ~ 57 Est 52:7 | die nabij, en dien, die verre waren, ~ 58 Job 2:12 | En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem 59 Job 5:4 | 4 Verre waren zijn zonen van heil; 60 Job 11:14 | ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht 61 Job 13:21 | 21 Doe Uw hand verre van op mij, en Uw verschrikking 62 Job 19:13 | Mijn broeders heeft Hij verre van mij gedaan; en die mij 63 Job 21:16 | de raad der goddelozen is verre van mij. ~ 64 Job 22:18 | is de raad der goddelozen verre van mij. ~ 65 Job 22:23 | worden; doe het onrecht verre van uw tenten. ~ 66 Job 27:5 | 5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden 67 Job 30:10 | aan mij, zij maken zich verre van mij, ja, zij onthouden 68 Job 34:10 | verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, 69 Job 36:3 | Ik zal mijn gevoelen van verre ophalen, en mijn Schepper 70 Job 36:25 | de mens schouwt het van verre. ~ 71 Job 38:28 | en ruikt den krijg van verre, den donder der vorsten 72 Job 38:32 | spijze op; zijn ogen zien van verre af. ~ 73 Psa 10:1 | HEERE! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij U in 74 Psa 10:5 | oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders, 75 Psa 22:2 | waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, 76 Psa 22:12 | 12 Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid 77 Psa 22:20 | Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot 78 Psa 36:22 | zwijg niet; HEERE! wees niet verre van mij. ~ 79 Psa 39:12 | mijn nabestaanden staan van verre. ~ 80 Psa 39:22 | HEERE, mijn God! wees niet verre van mij. ~ 81 Psa 65:6 | einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee! ~ 82 Psa 71:12 | 12 O God, wees niet verre van mij; mijn God! haast 83 Psa 73:27 | 27 Want ziet, die verre van U zijn, zullen vergaan; 84 Psa 88:9 | 9 Mijn bekenden hebt Gij verre van mij gedaan, Gij hebt 85 Psa 88:19 | hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan; mijn bekenden 86 Psa 109:17 | tot den zegen, zo zij die verre van hem. ~ 87 Psa 119:150| genaken mij, zij wijken verre van Uw wet. ~ 88 Psa 119:155| 155  Het heil is verre van de goddelozen, want 89 Psa 138:6 | den verhevene kent Hij van verre. ~ 90 Psa 139:2 | opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. ~ 91 Spre 4:24| verdraaidheid der lippen verre van u. ~ 92 Spre 5:8 | 8      Maak uw weg verre van haar, en nader niet 93 Spre 19:7 | meer gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na 94 Spre 22:5 | zijn ziel bewaart, zal zich verre van die maken. ~ 95 Spre 22:15| de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen. ~ 96 Spre 27:10| dan een broeder, die      verre is. ~ 97 Spre 30:8 | Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom 98 Spre 31:10| vinden? Want haar waardij is verre boven de robijnen. ~ 99 Spre 31:14| zij doet haar brood van verre komen. ~ 100 Pred 3:5 | omhelzen, en een tijd om verre te zijn van omhelzen; ~ 101 Pred 7:23| bekomen, maar zij was nog verre van mij. ~ 102 Pred 7:24| 24      Hetgeen verre af is, en zeer diep, wie 103 Jes 5:26 | opwerpen onder de heidenen van verre, en Hij zal hen herwaarts 104 Jes 6:12 | de HEERE zal die mensen verre wegdoen, en de verlating 105 Jes 8:9 | ter ore, allen gij, die in verre landen zijt, omgordt u, 106 Jes 10:3 | der verwoesting, die van verre komen zal? Tot wien zult 107 Jes 17:13 | hem schelden, zo zal hij verre wegvlieden, ja, hij zal 108 Jes 19:6 | Zij zullen ook de rivieren verre terugdrijven, zij zullen 109 Jes 22:3 | samengebonden, zij zijn van verre gevloden. ~ 110 Jes 22:11 | aanmerken      Dien, Die dat van verre tijden geformeerd heeft. ~ 111 Jes 23:7 | eigen voeten zullen haar verre wegdragen, om in vreemdelingschap 112 Jes 25:1 | gedaan; Uw raadslagen van verre zijn waarheid en vastigheid. ~ 113 Jes 26:15 | de einden des aardrijks verre weggedaan. ~ 114 Jes 29:13 | lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, 115 Jes 30:27 | Naam des HEEREN komt van verre, Zijn toorn brandt, en de 116 Jes 33:13 | Hoort gijlieden, die verre zijt, wat Ik gedaan heb; 117 Jes 43:6 | terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het 118 Jes 46:12 | stijven van harte, gij, die verre van de gerechtigheid zijt! ~ 119 Jes 46:13 | gerechtigheid nabij, zij zal niet verre wezen, en Mijn heil zal 120 Jes 49:1 | luistert toe, gij volken van verre! De HEERE heeft Mij geroepen 121 Jes 49:12 | Zie, deze zullen van verre komen; en zie, die van het 122 Jes 49:19 | verslonden, zullen zich verre van u maken. ~ 123 Jes 54:14 | gerechtigheid bevestigd worden; wees verre van verdrukking, want gij 124 Jes 54:14 | gij zult niet vrezen; en verre van verschrikking, want 125 Jes 58:9 | en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot 126 Jes 58:19 | vrede, vrede dengenen, die verre zijn, en dengenen, die nabij 127 Jes 60:9 | Daarom is het recht verre van ons, en de gerechtigheid 128 Jes 60:11 | naar heil, maar het is verre van ons. ~ 129 Jes 60:14 | gerechtigheid staat van verre; want de waarheid struikelt 130 Jes 61:4 | tot u; uw zonen zullen van verre komen, en uw dochters zullen 131 Jes 61:9 | vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en 132 Jes 67:5 | broeders, die u haten, die u verre afzonderen, om Mijns Naams 133 Jer 2:5 | aan Mij gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn, en 134 Jer 5:15 | over ulieden een volk van verre brengen, o huis Israels! 135 Jer 12:2 | nabij in hun mond, maar verre van hun nieren. ~ 136 Jer 22:19 | slepen en daarhenen werpen, verre weg van de poorten van Jeruzalem. ~ 137 Jer 23:23 | HEERE, en niet een God van verre? ~ 138 Jer 25:26 | noorden, die nabij en die verre zijn, den een met den anderen; 139 Jer 27:10 | profeteren u valsheid, om u verre uit uw land te brengen, 140 Jer 30:10 | want zie, Ik zal u uit verre landen verlossen, en uw 141 Jer 31:3 | HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad 142 Jer 31:10 | verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die 143 Jer 46:27 | Ik zal u verlossen uit verre landen, en uw zaad uit het 144 Jer 48:24 | steden van Moabs land, die verre en die nabij zijn. ~ 145 Jer 51:50 | gedenkt des HEEREN van verre, en laat Jeruzalem in ulieder 146 Klaa 1:16| mijn ziel zou verkwikken, verre van mij is; mijn kinderen 147 Klaa 1:61| Vau. En Gij hebt mijn ziel verre van den vrede verstoten, 148 Eze 6:12 | 12      Die verre af is, zal door de pest 149 Eze 8:6 | opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog 150 Eze 11:15 | gezegd hebben:      Maakt u verre af van den HEERE, ditzelve 151 Eze 11:16 | Heere HEERE: Hoewel Ik hen verre onder de heidenen weggedaan 152 Eze 12:27 | profeteert van tijden, die verre zijn. ~ 153 Eze 22:5 | 5      Die nabij en verre van u zijn, zullen u bespotten, 154 Eze 23:40 | hebben tot mannen, die van verre zouden komen; tot dewelken 155 Eze 43:9 | lichamen hunner koningen verre van Mij wegdoen; en Ik zal 156 Eze 44:10 | Maar de Levieten, die verre van Mij geweken zijn, als 157 Dan 6:19 | brengen; en zijn slaap week verre van hem. ~ 158 Dan 9:7 | Israel, die nabij en die verre zijn, in al de landen, waar 159 Joe 2:20 | zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, 160 Joe 3:6 | der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale, mocht 161 Amos 6:3 | Gij, die den bozen dag verre stelt, en den stoel des 162 Mic 4:3 | machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden 163 Mic 4:7 | overblijfsel, en haar die verre henen verstoten was, tot 164 Mic 7:11 | dien dage zal het besluit verre heengaan. ~ 165 Zac 6:15 | 15      En die verre zijn, zullen komen, en zullen 166 Zac 10:9 | zullen Mijner gedenken in verre plaatsen; en zij zullen 167 Matt 8:30| 30 En verre van hen was een kudde veler 168 Matt 15:8 | maar hun hart houdt zich verre van Mij; ~ 169 Matt 26:58| En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters, 170 Matt 27:55| waren vele vrouwen, van verre aanschouwende, die Jezus 171 Mark 5:6 | 6 Als hij nu Jezus van verre zag, liep hij toe, en aanbad 172 Mark 7:6 | maar hun hart houdt zich verre van Mij. ~ 173 Mark 8:3 | sommigen van hen komen van verre. ~ 174 Mark 11:13| 13 En ziende van verre een vijgeboom, die bladeren 175 Mark 12:34| zeide tot hem: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. 176 Mark 14:54| En Petrus volgde Hem van verre, tot binnen in de zaal des 177 Mark 15:40| er waren ook vrouwen, van verre dit aanschouwende, onder 178 Luk 1:7 | onvruchtbaar was, en zij beiden verre op hun dagen gekomen waren. ~ 179 Luk 1:18 | ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen gekomen. ~ 180 Luk 7:6 | hen. En als Hij nu niet verre van het huis was, zond de 181 Luk 14:32 | uit, terwijl degene nog verre is, en begeert, hetgeen 182 Luk 16:23 | pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. ~ 183 Luk 17:12 | mannen, welke stonden van verre; ~ 184 Luk 18:13 | 13 En de tollenaar, van verre staande, wilde ook zelfs 185 Luk 20:16 | hoorden, zeiden zij: Dat zij verre! 186 Luk 22:54 | hogepriesters. En Petrus volgde van verre. ~ 187 Luk 23:49 | Zijn bekenden stonden van verre, ook de vrouwen, die Hem 188 Joha 21:8 | scheepje (want zij waren niet verre van het land, maar omtrent 189 Hand 2:39| kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de 190 Hand 11:27| mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van 191 Rom 3:4 | 4 Dat zij verre. Doch God zij waarachtig, 192 Rom 3:6 | 6 Dat zij verre, anderszins hoe zal God 193 Rom 3:31 | door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de 194 Rom 6:2 | 2 Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven 195 Rom 6:15 | onder de genade? Dat zij verre. ~ 196 Rom 7:7 | Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet 197 Rom 7:13 | de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de 198 Rom 9:14 | onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. ~ 199 Rom 11:1 | volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israeliet, 200 Rom 11:11 | zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val is de 201 1Kor 6:15| leden ener hoer? Dat zij verre. 202 Gal 2:17 | dienaar der zonde? Dat zij verre. ~ 203 Gal 3:21 | beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet 204 Gal 6:14 | 14 Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, 205 Efez 1:21| 21 Verre boven alle overheid, en 206 Efez 2:13| zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door 207 Efez 2:17| vrede verkondigd u, die verre waart, en dien, die nabij 208 Efez 4:10| Dezelfde ook, Die opgevaren is verre boven al de hemelen, opdat 209 Fili 1:23| te zijn; want dat is zeer verre het beste. ~ 210 Heb 11:13 | maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, 211 2Pet 1:9 | zijn, die is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten 212 Open 18:10| 10 Van verre staande uit vreze van haar 213 Open 18:15| waren van haar, zullen van verre staan uit vreze van haar 214 Open 18:17| zee handelen, stonden van verre; ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License