Book Chapter: Verse
1 Gen 18:1 | avond; en Lot zat in de poort te Sodom; en als Lot hen
2 Gen 23:60 | millioenen, en uw zaad bezitte de poort zijner haters! ~
3 Gen 26:17 | huis Gods, en dit is de poort des hemels! ~
4 Exo 27:16 | 16 In de poort nu des voorhofs zal een
5 Exo 32:26 | bleef Mozes staan in de poort des legers, en zeide: Wie
6 Exo 32:27 | door en keert weder, van poort tot poort in het leger,
7 Exo 32:27 | keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk
8 Exo 33:26 | bleef Mozes staan in de poort des legers, en zeide: Wie
9 Exo 33:27 | door en keert weder, van poort tot poort in het leger,
10 Exo 33:27 | keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk
11 Exo 35:17 | voeten; en het deksel van de poort des voorhofs; ~
12 Exo 38:18 | 18 En het deksel van de poort des voorhofs was van geborduurd
13 Exo 38:31 | rondom, en de voeten van de poort des voorhofs, ook al de
14 Exo 39:40 | voeten, en het deksel van de poort des voorhofs, zijn zelen,
15 Exo 40:8 | het deksel ophangen aan de poort des voorhofs. ~
16 Exo 40:33 | hij hing het deksel van de poort des voorhofs op. Alzo voleindigde
17 Num 4:26 | het deksel der deur van de poort des voorhofs, hetwelk is
18 Deu 22:15 | oudsten der stad aan de poort uitbrengen, den maagdom
19 Deu 22:24 | beiden uitbrengen tot de poort derzelver stad, en gij zult
20 Deu 25:7 | broeders vrouw opgaan naar de poort tot de oudsten, en zeggen:
21 Joz 2:5 | het geschiedde, als men de poort zou sluiten, als het duister
22 Joz 2:7 | de veren; en men sloot de poort toe, nadat zij uitgegaan
23 Joz 7:5 | vervolgden hen van voor de poort tot Schebarim toe, en sloegen
24 Ric 8:40 | tot aan de deur der stads poort. ~
25 Ric 17:16 | staan aan de deur van de poort. ~
26 Ric 17:17 | staan aan de deur van de poort, met de zeshonderd mannen,
27 Rut 4:1 | 1 En Boaz ging op in de poort, en zette zich aldaar en
28 Rut 4:10 | zijn broederen, en van de poort zijner plaats; gijlieden
29 Rut 4:11 | En al het volk, dat in de poort was, mitsgaders de oudsten
30 1Sa 4:18 | stoel af, aan de zijde der poort, en brak den nek, en stierf;
31 1Sa 9:18 | Samuel in het midden der poort, en zeide: Wijs mij toch,
32 1Sa 21:13 | bekrabbelde de deuren der poort, en hij liet zijn zever
33 2Sa 3:27 | zijde af in het midden der poort, om in de stilte met hem
34 2Sa 10:8 | slagorde voor de deur der poort; maar de Syriers van Zoba,
35 2Sa 11:23 | geweest tot aan de deur der poort. ~
36 2Sa 15:2 | de zijde van den weg der poort. En het geschiedde, dat
37 2Sa 18:4 | stond aan de zijde van de poort, en al het volk trok uit
38 2Sa 18:24 | wachter ging op het dak der poort aan den muur, en hief zijn
39 2Sa 18:33 | op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan
40 2Sa 19:8 | op, en zette zich in de poort. En zij lieten al het volk
41 2Sa 19:8 | Ziet, de koning zit in de poort. Toen kwam al het volk voor
42 2Sa 23:15 | Bethlehems bornput, die in de poort is? ~
43 2Sa 23:16 | Bethlehems bornput, die in de poort is, en droegen het, en kwamen
44 1Kon 17:10| Zarfath. Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, zo
45 1Kon 22:10| het plein, aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten
46 2Kon 7:1 | gerst voor een sikkel, in de poort van Samaria. ~
47 2Kon 7:3 | mannen voor de deur der poort; die zeiden, de een tot
48 2Kon 7:17| hand hij leunde, over die poort gesteld; en het volk vertrad
49 2Kon 7:17| het volk vertrad hem in de poort, dat hij stierf, gelijk
50 2Kon 7:18| sikkel verkocht worden, in de poort van Samaria. ~
51 2Kon 7:20| het volk vertrad hem in de poort, dat hij stierf. ~ ~
52 2Kon 10:8 | twee hopen, aan de deur der poort, tot morgen. ~
53 2Kon 11:6 | derde deel zal zijn aan de poort Sur; en een derde deel aan
54 2Kon 11:6 | en een derde deel aan de poort achter de trawanten; zo
55 2Kon 11:19| kwamen door den weg van de poort der trawanten tot het huis
56 2Kon 15:13| muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort,
57 2Kon 16:35| dezelve bouwde de hoge poort aan het huis des HEEREN. ~
58 2Kon 25:8 | hij brak de hoogten der poort van Jozua, den overste der
59 2Kon 27:4 | nachts door den weg der poort, tussen de twee muren, die
60 1Kro 9:18| Ook tot nog toe, aan de poort des konings oostwaarts,
61 1Kro 11:17| Bethlehems bornput, die onder de poort is? ~
62 1Kro 11:18| Bethlehems bornput, die onder de poort is, en zij droegen het en
63 1Kro 16:42| van Jeduthun waren aan de poort. ~
64 1Kro 20:9 | zij de slagorde voor de poort der stad; maar de koningen,
65 1Kro 27:13| vaderlijke huizen, tot elke poort. ~
66 1Kro 27:16| tegen het westen, met de poort Schallechet, bij den opgaanden
67 2Kro 9:14| hun verdelingen, aan elke poort; want alzo was het gebod
68 2Kro 19:9 | het plein, aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten
69 2Kro 23:33| door het midden der hoge poort in het huis des konings;
70 2Kro 24:8 | stelden die buiten aan de poort van het huis des HEEREN. ~
71 2Kro 25:23| muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort,
72 2Kro 31:2 | en om te prijzen in de poort van de legers des HEEREN; ~
73 2Kro 35:15| mitsgaders de poortiers aan elke poort; zij behoefden niet te wijken
74 2Kro 36:15| mitsgaders de poortiers aan elke poort; zij behoefden niet te wijken
75 Neh 3:6 | 6 En de Oude poort verbeterden Jojada, de zoon
76 Neh 3:31 | kruideniers, tegenover de poort van Mifkad, en tot de opperzaal
77 Neh 12:39 | 39 En van boven de poort van Efraim, en boven de
78 Neh 12:39 | Efraim, en boven de Oude poort, en boven de Vispoort, en
79 Est 11:1 | zo zat Mordechai in de poort des konings. ~
80 Est 13:1 | dagen, als Mordechai in de poort des konings zat, werden
81 Est 16:2 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, neigden
82 Est 16:3 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, tot Mordechai:
83 Est 17:2 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, neigden
84 Est 17:3 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, tot Mordechai:
85 Est 28:2 | Haman Mordechai zag in de poort des konings, en dat hij
86 Est 29:1 | Mordechai zie zitten in de poort des konings. ~
87 Est 30:10 | Mordechai, den Jood, dien aan de poort des konings zit; en laat
88 Est 30:12 | Mordechai wederom tot de poort des konings; maar Haman
89 Job 5:4 | werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. ~
90 Job 29:7 | Toen ik uitging naar de poort door de stad, toen ik mijn
91 Job 31:21 | bewogen heb, omdat ik in de poort mijn hulp zag; ~
92 Psa 69:13 | 13 Die in de poort zitten, klappen van mij;
93 Psa 118:20 | 20 Dit is de poort des HEEREN, door dewelke
94 Psa 127:5 | vijanden spreken zullen in de poort. ~ ~
95 Spre 22:22| den ellendige niet in de poort. ~
96 Spre 24:7 | dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen. ~
97 Hoo 7:4 | vijvers te Hesbon, bij de poort van Bath-rabbim; uw neus
98 Jes 14:31 | 31 Huil, gij poort, schreeuw, gij stad! gij
99 Jes 24:12 | en met gekraak wordt de poort in stukken verbroken. ~
100 Jes 28:2 | gelijk een hagelvloed, een poort des verderfs; gelijk een
101 Jes 28:6 | den strijd afkeren tot de poort toe. ~
102 Jes 29:21 | die hen bestraft in de poort; en die den rechtvaardige
103 Jer 7:2 | 2 Sta in de poort van des HEEREN huis, en
104 Jer 17:19 | gezegd: Ga henen en sta in de poort van de kinderen des volks,
105 Jer 20:2 | dewelke is in de bovenste poort van Benjamin, die aan het
106 Jer 26:10 | zich bij de deur der nieuwe poort des HEEREN. ~
107 Jer 36:10 | de deur der nieuwe poort van het huis des HEEREN,
108 Jer 37:13 | 13 Als hij in de poort van Benjamin was, zo was
109 Jer 38:7 | de koning nu zat in de poort van Benjamin); ~
110 Jer 39:3 | hielden bij de middelste poort; namelijk Nergal-Sarezer
111 Jer 39:4 | konings hof, door de poort tussen de twee muren; en
112 Jer 52:7 | de stad, door den weg der poort tussen de twee muren, die
113 Klaa 2:14| De ouden houden op van de poort, de jongelingen van hun
114 Eze 8:3 | Jeruzalem, tot de deur der poort van het binnenste voorhof,
115 Eze 8:5 | het noorden aan de poort van het altaar was dit beeld
116 Eze 8:14 | bracht mij tot de deur der poort van het huis des HEEREN,
117 Eze 9:2 | kwamen van den weg der Hoge poort, die gekeerd is naar het
118 Eze 11:1 | en ziet, aan de deur der poort waren vijf en twintig mannen,
119 Eze 26:2 | Heah! zij is verbroken, de poort der volken; zij is tot mij
120 Eze 40:3 | en hij stond in de poort. ~
121 Eze 40:6 | Toen kwam hij tot de poort, welke zag den weg naar
122 Eze 40:6 | op, en mat den dorpel der poort een riet de breedte, en
123 Eze 40:7 | ellen; en den dorpel der poort, bij het voorhuis der poort
124 Eze 40:7 | poort, bij het voorhuis der poort van binnen, een riet. ~
125 Eze 40:8 | mat hij het voorhuis der poort van binnen, een riet. ~
126 Eze 40:9 | het andere voorhuis der poort, acht ellen, en haar posten
127 Eze 40:9 | ellen; en het voorhuis der poort was van binnen. ~
128 Eze 40:10 | En de kamertjes der poort, den weg naar het oosten,
129 Eze 40:11 | de wijdte der deur van de poort, tien ellen; de lengte der
130 Eze 40:11 | tien ellen; de lengte der poort, dertien ellen. ~
131 Eze 40:13 | 13 Toen mat hij de poort van het dak van het ene
132 Eze 40:14 | des voorhofs, rondom de poort henen. ~
133 Eze 40:15 | van het voorste deel der poort des ingangs, tot aan het
134 Eze 40:16 | hun posten inwaarts in de poort rondom henen; alzo ook aan
135 Eze 40:19 | voorste deel der benedenste poort af, voor aan het binnenste
136 Eze 40:20 | 20 Aangaande de poort nu, die den weg naar het
137 Eze 40:21 | naar de maat der eerste poort; vijftig ellen haar lengte,
138 Eze 40:22 | waren naar de maat der poort, die den weg naar het oosten
139 Eze 40:23 | 23 De poort nu van het binnenste voorhof
140 Eze 40:23 | voorhof was tegenover de poort van het noorden en van het
141 Eze 40:23 | het oosten; en hij mat van poort tot poort honderd ellen. ~
142 Eze 40:23 | en hij mat van poort tot poort honderd ellen. ~
143 Eze 40:24 | zuiden; en ziet, er was een poort den weg naar het zuiden;
144 Eze 40:27 | 27 Ook was er een poort in het binnenste voorhof,
145 Eze 40:27 | het zuiden; en hij mat van poort tot poort, den weg naar
146 Eze 40:27 | en hij mat van poort tot poort, den weg naar het zuiden,
147 Eze 40:32 | het oosten; en hij mat de poort, naar deze maten; ~
148 Eze 40:39 | En in het voorhuis der poort waren twee tafelen van deze,
149 Eze 40:40 | die aan het voorhuis der poort was, twee tafelen. ~
150 Eze 40:41 | zijde, aan de zijde der poort, acht tafelen, waarop men
151 Eze 40:44 | van buiten de binnenste poort waren de kameren der zangers,
152 Eze 40:48 | zijde; en de breedte der poort, drie ellen van deze,
153 Eze 42:15 | mij uit, den weg naar de poort, die den weg naar het oosten
154 Eze 43:1 | Toen leidde hij mij tot de poort, de poort, die den weg naar
155 Eze 43:1 | hij mij tot de poort, de poort, die den weg naar het oosten
156 Eze 43:4 | het huis, door den weg der poort, die den weg naar het oosten
157 Eze 44:1 | wederkeren den weg naar de poort van het buitenste heiligdom,
158 Eze 44:2 | HEERE zeide tot mij: Deze poort zal toegesloten zijn, zij
159 Eze 44:3 | weg van het voorhuis der poort zal hij ingaan, en door
160 Eze 46:1 | zegt de Heere HEERE: De poort van het binnenste voorhof,
161 Eze 46:2 | van het voorhuis derzelve poort van buiten, en zal staan
162 Eze 46:2 | staan aan den post van de poort; en de priesters zullen
163 Eze 46:2 | aanbidden aan den dorpel der poort, en daarna uitgaan; doch
164 Eze 46:2 | daarna uitgaan; doch de poort zal niet gesloten worden
165 Eze 46:3 | aanbidden voor de deur derzelve poort, op de sabbatten en op de
166 Eze 46:8 | weg van het voorhuis der poort ingaan, en door deszelfs
167 Eze 46:9 | wederkeren door den weg der poort, door dewelke hij is ingegaan,
168 Eze 46:12 | HEERE, zo zal men hem de poort openen, die naar het oosten
169 Eze 46:12 | weder uitgaat, zal men de poort sluiten, nadat hij uitgegaan
170 Eze 46:19 | ingang, die aan de zijde der poort was, tot de heilige kameren,
171 Eze 48:31 | poorten noordwaarts; een poort van Ruben, een poort van
172 Eze 48:31 | een poort van Ruben, een poort van Juda, een poort van
173 Eze 48:31 | een poort van Juda, een poort van Levi. ~
174 Eze 48:32 | drie poorten: namelijk, een poort van Jozef, een poort van
175 Eze 48:32 | een poort van Jozef, een poort van Benjamin, een poort
176 Eze 48:32 | poort van Benjamin, een poort van Dan. ~
177 Eze 48:33 | maten, en drie poorten: een poort van Simeon, een poort van
178 Eze 48:33 | een poort van Simeon, een poort van Issaschar, een poort
179 Eze 48:33 | poort van Issaschar, een poort van Zebulon. ~
180 Eze 48:34 | derzelver poorten drie: een poort van Gad, een poort van Aser,
181 Eze 48:34 | een poort van Gad, een poort van Aser, een poort van
182 Eze 48:34 | een poort van Aser, een poort van Nafthali. ~
183 Dan 2:49 | maar Daniel bleef aan de poort des konings. ~ ~
184 Amos 5:10| 10 Zij haten in de poort dengene, die bestraft, en
185 Amos 5:12| verstoten de nooddruftigen in de poort. ~
186 Amos 5:15| bestelt het recht in de poort, misschien zal de HEERE,
187 Mic 1:9 | hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem. ~
188 Mic 1:12 | HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem. ~
189 Mic 2:13 | zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken;
190 Zac 14:10 | haar plaats; van de poort van Benjamin af, tot aan
191 Zac 14:10 | de plaats van de eerste poort, tot aan de Hoekpoort toe;
192 Matt 7:13| 13 Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort,
193 Matt 7:13| enge poort; want wijd is de poort, en breed is de weg, die
194 Matt 7:14| 14 Want de poort is eng, en de weg is nauw,
195 Luk 7:12 | 12 En als Hij de poort der stad genaakte, zie daar,
196 Luk 13:24 | in te gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen
197 Luk 16:20 | Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren; ~
198 Joha 5:2 | Jeruzalem aan de Schaaps poort, een badwater, hetwelk in
199 Hand 3:10| gezeten had aan de Schone poort des tempels; en zij werden
200 Hand 5:17| van Simon, stonden aan de poort. ~
201 Hand 6:40| kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar de stad leidt;
202 Heb 13:12 | zou heiligen, buiten de poort geleden. ~
203 Open 21:21| twaalf paarlen, een iedere poort was elk uit een paarl; en
|