1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9630
Book Chapter: Verse
8501 Joha 4:25 | 25 De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias
8502 Joha 4:26 | 26 Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met
8503 Joha 4:28 | heen in de stad en zeide tot de lieden: ~
8504 Joha 4:30 | gingen uit de stad, en kwamen tot Hem. ~
8505 Joha 4:32 | 32 Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om
8506 Joha 4:34 | 34 Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat
8507 Joha 4:38 | het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan. ~
8508 Joha 4:40 | 40 Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden
8509 Joha 4:42 | 42 En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet
8510 Joha 4:45 | had; want ook zij waren tot het feest gegaan. ~
8511 Joha 4:47 | Judea in Galilea kwam, ging tot Hem, en bad Hem, dat Hij
8512 Joha 4:48 | 48 Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden
8513 Joha 4:49 | koninklijke hoveling zeide tot Hem: Heere, kom af, eer
8514 Joha 4:50 | 50 Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw zoon leeft.
8515 Joha 4:50 | geloofde het woord, dat Jezus tot hem zeide, en ging heen. ~
8516 Joha 4:52 | geworden was. En zij zeiden tot hem: Gisteren te zeven ure
8517 Joha 4:53 | ure was, in dewelke Jezus tot hem gezegd had: Uw zoon
8518 Joha 5:6 | tijd gelegen had, zeide tot hem: Wilt gij gezond worden? ~
8519 Joha 5:8 | 8 Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken
8520 Joha 5:10 | 10 De Joden zeiden dan tot dengene, die genezen was:
8521 Joha 5:14 | in den tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond
8522 Joha 5:17 | antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook. ~
8523 Joha 5:19 | dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar
8524 Joha 5:29 | het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens,
8525 Joha 5:29 | het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis. ~
8526 Joha 5:33 | 33 Gijlieden hebt tot Johannes gezonden, en hij
8527 Joha 5:40 | 40 En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij
8528 Joha 6:5 | ziende, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide tot Filippus:
8529 Joha 6:5 | schare tot Hem kwam, zeide tot Filippus: Van waar zullen
8530 Joha 6:8 | van Simon Petrus, zeide tot Hem: ~
8531 Joha 6:12 | verzadigd waren, zeide Hij tot Zijn discipelen: Vergadert
8532 Joha 6:17 | duister geworden, en Jezus was tot hen niet gekomen. ~
8533 Joha 6:20 | 20 Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het; zijt niet
8534 Joha 6:25 | over de zee, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt
8535 Joha 6:27 | om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke
8536 Joha 6:28 | 28 Zij zeiden dan tot Hem: Wat zullen wij doen,
8537 Joha 6:29 | Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods,
8538 Joha 6:30 | 30 Zij zeiden dan tot Hem: Wat teken doet Gij
8539 Joha 6:32 | 32 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar
8540 Joha 6:34 | 34 Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd
8541 Joha 6:35 | 35 En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des
8542 Joha 6:35 | het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins
8543 Joha 6:37 | Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij
8544 Joha 6:37 | zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins
8545 Joha 6:43 | antwoordde dan, en zeide tot hen: Murmureert niet onder
8546 Joha 6:44 | 44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de
8547 Joha 6:45 | geleerd heeft, die komt tot Mij. ~
8548 Joha 6:53 | 53 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar
8549 Joha 6:61 | daarover murmureerden, zeide tot hen: Ergert ulieden dit? ~
8550 Joha 6:63 | nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en
8551 Joha 6:65 | Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat
8552 Joha 6:67 | 67 Jezus dan zeide tot de twaalven: Wilt gijlieden
8553 Joha 6:68 | dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan?
8554 Joha 7:3 | zeiden dan Zijn broeders tot Hem: Vertrek van hier, en
8555 Joha 7:6 | 6 Jezus dan zeide tot hen: Mijn tijd is nog niet
8556 Joha 7:8 | 8 Gaat gijlieden op tot dit feest; Ik ga nog niet
8557 Joha 7:8 | feest; Ik ga nog niet op tot dit feest; want Mijn tijd
8558 Joha 7:9 | 9 En als Hij deze dingen tot hen gezegd had, bleef Hij
8559 Joha 7:10 | toen ging Hij ook Zelf op tot het feest, niet openlijk,
8560 Joha 7:21 | Jezus antwoordde en zeide tot hen: Een werk heb Ik gedaan,
8561 Joha 7:33 | 33 Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd
8562 Joha 7:33 | Ik bij u, en Ik ga heen tot Dengene, Die Mij gezonden
8563 Joha 7:35 | 35 De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze
8564 Joha 7:35 | niet zullen vinden? Zal Hij tot de verstrooide Grieken gaan,
8565 Joha 7:37 | Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. ~
8566 Joha 7:45 | 45 De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeen;
8567 Joha 7:45 | Farizeen; en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem
8568 Joha 7:50 | 50 Nicodemus zeide tot hen, welke des nachts tot
8569 Joha 7:50 | tot hen, welke des nachts tot Hem gekomen was, zijnde
8570 Joha 7:52 | Zij antwoordden en zeiden tot hem: Zijt gij ook uit Galilea?
8571 Joha 8:2 | tempel, en al het volk kwam tot Hem; en nedergezeten zijnde,
8572 Joha 8:3 | en de Farizeen brachten tot Hem een vrouw, in overspel
8573 Joha 8:4 | in het midden, zeiden zij tot Hem: Meester, deze vrouw
8574 Joha 8:7 | richtte Hij Zich op, en zeide tot hen: Die van ulieden zonder
8575 Joha 8:9 | beginnende van de oudsten tot de laatsten; en Jezus werd
8576 Joha 8:10 | ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze
8577 Joha 8:11 | Niemand, Heere! En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u
8578 Joha 8:12 | Jezus dan sprak wederom tot henlieden, zeggende: Ik
8579 Joha 8:13 | 13 De Farizeen dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelven;
8580 Joha 8:14 | Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Hoewel Ik van Mijzelven
8581 Joha 8:19 | 19 Zij dan zeiden tot Hem: Waar is Uw Vader? Jezus
8582 Joha 8:21 | Jezus dan zeide wederom tot hen: Ik ga heen, en gij
8583 Joha 8:23 | 23 En Hij zeide tot hen: Gijlieden zijt van
8584 Joha 8:25 | 25 Zij zeiden dan tot Hem: Wie zijt Gij? En Jezus
8585 Joha 8:25 | zijt Gij? En Jezus zeide tot hen: Wat Ik van den beginne
8586 Joha 8:26 | gehoord heb, dezelve spreek Ik tot de wereld. ~
8587 Joha 8:28 | 28 Jezus dan zeide tot hen: Wanneer gij den Zoon
8588 Joha 8:31 | 31 Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden:
8589 Joha 8:39 | Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader.
8590 Joha 8:39 | onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams
8591 Joha 8:41 | uws vaders. Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren
8592 Joha 8:42 | 42 Jezus dan zeide tot hen: Indien God uw Vader
8593 Joha 8:48 | dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel,
8594 Joha 8:52 | 52 De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat
8595 Joha 8:57 | 57 De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen vijftig
8596 Joha 8:58 | 58 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar
8597 Joha 9:7 | 7 En zeide tot hem: Ga heen, was u in het
8598 Joha 9:10 | 10 Zij dan zeiden tot hem: Hoe zijn u de ogen
8599 Joha 9:11 | bestreek mijn ogen, en zeide tot mij: Ga heen naar het badwater
8600 Joha 9:12 | 12 Zij dan zeiden tot hem: Waar is Die? Hij zeide:
8601 Joha 9:13 | 13 Zij brachten hem tot de Farizeen, hem namelijk,
8602 Joha 9:15 | geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op
8603 Joha 9:17 | 17 Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt
8604 Joha 9:24 | blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij
8605 Joha 9:26 | 26 En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan?
8606 Joha 9:29 | 29 Wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft; maar
8607 Joha 9:30 | mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers wat
8608 Joha 9:34 | Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in
8609 Joha 9:35 | hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den
8610 Joha 9:37 | 37 En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien,
8611 Joha 9:39 | 39 En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld
8612 Joha 9:40 | bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind? ~
8613 Joha 9:41 | 41 Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart,
8614 Joha 10:6 | Deze gelijkenis zeide Jezus tot hen; maar zij verstonden
8615 Joha 10:6 | niet, wat het was, dat Hij tot hen sprak. ~
8616 Joha 10:7 | Jezus dan zeide wederom tot hen: Voorwaar, voorwaar
8617 Joha 10:24 | omringden Hem, en zeiden tot Hem: Hoe lang houdt Gij
8618 Joha 10:35 | die goden genaamd heeft, tot welke het woord Gods geschied
8619 Joha 10:36 | 36 Zegt gijlieden tot Mij, Dien de Vader geheiligd
8620 Joha 10:40 | wederom over de Jordaan, tot de plaats, waar Johannes
8621 Joha 10:41 | 41 En velen kwamen tot Hem, en zeiden: Johannes
8622 Joha 11:3 | Zijn zusters dan zonden tot Hem, zeggende: Heere, zie,
8623 Joha 11:4 | Deze krankheid is niet tot den dood, maar ter heerlijkheid
8624 Joha 11:7 | Daarna zeide Hij verder tot de discipelen: Laat ons
8625 Joha 11:8 | 8 De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi! de Joden hebben
8626 Joha 11:11 | Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend,
8627 Joha 11:14 | 14 Toen zeide dan Jezus tot hen vrijuit: Lazarus is
8628 Joha 11:15 | geloven moogt; doch laat ons tot hem gaan. ~
8629 Joha 11:16 | genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laat
8630 Joha 11:19 | uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij
8631 Joha 11:21 | 21 Zo zeide Martha dan tot Jezus: Heere, waart Gij
8632 Joha 11:23 | 23 Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal wederopstaan. ~
8633 Joha 11:24 | 24 Martha zeide tot Hem: Ik weet, dat hij opstaan
8634 Joha 11:25 | 25 Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding
8635 Joha 11:27 | 27 Zij zeide tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd,
8636 Joha 11:29 | stond haastelijk op, en ging tot Hem. ~
8637 Joha 11:32 | aan Zijn voeten, zeggende tot Hem: Heere, indien Gij hier
8638 Joha 11:34 | gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Heere, kom en zie het. ~
8639 Joha 11:38 | zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een
8640 Joha 11:39 | zuster des gestorvenen, zeide tot Hem: Heere, hij riekt nu
8641 Joha 11:40 | 40 Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd,
8642 Joha 11:44 | een zweetdoek. Jezus zeide tot hen: Ontbindt hem, en laat
8643 Joha 11:45 | Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen waren, en
8644 Joha 11:46 | sommigen van hen gingen tot de Farizeen, en zeiden tot
8645 Joha 11:46 | tot de Farizeen, en zeiden tot hen, hetgeen Jezus gedaan
8646 Joha 11:49 | hogepriester was, zeide tot hen: Gij verstaat niets; ~
8647 Joha 11:52 | Gods, die verstrooid waren, tot een zou vergaderen. ~
8648 Joha 11:56 | dat Hij niet komen zal tot het feest? ~
8649 Joha 12:12 | daags, een grote schare, die tot het feest gekomen was, horende,
8650 Joha 12:21 | 21 Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaida
8651 Joha 12:25 | wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. ~
8652 Joha 12:29 | zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken.
8653 Joha 12:32 | verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken. ~
8654 Joha 12:35 | 35 Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd
8655 Joha 13:1 | deze wereld zou overgaan tot den Vader, alzo Hij de Zijnen,
8656 Joha 13:1 | heeft Hij hen liefgehad tot het einde. ~
8657 Joha 13:3 | van God uitgegaan was, en tot God heenging, ~
8658 Joha 13:6 | 6 Hij dan kwam tot Simon Petrus; en die zeide
8659 Joha 13:6 | Simon Petrus; en die zeide tot Hem: Heere, zult Gij mij
8660 Joha 13:7 | Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij
8661 Joha 13:8 | 8 Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten
8662 Joha 13:9 | 9 Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, niet alleen
8663 Joha 13:10 | 10 Jezus zeide tot hem: Die gewassen is, heeft
8664 Joha 13:12 | Hij wederom aan, en zeide tot hen: Verstaat gij, wat Ik
8665 Joha 13:25 | de borst van Jezus, zeide tot Hem: Heere, wie is het? ~
8666 Joha 13:27 | in hem. Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doet, doe het
8667 Joha 13:29 | hetgeen wij van node hebben tot het feest, of, dat hij den
8668 Joha 13:36 | 36 Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij
8669 Joha 13:37 | 37 Petrus zeide tot Hem: Heere, waarom kan ik
8670 Joha 14:3 | zo kome Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook
8671 Joha 14:5 | 5 Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet,
8672 Joha 14:6 | 6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de
8673 Joha 14:6 | het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij. ~
8674 Joha 14:8 | 8 Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons den
8675 Joha 14:9 | 9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd
8676 Joha 14:10 | Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik
8677 Joha 14:12 | dan deze; want Ik ga heen tot Mijn Vader. ~
8678 Joha 14:18 | wezen laten; Ik kom weder tot u. ~
8679 Joha 14:22 | niet de Iskariot, zeide tot Hem: Heere, wat is het,
8680 Joha 14:23 | Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zo iemand Mij liefheeft,
8681 Joha 14:23 | liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning
8682 Joha 14:25 | 25 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, bij u blijvende. ~
8683 Joha 14:28 | Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb: Ik ga heen,
8684 Joha 14:28 | Ik ga heen, en kom weder tot u. Indien gij Mij liefhadt,
8685 Joha 14:28 | Ik gezegd heb: Ik ga heen tot den Vader; want Mijn Vader
8686 Joha 15:3 | rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.
8687 Joha 15:11 | 11 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn
8688 Joha 15:22 | Ik niet gekomen ware, en tot hen gesproken had, zij hadden
8689 Joha 16:1 | 1 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet
8690 Joha 16:4 | Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer
8691 Joha 16:5 | 5 En nu ga Ik heen tot Dengene, die Mij gezonden
8692 Joha 16:6 | Maar omdat Ik deze dingen tot u gesproken heb, zo heeft
8693 Joha 16:7 | wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien
8694 Joha 16:7 | Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden. ~
8695 Joha 16:10 | gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en gij
8696 Joha 16:16 | Mij zien, want Ik ga heen tot den Vader. ~
8697 Joha 16:17 | uit Zijn discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, dat
8698 Joha 16:17 | elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Een kleinen tijd,
8699 Joha 16:17 | zien; en: Want Ik ga heen tot den Vader? ~
8700 Joha 16:19 | wilden vragen, en zeide tot hen: Vraagt gij daarvan
8701 Joha 16:20 | zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. ~
8702 Joha 16:24 | 24 Tot nog toe hebt gij niet gebeden
8703 Joha 16:25 | heb Ik door gelijkenissen tot u gesproken; maar de ure
8704 Joha 16:25 | meer door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit
8705 Joha 16:28 | Ik de wereld, en ga heen tot den Vader. ~
8706 Joha 16:29 | 29 Zijn discipelen zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt Gij
8707 Joha 16:33 | 33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in
8708 Joha 17:11 | in de wereld, en Ik kome tot U, Heilige Vader, bewaar
8709 Joha 17:13 | 13 Maar nu kom Ik tot U, en spreek dit in de wereld,
8710 Joha 18:4 | zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij? ~
8711 Joha 18:5 | den Nazarener. Jezus zeide tot hen: Ik ben het. En Judas,
8712 Joha 18:6 | 6 Als Hij dan tot hen zeide: Ik ben het; gingen
8713 Joha 18:11 | 11 Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard
8714 Joha 18:13 | leidden Hem henen, eerst tot Annas; want hij was de vrouws
8715 Joha 18:17 | deurwaarster was, zeide tot Petrus: Zijt ook gij niet
8716 Joha 18:20 | Ik heb vrijuit gesproken tot de wereld; Ik heb allen
8717 Joha 18:21 | het gehoord hebben, wat Ik tot hen gesproken heb; zie,
8718 Joha 18:24 | had Hem gebonden gezonden tot Kajafas, den hogepriester.) ~
8719 Joha 18:25 | warmde zich. Zij zeiden dan tot hem: Zijt gij ook niet uit
8720 Joha 18:29 | 29 Pilatus dan ging tot hen uit, en zeide: Wat beschuldiging
8721 Joha 18:30 | Zij antwoordden en zeiden tot hem: Indien Deze geen kwaaddoener
8722 Joha 18:31 | 31 Pilatus dan zeide tot hen: Neemt gij Hem, en oordeelt
8723 Joha 18:31 | wet. De Joden dan zeiden tot hem: Het is ons niet geoorloofd
8724 Joha 18:33 | en riep Jezus, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Koning
8725 Joha 18:37 | 37 Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dan een Koning?
8726 Joha 18:38 | 38 Pilatus zeide tot Hem: Wat is waarheid? En
8727 Joha 18:38 | had, ging hij wederom uit tot de Joden, en zeide tot hen:
8728 Joha 18:38 | uit tot de Joden, en zeide tot hen: Ik vind geen schuld
8729 Joha 19:4 | kwam wederom uit, en zeide tot hen: Ziet, ik breng Hem
8730 Joha 19:4 | hen: Ziet, ik breng Hem tot ulieden uit, opdat gij wetet,
8731 Joha 19:5 | kleed. En Pilatus zeide tot hen: Ziet, de Mens! ~
8732 Joha 19:6 | kruis Hem! Pilatus zeide tot hen: Neemt gijlieden Hem
8733 Joha 19:9 | het rechthuis, en zeide tot Jezus: Van waar zijt Gij?
8734 Joha 19:10 | 10 Pilatus dan zeide tot Hem: Spreekt Gij tot mij
8735 Joha 19:10 | zeide tot Hem: Spreekt Gij tot mij niet? Weet Gij niet,
8736 Joha 19:14 | zesde ure; en hij zeide tot de Joden: Ziet, uw Koning! ~
8737 Joha 19:15 | kruis Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen?
8738 Joha 19:21 | overpriesters dan der Joden zeiden tot Pilatus: Schrijf niet: De
8739 Joha 19:24 | 24 Zij dan zeiden tot elkander: Laat ons dien
8740 Joha 19:26 | daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie,
8741 Joha 19:27 | 27 Daarna zeide Hij tot den discipel: Zie, uw moeder.
8742 Joha 19:33 | 33 Maar komende tot Jezus, als zij zagen, dat
8743 Joha 19:39 | kwam ook (die des nachts tot Jezus eerst gekomen was),
8744 Joha 20:2 | 2 Zij liep dan, en kwam tot Simon Petrus en tot den
8745 Joha 20:2 | kwam tot Simon Petrus en tot den anderen discipel, welken
8746 Joha 20:2 | Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben den Heere
8747 Joha 20:3 | discipel, en zij kwamen tot het graf. ~
8748 Joha 20:4 | dan Petrus, en kwam eerst tot het graf. ~
8749 Joha 20:8 | discipel er in, die eerst tot het graf gekomen was, en
8750 Joha 20:13 | 13 En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij?
8751 Joha 20:13 | wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere
8752 Joha 20:15 | 15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij?
8753 Joha 20:15 | het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, zo gij Hem weg
8754 Joha 20:16 | 16 Jezus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omkerende,
8755 Joha 20:16 | Zij, zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, hetwelk is
8756 Joha 20:17 | 17 Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan,
8757 Joha 20:17 | Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen
8758 Joha 20:17 | Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun:
8759 Joha 20:17 | en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader,
8760 Joha 20:17 | Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God. ~
8761 Joha 20:19 | in het midden, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden! ~
8762 Joha 20:21 | Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden,
8763 Joha 20:22 | blies Hij op hen, en zeide tot hen: Ontvangt den Heiligen
8764 Joha 20:25 | andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere
8765 Joha 20:25 | Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen
8766 Joha 20:27 | 27 Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger
8767 Joha 20:28 | Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn
8768 Joha 20:29 | 29 Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien
8769 Joha 21:3 | 3 Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden
8770 Joha 21:3 | Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan ook met u.
8771 Joha 21:5 | 5 Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij
8772 Joha 21:6 | 6 En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de
8773 Joha 21:7 | welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere!
8774 Joha 21:10 | 10 Jezus zeide tot hen: Brengt van den vissen,
8775 Joha 21:11 | land, vol grote vissen, tot honderd drie en vijftig;
8776 Joha 21:12 | 12 Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt
8777 Joha 21:15 | gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon
8778 Joha 21:15 | liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! Gij weet,
8779 Joha 21:15 | ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijn lammeren. ~
8780 Joha 21:16 | 16 Hij zeide wederom tot hem ten tweeden maal: Simon,
8781 Joha 21:16 | gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, gij weet,
8782 Joha 21:16 | ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijn schapen. ~
8783 Joha 21:17 | 17 Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon,
8784 Joha 21:17 | omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij
8785 Joha 21:17 | Hebt gij Mij lief, en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle
8786 Joha 21:17 | ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen. ~
8787 Joha 21:19 | gesproken hebbende, zeide Hij tot hem: Volg Mij. ~
8788 Joha 21:21 | Petrus dezen zag, zeide hij tot Jezus: Heere, maar wat zal
8789 Joha 21:22 | 22 Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat
8790 Joha 21:23 | zou sterven. En Jezus had tot hem niet gezegd, dat hij
8791 Hand 1:2 | 2 Tot op den dag, in welken Hij
8792 Hand 1:7 | 7 En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe,
8793 Hand 1:8 | geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde. ~
8794 Hand 1:22 | van den doop van Johannes, tot den dag toe, in welken Hij
8795 Hand 1:26 | werd met gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen. ~ ~
8796 Hand 2:7 | verwonderden zich, zeggende tot elkander: Ziet, zijn niet
8797 Hand 2:14 | verhief zijn stem, en sprak tot hen: Gij Joodse mannen,
8798 Hand 2:14 | bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan. ~
8799 Hand 2:29 | mij geoorloofd vrij uit tot u te spreken van den patriarch
8800 Hand 2:29 | en zijn graf is onder ons tot op dezen dag. ~
8801 Hand 2:34 | De Heere heeft gesproken tot Mijn Heere: Zit aan Mijn
8802 Hand 2:35 | vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten. ~
8803 Hand 2:36 | huis Israels, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt
8804 Hand 2:37 | verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen:
8805 Hand 2:38 | 38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk
8806 Hand 2:38 | Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en
8807 Hand 2:41 | en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie
8808 Hand 2:46 | volhardende, en van huis tot huis brood brekende, aten
8809 Hand 2:47 | de Heere deed dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden. ~ ~
8810 Hand 3:11 | al het volk gezamenlijk tot hen in het voorhof, hetwelk
8811 Hand 3:12 | dat ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israelietische
8812 Hand 3:21 | de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting
8813 Hand 3:22 | 22 Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere,
8814 Hand 3:22 | horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal. ~
8815 Hand 3:25 | opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zade zullen
8816 Hand 3:26 | Jezus, heeft Denzelven eerst tot u gezonden, dat Hij ulieden
8817 Hand 4:1 | 1 En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen
8818 Hand 4:1 | spraken, kwamen daarover tot hen de priesters, en de
8819 Hand 4:3 | en zetten ze in bewaring tot den anderen dag; want het
8820 Hand 4:8 | met den Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten des volks,
8821 Hand 4:11 | bouwlieden, veracht is, Welke tot een hoofd des hoeks geworden
8822 Hand 4:17 | dreigen, dat zij niet meer tot enig mens in dezen Naam
8823 Hand 4:19 | Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij, of het
8824 Hand 4:23 | losgelaten zijnde, kwamen tot de hunnen, en verkondigden
8825 Hand 4:23 | overpriesters en de ouderlingen tot hen gezegd hadden. ~
8826 Hand 4:24 | eendrachtelijk hun stem op tot God, en zeiden: Heere! Gij
8827 Hand 4:30 | dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen
8828 Hand 5:3 | des daags, een engel Gods tot hem inkomen, en tot hem
8829 Hand 5:3 | Gods tot hem inkomen, en tot hem zeggende: Cornelius! ~
8830 Hand 5:4 | het Heere? En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen
8831 Hand 5:4 | gebeden en uw aalmoezen zijn tot gedachtenis opgekomen voor
8832 Hand 5:7 | 7 En als de engel, die tot Cornelius sprak, weggegaan
8833 Hand 5:11 | geopend, en een zeker vat tot hem nederdalen, gelijk een
8834 Hand 5:13 | En er geschiedde een stem tot hem: Sta op, Petrus! slacht
8835 Hand 5:15 | wederom ten tweeden male tot hem: Hetgeen God gereinigd
8836 Hand 5:16 | 16 En dit geschiedde tot drie maal; en het vat werd
8837 Hand 5:19 | gezicht dacht, zeide de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken
8838 Hand 5:21 | 21 En Petrus ging af tot de mannen die van Cornelius
8839 Hand 5:21 | mannen die van Cornelius tot hem gezonden waren, en zeide:
8840 Hand 5:28 | 28 En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een
8841 Hand 5:28 | zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft
8842 Hand 5:30 | vier dagen was ik vastende tot deze ure toe, en ter negende
8843 Hand 5:32 | welke, hier gekomen zijnde, tot u spreken zal. ~
8844 Hand 5:33 | heb ik dan van stonde aan tot u gezonden, en gij hebt
8845 Hand 5:42 | Die van God verordend is tot een Rechter van levenden
8846 Hand 6:3 | Zeggende: Gij zijt ingegaan tot mannen, die de voorhuid
8847 Hand 6:5 | uit den hemel, en het kwam tot bij mij; ~
8848 Hand 6:7 | ik hoorde een stem, die tot mij zeide: Sta op, Petrus,
8849 Hand 6:10 | 10 En dit geschiedde tot driemaal; en alles werd
8850 Hand 6:11 | in was, die van Cesarea tot mij afgezonden waren. ~
8851 Hand 6:12 | 12 En de Geest zeide tot mij, dat ik met hen gaan
8852 Hand 6:13 | die in zijn huis stond, en tot hem zeide: Zend mannen naar
8853 Hand 6:14 | 14 Die woorden tot u zal spreken, door welke
8854 Hand 6:19 | was, gingen het land door tot Fenicie toe, en Cyprus,
8855 Hand 6:19 | en Cyprus, en Antiochie, tot niemand het Woord sprekende,
8856 Hand 6:19 | Woord sprekende, dan alleen tot de Joden. ~
8857 Hand 6:20 | gekomen zijnde, spraken tot de Grieksen, verkondigende
8858 Hand 6:21 | geloofde, en bekeerde zich tot den Heere. ~
8859 Hand 6:22 | het gerucht van hen kwam tot de oren der Gemeente, die
8860 Hand 6:22 | dat hij het land doorging tot Antiochie toe. ~
8861 Hand 6:30 | ook deden, en zonden het tot de ouderlingen, door de
8862 Hand 6:35 | Gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan. ~
8863 Hand 6:38 | 8 En de engel zeide tot hem: Omgord u, en bind uw
8864 Hand 6:38 | deed alzo. En hij zeide tot hem: Werp uw mantel om,
8865 Hand 6:41 | 11 En Petrus, tot zichzelven gekomen zijnde,
8866 Hand 6:45 | 15 En zij zeiden tot haar: Gij raast. Doch zij
8867 Hand 6:50 | zij kwamen eendrachtelijk tot hem, en Blastus, die des
8868 Hand 6:51 | gezeten zijnde, deed een rede tot hen. ~
8869 Hand 7:2 | beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen
8870 Hand 7:4 | Heiligen Geest, kwamen af tot Seleucie, en van daar scheepten
8871 Hand 7:5 | zij hadden ook Johannes tot een dienaar. ~
8872 Hand 7:6 | eiland doorgegaan waren tot Pafos toe, vonden zij een
8873 Hand 7:7 | Deze, Barnabas en Saulus tot zich geroepen hebbende,
8874 Hand 7:15 | de oversten der synagogen tot hen, zeggende: Mannen broeders,
8875 Hand 7:15 | enig woord van vertroosting tot het volk in u is, zo spreekt. ~
8876 Hand 7:20 | jaren, gaf Hij hun rechters, tot op Samuel, den profeet. ~
8877 Hand 7:22 | verwekte Hij hun David tot een koning; denwelken Hij
8878 Hand 7:26 | die onder u God vrezen, tot u is het woord dezer zaligheid
8879 Hand 7:31 | opgekomen waren van Galilea tot Jeruzalem, die Zijn getuigen
8880 Hand 7:32 | verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is,
8881 Hand 7:34 | alzo dat Hij niet meer zal tot verderving keren, heeft
8882 Hand 7:43 | Paulus en Barnabas; welke tot hen spraken, en hen vermaanden
8883 Hand 7:46 | Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken
8884 Hand 7:46 | oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. ~
8885 Hand 7:47 | zeggende: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen,
8886 Hand 7:47 | heidenen, opdat gij zoudt zijn tot zaligheid, tot aan het uiterste
8887 Hand 7:47 | zoudt zijn tot zaligheid, tot aan het uiterste der aarde. ~
8888 Hand 7:48 | als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. ~
8889 Hand 8:11 | mensen gelijk geworden, en tot ons nedergekomen. ~
8890 Hand 8:15 | deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God, Die gemaakt
8891 Hand 8:26 | Gods bevolen waren geweest tot het werk, dat zij volbracht
8892 Hand 9:2 | anderen uit hen, zouden opgaan tot de apostelen en ouderlingen
8893 Hand 9:7 | stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij
8894 Hand 9:19 | die uit de heidenen zich tot God bekeren, niet beroere; ~
8895 Hand 9:25 | mannen te verkiezen, en tot u te zenden, met onze geliefden,
8896 Hand 9:33 | wederom gaan met vrede, tot de apostelen. ~
8897 Hand 9:36 | enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laat ons nu wederkeren,
8898 Hand 9:38 | met hen niet was gegaan tot het werk. ~
8899 Hand 10:8 | gereisd zijnde, kwamen af tot Troas. ~
8900 Hand 10:13 | nedergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen, die samengekomen
8901 Hand 10:16 | het geschiedde, als wij tot het gebed heengingen, dat
8902 Hand 10:18 | keerde zich om, en zeide tot den geest: Ik gebied u in
8903 Hand 10:20 | 20 En als zij hen tot de hoofdmannen gebracht
8904 Hand 10:32 | 32 En zij spraken tot hem het woord des Heeren,
8905 Hand 10:32 | het woord des Heeren, en tot allen, die in zijn huis
8906 Hand 10:33 | 33 En hij nam hen tot zich in dezelve ure des
8907 Hand 10:37 | 37 Maar Paulus zeide tot hen: Zij hebben ons, die
8908 Hand 10:40 | gevangenis, gingen zij in tot Lydia; en de broeders gezien
8909 Hand 11:2 | gelijk hij gewoon was, ging tot hen in, en drie sabbatten
8910 Hand 11:5 | waren, dit benijdende, namen tot zich enige boze mannen uit
8911 Hand 11:5 | aanvallende, zochten zij hen tot het volk te brengen. ~
8912 Hand 11:15 | geleidden, brachten hem tot Athene toe; en als zij bevel
8913 Hand 11:15 | dat zij op het spoedigste tot hem zouden komen, vertrokken
8914 Hand 11:21 | onthielden, besteedden hun tijd tot niets anders dan om wat
8915 Hand 12:2 | vertrekken zouden), en hij ging tot hen; ~
8916 Hand 12:4 | in de synagoge, en bewoog tot het geloof Joden en Grieken. ~
8917 Hand 12:6 | zijn klederen af, en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw
8918 Hand 12:6 | en van nu voortaan zal ik tot de heidenen heengaan. ~
8919 Hand 12:9 | 9 En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht
8920 Hand 12:14 | zou opendoen, zeide Gallio tot de Joden: Zo er enig ongelijk,
8921 Hand 12:21 | Jeruzalem houden; doch ik zal tot u wederkeren, zo God wil.
8922 Hand 12:26 | gehoord hadden, namen zij hem tot zich, en legden hem den
8923 Hand 13:2 | 2 Zeide hij tot hen: Hebt gij den Heiligen
8924 Hand 13:2 | geloofd hebt? En zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet
8925 Hand 13:3 | 3 En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan
8926 Hand 13:4 | doop der bekering, zeggende tot het volk, dat zij geloven
8927 Hand 13:30 | 30 En als Paulus tot het volk wilde ingaan, lieten
8928 Hand 13:31 | hem vrienden waren, zonden tot hem, en baden, dat hij zichzelven
8929 Hand 14:1 | was, Paulus, de discipelen tot zich geroepen en gegroet
8930 Hand 14:4 | 4 En hem vergezelschapte tot in Azie Sopater van Berea;
8931 Hand 14:7 | hij strekte zijne rede uit tot den middernacht. ~
8932 Hand 14:9 | zijnde, alzo Paulus lang tot hen sprak, door den slaap
8933 Hand 14:11 | wat gegeten had, en lang, tot den dageraad toe, met hen
8934 Hand 14:18 | 18 En als zij tot hem gekomen waren, zeide
8935 Hand 14:18 | gekomen waren, zeide hij tot hen: Gijlieden weet, van
8936 Hand 14:21 | en Grieken, de bekering tot God en het geloof in onzen
8937 Hand 14:23 | de Heilige Geest van stad tot stad betuigt, zeggende,
8938 Hand 14:28 | dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft,
8939 Hand 14:29 | mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de
8940 Hand 14:34 | gijzelve weet, dat deze handen tot mijn nooddruft, en dergenen,
8941 Hand 15:4 | daar zeven dagen; dewelke tot Paulus zeiden door den Geest,
8942 Hand 15:5 | met vrouwen en kinderen tot buiten de stad; en aan den
8943 Hand 15:11 | 11 En hij kwam tot ons, en nam den gordel van
8944 Hand 15:18 | dag ging Paulus met ons in tot Jakobus; en al de ouderlingen
8945 Hand 15:19 | verhaalde hij van stuk tot stuk, wat God onder de heidenen
8946 Hand 15:20 | loofden den Heere, en zeiden tot hem: Gij ziet, broeder,
8947 Hand 15:24 | 24 Neem dezen tot u, en heilig u met hen,
8948 Hand 15:31 | doden, kwam het gerucht tot den overste der bende, dat
8949 Hand 15:32 | hoofdmannen over honderd tot zich nam, en liep af naar
8950 Hand 15:37 | geleid worden, zeide hij tot den overste: Is het mij
8951 Hand 15:37 | overste: Is het mij geoorloofd tot u wat te spreken? En hij
8952 Hand 15:39 | en ik bid u, laat mij toe tot het volk te spreken. ~
8953 Hand 15:40 | trappen, wenkte met de hand tot het volk; en als er grote
8954 Hand 16:1 | verantwoording, die ik tegenwoordig tot u doen zal. ~
8955 Hand 16:4 | Die dezen weg vervolgd heb tot den dood, bindende en in
8956 Hand 16:5 | brieven genomen hebbende tot de broeders, ben naar Damaskus
8957 Hand 16:7 | en ik hoorde een stem, tot mij zeggende: Saul, Saul,
8958 Hand 16:8 | Gij, Heere? En Hij zeide tot mij: Ik ben Jezus, de Nazarener,
8959 Hand 16:9 | maar de stem Desgenen, Die tot mij sprak, hoorden zij niet. ~
8960 Hand 16:10 | doen? En de Heere zeide tot mij: Sta op, en ga heen
8961 Hand 16:13 | 13 Kwam tot mij, en bij mij staande,
8962 Hand 16:13 | en bij mij staande, zeide tot mij: Saul, broeder, word
8963 Hand 16:18 | En dat ik Hem zag, en Hij tot mij zeide: Spoed u, en ga
8964 Hand 16:21 | 21 En Hij zeide tot mij: Ga heen; want Ik zal
8965 Hand 16:21 | heen; want Ik zal u ver tot de heidenen afzenden. ~
8966 Hand 16:22 | 22 Zij hoorden hem nu tot dit woord toe; en zij verhieven
8967 Hand 16:25 | uitrekten, zeide Paulus tot den hoofdman over honderd,
8968 Hand 16:27 | overste kwam toe, en zeide tot hem: Zeg mij, zijt gij een
8969 Hand 17:1 | geweten voor God gewandeld tot op dezen dag. ~
8970 Hand 17:3 | 3 Toen zeide Paulus tot hem: God zal u slaan, gij
8971 Hand 17:9 | mens; en indien een geest tot hem gesproken heeft, of
8972 Hand 17:14 | 14 Dewelke gingen tot de overpriesters en de ouderlingen,
8973 Hand 17:15 | raad, dat hij hem morgen tot u afbrenge, alsof gij nadere
8974 Hand 17:17 | 17 En Paulus riep tot zich een van de hoofdmannen
8975 Hand 17:17 | Leid dezen jongeling heen tot den overste; want hij heeft
8976 Hand 17:18 | dan nam hem en bracht hem tot den overste, en zeide: Paulus,
8977 Hand 17:18 | de gevangene, heeft mij tot zich geroepen, en begeerd,
8978 Hand 17:18 | dat ik dezen jongeling tot u zou brengen, die u wat
8979 Hand 17:23 | hoofdmannen over honderd tot zich geroepen hebbende,
8980 Hand 17:24 | en behouden overbrengen tot den stadhouder Felix. ~
8981 Hand 17:31 | brachten hem des nachts tot Antipatris. ~
8982 Hand 18:8 | Gebiedende zijn beschuldigers tot u te komen; van dewelken
8983 Hand 18:12 | noch in den tempel gevonden tot iemand sprekende, of enige
8984 Hand 18:23 | beletten hem te dienen, of tot hem te komen. ~
8985 Hand 18:25 | hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen. ~
8986 Hand 19:12 | keizer beroepen? Gij zult tot den keizer gaan. ~
8987 Hand 19:21 | zich beriep, dat men hem tot de kennis des keizers bewaren
8988 Hand 19:21 | ter tijd toe, dat ik hem tot den keizer zenden zou. ~
8989 Hand 19:22 | 22 En Agrippa zeide tot Festus: Ik wilde ook zelf
8990 Hand 20:1 | 1 En Agrippa zeide tot Paulus: Het is u geoorloofd
8991 Hand 20:6 | der belofte, die van God tot de vaderen geschied is; ~
8992 Hand 20:7 | 7 Tot dewelke onze twaalf geslachten,
8993 Hand 20:11 | heb ik hen vervolgd, ook tot in de buiten landse steden. ~
8994 Hand 20:14 | waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende
8995 Hand 20:16 | verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der
8996 Hand 20:17 | volk, en van de heidenen, tot dewelke Ik u nu zende; ~
8997 Hand 20:18 | bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht
8998 Hand 20:18 | van de macht des satans tot God; opdat zij vergeving
8999 Hand 20:20 | zich zouden beteren, en tot God bekeren, werken doende
9000 Hand 20:22 | verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9630 |