Book Chapter: Verse
1 Gen 13:10 | zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde;
2 Gen 13:11 | zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten;
3 Gen 29:10 | met mijn staf over deze Jordaan gegaan, en nu ben ik tot
4 Gen 46:10 | dat aan gene zijde van de Jordaan is, hielden zij daar een
5 Gen 46:11 | die aan het veer van de Jordaan is. ~
6 Num 13:29 | en aan den oever van de Jordaan. ~
7 Num 22:1 | Moab, aan deze zijde van de Jordaan van Jericho. ~
8 Num 26:3 | velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: ~
9 Num 26:63 | velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho. ~
10 Num 31:12 | Moab, dewelke zijn aan de Jordaan van Jericho. ~
11 Num 31:58 | ons niet trekken over de Jordaan. ~
12 Num 31:72 | erven aan gene zijde van de Jordaan, en verder heen, als onze
13 Num 31:72 | zijn aan deze zijde van de Jordaan, tegen den opgang. ~
14 Num 31:74 | die toegerust is, over de Jordaan zal trekken voor het aangezicht
15 Num 31:82 | Ruben, met ulieden over de Jordaan zullen trekken, een ieder,
16 Num 31:85 | hebben aan deze zijde van de Jordaan. ~
17 Num 32:48 | velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho. ~
18 Num 32:49 | zij legerden zich aan de Jordaan van Beth-Jesimoth, tot aan
19 Num 32:50 | velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: ~
20 Num 32:51 | Wanneer gijlieden over de Jordaan zult gegaan zijn in het
21 Num 33:12 | landpale afgaan langs de Jordaan, en haar uitgangen zullen
22 Num 33:15 | ontvangen aan deze zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts
23 Num 34:1 | velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: ~
24 Num 34:10 | hen: Wanneer gij over de Jordaan gaat naar het land Kanaan. ~
25 Num 34:14 | geven op deze zijde van de Jordaan, en drie dezer steden zult
26 Num 35:13 | velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho. ~
27 Deu 1:1 | heeft, aan deze zijde van de Jordaan, in de woestijn, op het
28 Deu 1:5 | 5 Aan deze zijde van de Jordaan, in het land van Moab, hief
29 Deu 2:29 | hebben; totdat ik over de Jordaan kome in het land, dat de
30 Deu 3:8 | die aan deze zijde van de Jordaan waren, van de beek Arnon
31 Deu 3:17 | Daartoe het vlakke veld, en de Jordaan, mitsgaders de landpale;
32 Deu 3:20 | zal aan gene zijde van de Jordaan; dan zult gij wederkeren,
33 Deu 3:25 | dat aan gene zijde van de Jordaan is, dat goede gebergte,
34 Deu 3:27 | want gij zult over deze Jordaan niet gaan. ~
35 Deu 4:21 | Hij zwoer, dat ik over de Jordaan niet zou gaan, en dat ik
36 Deu 4:22 | sterven; ik zal over de Jordaan niet gaan; maar gij zult
37 Deu 4:26 | dat land, waar gij over de Jordaan naar toe trekt, om dat te
38 Deu 4:41 | uit, aan deze zijde van de Jordaan, tegen den opgang der zon; ~
39 Deu 4:46 | 46 Aan deze zijde van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor,
40 Deu 4:47 | die aan deze zijde van de Jordaan waren, tegen den opgang
41 Deu 4:49 | veld, aan deze zijde van de Jordaan, naar het oosten, tot aan
42 Deu 9:1 | gij zult heden over de Jordaan gaan, dat gij inkomt, om
43 Deu 11:30 | niet aan gene zijde van de Jordaan, achter den weg van den
44 Deu 11:31 | Want gijlieden zult over de Jordaan gaan, dat gij inkomet om
45 Deu 12:10 | 10 Maar gij zult over de Jordaan gaan, en wonen in het land,
46 Deu 27:2 | ten dage als gij over de Jordaan zult gegaan zijn in het
47 Deu 27:4 | geschieden, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn, dat gij
48 Deu 27:12 | Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon,
49 Deu 30:18 | naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande, om daarin
50 Deu 31:2 | gezegd: Gij zult over deze Jordaan niet gaan. ~
51 Deu 31:13 | naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande, om dat
52 Deu 32:47 | het land, waar gij over de Jordaan naar toe gaat, om dat te
53 Joz 1:2 | u nu op, trek over deze Jordaan, gij en al dit volk, tot
54 Joz 1:11 | zult gijlieden over deze Jordaan gaan, dat gij ingaat, om
55 Joz 1:14 | ulieden aan deze zijde van de Jordaan gegeven heeft; maar gijlieden
56 Joz 1:15 | heeft, aan deze zijde van de Jordaan, tegen den opgang der zon. ~
57 Joz 2:7 | hen na op den weg van de Jordaan, tot aan de veren; en men
58 Joz 2:10 | die op gene zijde van de Jordaan waren, dewelke gijlieden
59 Joz 3:1 | Sittim, en kwamen tot aan de Jordaan, hij en al de kinderen Israels;
60 Joz 3:8 | uiterste van het water van de Jordaan, staat stil in de Jordaan. ~
61 Joz 3:8 | Jordaan, staat stil in de Jordaan. ~
62 Joz 3:11 | ulieder aangezicht in de Jordaan. ~
63 Joz 3:13 | dragen, in het water van de Jordaan zullen rusten, zo zullen
64 Joz 3:13 | zullen de wateren van de Jordaan afgesneden worden, te weten
65 Joz 3:14 | zijn tenten, om over de Jordaan te gaan, zo droegen de priesters
66 Joz 3:15 | ark droegen, tot aan de Jordaan gekomen waren, en de voeten
67 Joz 3:15 | uiterste van het water (de Jordaan nu was vol al de dagen des
68 Joz 3:17 | droge, in het midden van de Jordaan; en gans Israel ging over
69 Joz 3:17 | volk geeindigd had door de Jordaan te trekken. ~
70 Joz 4:1 | volk geeindigd had over de Jordaan te trekken, dat de HEERE
71 Joz 4:3 | hier uit het midden van de Jordaan, uit de standplaats van
72 Joz 4:5 | uws Gods, midden in de Jordaan; en heft u een ieder een
73 Joz 4:7 | Omdat de wateren van de Jordaan zijn afgesneden geweest
74 Joz 4:7 | HEEREN; als zij toog door de Jordaan, werden de wateren van de
75 Joz 4:7 | werden de wateren van de Jordaan afgesneden; zo zullen deze
76 Joz 4:8 | stenen op midden uit de Jordaan, gelijk als de HEERE tot
77 Joz 4:9 | stenen op, midden in de Jordaan, ter standplaats van de
78 Joz 4:10 | droegen, stonden midden in de Jordaan, totdat alle ding volbracht
79 Joz 4:16 | getuigenis dragen, dat zij uit de Jordaan opklimmen. ~
80 Joz 4:17 | zeggende: Klimt op uit de Jordaan. ~
81 Joz 4:18 | droegen, uit het midden van de Jordaan opgeklommen waren, en de
82 Joz 4:18 | keerden de wateren van de Jordaan weder in hun plaats, en
83 Joz 4:19 | der eerste maand uit de Jordaan opgeklommen; en zij legerden
84 Joz 4:20 | Gilgal op, die zij uit de Jordaan genomen hadden. ~
85 Joz 4:22 | droge is Israel door deze Jordaan gegaan. ~
86 Joz 4:23 | heeft de wateren van de Jordaan voor uw aangezichten doen
87 Joz 5:1 | die aan deze zijde van de Jordaan westwaarts, en al de koningen
88 Joz 5:1 | HEERE de wateren van de Jordaan had uitgedroogd, voor het
89 Joz 7:7 | hebt Gij dit volk door de Jordaan ooit doen gaan, om ons te
90 Joz 7:7 | waren aan gene zijde van de Jordaan! ~
91 Joz 9:1 | die aan deze zijde van de Jordaan waren, op het gebergte,
92 Joz 9:10 | die aan gene zijde van de Jordaan waren, Sihon, den koning
93 Joz 12:1 | bezaten, aan gene zijde van de Jordaan, tegen den opgang der zon;
94 Joz 12:7 | Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen, van Baal-Gad
95 Joz 13:8 | gaf aan gene zijde van de Jordaan tegen het oosten, gelijk
96 Joz 13:23 | kinderen van Ruben was de Jordaan, en derzelver landpale;
97 Joz 13:27 | den koning te Hesbon, de Jordaan en haar landpale, tot aan
98 Joz 13:27 | zee van Cinnereth, over de Jordaan, tegen het oosten. ~
99 Joz 13:32 | Moab, op gene zijde der Jordaan van Jericho, tegen het oosten. ~
100 Joz 14:3 | gegeven op gene zijde van de Jordaan; maar aan de Levieten had
101 Joz 15:5 | aan het uiterste van de Jordaan; en de landpale, aan de
102 Joz 15:5 | van het uiterste van de Jordaan. ~
103 Joz 16:1 | kinderen van Jozef uit: van de Jordaan bij Jericho, aan het water
104 Joz 16:7 | Jericho, en gaat uit aan de Jordaan. ~
105 Joz 17:5 | dat op gene zijde van de Jordaan is. ~
106 Joz 18:7 | genomen op gene zijde van de Jordaan, oostwaarts, hetwelk hun
107 Joz 18:12 | hoek noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts
108 Joz 18:19 | aan het uiterste van de Jordaan zuidwaarts. Dit is de zuiderlandpale. ~
109 Joz 18:20 | 20 De Jordaan nu bepaalt haar aan den
110 Joz 19:22 | hun landpale zijn aan de Jordaan; zestien steden en haar
111 Joz 19:33 | haar uitgangen zijn aan de Jordaan. ~
112 Joz 19:34 | westen, en aan Juda aan de Jordaan tegen den opgang der zon. ~
113 Joz 20:8 | 8En aan gene zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts,
114 Joz 23:4 | heeft op gene zijde van de Jordaan. ~
115 Joz 23:7 | broederen, aan deze zijde van de Jordaan westwaarts. Verder ook als
116 Joz 23:10 | kwamen aan de grenzen van de Jordaan, die in het land Kanaan
117 Joz 23:10 | aldaar een altaar aan de Jordaan, een altaar groot in het
118 Joz 23:11 | Kanaan, aan de grenzen van de Jordaan, aan de zijde der kinderen
119 Joz 23:25 | De HEERE heeft immers de Jordaan tot landpale gezet tussen
120 Joz 24:4 | voor uw stammen, van de Jordaan af, met al de volken, die
121 Joz 25:8 | die over gene zijde van de Jordaan woonden, die streden tegen
122 Joz 25:11 | 11 Toen gij over de Jordaan getrokken waart, en te Jericho
123 Ric 3:28 | en namen de veren van de Jordaan in naar Moab, en lieten
124 Ric 4:41 | bleef aan gene zijde der Jordaan; en Dan, waarom onthield
125 Ric 6:24 | aan Beth-bara, te weten de Jordaan; alzo werd alle man van
126 Ric 6:24 | tot aan Beth-bara, en de Jordaan.
127 Ric 6:25 | Zeeb tot Gideon, over de Jordaan. ~ ~ ~
128 Ric 7:4 | Gideon gekomen was aan de Jordaan, ging hij over, met de driehonderd
129 Ric 9:8 | die aan gene zijde van de Jordaan waren, in het land der Amorieten,
130 Ric 9:9 | kinderen Ammons over de Jordaan, om te krijgen, zelfs tegen
131 Ric 10:13 | de Jabbok, en tot aan de Jordaan; zo geef mij dat nu weder
132 Ric 10:22 | van de woestijn tot aan de Jordaan. ~
133 Ric 11:5 | Efraimieten de veren van de Jordaan af; en het geschiedde, als
134 Ric 11:6 | hem aan de veren van de Jordaan, dat te dier tijd van Efraim
135 1Sa 13:7 | Hebreen nu gingen over de Jordaan in het land van Gad en Gilead.
136 1Sa 31:7 | en die aan deze zijde der Jordaan waren, zagen, dat de mannen
137 2Sa 2:29 | veld; en zij gingen over de Jordaan en wandelden het ganse Bithron
138 2Sa 10:17 | Israel, en toog over de Jordaan, en kwam te Helam, en de
139 2Sa 17:22 | was; en zij gingen over de Jordaan. Aan het morgenlicht ontbrak
140 2Sa 17:22 | een toe, die niet over de Jordaan gegaan was. ~
141 2Sa 17:24 | en Absalom toog over de Jordaan, hij en alle mannen van
142 2Sa 19:15 | weder, en kwam tot aan de Jordaan; en Juda kwam te Gilgal,
143 2Sa 19:15 | dat zij den koning over de Jordaan voerden. ~
144 2Sa 19:17 | togen vaardiglijk over de Jordaan, voor den koning. ~
145 2Sa 19:18 | konings, als hij over de Jordaan voer; ~
146 2Sa 19:31 | toog met den koning over de Jordaan, om hem over de Jordaan
147 2Sa 19:31 | Jordaan, om hem over de Jordaan te geleiden. ~
148 2Sa 19:36 | weinig met den koning over de Jordaan gaan; waarom toch zou mij
149 2Sa 19:39 | Toen nu al het volk over de Jordaan gegaan was, en de koning
150 2Sa 19:41 | koning en zijn huis over de Jordaan gevoerd, en alle mannen
151 2Sa 20:2 | kleefden hun koning aan, van de Jordaan af tot aan Jeruzalem. ~
152 2Sa 24:5 | 5 En zij gingen over de Jordaan, en legerden zich bij Aroer,
153 1Kon 2:8 | kwam af mij tegemoet aan de Jordaan, en ik zwoer hem bij den
154 1Kon 7:46| 46 In de vlakte van de Jordaan goot ze de koning, in dichte
155 1Kon 17:3 | beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~
156 1Kon 17:5 | beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~
157 2Kon 2:6 | HEERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide:
158 2Kon 2:7 | die beiden stonden aan de Jordaan. ~
159 2Kon 2:13| stond aan den oever van de Jordaan. ~
160 2Kon 5:10| en was u zevenmaal in de Jordaan, en uw vlees zal u wederkomen,
161 2Kon 5:14| af, en doopte zich in de Jordaan zevenmaal, naar het woord
162 2Kon 6:2 | Laat ons toch tot aan de Jordaan gaan, en elk van daar een
163 2Kon 6:4 | met hen. Als zij nu aan de Jordaan gekomen waren, hieuwen zij
164 2Kon 7:15| zij volgden hen na tot de Jordaan toe; en ziet, de ganse weg
165 2Kon 10:33| 33 Van de Jordaan af, tegen den opgang der
166 1Kro 6:78| En aan gene zijde van de Jordaan tegen Jericho, tegen het
167 1Kro 6:78| tegen het oosten aan de Jordaan, van den stam van Ruben:
168 1Kro 12:15| zelfden zijn het, die over de Jordaan gingen in de eerste maand,
169 1Kro 12:37| En van gene zijde van de Jordaan, van de Rubenieten, en Gadieten,
170 1Kro 20:17| Israel, en hij toog over de Jordaan, en hij kwam tot hen, en
171 1Kro 27:30| Israel op deze zijde van de Jordaan tegen het westen, over al
172 2Kro 4:17| 17 In de vlakte van de Jordaan goot ze de koning, in dichte
173 Job 39:18 | hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen
174 Psa 42:21 | Uwer uit het land van de Jordaan, en Hermon, uit het klein
175 Psa 114:3 | zee zag het, en vlood; de Jordaan keerde achterwaarts. ~
176 Psa 114:5 | zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet? ~
177 Jes 8:23 | zeewaarts aan gelegen over de Jordaan, aan Galilea der heidenen. ~ ~
178 Jer 12:5 | de verheffing van de Jordaan? ~
179 Jer 49:19 | leeuw van de verheffing der Jordaan, zal hij opkomen tegen de
180 Jer 50:44 | leeuw van de verheffing der Jordaan, zal hij opkomen tegen de
181 Eze 47:18 | het land Israels aan den Jordaan, van de landpale af
182 Zac 11:3 | dewijl de hoogmoed van de Jordaan verwoest is. ~
183 Matt 2:28| het gehele land rondom de Jordaan; ~
184 Matt 2:29| werden van hem gedoopt in de Jordaan, belijdende hun zonden. ~
185 Matt 2:36| Jezus van Galilea naar de Jordaan, tot Johannes, om van hem
186 Matt 4:15| den weg der zee over de Jordaan, Galilea der volken; ~
187 Matt 4:25| van Judea, en van over de Jordaan. ~ ~
188 Matt 19:1 | Galilea, en kwam over de Jordaan, in de landpalen van Judea. ~
189 Mark 1:5 | gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden. ~
190 Mark 1:9 | van Johannes gedoopt in de Jordaan. ~
191 Mark 3:8 | van Idumea, en van over de Jordaan; en die van omtrent Tyrus
192 Mark 10:1 | door de overzijde van de Jordaan; en de scharen kwamen wederom
193 Luk 3:3 | het omliggende land der Jordaan, predikende den doop der
194 Luk 4:1 | Geestes, keerde wederom van de Jordaan, en werd door den Geest
195 Joha 1:28| geschied in Bethabara, over de Jordaan, waar Johannes was dopende. ~
196 Joha 3:26| Rabbi, Die met u was over de Jordaan, Welken gij getuigenis gaaft,
197 Joha 10:40| Hij ging wederom over de Jordaan, tot de plaats, waar Johannes
|