1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9630
Book Chapter: Verse
7001 Eze 44:13 | bedienen, en om te naderen tot al Mijn heilige dingen,
7002 Eze 44:13 | al Mijn heilige dingen, tot de allerheiligste dingen;
7003 Eze 44:14 | Daarom zal Ik hen stellen tot wachters van de wacht des
7004 Eze 44:15 | Mij afdwaalden, die zullen tot Mij naderen, om Mij
7005 Eze 44:16 | heiligdom ingaan, en die zullen tot Mijn tafel naderen, om Mij
7006 Eze 44:17 | zal geschieden, als zij tot de poorten van het binnenste
7007 Eze 44:19 | En als zij uitgaan tot het buitenste voorhof, namelijk
7008 Eze 44:19 | buitenste voorhof, namelijk tot het buitenste voorhof tot
7009 Eze 44:19 | tot het buitenste voorhof tot het volk, zullen zij hun
7010 Eze 44:22 | geen weduwe of verstotene tot vrouwen nemen; maar jonge
7011 Eze 44:25 | Ook zal geen van hen tot een doden mens ingaan, dat
7012 Eze 44:28 | 28 Dit nu zal hun tot een erfenis zijn: Ik ben
7013 Eze 45:1 | hefoffer den HEERE offeren, tot een heilige plaats, van
7014 Eze 45:2 | 2 Hiervan zullen tot het heiligdom zijn vijfhonderd
7015 Eze 45:2 | zal vijftig ellen hebben tot een buitenruim rondom. ~
7016 Eze 45:4 | zal hun een plaats zijn tot huizen, en een heilige
7017 Eze 45:5 | tien duizend, hunlieden tot een bezitting, voor twintig
7018 Eze 45:6 | 6 En tot bezitting van de stad zult
7019 Eze 45:7 | delen, van de westergrens tot de oostergrens toe. ~
7020 Eze 45:8 | land aangaande, het zal hem tot een bezitting zijn in Israel;
7021 Eze 45:15 | waterrijke land van Israel, tot spijsoffer, en tot brandoffer,
7022 Eze 45:15 | Israel, tot spijsoffer, en tot brandoffer, en tot dankofferen
7023 Eze 45:15 | spijsoffer, en tot brandoffer, en tot dankofferen om verzoening
7024 Eze 45:24 | spijsoffer bereiden, een efa tot een var, en een efa tot
7025 Eze 45:24 | tot een var, en een efa tot een ram; en een hin olie
7026 Eze 45:24 | een ram; en een hin olie tot een efa. ~
7027 Eze 46:2 | zal niet gesloten worden tot op den avond. ~
7028 Eze 46:5 | het spijsoffer, een efa tot den ram, maar tot de lammeren
7029 Eze 46:5 | een efa tot den ram, maar tot de lammeren zal het spijsoffer
7030 Eze 46:5 | hand zijn; en olie, een hin tot een efa. ~
7031 Eze 46:7 | zal hij bereiden een efa tot den var, en een efa tot
7032 Eze 46:7 | tot den var, en een efa tot den ram; maar tot de lammeren,
7033 Eze 46:7 | een efa tot den ram; maar tot de lammeren, zoals zijn
7034 Eze 46:7 | bekomen zal; en een hin olie tot een efa. ~
7035 Eze 46:11 | spijsoffer zijn, een efa tot een var, en een efa tot
7036 Eze 46:11 | tot een var, en een efa tot een ram; maar tot de lammeren,
7037 Eze 46:11 | een efa tot een ram; maar tot de lammeren, een gave zijner
7038 Eze 46:11 | hand; en olie, een hin tot een efa. ~
7039 Eze 46:12 | brandoffer of dankofferen tot een vrijwillig offer den
7040 Eze 46:14 | meelbloem te bedruipen; tot een spijsoffer den
7041 Eze 46:14 | spijsoffer den HEERE, tot eeuwige inzettingen, geduriglijk. ~
7042 Eze 46:15 | olie alle morgens bereiden tot een gedurig brandoffer. ~
7043 Eze 46:17 | knechten, die zal dat hebben tot het vrijjaar toe; dan zal
7044 Eze 46:17 | vrijjaar toe; dan zal het tot den vorst wederkeren; het
7045 Eze 46:19 | de zijde der poort was, tot de heilige kameren, den
7046 Eze 46:20 | 20 En hij zeide tot mij: Dit is de plaats, alwaar
7047 Eze 46:24 | 24 En hij zeide tot mij: Dit zijn de keukens,
7048 Eze 47:1 | Daarna bracht hij mij weder tot de deur van het huis, en
7049 Eze 47:2 | door den weg van buiten, tot de buitenpoort, den weg,
7050 Eze 47:3 | doorgaan, en de wateren raakten tot aan de enkelen. ~
7051 Eze 47:4 | doorgaan, en de wateren raakten tot aan de knieen; en hij mat
7052 Eze 47:4 | de wateren raakten tot aan de lenden. ~
7053 Eze 47:6 | 6 En hij zeide tot mij: Hebt gij het gezien,
7054 Eze 47:6 | mij, en bracht mij weder tot aan den oever der beek. ~
7055 Eze 47:8 | 8 Toen zeide hij tot mij: Deze wateren vlieten
7056 Eze 47:10 | zullen staan, van En-gedi aan tot En-eglaim toe; daar zullen
7057 Eze 47:10 | daar zullen plaatsen zijn tot uitspreiding der netten;
7058 Eze 47:11 | gezond worden, zij zijn tot zout overgegeven. ~
7059 Eze 47:12 | en zijn vrucht zal zijn tot spijze, en zijn blad tot
7060 Eze 47:12 | tot spijze, en zijn blad tot heling. ~
7061 Eze 47:18 | van de landpale af tot de Oostzee toe; en dat zal
7062 Eze 47:19 | zuidwaarts van Thamar af, tot aan het twistwater van Kades,
7063 Eze 47:19 | voorts naar de beek henen, tot aan de grote zee; en dat
7064 Eze 47:20 | zee, van de landpale af tot daar men recht tegenover
7065 Eze 48:2 | Dan, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Aser
7066 Eze 48:3 | Aser, van den oosterhoek af tot den westerhoek toe, Nafthali
7067 Eze 48:4 | Nafthali, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Manasse
7068 Eze 48:5 | Manasse, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Efraim
7069 Eze 48:6 | Efraim, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Ruben
7070 Eze 48:7 | Ruben, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Juda
7071 Eze 48:8 | Juda, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, zal
7072 Eze 48:8 | delen, van den oosterhoek tot den westerhoek toe; en het
7073 Eze 48:15 | onheilig zijn, voor de stad, tot bewoning en tot voorsteden;
7074 Eze 48:15 | de stad, tot bewoning en tot voorsteden; en de stad
7075 Eze 48:18 | inkomst daarvan zal wezen tot onderhoud voor degenen,
7076 Eze 48:21 | meetrieten des hefoffers, tot aan de oosterlandpale en
7077 Eze 48:23 | stammen; van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Benjamin
7078 Eze 48:24 | Benjamin, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Simeon
7079 Eze 48:25 | Simeon, van den oosterhoek tot de westerhoek toe, Issaschar
7080 Eze 48:26 | Issaschar, van den oosterhoek tot aan den westerhoek toe,
7081 Eze 48:27 | Zebulon, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Gad
7082 Eze 48:28 | voorts naar de beek henen, tot aan de grote zee. ~
7083 Dan 1:3 | En de koning zeide tot Aspenaz, den overste zijner
7084 Dan 1:10 | overste der kamerlingen zeide tot Daniel: Ik vreze mijn heer,
7085 Dan 1:11 | 11 Toen zeide Daniel tot Melzar, dien de overste
7086 Dan 1:21 | 21 En Daniel bleef tot het eerste jaar van den
7087 Dan 2:3 | En de koning zeide tot hen: Ik heb een droom gedroomd;
7088 Dan 2:4 | Toen spraken de Chaldeen, tot den koning in het Syrisch:
7089 Dan 2:5 | koning antwoordde en zeide tot de Chaldeen: De zaak is
7090 Dan 2:5 | en uw huizen zullen tot een drekhoop gemaakt worden. ~
7091 Dan 2:15 | Hij antwoordde en zeide tot Arioch, den bevelhebber
7092 Dan 2:20 | zij geloofd van eeuwigheid tot in eeuwigheid, want Zijn
7093 Dan 2:24 | Daarom ging Daniel in tot Arioch, dien de koning gesteld
7094 Dan 2:24 | ging henen en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van
7095 Dan 2:25 | koning, en hij sprak alzo tot hem: Ik heb een man van
7096 Dan 2:26 | koning antwoordde en zeide tot Daniel, wiens naam Beltsazar
7097 Dan 2:35 | beeld geslagen heeft, werd tot een groten berg, alzo dat
7098 Dan 2:38 | en Hij heeft u gesteld tot een heerser over al dezelve;
7099 Dan 2:48 | geschenken, en hij stelde hem tot een heerser over het ganse
7100 Dan 3:2 | landschappen, dat zij komen zouden tot de inwijding van het beeld,
7101 Dan 3:3 | heerschappers der landschappen, tot inwijding van het beeld,
7102 Dan 3:9 | Zij antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnezar:
7103 Dan 3:14 | Nebukadnezar antwoordde en zeide tot hen: Is het met opzet, Sadrach,
7104 Dan 3:16 | Abed-nego antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnezar:
7105 Dan 3:20 | 20 En tot de sterkste mannen van kracht,
7106 Dan 3:24 | haast, antwoordde en zeide tot zijn raadsheren: Hebben
7107 Dan 3:24 | Zij antwoordden en zeiden tot den koning: Het is gewis,
7108 Dan 3:26 | Toen naderde Nebukadnezar tot de deur van den oven des
7109 Dan 3:29 | worde, en zijn huis tot een drekhoop gesteld worde;
7110 Dan 4:3 | heerschappij is van geslacht tot geslacht. ~
7111 Dan 4:11 | hemel, en hij werd gezien tot aan het einde der ganse
7112 Dan 4:20 | geworden was, en wiens hoogte tot aan den hemel reikte, en
7113 Dan 4:30 | Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis des koninkrijks,
7114 Dan 4:34 | Koninkrijk is van geslacht tot geslacht; ~
7115 Dan 4:35 | die Zijn hand afslaan, of tot Hem zeggen kan: Wat
7116 Dan 5:7 | koning antwoordde en zeide tot de wijzen van Babel: Alle
7117 Dan 5:11 | Nebukadnezar, uw vader, tot een overste der tovenaars,
7118 Dan 5:13 | koning antwoordde en zeide tot Daniel: Zijt gij die Daniel,
7119 Dan 6:7 | de stadhouders met hopen tot den koning, en zeiden aldus
7120 Dan 6:7 | koning, en zeiden aldus tot hem: O koning Darius, leef
7121 Dan 6:15 | om hem te verlossen; ja, tot den ondergang der zon toe
7122 Dan 6:16 | kwamen die mannen met hopen tot den koning, en zij zeiden
7123 Dan 6:16 | den koning, en zij zeiden tot den koning: Weet, o koning!
7124 Dan 6:17 | koning antwoordde en zeide tot Daniel: Uw God, Dien gij
7125 Dan 6:20 | hij ging met haast henen tot den kuil der leeuwen. ~
7126 Dan 6:21 | 21 Als hij nu tot den kuil genaderd was, riep
7127 Dan 6:21 | kuil genaderd was, riep hij tot Daniel met een droeve stem;
7128 Dan 6:21 | koning antwoordde en zeide tot Daniel: O Daniel, gij knecht
7129 Dan 6:22 | 22 Toen sprak Daniel tot den koning: O koning, leef
7130 Dan 6:27 | en Zijn heerschappij is tot het einde toe. ~
7131 Dan 7:5 | tanden; en men zeide aldus tot hetzelve: Sta op, eet
7132 Dan 7:12 | het leven was hun gegeven tot tijd en stonde toe. ~
7133 Dan 7:13 | mensen zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij
7134 Dan 7:16 | 16 Ik naderde tot een dergenen, die daar stonden,
7135 Dan 7:18 | zullen het Rijk bezitten tot in der eeuwigheid, ja, tot
7136 Dan 7:18 | tot in der eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden. ~
7137 Dan 7:25 | hand overgegeven worden tot een tijd, en tijden, en
7138 Dan 7:26 | verdelgende en verdoende, tot het einde toe. ~
7139 Dan 7:28 | 28 Tot hiertoe is het einde dezer
7140 Dan 8:6 | 6 En hij kwam tot den ram, die de twee hoornen
7141 Dan 8:10 | 10 En hij werd groot tot aan het heir des hemels;
7142 Dan 8:11 | Ja, hij maakte zich groot tot aan den Vorst diens heirs,
7143 Dan 8:13 | spreken; en de heilige zeide tot den onbenoemde, die daar
7144 Dan 8:13 | onbenoemde, die daar sprak: Tot hoelang zal dat gezicht
7145 Dan 8:14 | 14 En hij zeide tot mij: Tot twee duizend en
7146 Dan 8:14 | En hij zeide tot mij: Tot twee duizend en driehonderd
7147 Dan 8:17 | aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind!
7148 Dan 8:17 | want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde. ~
7149 Dan 9:2 | dewelke het woord des HEEREN tot den profeet Jeremia geschied
7150 Dan 9:3 | ik stelde mijn aangezicht tot God, den Heere, om Hem te
7151 Dan 9:4 | 4 Ik bad dan tot den HEERE, mijn God, en
7152 Dan 9:6 | die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten
7153 Dan 9:6 | vorsten en onze vaders, en tot al het volk des lands. ~
7154 Dan 9:16 | zijn Jeruzalem en Uw volk tot versmaadheid bij allen,
7155 Dan 9:25 | om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias den Vorst, zijn
7156 Dan 9:26 | overstromende vloed, en tot het einde toe zal er krijg
7157 Dan 9:27 | verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk
7158 Dan 10:11 | 11 En Hij zeide tot mij: Daniel, gij zeer gewenste
7159 Dan 10:11 | merk op de woorden, die Ik tot u spreken zal, en sta op
7160 Dan 10:11 | standplaats, want Ik ben alnu tot u gezonden; en toen Hij
7161 Dan 10:11 | toen Hij dat woord tot mij sprak, stond ik bevende. ~
7162 Dan 10:12 | 12 Toen zeide Hij tot mij: Vrees niet, Daniel!
7163 Dan 10:16 | open, en ik sprak, en zeide tot Dien, Die tegenover mij
7164 Dan 10:20 | Weet gij, waarom dat Ik tot u gekomen ben? Doch nu zal
7165 Dan 11:6 | van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden,
7166 Dan 11:10 | zich in den strijd mengen, tot aan zijn sterke plaats toe. ~
7167 Dan 11:18 | zal hij zijn aangezicht tot de eilanden keren, en hij
7168 Dan 11:24 | zijn gedachten denken, doch tot een zekeren tijd toe. ~
7169 Dan 11:34 | zullen zich door vleierijen tot hen vervoegen. ~
7170 Dan 11:35 | reinigen, en wit te maken, tot den tijd van het einde toe;
7171 Dan 11:45 | heiligen sieraads; en hij zal tot zijn einde komen, en zal
7172 Dan 12:1 | een volk geweest is, tot op dienzelven tijd toe;
7173 Dan 12:2 | eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden, en tot eeuwige
7174 Dan 12:2 | genen tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing. ~
7175 Dan 12:4 | toe, en verzegel dit boek, tot den tijd van het einde;
7176 Dan 12:6 | 6 En hij zeide tot den Man, bekleed met linnen,
7177 Dan 12:6 | het water der rivier was: Tot hoe lang zal het zijn, dat
7178 Dan 12:9 | toegesloten en verzegeld tot den tijd van het einde. ~
7179 Dan 12:12 | hij, die verwacht en raakt tot duizend driehonderd vijf
7180 Dan 12:13 | Maar gij, ga henen tot het einde, want gij zult
7181 Hos 1:1 | HEEREN, dat geschied is tot Hosea, den zoon van Beeri,
7182 Hos 1:2 | Hosea. De HEERE dan zeide tot Hosea: Ga henen, neem u
7183 Hos 1:4 | 4 En de HEERE zeide tot hem: Noem zijn naam Jizreel,
7184 Hos 1:6 | een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-Ruchama;
7185 Hos 1:10 | geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn:
7186 Hos 1:10 | Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij
7187 Hos 1:12 | 12 Zegt tot uw broederen: Ammi, en tot
7188 Hos 1:12 | tot uw broederen: Ammi, en tot uw zusteren: Ruchama. ~ ~
7189 Hos 2:6 | henengaan, en keren weder tot mijn vorigen Man, want
7190 Hos 2:7 | vermenigvuldigd heb, dat zij tot den Baal gebruikt hebben. ~
7191 Hos 2:11 | maar Ik zal ze stellen tot een woud, en het wild
7192 Hos 2:14 | daar af, en het dal Achor, tot een deur der hoop; en aldaar
7193 Hos 2:22 | Lo-Ruchama; en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk;
7194 Hos 3:1 | 1 En de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin
7195 Hos 3:3 | 3 En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen
7196 Hos 3:5 | zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid,
7197 Hos 3:5 | vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het
7198 Hos 5:4 | handelingen niet aan, om zich tot hun God te bekeren; want
7199 Hos 5:9 | 9 Efraim zal tot verwoesting worden, ten
7200 Hos 5:13 | zijn gezwel, zo toog Efraim tot Assur, en hij zond tot den
7201 Hos 5:13 | Efraim tot Assur, en hij zond tot den koning Jareb; maar die
7202 Hos 5:15 | henengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij
7203 Hos 6:1 | Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft
7204 Hos 6:3 | de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen,
7205 Hos 6:6 | 6 Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot
7206 Hos 6:6 | tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis
7207 Hos 6:6 | weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan
7208 Hos 6:6 | de kennis Gods, meer dan tot brandofferen. ~
7209 Hos 7:6 | hart aan, als een bakoven, tot hun lagen; hunlieder bakker
7210 Hos 7:7 | is niemand onder hen, die tot Mij roept. ~
7211 Hos 7:10 | dewijl zij zich niet bekeren tot den HEERE, hun God, noch
7212 Hos 7:11 | Egypte aan, zij gaan henen tot Assur. ~
7213 Hos 7:14 | Zij roepen ook niet tot Mij met hun hart, wanneer
7214 Hos 7:16 | Zij keren zich, maar niet tot den Allerhoogste, zij zijn
7215 Hos 8:2 | 2 Dan zullen zij tot Mij roepen: Mijn God! wij,
7216 Hos 8:6 | is geen God, maar het zal tot stukken worden, het kalf
7217 Hos 8:11 | altaren vermenigvuldigd heeft tot zondigen, zo zijn hem de
7218 Hos 8:11 | hem de altaren geworden tot zondigen. ~
7219 Hos 9:1 | Verblijd u niet, o Israel! tot opspringens toe, gelijk
7220 Hos 9:3 | blijven; maar Efraim zal weder tot Egypte keren, en zij zullen
7221 Hos 9:10 | beginsel; maar zij gingen in tot Baal-Peor, en zonderden
7222 Hos 9:10 | Baal-Peor, en zonderden zich af tot die schaamte, en werden
7223 Hos 9:13 | kinderen moeten uitbrengen tot den doodslager. ~
7224 Hos 10:6 | naar Assur gevoerd worden, tot een geschenk voor den koning
7225 Hos 10:8 | opkomen; en zij zullen zeggen tot de bergen: Bedekt ons! en
7226 Hos 10:8 | de bergen: Bedekt ons! en tot de heuvelen: Valt op
7227 Hos 10:12 | 12 Zaait u tot gerechtigheid, maait tot
7228 Hos 10:12 | tot gerechtigheid, maait tot weldadigheid; braakt u een
7229 Hos 11:7 | Mij; zij roepen het wel tot den Allerhoogste, maar niet
7230 Hos 12:7 | 7 Gij dan, bekeer u tot uw God, bewaar weldadigheid
7231 Hos 12:11 | 11 En Ik zal spreken tot de profeten, en Ik zal het
7232 Hos 14:2 | Bekeer u, o Israel! tot den HEERE, uw God, toe;
7233 Hos 14:3 | woorden met u, en bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem:
7234 Hos 14:3 | bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid,
7235 Hos 14:4 | niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet
7236 Joe 1:1 | HEEREN, dat geschied is tot Joel, den zoon van Pethuel: ~
7237 Joe 1:7 | heeft mijn wijnstok gesteld tot een verwoesting, en mijn
7238 Joe 1:7 | verwoesting, en mijn vijgeboom tot schuim; het heeft hem ganselijk
7239 Joe 1:14 | HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE. ~
7240 Joe 1:19 | 19 Tot U, o HEERE! roep ik; want
7241 Joe 1:20 | schreeuwt elk beest des velds tot U; want de waterstromen
7242 Joe 2:2 | hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten. ~
7243 Joe 2:12 | spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en
7244 Joe 2:13 | uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want
7245 Joe 2:14 | zegen achter Zich overlaten tot spijsoffer en drankoffer
7246 Joe 2:17 | geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat
7247 Joe 2:19 | HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet,
7248 Joe 2:19 | niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen. ~
7249 Joe 2:26 | zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen
7250 Joe 2:26 | zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid. ~
7251 Joe 3:10 | 10 Slaat uw spaden tot zwaarden, en uw sikkelen
7252 Joe 3:10 | zwaarden, en uw sikkelen tot spiesen; de zwakke zegge:
7253 Joe 3:19 | 19 Egypte zal tot verwoesting worden, en Edom
7254 Joe 3:19 | worden, en Edom zal worden tot een woeste wildernis, om
7255 Joe 3:20 | en Jeruzalem van geslacht tot geslacht. ~
7256 Amos 2:1 | beenderen des konings van Edom tot kalk verbrand heeft. ~
7257 Amos 2:7 | de man en zijn vader gaan tot een jonge dochter om Mijn
7258 Amos 2:11 | heb sommigen uit uw zonen tot profeten verwekt, en uit
7259 Amos 2:11 | verwekt, en uit uw jongelingen tot Nazireen; is dit niet alzo,
7260 Amos 4:1 | nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt
7261 Amos 4:6 | hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
7262 Amos 4:7 | er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen
7263 Amos 4:8 | twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij water
7264 Amos 4:8 | hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
7265 Amos 4:9 | hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
7266 Amos 4:10 | hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
7267 Amos 4:11 | gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
7268 Amos 5:4 | Want zo zegt de HEERE tot het huis Israels: Zoekt
7269 Amos 5:5 | weggevoerd, en Beth-El zal worden tot niet. ~
7270 Amos 5:16 | den akkerman roepen tot treuren, en rouwklage zal
7271 Amos 6:1 | eerstelingen der volken, en tot dewelke die van het huis
7272 Amos 6:10 | te brengen, en zal zeggen tot dien, die binnen de zijden
7273 Amos 6:14 | daar men komt te Hamath, tot aan de beek der wildernis. ~ ~
7274 Amos 7:8 | 8 En de HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos?
7275 Amos 7:10 | de priester te Beth-El, tot Jerobeam, den koning van
7276 Amos 7:12 | Daarna zeide Amazia tot Amos: Gij ziener! ga weg,
7277 Amos 7:14 | antwoordde Amos, en zeide tot Amazia: Ik was geen profeet,
7278 Amos 7:15 | kudde; en de HEERE zeide tot mij: Ga henen, profeteer
7279 Amos 7:15 | mij: Ga henen, profeteer tot Mijn volk Israel. ~
7280 Amos 8:2 | zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij: Het einde is gekomen
7281 Amos 8:12 | zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden
7282 Amos 8:12 | zee, en van het noorden tot het oosten; zij zullen omlopen
7283 Amos 9:2 | 2 Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand
7284 Amos 9:10 | daar zeggen: Het kwaad zal tot ons niet genaken, noch ons
7285 Oba 1:5 | dieven, zo er nachtrovers tot u gekomen waren (hoe zijt
7286 Oba 1:5 | genoeg ware? Zo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden
7287 Oba 1:7 | uw bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid;
7288 Oba 1:11 | voerden, en de vreemden tot zijn poorten introkken,
7289 Oba 1:18 | een vlam, en Ezau's huis tot een stoppel; en zij zullen
7290 Oba 1:20 | hetgeen der Kanaanieten was, tot Zarfath toe; en de gevankelijk
7291 Jona 1:1 | woord des HEEREN geschiedde tot Jona, den zoon van Amitthai,
7292 Jona 1:5 | en riepen een iegelijk tot zijn god, en wierpen de
7293 Jona 1:6 | de opperschipper naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat
7294 Jona 1:6 | naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende?
7295 Jona 1:6 | hardslapende? Sta op, roep tot uw God, misschien zal die
7296 Jona 1:7 | Voorts zeiden zij, een ieder tot zijn metgezel: Komt, en
7297 Jona 1:8 | 8 Toen zeiden zij tot hem: Verklaar ons nu, om
7298 Jona 1:9 | 9 En hij zeide tot hen: Ik ben een Hebreer;
7299 Jona 1:10 | met grote vreze, en zeiden tot hem: Wat hebt gij dit gedaan?
7300 Jona 1:11 | 11 Voorts zeiden zij tot hem: Wat zullen wij u doen,
7301 Jona 1:12 | 12 En hij zeide tot hen: Neemt mij op, en werpt
7302 Jona 1:14 | 14 Toen riepen zij tot den HEERE, en zeiden: Och
7303 Jona 2:1 | 1 En Jona bad tot den HEERE, zijn God, uit
7304 Jona 2:2 | riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde
7305 Jona 2:5 | wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond
7306 Jona 2:6 | Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de
7307 Jona 2:7 | HEERE, en mijn gebed kwam tot U, in den tempel Uwer heiligheid. ~
7308 Jona 2:10 | 10 De HEERE nu sprak tot den vis; en hij spuwde Jona
7309 Jona 3:1 | geschiedde ten anderen male tot Jona, zeggende: ~
7310 Jona 3:2 | haar de prediking, die Ik tot u spreek. ~
7311 Jona 3:5 | zakken, van hun grootste af tot hun kleinste toe. ~
7312 Jona 3:6 | Want dit woord geraakte tot den koning van Nineve, en
7313 Jona 3:8 | bedekt zijn, en zullen sterk tot God roepen; en zij zullen
7314 Jona 4:2 | 2 En hij bad tot den HEERE, en zeide: Och
7315 Jona 4:9 | 9 Toen zeide God tot Jona: Is uw toorn billijk
7316 Mic 1:1 | HEEREN, dat geschied is tot Micha, den Morastiet, in
7317 Mic 1:2 | volheid! de Heere HEERE nu zal tot een getuige zijn tegen ulieden,
7318 Mic 1:6 | Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop des velds,
7319 Mic 1:6 | een steenhoop des velds, tot plantingen eens wijngaards;
7320 Mic 1:7 | haar afgoden zal Ik stellen tot een woestheid; want
7321 Mic 1:7 | vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren. ~
7322 Mic 1:9 | dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt
7323 Mic 1:9 | aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks,
7324 Mic 1:9 | aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem. ~
7325 Mic 1:12 | van den HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem. ~
7326 Mic 1:14 | den koningen van Israel tot een leugen zijn. ~
7327 Mic 1:15 | van Maresa! Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de
7328 Mic 1:15 | zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid Israels. ~
7329 Mic 2:8 | stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed;
7330 Mic 3:4 | Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, doch Hij zal
7331 Mic 3:12 | worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de
7332 Mic 3:12 | en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds. ~ ~
7333 Mic 4:1 | en de volken zullen tot hem toevloeien. ~
7334 Mic 4:2 | Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en
7335 Mic 4:3 | machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen
7336 Mic 4:3 | zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot
7337 Mic 4:3 | tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal
7338 Mic 4:7 | die hinkende was, maken tot een overblijfsel, en haar
7339 Mic 4:7 | verre henen verstoten was, tot een machtig volk; en de
7340 Mic 4:7 | berg Sions, van nu aan tot in eeuwigheid. ~
7341 Mic 4:8 | Ofel der dochter Sions! tot u zal komen, ja, daar zal
7342 Mic 4:10 | en op het veld wonen, en tot in Babel komen, maar
7343 Mic 4:12 | vergaderd heeft als garven tot den dorsvloer. ~
7344 Mic 5:2 | Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die
7345 Mic 5:3 | want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde. ~
7346 Mic 6:5 | geschied is van Sittim af tot Gilgal toe, opdat gij
7347 Mic 6:9 | De stem des HEEREN roept tot de stad (want Uw Naam ziet
7348 Mic 6:16 | raadslagen; opdat Ik u stelle tot verwoesting, en haar
7349 Mic 6:16 | verwoesting, en haar inwoners tot aanfluiting; alzo zult gij
7350 Mic 7:10 | schaamte zal haar bedekken; die tot mij zegt: Waar is de HEERE,
7351 Mic 7:10 | zien; nu zal zij worden tot vertreding, als slijk
7352 Mic 7:12 | dien dage zal het ook komen tot u toe, van Assur af, zelfs
7353 Mic 7:12 | toe, van Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en
7354 Mic 7:12 | toe; en van de vestingen tot aan de rivier, en van zee
7355 Mic 7:12 | aan de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte tot
7356 Mic 7:12 | tot zee, en van gebergte tot gebergte. ~
7357 Mic 7:13 | Maar dit land zal worden tot een verwoesting, zijner
7358 Mic 7:17 | zullen met vervaardheid komen tot den HEERE, onzen God, en
7359 Nah 3:6 | dingen op u werpen, en u tot schande maken, en Ik zal
7360 Nah 3:9 | einde; Put en Lybea waren tot uw hulp. ~
7361 Nah 3:13 | zal in het midden van u tot vrouwen worden; de poorten
7362 Zep 1:1 | HEEREN, hetwelk geschied is tot Zefanja, den zoon van Cuschi,
7363 Zep 1:13 | roof worden, en hun huizen tot verwoesting; zij bouwen
7364 Zep 2:6 | landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven putten
7365 Zep 2:9 | zoutgroeve, en een verwoesting tot in eeuwigheid! De overigen
7366 Zep 2:13 | en Hij zal Nineve stellen tot een verwoesting, droog als
7367 Zep 2:15 | meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats
7368 Zep 3:2 | vertrouwt niet op den HEERE; tot haar God nadert zij niet. ~
7369 Zep 3:3 | de beenderen niet breken tot aan den morgen. ~
7370 Zep 3:8 | ten dage als Ik Mij opmake tot den roof; want Mijn oordeel
7371 Zep 3:9 | Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak
7372 Zep 3:16 | 16 Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden:
7373 Zep 3:19 | verzamelen; en Ik zal ze stellen tot een lof, en tot een naam,
7374 Zep 3:19 | stellen tot een lof, en tot een naam, in het ganse
7375 Zep 3:20 | zekerlijk Ik zal ulieden zetten tot een naam en tot een lof,
7376 Zep 3:20 | ulieden zetten tot een naam en tot een lof, onder alle volken
7377 Zac 1:1 | geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharia, den zoon van Berechja,
7378 Zac 1:3 | 3 Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de HEERE
7379 Zac 1:3 | heirscharen: Keert weder tot Mij, spreekt de HEERE der
7380 Zac 1:3 | heirscharen, zo zal Ik weder tot ulieden keren, zegt de HEERE
7381 Zac 1:4 | Weest niet als uw vaderen, tot dewelke de vorige profeten
7382 Zac 1:7 | geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharia, den zoon van
7383 Zac 1:9 | wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel, Die met mij
7384 Zac 1:14 | Die met mij sprak, zeide tot mij: Roep uit, zeggende:
7385 Zac 1:16 | zegt de HEERE alzo: Ik ben tot Jeruzalem wedergekeerd met
7386 Zac 1:19 | 19 En ik zeide tot den Engel, Die met mij sprak:
7387 Zac 1:19 | zijn deze? En Hij zeide tot mij: Dat zijn de hoornen,
7388 Zac 2:2 | gij henen? En hij zeide tot mij: Om Jeruzalem te meten;
7389 Zac 2:4 | 4 En hij zeide tot hem: Loop, spreek dezen
7390 Zac 2:5 | vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid wezen in het
7391 Zac 2:8 | heeft Hij mij gezonden tot die heidenen, die ulieden
7392 Zac 2:11 | worden, en zij zullen Mij tot een volk wezen; en Ik zal
7393 Zac 2:11 | der heirscharen mij tot u gezonden heeft. ~
7394 Zac 3:2 | Doch de HEERE zeide tot den satan: De HEERE schelde
7395 Zac 3:4 | antwoordde Hij, en sprak tot degenen, die voor Zijn aangezicht
7396 Zac 3:4 | hem weg. Daarna sprak Hij tot hem: Zie, Ik heb uw
7397 Zac 3:10 | iegelijk zijn naaste nodigen tot onder den wijnstok en tot
7398 Zac 3:10 | tot onder den wijnstok en tot onder den vijgeboom. ~ ~
7399 Zac 4:2 | 2 En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik
7400 Zac 4:3 | het oliekruikje, en een tot deszelfs linkerzijde. ~
7401 Zac 4:4 | ik antwoordde, en zeide tot den Engel, Die met mij sprak,
7402 Zac 4:5 | met mij sprak, en zeide tot mij: Weet gij niet, wat
7403 Zac 4:6 | antwoordde Hij, en sprak tot mij, zeggende: Dit is het
7404 Zac 4:6 | is het woord des HEEREN tot Zerubbabel, zeggende: Niet
7405 Zac 4:7 | Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld; want hij
7406 Zac 4:8 | HEEREN geschiedde verder tot mij, zeggende: ~
7407 Zac 4:9 | HEERE der heirscharen mij tot ulieden gezonden heeft. ~
7408 Zac 4:11 | antwoordde ik, en zeide tot Hem: Wat zijn die twee olijfbomen,
7409 Zac 4:12 | antwoordende, zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee takjes
7410 Zac 4:13 | 13 En Hij sprak tot mij, zeggende: Weet gij
7411 Zac 5:2 | 2 En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik
7412 Zac 5:3 | 3 Toen zeide Hij tot mij: Dit is de vloek, die
7413 Zac 5:5 | sprak, ging uit, en zeide tot mij: Hef nu uw ogen op,
7414 Zac 5:10 | 10 Toen zeide ik tot den Engel, Die met mij sprak:
7415 Zac 5:11 | 11 En Hij zeide tot mij: Om haar een huis te
7416 Zac 6:4 | ik antwoordde, en zeide tot den Engel, Die met mij sprak:
7417 Zac 6:5 | Engel antwoordde, en zeide tot mij: Deze zijn de vier winden
7418 Zac 6:8 | En Hij riep mij, en sprak tot mij, zeggende: Zie, deze,
7419 Zac 6:9 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
7420 Zac 6:12 | 12 En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt
7421 Zac 6:14 | Chen, den zoon van Zefanja, tot een gedachtenis in den tempel
7422 Zac 6:15 | HEERE der heirscharen mij tot u gezonden heeft. Dit zal
7423 Zac 7:1 | woord des HEEREN geschiedde tot Zacharia, op den vierden
7424 Zac 7:3 | 3 Zeggende tot de priesters, die in het
7425 Zac 7:3 | der heirscharen waren, en tot de profeten, zeggende: Moet
7426 Zac 7:4 | des HEEREN der heirscharen tot mij, zeggende: ~
7427 Zac 7:5 | 5 Spreek tot het ganse volk dezes lands,
7428 Zac 7:5 | ganse volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende:
7429 Zac 7:8 | geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharia, zeggende: ~
7430 Zac 7:14 | stelden het gewenste land tot een verwoesting. ~ ~ ~ ~ ~
7431 Zac 8:1 | des HEEREN der heirscharen tot mij, zeggende: ~
7432 Zac 8:3 | HEERE: Ik ben wedergekeerd tot Sion, en Ik zal in het midden
7433 Zac 8:8 | zullen; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal
7434 Zac 8:8 | volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, in waarheid
7435 Zac 8:18 | des HEEREN der heirscharen tot mij, zeggende: ~
7436 Zac 8:19 | zal den huize van Juda tot vreugde, en tot blijdschap,
7437 Zac 8:19 | Juda tot vreugde, en tot blijdschap, en tot vrolijke
7438 Zac 8:19 | vreugde, en tot blijdschap, en tot vrolijke hoogtijden wezen;
7439 Zac 8:21 | der ene stad zullen gaan tot de inwoners der andere,
7440 Zac 9:10 | heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier
7441 Zac 9:10 | aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. ~
7442 Zac 9:12 | Keert gijlieden weder tot de sterkte, gij gebondenen,
7443 Zac 11:12 | 12 Want ik had tot henlieden gezegd: Indien
7444 Zac 11:13 | Doch de HEERE zeide tot mij: Werp ze henen voor
7445 Zac 11:15 | Verder zeide de HEERE tot mij: Neem u nog eens dwazen
7446 Zac 12:2 | Ik zal Jeruzalem stellen tot een drinkschaal der zwijmeling
7447 Zac 12:3 | Ik Jeruzalem stellen zal tot een lastigen steen allen
7448 Zac 13:3 | hem gegenereerd hebben, tot hem zullen zeggen: Gij zult
7449 Zac 13:6 | 6 En zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze
7450 Zac 13:7 | maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. ~
7451 Zac 14:5 | vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden,
7452 Zac 14:9 | 9 En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde
7453 Zac 14:10 | gemaakt worden, van Geba tot Rimmon toe, zuidwaarts van
7454 Zac 14:10 | de poort van Benjamin af, tot aan de plaats van de eerste
7455 Zac 14:10 | plaats van de eerste poort, tot aan de Hoekpoort toe; en
7456 Zac 14:10 | den toren van Hananeel, tot aan des konings wijnbakken
7457 Zac 14:16 | zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te
7458 Mal 1:1 | van het woord des HEEREN tot Israel, door den dienst
7459 Mal 1:3 | heb zijn bergen gesteld tot een verwoesting, en zijn
7460 Mal 1:4 | hetwelk de HEERE vergramd is tot in eeuwigheid. ~
7461 Mal 1:6 | de HEERE der heirscharen tot u, o priesters, verachters
7462 Mal 1:11 | Maar van den opgang der zon tot haar ondergang, zal Mijn
7463 Mal 2:1 | En nu, gij priesters! tot u wordt dit gebod gezonden; ~
7464 Mal 2:4 | weten, dat Ik dit gebod tot u gezonden heb; opdat Mijn
7465 Mal 2:5 | vrede; en Ik gaf hem die tot een vreze; en hij vreesde
7466 Mal 3:1 | bereiden zal; en snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere,
7467 Mal 3:5 | 5 En Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen;
7468 Mal 3:7 | niet bewaard; keert weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeren,
7469 Mal 3:7 | weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeren, zegt de HEERE
7470 Mal 3:16 | HEERE vrezen, een ieder tot zijn naaste: De HEERE merkt
7471 Mal 4:6 | zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen,
7472 Mal 4:6 | en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet
7473 Matt 1:17 | geslachten dan, van Abraham tot David, zijn veertien geslachten;
7474 Matt 1:17 | geslachten; en van David tot de Babylonische overvoering,
7475 Matt 1:17 | Babylonische overvoering tot Christus, zijn veertien
7476 Matt 1:20 | bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen
7477 Matt 1:24 | had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen; ~
7478 Matt 2:5 | 5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea
7479 Matt 2:12 | zij niet zouden wederkeren tot Herodes, vertrokken zij
7480 Matt 2:13 | zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder,
7481 Matt 2:14 | Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en vertrok
7482 Matt 2:15 | 15 En was aldaar tot den dood van Herodes; opdat
7483 Matt 2:20 | Kindeken en Zijn moeder tot u, en trek in het land Israels;
7484 Matt 2:21 | opgestaan zijnde, heeft tot zich genomen het Kindeken
7485 Matt 2:28 | 5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem
7486 Matt 2:30 | de Farizeen en Sadduceen tot zijn doop komen, sprak tot
7487 Matt 2:30 | tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels!
7488 Matt 2:32 | zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u,
7489 Matt 2:34 | Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij
7490 Matt 2:36 | Galilea naar de Jordaan, tot Johannes, om van hem gedoopt
7491 Matt 2:37 | gedoopt te worden, en komt Gij tot mij? ~
7492 Matt 2:38 | Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus
7493 Matt 4:3 | 3 En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide:
7494 Matt 4:6 | 6 En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon
7495 Matt 4:7 | 7 Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven:
7496 Matt 4:9 | 9 En zeide tot Hem: Al deze dingen zal
7497 Matt 4:10 | 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want
7498 Matt 4:19 | 19 En Hij zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik
7499 Matt 4:24 | geheel Syrie; en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld
7500 Matt 5:1 | kwamen Zijn discipelen tot Hem. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9630 |