Book Chapter: Verse
1 Gen 43:22 | kocht hij niet, want de priesters hadden een bescheiden deel
2 Exo 19:22 | 22 Daartoe zullen ook de priesters, die tot den HEERE naderen,
3 Exo 19:24 | opklimmen; doch dat de priesters en het volk niet doorbreken,
4 Lev 1:5 | en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het bloed offeren,
5 Lev 1:8 | zullen de zonen van Aaron, de priesters, de stukken, het hoofd en
6 Lev 1:11 | en de zonen van Aaron, de priesters, zullen zijn bloed rondom
7 Lev 2:2 | tot de zonen van Aaron, de priesters, een van welke daarvan zijn
8 Lev 3:2 | en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het bloed rondom
9 Lev 5:13 | vergeven worden; en het zal des priesters zijn, gelijk het spijsoffer. ~
10 Lev 6:23 | zal alle spijsoffer des priesters ganselijk zijn; het zal
11 Lev 7:7 | dezelve zijn; het zal des priesters zijn, die daarmede verzoening
12 Lev 7:9 | pan bereid wordt, zal des priesters zijn, die dat offert. ~
13 Lev 13:12 | gezicht van de ogen des priesters; ~
14 Lev 14:15 | nemen, en zal ze op des priesters linkerhand gieten. ~
15 Lev 14:18 | olie, die in de hand des priesters geweest is, zal hij doen
16 Lev 14:26 | priester van die olie op des priesters linkerhand gieten. ~
17 Lev 14:29 | olie, die in de hand des priesters is, zal hij doen op het
18 Lev 21:1 | tot Mozes: Spreek tot de priesters, de zonen van Aaron, en
19 Lev 22:10 | heilige eten; een bijwoner des priesters, en een dagloner, zullen
20 Lev 22:12 | 12 Maar als des priesters dochter een vreemden man
21 Lev 22:13 | 13 Doch als des priesters dochter een weduwe of een
22 Lev 26:8 | voor het aangezicht des priesters zetten, opdat de priester
23 Lev 26:11 | voor het aangezicht des priesters zetten. ~
24 Lev 26:21 | bezitting daarvan zal des priesters zijn. ~
25 Num 5:8 | weder uitgekeerd wordt, des priesters zijn; behalve den ram der
26 Num 5:18 | ijveringen is; en in de hand des priesters zal dat bitter water zijn,
27 Num 10:8 | En de zonen van Aaron, de priesters, zullen met die trompetten
28 Num 34:32 | land, tot den dood des hoge priesters. ~
29 Deu 17:9 | komen tot de Levietische priesters, en tot den rechter, die
30 Deu 18:3 | Dit nu zal het recht der priesters zijn van het volk, van hen,
31 Deu 19:17 | voor het aangezicht der priesters, en der rechters, die in
32 Deu 21:5 | 5 Dan zullen de priesters, de kinderen van Levi, toetreden;
33 Joz 3:3 | ziet, en de Levietische priesters dezelve dragende, verreist
34 Joz 3:6 | Desgelijks sprak Jozua tot de priesters, zeggende: Neemt de ark
35 Joz 3:14 | Jordaan te gaan, zo droegen de priesters de ark des verbonds voor
36 Joz 3:17 | 17 Maar de priesters, die de ark des verbonds
37 Joz 4:10 | 10 De priesters nu, die de ark droegen,
38 Joz 4:11 | ark des HEEREN over, en de priesters voor het aangezicht des
39 Joz 4:18 | het geschiedde, toen de priesters, die de ark des verbonds
40 Joz 6:4 | 4 En zeven priesters zullen zeven ramsbazuinen
41 Joz 6:4 | zevenmaal omgaan; en de priesters zullen met de bazuinen blazen. ~
42 Joz 6:6 | Jozua, de zoon van Nun, de priesters, en zeide tot hen: Draagt
43 Joz 6:6 | des verbonds, en dat zeven priesters zeven ramsbazuinen dragen,
44 Joz 6:8 | had, zo gingen de zeven priesters, dragende zeven ramsbazuinen,
45 Joz 6:12 | morgens vroeg op, en de priesters droegen de ark des HEEREN. ~
46 Joz 6:13 | 13 En de zeven priesters, dragende de zeven ramsbazuinen
47 Joz 6:16 | ten zevenden male, als de priesters met de bazuinen bliezen,
48 Ric 17:30 | hij en zijn zonen waren priesters voor den stam der Danieten,
49 1Sa 1:3 | te Silo; en aldaar waren priesters des HEEREN, Hofni, en Pinehas,
50 1Sa 2:13 | 13 Want de wijze dier priesters met het volk was, dat, wanneer
51 1Sa 2:13 | een offerande offerde, des priesters jongen kwam, terwijl het
52 1Sa 2:15 | vet aanstaken, kwam des priesters jongen, en zeide tot den
53 1Sa 5:5 | 5 Daarom treden de priesters van Dagon, en allen, die
54 1Sa 6:2 | riepen de Filistijnen de priesters en de waarzeggers, zeggende:
55 1Sa 22:11 | zijns vaders ganse huis, de priesters, die te Nob waren; en zij
56 1Sa 22:17 | stonden: Wendt u, en doodt de priesters des HEEREN, omdat hun hand
57 1Sa 22:17 | niet uitsteken, om op de priesters des HEEREN aan te vallen. ~
58 1Sa 22:18 | gij u, en val aan op de priesters. Toen wendde zich Doeg,
59 1Sa 22:18 | Edomiet, en hij viel aan op de priesters, en doodde te dien dage
60 1Sa 22:19 | sloeg ook Nob, de stad dezer priesters, met de scherpte des zwaards,
61 2Sa 8:17 | zoon van Abjathar, waren priesters; en Seraja was schrijver. ~
62 2Sa 15:35 | niet Zadok en Abjathar, de priesters, aldaar met u? Zo zal het
63 2Sa 17:15 | Zadok en tot Abjathar, de priesters: Alzo en alzo heeft Achitofel
64 2Sa 20:25 | Zadok en Abjathar waren priesters. ~
65 1Kon 4:4 | Zadok en Abjathar waren priesters. ~
66 1Kon 8:3 | van Israel kwamen; en de priesters namen de ark op. ~
67 1Kon 8:4 | in de tent waren; en de priesters en de Levieten brachten
68 1Kon 8:10| En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen,
69 1Kon 8:11| 11 En de priesters konden niet staan om te
70 1Kon 13:2 | die zal op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken,
71 1Kon 13:33| weg; maar maakte wederom priesters der hoogten van de geringsten
72 1Kon 13:33| hij, en werd een van de priesters der hoogten. ~
73 2Kon 12:5 | 5 Zullen de priesters tot zich nemen, een ieder
74 2Kon 12:6 | den koning Joas, dat de priesters de breuken van het huis
75 2Kon 12:8 | 8 En de priesters bewilligden van het volk
76 2Kon 12:9 | het huis des HEEREN; en de priesters, die den dorpel bewaarden,
77 2Kon 13:5 | 5 Zullen de priesters tot zich nemen, een ieder
78 2Kon 13:6 | den koning Joas, dat de priesters de breuken van het huis
79 2Kon 13:8 | 8 En de priesters bewilligden van het volk
80 2Kon 13:9 | het huis des HEEREN; en de priesters, die den dorpel bewaarden,
81 2Kon 25:2 | inwoners van Jeruzalem, en de priesters en de profeten, en al het
82 2Kon 25:8 | 8 En hij bracht al de priesters uit de steden van Juda,
83 2Kon 25:8 | verontreinigde de hoogten, alwaar die priesters gerookt hadden, van Geba
84 2Kon 25:9 | 9 Doch de priesters der hoogten offerden niet
85 1Kro 9:2 | waren de Israelieten, de priesters, de Levieten, en de Nethinim. ~
86 1Kro 13:2 | landen van Israel, en de priesters en Levieten, die met hen
87 1Kro 15:11| 11 En David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de
88 1Kro 15:14| Zo heiligden zich dan de priesters en Levieten, om de ark des
89 1Kro 15:24| en Benaja, en Eliezer, de priesters, trompetten met trompetten
90 1Kro 16:6 | Maar Benaja en Jahaziel, de priesters, steeds met trompetten voor
91 1Kro 16:39| Zadok, en zijn broederen, de priesters, voor den tabernakel des
92 1Kro 18:16| zoon van Abjathar, waren priesters, en Sausa schrijver; ~
93 1Kro 19:16| zoon van Abjathar, waren priesters, en Sausa schrijver; ~
94 1Kro 24:2 | vorsten van Israel, ook de priesters en de Levieten. ~
95 1Kro 25:6 | hoofden der vaderen onder de priesters en onder de Levieten; een
96 2Kro 4:6 | maar de zee was, opdat de priesters zich daarin zouden wassen. ~
97 2Kro 5:5 | waren; deze brachten de priesters en Levieten opwaarts. ~
98 2Kro 5:7 | 7 Alzo brachten de priesters de ark des verbonds des
99 2Kro 5:11| En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen; (
100 2Kro 5:11| heilige uitgingen; (want al de priesters, die gevonden werden, hadden
101 2Kro 5:14| 14 En de priesters konden, vanwege die wolk,
102 2Kro 6:5 | waren; deze brachten de priesters en Levieten opwaarts. ~
103 2Kro 6:7 | 7 Alzo brachten de priesters de ark des verbonds des
104 2Kro 6:11| En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen; (
105 2Kro 6:11| heilige uitgingen; (want al de priesters, die gevonden werden, hadden
106 2Kro 6:14| 14 En de priesters konden, vanwege die wolk,
107 2Kro 7:41| ark Uwer kracht; laat Uw priesters, HEERE God, met heil bekleed
108 2Kro 8:2 | 2 En de priesters konden niet ingaan in het
109 2Kro 8:6 | 6 Ook stonden de priesters in hun wachten, en de Levieten
110 2Kro 8:6 | dienst Hem prees; en de priesters trompetten tegen hen over,
111 2Kro 14:10| Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn
112 2Kro 14:14| riepen tot den HEERE, en de priesters trompetten met de trompetten. ~
113 2Kro 18:8 | Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram. ~
114 2Kro 26:17| na, en met hem des HEEREN priesters, tachtig kloeke mannen. ~
115 2Kro 29:22| slachtten zij de runderen, en de priesters ontvingen het bloed, en
116 2Kro 29:26| instrumenten van David, en de priesters met de trompetten. ~
117 2Kro 29:34| was, en totdat de andere priesters zich geheiligd hadden; want
118 2Kro 30:15| der tweede maand; en de priesters en de Levieten waren beschaamd
119 2Kro 30:16| Mozes, den man Gods; de priesters sprengden het bloed, dat
120 2Kro 34:30| Jeruzalem, mitsgaders de priesters en de Levieten, en al het
121 2Kro 35:11| slachtte men het pascha, en de priesters sprengden het bloed uit
122 2Kro 35:14| voor de priesteren; want de priesters, de zonen van Aaron, waren
123 2Kro 35:18| gelijk dat Josia hield met de priesters en de Levieten, en gans
124 2Kro 36:11| slachtte men het pascha, en de priesters sprengden het bloed uit
125 2Kro 36:14| voor de priesteren; want de priesters, de zonen van Aaron, waren
126 2Kro 36:18| gelijk dat Josia hield met de priesters en de Levieten, en gans
127 Ezra 2:36| 36 De priesters. De kinderen van Jedaja,
128 Ezra 2:70| 70 En de priesters en de Levieten, en sommigen
129 Ezra 3:2 | op, en zijn broederen, de priesters en Zerubbabel, de zoon van
130 Ezra 3:8 | overige hunner broederen, de priesters en de Levieten, en allen,
131 Ezra 6:20| 20 Want de priesters en de Levieten hadden zich
132 Ezra 8:30| 30 Toen ontvingen de priesters en de Levieten het gewicht
133 Ezra 9:1 | Het volk Israels, en de priesters, en de Levieten, zijn niet
134 Ezra 9:7 | wij, onze koningen en onze priesters, in de hand van de koningen
135 Neh 7:39 | 39 De priesters: de kinderen van Jedaja,
136 Neh 7:73 | 73 En de priesters, en de Levieten, en de poortiers,
137 Neh 8:14 | vaderen van het ganse volk, de priesters en de Levieten, tot Ezra,
138 Neh 9:34 | koningen, onze vorsten, onze priesters en onze vaders hebben Uw
139 Neh 10:8 | Bilgai, Semaja. Dit waren de priesters. ~
140 Neh 10:34 | wierpen wij de loten, onder de priesters, de Levieten en het volk,
141 Neh 11:3 | in hun steden, Israel, de priesters, en de Levieten, en de Nethinim,
142 Neh 11:20 | overige nu van Israel, van de priesters en de Levieten, was in alle
143 Neh 12:1 | 1 Dit nu zijn de priesters en de Levieten, die met
144 Neh 12:12 | dagen van Jojakim waren priesters, hoofden der vaderen: van
145 Neh 12:30 | 30 En de priesters en de Levieten reinigden
146 Neh 12:35 | 35 En van de priesters kinderen met trompetten:
147 Neh 12:41 | 41 En de priesters, Eljakim, Maaseja, Minjamin,
148 Psa 78:64 | 64 Hun priesters vielen door het zwaard,
149 Psa 99:6 | en Aaron waren onder Zijn priesters, en Samuel onder de aanroepers
150 Psa 132:9 | 9 Dat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid,
151 Psa 132:16 | 16 En haar priesters zal Ik met heil bekleden,
152 Jes 62:6 | Doch gijlieden zult priesters des HEEREN heten, men zal
153 Jes 67:21 | Ik uit dezelve enigen tot priesters en tot Levieten nemen, zegt
154 Jer 2:8 | 8 De priesters zeiden niet: Waar is de
155 Jer 2:26 | koningen, hun vorsten, en hun priesters, en hun profeten; ~
156 Jer 4:9 | vorsten vergaan zal; en de priesters zullen zich ontzetten, en
157 Jer 5:31 | profeteren valselijk, en de priesters heersen door hun handen;
158 Jer 13:13 | Davids troon zitten, en de priesters, en de profeten, en alle
159 Jer 14:18 | zowel de profeten als de priesters lopen om in het land,
160 Jer 23:11 | Want beiden, profeten en priesters, zijn huichelaars; zelfs
161 Jer 26:7 | 7 En de priesters, en de profeten, en al het
162 Jer 26:8 | volk te spreken, dat de priesters en de profeten en al het
163 Jer 26:11 | 11 Toen spraken de priesters en de profeten tot de vorsten
164 Klaa 1:4 | poorten zijn woest, haar priesters zuchten: haar jonkvrouwen
165 Klaa 1:19| hebben mij bedrogen; mijn priesters en mijn oudsten hebben in
166 Eze 22:26 | 26 Haar priesters doen Mijn wet geweld aan,
167 Eze 42:13 | heilige kameren, waarin de priesters, die tot den HEERE
168 Eze 42:14 | 14 Als de priesters ingegaan zullen zijn, zo
169 Eze 43:27 | voortaan geschieden, dat de priesters uw brandofferen en uw dankofferen
170 Eze 44:15 | Maar de Levietische priesters, de kinderen van Zadok,
171 Eze 44:31 | of van het vee, zullen de priesters eten. ~ ~
172 Eze 46:2 | post van de poort; en de priesters zullen zijn brandofferen
173 Eze 46:20 | is de plaats, alwaar de priesters het schuldoffer en het zondoffer
174 Hos 5:1 | 1 Hoort dit, gij priesters! en merkt op, gij huis Israels!
175 Joe 1:9 | des HEEREN afgesneden; de priesters, des HEEREN dienaars, treuren.
176 Joe 1:13 | Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars des
177 Joe 2:17 | 17 Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen
178 Mic 3:11 | rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten
179 Zep 1:4 | der Chemarim met de priesters; ~
180 Zep 3:4 | trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen het heilige,
181 Zac 7:3 | 3 Zeggende tot de priesters, die in het huis des HEEREN
182 Zac 7:5 | volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende: Toen gij vasttet
183 Mal 1:6 | heirscharen tot u, o priesters, verachters Mijns Naams!
184 Mal 2:1 | 1 En nu, gij priesters! tot u wordt dit gebod gezonden; ~
185 Mal 2:7 | Want de lippen der priesters zullen de wetenschap bewaren,
186 Matt 12:5 | gelezen in de wet, dat de priesters den sabbat ontheiligen in
187 Luk 17:14 | en vertoont uzelven den priesters. En het geschiedde, terwijl
188 Joha 1:19| Johannes, toen de Joden enige priesters en Levieten afzonden van
189 Hand 4:1 | kwamen daarover tot hen de priesters, en de hoofdman des tempels,
190 Heb 7:20 | zijn wel zonder eedzwering priesters geworden; ~
191 Heb 7:23 | 23 En genen zijn wel vele priesters geworden, omdat zij door
192 Heb 8:4 | Priester zijn, dewijl er priesters zijn, die naar de wet gaven
193 Heb 9:6 | zijnde, zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel,
194 Open 1:6 | gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem,
195 Open 20:6 | geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn,
|