Book Chapter: Verse
1 Gen 5:32 | Noach was vijfhonderd jaren oud; en Noach gewon Sem, Cham
2 Gen 7:6 | nu was zeshonderd jaren oud, als de vloed der wateren
3 Gen 11:10 | Sem: Sem was honderd jaren oud, en gewon Arfachsad, twee
4 Gen 12:4 | was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging. ~
5 Gen 15:16 | was zes en tachtig jaren oud, toen Hagar Ismael aan Abram
6 Gen 16:1 | negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de HEERE
7 Gen 16:17 | Zal een, die honderd jaren oud is, een kind geboren worden;
8 Gen 16:17 | Sara, die negentig jaren oud is, baren? ~
9 Gen 16:24 | 24 En Abraham was oud negen en negentig jaren,
10 Gen 16:25 | zoon, was dertien jaren oud, als hem het vlees zijner
11 Gen 17:11 | Abraham nu en Sara waren oud, en wel bedaagd; het had
12 Gen 17:12 | wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer
13 Gen 17:12 | geworden ben, en mijn heer oud is? ~
14 Gen 17:13 | ook waarlijk baren, nu ik oud geworden ben? ~
15 Gen 18:31 | de jongste: Onze vader is oud, en er is geen man in dit
16 Gen 20:4 | Izak, zijnde acht dagen oud, gelijk als hem God geboden
17 Gen 20:5 | Abraham was honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon
18 Gen 23:1 | 1 Abraham nu was oud, en wel bedaagd; en de HEERE
19 Gen 23:36 | zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; en hij heeft
20 Gen 23:75 | stierf, in goede ouderdom, oud en des levens zat, en hij
21 Gen 23:87 | En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de dochter
22 Gen 23:93 | En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon. ~
23 Gen 24:34 | Als nu Ezau veertig jaren oud was, nam hij tot een vrouw
24 Gen 25:1 | het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen
25 Gen 25:2 | hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag
26 Gen 32:29 | verzameld tot zijn volken, oud en zat van dagen; en zijn
27 Gen 37:46 | Jozef nu was dertig jaren oud, als hij stond voor het
28 Gen 46:26 | stierf, honderd en tien jaren oud zijnde; en zij balsemden
29 Exo 7:7 | En Mozes was tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig
30 Exo 7:7 | was drie en tachtig jaar oud, toen zij tot Farao spraken. ~
31 Exo 12:5 | een manneken, een jaar oud; van de schapen of van de
32 Exo 30:14 | getelden, van twintig jaren oud en daarboven, zal het hefoffer
33 Exo 38:26 | getelden, van twintig jaren oud en daarboven, namelijk zeshonderd
34 Lev 26:3 | zal zijn van twintig jaren oud, tot een, die zestig jaren
35 Lev 26:3 | tot een, die zestig jaren oud is; dan zal uw schatting
36 Lev 26:5 | van een, die vijf jaren oud is, tot een, die twintig
37 Lev 26:5 | tot een, die twintig jaren oud is, zo zal uw schatting
38 Lev 26:6 | het van een, die een maand oud is, tot een, die vijf jaren
39 Lev 26:6 | tot een, die vijf jaren oud is, zo zal uw schatting
40 Lev 26:7 | van een, die zestig jaren oud is en daarboven, is het
41 Num 1:3 | 3 Van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
42 Num 1:18 | namen, van die twintig jaren oud was en daarboven, hoofd
43 Num 1:20 | mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
44 Num 1:22 | mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
45 Num 1:24 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
46 Num 1:26 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
47 Num 1:28 | namen van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
48 Num 1:30 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
49 Num 1:32 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
50 Num 1:34 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
51 Num 1:36 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
52 Num 1:38 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
53 Num 1:40 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
54 Num 1:42 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
55 Num 1:45 | vaderen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die
56 Num 3:15 | mannelijk is, van een maand oud en daarboven, die zult gij
57 Num 3:22 | mannelijk was, van een maand oud en daarboven; hun getelden
58 Num 3:28 | mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren acht
59 Num 3:34 | mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren zes
60 Num 3:39 | mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren twee
61 Num 3:40 | kinderen Israels, van een maand oud en daarboven; en neem het
62 Num 3:43 | der namen, van een maand oud en daarboven, naar hun getelden,
63 Num 4:3 | 3 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
64 Num 4:3 | daarboven, tot vijftig jaren oud; al wie tot dezen strijd
65 Num 4:23 | tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
66 Num 4:23 | daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkomt om den strijd
67 Num 4:30 | tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
68 Num 4:30 | daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkomt tot dezen
69 Num 4:35 | 35 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
70 Num 4:35 | daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen
71 Num 4:39 | 39 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
72 Num 4:39 | daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen
73 Num 4:43 | 43 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
74 Num 4:43 | daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen
75 Num 4:47 | 47 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
76 Num 4:47 | daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam, om den dienst
77 Num 8:24 | van vijf en twintig jaren oud en daarboven, zullen zij
78 Num 8:25 | van dat hij vijftig jaren oud is, zal hij van den strijd
79 Num 14:29 | getal, van twintig jaren oud en daarboven, gij, die tegen
80 Num 18:29 | zult gij van een maand oud lossen, naar uw schatting,
81 Num 19:16 | zult gij van een maand oud lossen, naar uw schatting,
82 Num 26:2 | Israels op, van twintig jaren oud en daarboven, naar het huis
83 Num 26:4 | opneme van twintig jaren oud en daarboven; gelijk als
84 Num 26:62 | mannelijk is, van een maand oud en daarboven; want dezen
85 Num 31:64 | zijn, van twintig jaren oud en daarboven, het land zullen
86 Num 32:39 | honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg
87 Deu 4:25 | zult hebben, en in het land oud geworden zult zijn, en u
88 Deu 31:2 | honderd en twintig jaren oud; ik zal niet meer kunnen
89 Deu 34:7 | honderd en twintig jaren oud, als hij stierf; zijn oog
90 Joz 9:13 | klederen, en onze schoenen zijn oud geworden, vanwege deze zeer
91 Joz 13:1 | 1 Jozua nu was oud, wel bedaagd; en de HEERE
92 Joz 13:1 | zeide tot hem: Gij zijt oud geworden, welbedaagd, en
93 Joz 14:7 | 7 Ik was veertig jaren oud, toen Mozes, de knecht des
94 Joz 14:10 | heden vijf en tachtig jaren oud. ~
95 Joz 24:1 | vijanden rondom heen, en Jozua oud geworden en wel bedaagd
96 Joz 24:2 | hij zeide tot hen: Ik ben oud geworden, en wel bedaagd; ~
97 Joz 25:29 | knecht des HEEREN, stierf, oud zijnde honderd en tien jaren. ~
98 Ric 2:8 | was, honderd en tien jaren oud zijnde; ~
99 Ric 18:16 | 16 En ziet, een oud man kwam van zijn werk van
100 Rut 1:12 | Gaat heen; want ik ben te oud om een man te hebben. Wanneer
101 1Sa 2:22 | 22 Doch Eli was zeer oud, en hoorde al, wat zijn
102 1Sa 2:31 | vaders huis, dat er geen oud man in uw huis wezen zal. ~
103 1Sa 2:32 | er zal te genen dage een oud man in uw huis zijn. ~
104 1Sa 4:18 | stierf; want de man was oud en zwaar; en hij richtte
105 1Sa 8:1 | geschiedde nu, toen Samuel oud geworden was, zo stelde
106 1Sa 8:5 | zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden, en uw zonen wandelen
107 1Sa 12:2 | aangezicht heen, en ik ben oud en grijs geworden, en ziet,
108 1Sa 17:12 | van Saul was hij een man, oud, afgaande onder de mannen. ~
109 1Sa 28:14 | En zij zeide: Er komt een oud man op, en hij is met een
110 2Sa 2:10 | was Isboseth, Sauls zoon, oud, als hij koning werd over
111 2Sa 4:4 | voeten; vijf jaren was hij oud als het gerucht van Saul
112 2Sa 5:4 | 4 Dertig jaar was David oud, als hij koning werd; veertig
113 2Sa 19:32 | 32 Barzillai nu was zeer oud, een man van tachtig jaren;
114 2Sa 19:35 | ben heden tachtig jaren oud; zou ik kunnen onderscheiden
115 1Kon 1:1 | 1 De koning David nu was oud, wel bedaagd; en zij dekten
116 1Kon 1:15| doch de koning was zeer oud, en Abisag, de Sunamietische,
117 1Kon 13:11| 11 Een oud profeet nu woonde te Beth-El;
118 1Kon 14:21| veertig jaren was Rehabeam oud, als hij koning werd, en
119 1Kon 22:42| was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en
120 2Kon 4:14| geen zoon, en haar man is oud. ~
121 2Kon 8:17| was twee en dertig jaren oud, toen hij koning werd, en
122 2Kon 8:26| twintig jaren was Ahazia oud, als hij koning werd, en
123 2Kon 11:21| 21 Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd. ~ ~
124 2Kon 15:2 | en twintig jaren was hij oud, toen hij koning werd, en
125 2Kon 15:21| Azaria (die nu zestien jaren oud was), en maakten hem koning
126 2Kon 16:2 | 2 Hij was zestien jaren oud, toen hij koning werd, en
127 2Kon 16:33| en twintig jaren was hij oud, als hij koning werd, en
128 2Kon 17:2 | Twintig jaren was Achaz oud, toen hij koning werd, en
129 2Kon 18:2 | Twintig jaren was Achaz oud, toen hij koning werd, en
130 2Kon 20:2 | en twintig jaren was hij oud, toen hij koning werd, en
131 2Kon 23:1 | Manasse was twaalf jaren oud, toen hij koning werd, en
132 2Kon 23:19| was twee en twintig jaren oud, toen hij koning werd, en
133 2Kon 24:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en
134 2Kon 25:31| twintig jaren was Joahaz oud, toen hij koning werd, en
135 2Kon 25:36| twintig jaren was Jojakim oud, toen hij koning werd, en
136 2Kon 26:8 | Jojachin was achttien jaren oud, toen hij koning werd, en
137 2Kon 26:18| was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, en
138 1Kro 2:21| ze, toen hij zestig jaren oud was; en zij baarde hem Segub. ~
139 1Kro 4:22| Jasubilehem; doch deze dingen zijn oud. ~
140 1Kro 24:1 | 1 Toen nu David oud was en zat van dagen, maakte
141 1Kro 24:24| HEEREN van twintig jaren oud en daarboven. ~
142 1Kro 24:27| geteld, van twintig jaren oud en daarboven; ~
143 1Kro 28:23| niet op, die twintig jaren oud en daar beneden waren; omdat
144 2Kro 13:13| was een en veertig jaren oud, als hij koning werd, en
145 2Kro 21:31| was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en
146 2Kro 22:5 | en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en
147 2Kro 22:20| was twee en dertig jaren oud, als hij koning werd, en
148 2Kro 22:25| en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en
149 2Kro 22:40| was twee en dertig jaren oud, als hij koning werd, en
150 2Kro 23:2 | veertig jaar was Ahazia oud, toen hij koning werd, en
151 2Kro 24:1 | 1 Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd, en
152 2Kro 24:15| 15 En Jojada werd oud en zat van dagen, en stierf;
153 2Kro 24:15| honderd en dertig jaren oud, toen hij stierf. ~
154 2Kro 25:1 | Amazia, vijf en twintig jaren oud zijnde, werd koning, en
155 2Kro 25:5 | monsterde hen, van twintig jaren oud en daarboven, en vond hen
156 2Kro 26:1 | Uzzia (die nu zestien jaren oud was), en maakte hem koning
157 2Kro 26:3 | Zestien jaren was Uzzia oud, toen hij koning werd, en
158 2Kro 27:1 | was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd, en
159 2Kro 27:8 | was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd; en
160 2Kro 28:1 | Achaz was twintig jaren oud, toen hij koning werd, en
161 2Kro 29:1 | koning, vijf en twintig jaren oud zijnde, en regeerde negen
162 2Kro 31:16| manspersonen, drie jaren oud en daarboven) allen, die
163 2Kro 31:17| Levieten van twintig jaren oud en daarboven, in hun wachten,
164 2Kro 33:1 | Manasse was twaalf jaren oud, als hij koning werd, en
165 2Kro 33:21| was twee en twintig jaren oud, als hij koning werd, en
166 2Kro 34:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en
167 2Kro 37:2 | twintig jaren was Joahaz oud, als hij koning werd, en
168 2Kro 37:5 | twintig jaren was Jojakim oud, als hij koning werd, en
169 2Kro 37:9 | Acht jaren was Jojachin oud, als hij koning werd, en
170 2Kro 37:11| twintig jaren was Zedekia oud, als hij koning werd, en
171 Ezra 3:8 | Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht
172 Ezra 3:12| hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste huis
173 Job 21:7 | leven de goddelozen, worden oud, ja, worden geweldig in
174 Job 41:17 | 17 En Job stierf, oud en der dagen zat. ~ ~ ~ ~
175 Psa 38:25 | jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet
176 Spre 22:6 | zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij
177 Spre 23:22| uw moeder niet, als zij oud geworden is. ~
178 Pred 4:13| wijs jongeling, dan een oud en zot koning, die niet
179 Jes 66:20 | van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet
180 Jes 66:20 | zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar,
181 Jes 66:20 | een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden. ~
182 Jer 5:15 | sterk volk, het is een zeer oud volk, een volk, welks spraak
183 Jer 52:1 | was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, en
184 Klaa 1:48| mijn vlees en mijn huid oud gemaakt, Hij heeft mijn
185 Dan 6:1 | omtrent twee en zestig jaren oud zijnde. ~
186 Matt 2:16| landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den tijd,
187 Matt 9:16| lap ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette
188 Mark 2:21| lap ongevold laken op een oud kleed; anders scheurt deszelfs
189 Mark 5:42| want het was twaalf jaren oud; en zij ontzetten zich met
190 Luk 1:18 | ik dat weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is verre
191 Luk 2:42 | En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, en zij naar
192 Luk 3:23 | begon omtrent dertig jaren oud te wezen, zijnde (alzo men
193 Luk 5:36 | van een nieuw kleed op een oud kleed; anders zo scheurt
194 Joha 3:4 | mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal
195 Joha 21:18| wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zo zult gij
196 Hand 4:22| was meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken der
197 Rom 4:19 | hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder
198 File 1:9 | ben, te weten Paulus, een oud man, en nu ook een gevangene
199 Heb 8:13 | zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt
200 Heb 8:13 | eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd,
201 1Joh 2:7 | geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne
202 1Joh 2:7 | beginne gehad hebt; dit oud gebod is het woord, dat
|