Book Chapter: Verse
1 Gen 1:12 | 12 En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid
2 Gen 2:19 | des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te
3 Gen 2:22 | had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam. ~
4 Gen 4:3 | des lands den HEERE offer bracht. ~
5 Gen 4:4 | 4 En Habel bracht ook van de eerstgeborenen
6 Gen 8:9 | hand uit, en nam haar, en bracht haar tot zich in de ark. ~
7 Gen 14:16 | 16 En hij bracht alle have weder, en ook
8 Gen 14:16 | broeder en deszelfs have bracht hij weder, als ook de vrouwen,
9 Gen 14:18 | Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en
10 Gen 14:34 | 10 En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde
11 Gen 23:67 | 67 En Izak bracht haar in de tent van zijn
12 Gen 25:14 | hij, en hij haalde ze, en bracht ze zijn moeder; en zijn
13 Gen 25:25 | nabij hem, en hij at; hij bracht hem ook wijn, en hij dronk. ~
14 Gen 25:31 | smakelijke spijzen toe, en bracht die tot zijn vader; en hij
15 Gen 27:13 | omhelsde hem, en kuste hem, en bracht hem tot zijn huis. En hij
16 Gen 27:23 | zijn dochter Lea nam, en bracht haar tot hem; en hij ging
17 Gen 27:49 | Dudaim in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea.
18 Gen 34:2 | vaders vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun
19 Gen 37:47 | 47 En het land bracht voort, in de zeven jaren
20 Gen 37:49 | 49 Alzo bracht Jozef zeer veel koren bijeen,
21 Gen 39:17 | Jozef gezegd had; en de man bracht deze mannen in het huis
22 Gen 39:23 | tot mij gekomen. En hij bracht Simeon tot hen uit. ~
23 Gen 39:24 | 24 Daarna bracht de man deze mannen in het
24 Gen 42:7 | dochteren, en al zijn zaad bracht hij met zich in Egypte. ~
25 Gen 43:7 | 7 En Jozef bracht zijn vader Jakob mede, en
26 Gen 43:14 | dat zij kochten; en Jozef bracht dat geld in Farao's huis. ~
27 Exo 2:10 | knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot Farao's dochter,
28 Exo 10:13 | Egypteland, en de HEERE bracht een oostenwind in dat land,
29 Exo 19:8 | zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden des volks weder
30 Exo 40:21 | 21 En hij bracht de ark in den tabernakel,
31 Num 15:36 | 36 Toen bracht hem de ganse vergadering
32 Num 17:8 | Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort, en bloesemde
33 Num 17:9 | 9 Toen bracht Mozes al deze staven uit,
34 Num 18:8 | Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort, en bloesemde
35 Num 18:9 | 9 Toen bracht Mozes al deze staven uit,
36 Num 25:6 | kinderen Israels kwam, en bracht een Midianietin tot zijn
37 Num 27:5 | 5 En Mozes bracht haar rechtzaak voor het
38 Joz 14:7 | verspieden, en ik hem antwoord bracht, gelijk als het in mijn
39 Joz 25:7 | tussen de Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte
40 Joz 25:8 | 8 Toen bracht Ik u in het land der Amorieten,
41 Ric 3:17 | 17 En hij bracht aan Eglon, den koning der
42 Ric 4:49 | zij; in een herenschaal bracht zij boter. ~
43 Ric 5:19 | deed hij in een pot; en hij bracht het tot Hem uit, tot onder
44 Ric 11:9 | dochteren naar buiten, en bracht dertig dochteren van buiten
45 Ric 18:3 | en een paar ezels. En zij bracht hem in het huis haars vaders.
46 Ric 18:21 | 21 En hij bracht hem in zijn huis, en gaf
47 Ric 18:25 | de man zijn bijwijf, en bracht haar uit tot hen daarbuiten;
48 Rut 2:18 | wat zij opgelezen had; ook bracht zij voort, en gaf haar,
49 1Sa 1:24 | als zij hem gespeend had, bracht zij hem met zich opwaarts,
50 1Sa 1:24 | een fles met wijn; en zij bracht hem in het huis des HEEREN
51 1Sa 2:19 | hem een kleinen rok, en bracht hem dien van jaar tot jaar,
52 1Sa 4:4 | dan zond naar Silo, en men bracht van daar de ark des verbonds
53 1Sa 4:17 | antwoordde hij, die de boodschap bracht, en zeide: Israel is gevloden
54 1Sa 9:22 | Saul en zijn jongen, en hij bracht ze in de kamer; en hij gaf
55 1Sa 9:24 | 24 De kok nu bracht een schouder op, met wat
56 1Sa 14:34 | etende met het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk
57 1Sa 16:12 | 12 Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig,
58 1Sa 17:54 | hoofd van den Filistijn, en bracht het naar Jeruzalem; maar
59 1Sa 17:57 | zo nam hem Abner, en hij bracht hem voor het aangezicht
60 1Sa 18:27 | tweehonderd mannen, en David bracht hun voorhuiden, en men leverde
61 1Sa 19:7 | woorden te kennen; en Jonathan bracht David tot Saul, en hij was
62 1Sa 22:4 | 4 En hij bracht hen voor het aangezicht
63 1Sa 28:25 | 25 En zij bracht ze voor Saul en voor zijn
64 1Sa 30:7 | den efod hier. En Abjathar bracht den efod tot David. ~
65 1Sa 30:19 | hen genomen hadden; David bracht het altemaal weder. ~
66 2Sa 1:5 | jongen, die hem de boodschap bracht: Hoe weet gij, dat Saul
67 2Sa 1:6 | jongen, die hem de boodschap bracht: Ik kwam bij geval op het
68 2Sa 4:10 | een, die goede boodschap bracht, nochtans gegrepen en te
69 2Sa 8:1 | de Filistijnen sloeg, en bracht hen ten onder; en David
70 2Sa 8:7 | knechten geweest waren, en bracht ze te Jeruzalem. ~
71 2Sa 13:10 | die zij gemaakt had, en bracht ze haar broeder Amnon in
72 2Sa 13:11 | zij ze nu tot hem nabij bracht, dat hij ate, zo greep hij
73 2Sa 13:18 | gekleed; en zijn dienaar bracht haar uit tot buiten, en
74 2Sa 14:23 | toog naar Gesur; en hij bracht Absalom te Jeruzalem. ~
75 2Sa 15:29 | 29 Alzo bracht Zadok, en Abjathar, de ark
76 2Sa 17:14 | HEERE het kwaad over Absalom bracht. ~
77 2Sa 21:13 | 13 En hij bracht van daar op de beenderen
78 1Kon 2:30| zal ik sterven! En Benaja bracht het antwoord weder aan den
79 1Kon 2:40| zo toog Simei heen, en bracht zijn knechten van Gath. ~
80 1Kon 3:1 | de dochter van Farao, en bracht ze in de stad Davids totdat
81 1Kon 7:51| des HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen
82 1Kon 12:21| Rehabeam, den zoon van Salomo, bracht. ~
83 1Kon 15:15| 15 En hij bracht in het huis des HEEREN de
84 1Kon 17:23| En Elia nam het kind, en bracht het af van de opperzaal
85 1Kon 20:39| een man was afgeweken, en bracht tot mij een man, en zeide:
86 2Kon 3:4 | was een veehandelaar, en bracht op aan den koning van Israel
87 2Kon 4:20| 20 En hij droeg hem, en bracht hem tot zijn moeder. En
88 2Kon 4:31| hij weder hem tegemoet, en bracht hem boodschap, zeggende:
89 2Kon 4:42| man van Baal-Salisa, en bracht den man Gods broden der
90 2Kon 5:6 | 6 En hij bracht den brief tot den koning
91 2Kon 10:22| Baal de kleding uit. En hij bracht voor hen de kleding uit. ~
92 2Kon 11:1 | zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad
93 2Kon 11:4 | met de trawanten, en hij bracht hen tot zich, in het huis
94 2Kon 11:12| 12 Daarna bracht hij des konings zoon voor,
95 2Kon 14:25| Joas sloeg hem driemaal, en bracht de steden aan Israel weder. ~ ~
96 2Kon 15:22| 22 Die bouwde Elath, en bracht haar weder aan Juda, nadat
97 2Kon 15:25| 25 Hij bracht ook weder de landpale van
98 2Kon 16:20| 20 Menahem nu bracht dit geld op van Israel,
99 2Kon 17:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning van Syrie,
100 2Kon 17:14| aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste deel
101 2Kon 18:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning van Syrie,
102 2Kon 18:14| aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste deel
103 2Kon 19:24| De koning nu van Assyrie bracht volk van Babel, en van Chuta,
104 2Kon 24:9 | schrijver, tot den koning, en bracht den koning bescheid weder,
105 2Kon 25:6 | 6 Hij bracht ook het beeld van het bos
106 2Kon 25:8 | 8 En hij bracht al de priesters uit de steden
107 2Kon 26:13| 13 En hij bracht van daar uit al de schatten
108 2Kon 26:15| daartoe de machtigen des lands bracht hij gevankelijk van Jeruzalem
109 2Kon 26:16| oorlog geoefend waren; dezen bracht de koning van Babel gevankelijk
110 2Kon 27:20| trawanten, dezen genomen had, zo bracht hij hen tot den koning van
111 1Kro 5:26| stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor,
112 1Kro 15:28| 28 Alzo bracht gans Israel de ark des verbonds
113 1Kro 18:7 | Hadar-ezers knechten waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~
114 1Kro 19:7 | Hadar-ezers knechten waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~
115 2Kro 5:1 | des HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen
116 2Kro 6:1 | des HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen
117 2Kro 9:8 | niet verdaan hadden, die bracht Salomo op uitschot tot op
118 2Kro 12:1 | koninkrijk weder aan Rehabeam bracht. ~
119 2Kro 16:18| 18 En hij bracht in het huis Gods de geheiligde
120 2Kro 17:2 | 2 Toen bracht Asa het zilver en het goud
121 2Kro 23:10| zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad
122 2Kro 23:27| Maar de priester Jojada bracht de oversten der honderden,
123 2Kro 23:33| al het volk des lands, en bracht den koning van het huis
124 2Kro 25:23| Joahaz, te Beth-Semes; en hij bracht hem te Jeruzalem, en hij
125 2Kro 26:2 | Dezelve bouwde Eloth, en bracht ze weder aan Juda, nadat
126 2Kro 29:4 | 4 En hij bracht de priesteren en de Levieten
127 2Kro 29:31| des HEEREN; en de gemeente bracht slachtofferen en lofofferen
128 2Kro 29:32| brandofferen, die de gemeente bracht, was zeventig runderen,
129 2Kro 33:11| 11 Daarom bracht de HEERE over hen de krijgsoversten,
130 2Kro 33:13| hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem weder te Jeruzalem,
131 2Kro 34:16| den koning; daarbenevens bracht hij nog den koning bescheid
132 2Kro 37:4 | broeder Joahaz nam Necho, en bracht hem in Egypte. ~
133 2Kro 37:7 | 7 Nebukadnezar bracht ook van de vaten van het
134 Ezra 1:7 | 7 Ook bracht de koning Kores uit, de
135 Ezra 1:8 | Kores, de koning van Perzie, bracht ze uit door de hand van
136 Neh 8:3 | 3 En Ezra, de priester, bracht de wet voor de gemeente,
137 Neh 13:9 | reinigden de kameren; en ik bracht daar weder in de vaten van
138 Neh 13:12 | 12 Toen bracht gans Juda de tienden van
139 Neh 13:18 | vaders alzo, en onze God bracht al dit kwaad over ons en
140 Psa 78:16 | 16 Want Hij bracht stromen voort uit de steenrots,
141 Psa 78:54 | 54 En Hij bracht hen tot de landpale Zijner
142 Psa 105:30 | 30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed,
143 Hoo 8:11 | aan de hoeders, een ieder bracht voor deszelfs vrucht duizend
144 Jes 60:16 | geen voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn arm heil aan, en
145 Jer 2:7 | 7 En Ik bracht u in een vruchtbaar land,
146 Jer 35:4 | 4 En bracht hen in des HEEREN huis,
147 Jer 37:14 | Jerija greep Jeremia aan, en bracht hem tot de vorsten. ~
148 Jer 52:11 | twee koperen ketenen; alzo bracht hem de koning van Babel
149 Jer 52:26 | trawanten, dezen genomen had, zo bracht hij hen tot den koning van
150 Eze 8:3 | en tussen den hemel, en bracht mij in de gezichten
151 Eze 8:7 | 7 Zo bracht Hij mij tot de deur van
152 Eze 8:14 | 14 En Hij bracht mij tot de deur der poort
153 Eze 8:16 | 16 En Hij bracht mij tot het binnenste voorhof
154 Eze 9:11 | lenden de inktkoker was, bracht bescheid weder, zeggende:
155 Eze 11:1 | hief mij de Geest op, en bracht mij tot de Oostpoort van
156 Eze 11:24 | nam mij de Geest op, en bracht mij in gezicht door den
157 Eze 12:7 | als mij bevolen was; ik bracht mijn gereedschap uit bij
158 Eze 12:7 | wand met de hand; ik bracht het uit in donker, en ik
159 Eze 17:4 | zijn jonge takjes af, en bracht hem in een land van koophandel;
160 Eze 19:2 | leeuwen nederliggende; zij bracht haar welpen op in het midden
161 Eze 20:10 | voerde hen uit Egypteland, en bracht hen in de woestijn. ~
162 Eze 40:1 | des HEEREN op mij, en Hij bracht mij derwaarts. ~
163 Eze 40:2 | In de gezichten Gods bracht Hij mij in het land Israels,
164 Eze 40:17 | 17 Voorts bracht hij mij in het buitenste
165 Eze 40:28 | 28 Voorts bracht hij mij door de zuiderpoort
166 Eze 40:32 | 32 Daarna bracht hij mij tot het binnenste
167 Eze 40:35 | 35 Daarna bracht hij mij tot de noorderpoort;
168 Eze 40:48 | 48 Toen bracht hij mij tot het voorhuis
169 Eze 41:1 | 1 Voorts bracht hij mij tot den tempel;
170 Eze 42:1 | 1 Daarna bracht hij mij uit tot het buitenste
171 Eze 42:1 | van het noorden; en hij bracht mij tot de kameren, die
172 Eze 42:15 | binnenste huis geeindigd had, zo bracht hij mij uit, den weg naar
173 Eze 43:5 | de Geest nam mij op, en bracht mij in het binnenste voorhof;
174 Eze 44:4 | 4 Daarna bracht hij mij den weg der noorderpoort,
175 Eze 46:19 | 19 Daarna bracht hij mij door den ingang,
176 Eze 46:21 | 21 Toen bracht hij mij in het buitenste
177 Eze 47:1 | 1 Daarna bracht hij mij weder tot de deur
178 Eze 47:2 | 2 En hij bracht mij uit door den weg van
179 Eze 47:6 | Toen voerde hij mij, en bracht mij weder tot aan den oever
180 Dan 1:2 | van het huis Gods; en hij bracht ze in het land van Sinear,
181 Dan 1:2 | zijns gods; en de vaten bracht hij in het schathuis zijns
182 Dan 1:18 | men hen zou inbrengen, zo bracht ze de overste der kamerlingen
183 Dan 2:14 | 14 Toen bracht Daniel een raad en oordeel
184 Dan 2:25 | 25 Toen bracht Arioch met haast Daniel
185 Dan 5:3 | 3 Toen bracht men voor de gouden vaten,
186 Matt 17:1 | Johannes, zijn broeder, en bracht hen op een hoge berg alleen. ~
187 Matt 25:20| ontvangen had, kwam, en bracht tot hem andere vijf talenten,
188 Mark 6:28| 28 En bracht zijn hoofd in een schotel,
189 Mark 9:2 | Jakobus, en Johannes, en bracht hen op een hogen berg bezijden
190 Luk 7:37 | des Farizeers huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf. ~
191 Luk 8:8 | aarde, en opgewassen zijnde, bracht het honderdvoudige vrucht
192 Joha 18:16| met de deurwaarster, en bracht Petrus in. ~
193 Joha 19:13| Pilatus dan dit woord hoorde, bracht hij Jezus uit, en zat neder
194 Hand 4:37| akker had, verkocht dien, en bracht het geld, en legde het aan
195 Hand 6:25| als hij hem gevonden had, bracht hij hem te Antiochie. ~
196 Hand 10:34| 34 En hij bracht hen in zijn huis, en zette
197 Hand 13:24| tempelen van Diana maakte, bracht dien van die kunst geen
198 Hand 17:18| 18 Deze dan nam hem en bracht hem tot den overste, en
199 Hand 17:28| waarover zij hem beschuldigden, bracht ik hem af in hun raad; ~
200 Jako 5:18| hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort. ~
201 Open 17:3 | 3 En hij bracht mij weg in een woestijn,
|