Book Chapter: Verse
1 Gen 4:4 | de eerstgeborenen zijner schapen, en van hun vet. En de HEERE
2 Gen 12:16 | harentwil; zodat hij had schapen, en runderen, en ezelen,
3 Gen 13:5 | met Abram toog, had ook schapen, en runderen, en tenten. ~
4 Gen 19:14 | 14 Toen nam Abimelech schapen en runderen, ook dienstknechten
5 Gen 20:27 | 27 En Abraham nam schapen en runderen, en gaf die
6 Gen 23:35 | en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver,
7 Gen 24:14 | En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen,
8 Gen 27:2 | ziet, er waren drie kudden schapen nevens dien nederliggende;
9 Gen 27:3 | des puts, en drenkten de schapen, en legden den steen weder
10 Gen 27:6 | zijn dochter, komt met de schapen. ~
11 Gen 27:7 | verzameld worde; drenkt de schapen, en gaat heen, weidt dezelve. ~
12 Gen 27:8 | afwentele, opdat wij de schapen drenken. ~
13 Gen 27:9 | sprak, zo kwam Rachel met de schapen, die haar vader toebehoorden;
14 Gen 27:10 | zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner moeders
15 Gen 27:10 | des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijner moeders
16 Gen 28:19 | Laban nu was gegaan, om zijn schapen te scheren; zo stal Rachel
17 Gen 29:5 | ik heb ossen en ezelen, schapen en knechten en maagden;
18 Gen 29:7 | dat met hem was, en de schapen, en de runderen, en de kemels,
19 Gen 30:13 | zijn, en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien
20 Gen 31:28 | 28 Hun schapen, en hun runderen, en hun
21 Gen 35:13 | gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren. ~
22 Gen 41:10 | zonen uwer zonen, en uw schapen, en uw runderen, en al wat
23 Gen 42:32 | omgaan; en zij hebben hun schapen, en hun runderen, en al
24 Gen 43:1 | en mijn broeders, en hun schapen, en hun runderen, met alles
25 Gen 43:4 | er is geen weide voor de schapen, die uw knechten hebben,
26 Gen 43:17 | paarden en voor het vee der schapen, en voor het vee der runderen,
27 Gen 46:8 | kleine kinderen, en hun schapen, en hun runderen lieten
28 Exo 10:9 | onze dochteren, met onze schapen en met onze runderen zullen
29 Exo 10:24 | dient den HEERE! alleen uw schapen en uw runderen zullen vast
30 Exo 12:5 | manneken, een jaar oud; van de schapen of van de geitenbokken zult
31 Exo 12:32 | 32 Neemt ook met u uw schapen en uw runderen, zoals gijlieden
32 Exo 12:38 | trok ook met hen op, en schapen, en runderen, gans veel
33 Exo 20:24 | brandofferen, en uw dankofferen, uw schapen, en uw runderen; aan alle
34 Exo 22:1 | een os wedergeven, en vier schapen voor een stuk klein vee. ~
35 Exo 22:30 | doen met uw ossen en met uw schapen; zeven dagen zullen zij
36 Lev 1:2 | vee, van runderen en van schapen. ~
37 Lev 1:10 | offerande is van klein vee, van schapen of van geiten, ten brandoffer,
38 Lev 22:21 | van de runderen of van de schapen een gelofte, of vrijwillig
39 Num 11:22 | 22 Zullen dan voor hen schapen en runderen geslacht worden,
40 Num 22:40 | slachtte Balak runderen en schapen; en hij zond aan Bileam,
41 Num 27:17 | des HEEREN niet zij als schapen, die geen herder hebben. ~
42 Num 31:28 | uit de ezelen, en uit de schapen. ~
43 Num 31:30 | uit de ezelen, en uit de schapen, uit al de beesten; en gij
44 Num 31:32 | vijf en zeventig duizend schapen; ~
45 Num 31:36 | dertig duizend en vijfhonderd schapen. ~
46 Num 31:37 | schatting voor den HEERE van schapen was zeshonderd vijf en zeventig. ~
47 Num 31:43 | vergadering was, uit de schapen, driehonderd zeven en dertig
48 Num 31:77 | kinderen, en kooien voor uw schapen; en doet, wat uit uw mond
49 Deu 8:13 | 13 En uw runderen en uw schapen zullen vermeerderd zijn,
50 Deu 12:6 | eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen. ~
51 Deu 12:17 | van uw runderen en van uw schapen, noch enige uwer geloften,
52 Deu 12:21 | van uw runderen en van uw schapen, die de HEERE u gegeven
53 Deu 14:4 | zult; een os, klein vee der schapen, en klein vee der geiten; ~
54 Deu 14:23 | eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen; opdat gij den HEERE, uw
55 Deu 14:26 | gelust, voor runderen en voor schapen, en voor wijn, en voor sterken
56 Deu 15:19 | uw runderen en onder uw schapen zal geboren worden, zijnde
57 Deu 15:19 | noch de eerstgeborene uwer schapen scheren. ~
58 Deu 16:2 | God, het pascha slachten, schapen en runderen, in de plaats,
59 Deu 18:4 | eerstelingen van de beschering uwer schapen zult gij hem geven; ~
60 1Sa 14:32 | aan den buit, en zij namen schapen, en runderen, en kalveren,
61 1Sa 15:3 | zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen
62 1Sa 15:9 | verschoonde Agag, en de beste schapen, en runderen, en de naast
63 1Sa 15:14 | dan dit voor een stem der schapen in mijn oren, en een stem
64 1Sa 15:15 | het volk heeft de beste schapen en runderen verschoond,
65 1Sa 15:21 | heeft genomen van den roof, schapen en runderen, het voornaamste
66 1Sa 16:11 | overig, en zie, hij weidt de schapen. Samuel nu zeide tot Isai:
67 1Sa 16:19 | David tot mij, die bij de schapen is. ~
68 1Sa 17:15 | van Saul, om zijns vaders schapen te weiden te Bethlehem. ~
69 1Sa 17:20 | vroeg op, en hij liet de schapen bij den hoeder, en hij nam
70 1Sa 17:28 | wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten?
71 1Sa 17:34 | Saul: Uw knecht weid de schapen zijns vaders, en er kwam
72 1Sa 22:19 | de ossen en ezels, en de schapen, sloeg hij met de scherpte
73 1Sa 25:2 | en hij had drie duizend schapen, en duizend geiten; en hij
74 1Sa 25:2 | was in het scheren zijner schapen te Karmel. ~
75 1Sa 25:4 | woestijn, dat Nabal zijn schapen schoor, ~
76 1Sa 25:16 | geweest zijn, weidende de schapen. ~
77 1Sa 25:18 | wijns, en vijf toebereide schapen, en vijf maten geroost koren,
78 1Sa 27:9 | vrouw leven; ook nam hij de schapen en runderen, en de ezelen,
79 1Sa 30:20 | 20 David nam ook al de schapen en de runderen; zij dreven
80 2Sa 7:8 | schaapskooi, van achter de schapen, dat gij een voorganger
81 2Sa 12:2 | 2 De rijke had zeer veel schapen en runderen. ~
82 2Sa 12:4 | verschoonde hij te nemen van zijn schapen en van zijn runderen, om
83 2Sa 17:29 | 29 En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten
84 2Sa 24:17 | gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch
85 1Kon 1:9 | 9 En Adonia slachtte schapen en runderen, en gemest vee
86 1Kon 1:19| ossen, en gemest vee, en schapen in menigte geslacht, en
87 1Kon 1:25| ossen, en gemest vee, en schapen in menigte, en heeft genood
88 1Kon 4:23| weiderunderen, en honderd schapen; uitgenomen de herten, en
89 1Kon 8:5 | hem voor de ark, offerende schapen en runderen, die vanwege
90 1Kon 8:63| honderd en twintig duizend schapen. Alzo hebben zij het huis
91 1Kon 22:17| verstrooid op de bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben;
92 2Kon 5:26| olijfbomen, en wijngaarden, en schapen, en runderen, en knechten,
93 1Kro 4:39| weide te zoeken voor hun schapen. ~
94 1Kro 4:41| daar was weide voor hun schapen. ~
95 1Kro 5:21| tweehonderd en vijftig duizend schapen, en twee duizend ezelen,
96 1Kro 17:7 | schaapskooi genomen, van achter de schapen, opdat gij een voorganger
97 1Kro 22:17| gehandeld heb; maar deze schapen, wat hebben die gedaan?
98 2Kro 5:6 | waren voor de ark, offerden schapen en runderen, die vanwege
99 2Kro 6:6 | waren voor de ark, offerden schapen en runderen, die vanwege
100 2Kro 8:5 | twintig duizend, en van schapen, honderd en twintig duizend.
101 2Kro 15:15| het vee, en voerden weg schapen in menigte, en kemelen;
102 2Kro 16:11| runderen en zeven duizend schapen. ~
103 2Kro 19:2 | Samaria; en Achab slachtte schapen en runderen voor hem in
104 2Kro 19:16| verstrooid op de bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben;
105 2Kro 29:33| runderen en drie duizend schapen. ~
106 2Kro 30:24| varren en zeven duizend schapen; en de vorsten gaven de
107 2Kro 30:24| duizend varren en tien duizend schapen; de priesteren nu hadden
108 2Kro 31:6 | tienden der runderen en der schapen, en tienden der heilige
109 2Kro 32:29| mitsgaders bezitting van schapen en runderen in menigte;
110 Neh 5:18 | een os en zes uitgelezen schapen; ook werden mij vogelen
111 Neh 10:36 | onzer runderen en onzer schapen zouden brengen ten huize
112 Job 1:3 | was zijn vee zeven duizend schapen, en drie duizend kemelen,
113 Job 1:16 | hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, en
114 Job 41:12 | hij had veertien duizend schapen, en zes duizend kemelen,
115 Psa 8:8 | 8 Schapen en ossen, alle die; ook
116 Psa 44:12 | 12 Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit
117 Psa 49:15 | 15 Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal
118 Psa 74:1 | Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? ~
119 Psa 78:52 | Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een
120 Psa 78:71 | 71 Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen, om te
121 Psa 79:13 | zullen wij, Uw volk en de schapen Uwer weide, U loven in eeuwigheid,
122 Psa 80:2 | neem ter ore, Die Jozef als schapen leiddet; Die tussen de cherubim
123 Psa 95:7 | volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij
124 Psa 100:3 | niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide. ~
125 Spre 27:23| om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op
126 Pred 2:7 | groot bezit van runderen en schapen, meer dan allen, die voor
127 Hoo 1:8 | uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de
128 Hoo 4:2 | tanden zijn als een kudde schapen, die geschoren zijn, die
129 Hoo 6:6 | tanden zijn als een kudde schapen, die uit de wasstede opkomen,
130 Jes 7:21 | behouden hebben, en twee schapen; ~
131 Jes 22:13 | met runderen te doden, en schapen te kelen, vlees te eten,
132 Jes 53:6 | Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk
133 Jes 61:7 | 7 Al de schapen van Kedar zullen tot u verzameld
134 Jer 3:24 | van onze jeugd aan; hun schapen en hun runderen, hun zonen
135 Jer 5:17 | zouden eten; het zal uw schapen en uw runderen opeten; het
136 Jer 12:3 | met U is. Ruk ze uit als schapen ter slachting, en heilig
137 Jer 13:20 | kudde, die u gegeven was, de schapen uwer heerlijkheid? ~
138 Jer 23:1 | Wee den herderen, die de schapen Mijner weide ombrengen en
139 Jer 23:2 | weiden: Gijlieden hebt Mijn schapen verstrooid, en hebt ze verdreven,
140 Jer 23:3 | het overblijfsel Mijner schapen Zelf vergaderen uit al de
141 Jer 31:12 | de olie, en tot de jonge schapen en runderen; en hun
142 Jer 50:6 | Mijn volk waren verloren schapen, hun herders hadden hen
143 Eze 34:2 | niet de herders de schapen weiden? ~
144 Eze 34:3 | slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet. ~
145 Eze 34:6 | 6 Mijn schapen dolen op alle bergen en
146 Eze 34:6 | allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid op den gansen
147 Eze 34:8 | zo Ik niet! Omdat Mijn schapen geworden zijn tot een roof,
148 Eze 34:8 | zijn tot een roof, en Mijn schapen al het wild gedierte des
149 Eze 34:8 | en Mijn herders naar Mijn schapen niet vragen; en de herders
150 Eze 34:8 | weiden zichzelven, maar Mijn schapen weiden zij niet; ~
151 Eze 34:10 | de herders, en zal Mijn schapen van hun hand eisen, en zal
152 Eze 34:10 | zal ze van het weiden der schapen doen ophouden, zodat de
153 Eze 34:10 | zullen weiden; en Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat
154 Eze 34:11 | Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen vragen, en zal ze opzoeken. ~
155 Eze 34:12 | midden zijner verspreide schapen is, alzo zal Ik Mijn schapen
156 Eze 34:12 | schapen is, alzo zal Ik Mijn schapen opzoeken; en Ik zal ze redden
157 Eze 34:15 | 15 Ik zal Mijn schapen weiden, en Ik zal ze legeren,
158 Eze 34:17 | 17 Want gij, o Mijn schapen! de Heere HEERE zegt alzo:
159 Eze 34:19 | 19 Mijn schapen dan, zullen zij afweiden,
160 Eze 34:22 | Daarom zal Ik Mijn schapen verlossen, dat zij niet
161 Eze 34:31 | 31 Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! gij
162 Eze 34:31 | Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! gij zijt mensen;
163 Eze 36:37 | vermenigvuldigen van mensen, als schapen. ~
164 Eze 36:38 | Gelijk de geheiligde schapen, gelijk de schapen van Jeruzalem
165 Eze 36:38 | geheiligde schapen, gelijk de schapen van Jeruzalem op hun gezette
166 Hos 5:6 | 6 Met hun schapen, en met hun runderen zullen
167 Mic 2:12 | het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde
168 Zac 10:2 | zijn zij henengetogen als schapen, zij zijn onderdrukt
169 Zac 11:7 | geweid, dewijl zij ellendige schapen zijn; en ik heb mij genomen
170 Zac 11:7 | SAMENBINDERS; en ik heb die schapen geweid. ~
171 Zac 11:11 | hebben de ellendigen onder de schapen, die op mij wachtten, bekend,
172 Zac 13:7 | sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden;
173 Matt 9:36| verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben. ~
174 Matt 10:6 | meer heen tot de verloren schapen van het huis Israels. ~
175 Matt 10:16| 16 Ziet, Ik zend u als schapen in het midden der wolven;
176 Matt 15:24| gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israels. ~
177 Matt 18:12| indien enig mens honderd schapen had, en een uit dezelve
178 Matt 25:32| scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. ~
179 Matt 25:33| 33 En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten,
180 Matt 26:31| den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid
181 Mark 6:34| hen; want zij waren als schapen, die geen herder hebben;
182 Mark 14:27| den Herder slaan, en de schapen zullen verstrooid worden. ~
183 Luk 15:4 | onder u, hebbende honderd schapen; en een van die verliezende,
184 Joha 2:14| den tempel, die ossen, en schapen, en duiven verkochten, en
185 Joha 2:15| allen uit den tempel, ook de schapen en de ossen; en het geld
186 Joha 10:1 | de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt,
187 Joha 10:2 | ingaat, is een herder der schapen. ~
188 Joha 10:3 | deurwachter open, en de schapen horen zijn stem; en hij
189 Joha 10:3 | stem; en hij roept zijn schapen bij name, en leidt ze uit. ~
190 Joha 10:4 | 4 En wanneer hij zijn schapen uitgedreven heeft, zo gaat
191 Joha 10:4 | hij voor hen heen; en de schapen volgen hem, overmits zij
192 Joha 10:7 | Ik u: Ik ben de Deur der schapen. ~
193 Joha 10:8 | en moordenaars; maar de schapen hebben hen niet gehoord. ~
194 Joha 10:11| stelt zijn leven voor de schapen. ~
195 Joha 10:12| geen herder is, wien de schapen niet eigen zijn, ziet den
196 Joha 10:12| wolf komen, en verlaat de schapen, en vliedt; en de wolf grijpt
197 Joha 10:12| grijpt ze, en verstrooit de schapen. ~
198 Joha 10:13| heeft geen zorg voor de schapen. ~
199 Joha 10:15| stel Mijn leven voor de schapen. ~
200 Joha 10:16| 16 Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet
201 Joha 10:26| want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb. ~
202 Joha 10:27| 27 Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken
203 Joha 21:16| zeide tot hem: Hoed Mijn schapen. ~
204 Joha 21:17| zeide tot hem: Weid Mijn schapen. ~
205 Rom 8:36 | gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.) ~
206 Heb 13:20 | Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen
207 1Pet 2:25| Want gij waart als dwalende schapen; maar gij zijt nu bekeerd
208 Open 18:13| tarwe, en lastbeesten, en schapen; en van paarden, en van
|