Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
slip 6
slippe 2
slippen 1
sloeg 193
sloegen 99
sloegt 3
slokken 5
Frequency    [«  »]
193 deur
193 dienst
193 landpale
193 sloeg
192 ander
191 38
191 drinken

Bijbel

IntraText - Concordances

sloeg

    Book Chapter: Verse
1 Gen 4:8 | broeder Habel opstond, en sloeg hem dood. ~ 2 Gen 4:23 | mijn rede! Voorwaar, ik sloeg wel een man dood, om mijn 3 Gen 12:8 | oosten van Beth-El, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-El 4 Gen 13:12 | de steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe. ~ 5 Gen 13:18 | 18 En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde 6 Gen 14:15 | hij en zijn knechten, en sloeg ze; en hij jaagde hen na 7 Gen 24:25 | Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn tent op; en 8 Gen 28:25 | geslagen op dat gebergte; ook sloeg Laban met zijn broederen 9 Exo 2:11 | Hebreeuwsen man uit zijn broederen sloeg. ~ 10 Exo 7:20 | hij hief den staf op, en sloeg het water, dat in de rivier 11 Exo 8:17 | hand uit met zijn staf, en sloeg het stof der aarde, en er 12 Exo 9:25 | 25 En de hagel sloeg, in het ganse Egypteland, 13 Exo 9:25 | tot de beesten toe; ook sloeg de hagel al het kruid des 14 Exo 12:27 | toen Hij de Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde! 15 Exo 12:29 | eerstgeborenen in Egypteland sloeg, van den eerstgeborene van 16 Exo 21:19 | stok, zo zal hij, die hem sloeg, onschuldig zijn; alleen 17 Num 3:13 | eerstgeborenen in Egypteland sloeg, heb Ik Mij geheiligd alle 18 Num 8:17 | eerstgeboorte in Egypteland sloeg, heb Ik dezelve Mij geheiligd. ~ 19 Num 11:33 | tegen het volk, en de HEERE sloeg het volk met een zeer grote 20 Num 20:11 | Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal met 21 Num 21:24 | 24 Maar Israel sloeg hem met de scherpte des 22 Num 22:23 | en ging in het veld. Toen sloeg Bileam de ezelin, om dezelve 23 Num 22:27 | van Bileam ontstak, en hij sloeg de ezelin met een stok. ~ 24 Num 24:10 | Balak tegen Bileam, en hij sloeg zijn handen samen; en Balak 25 Deu 4:46 | Hesbon woonde; welken Mozes sloeg, en de kinderen Israels, 26 Deu 22:26 | zijn naaste opstond, en sloeg hem dood aan het leven, 27 Deu 25:18 | op den weg ontmoette, en sloeg onder u in den staart al 28 Deu 32:15 | nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit (gij zijt 29 Joz 10:10 | aangezicht van Israel; en hij sloeg hen met een groten slag 30 Joz 10:10 | naar Beth-horon opgaat, en sloeg hen tot Azeka en tot Makkeda 31 Joz 10:26 | 26 En Jozua sloeg hen daarna, en doodde ze, 32 Joz 10:28 | ook Jozua Makkeda in, en sloeg haar met de scherpte des 33 Joz 10:30 | met haar koning; en hij sloeg haar met de scherpte des 34 Joz 10:32 | den tweeden dag, en hij sloeg haar met de scherpte des 35 Joz 10:33 | Lachis te helpen; maar Jozua sloeg hem en zijn volk, totdat 36 Joz 10:40 | 40 Alzo sloeg Jozua het ganse land, het 37 Joz 10:41 | 41 En Jozua sloeg hen van Kades-Barnea en 38 Joz 11:10 | Hazor in, en haar koning sloeg hij met het zwaard; want 39 Joz 11:12 | al haar koningen, en hij sloeg hen met de scherpte des 40 Joz 11:17 | koningen nam hij ook, en sloeg hen, en doodde hen. ~ 41 Joz 12:7 | koningen des lands, die Jozua sloeg, en de kinderen Israels, 42 Ric 3:13 | Amalekieten en hij toog heen, en sloeg Israel, en zij namen de 43 Ric 3:31 | een zoon van Anath, die sloeg de Filistijnen, zeshonderd 44 Ric 4:50 | 26 Haar hand sloeg zij aan den nagel, en haar 45 Ric 6:13 | kwam tot aan de tent, en sloeg haar, dat zij viel, en keerde 46 Ric 7:11 | Nobah en Jogbeha; en hij sloeg dat leger, want het leger 47 Ric 8:43 | hij zich tegen hen op, en sloeg hen. ~ 48 Ric 10:33 | 33 En hij sloeg hen van Aroer af tot daar 49 Ric 13:19 | naar de Askelonieten, en sloeg van hen dertig man; en hij 50 Ric 14:8 | 8 En hij sloeg hen, den schenkel en de 51 Ric 14:15 | hand uit, en nam het, en sloeg daarmede duizend man. ~ 52 Ric 19:35 | 35 Toen sloeg de HEERE Benjamin voor Israels 53 Ric 19:37 | achterlage trok rechtdoor, en sloeg de ganse stad met de scherpte 54 Rut 2:17 | tot aan den avond; en zij sloeg uit, wat zij opgelezen had, 55 Rut 3:7 | kwam zij stilletjes in, en sloeg zijn voetdeksel op, en legde 56 1Sa 2:14 | 14 En sloeg in de teile, of in den ketel, 57 1Sa 5:6 | en verwoestte hen; en Hij sloeg ze met spenen, Asdod en 58 1Sa 5:9 | grote kwelling; want Hij sloeg de lieden dier stad van 59 1Sa 6:19 | 19 En de Heere sloeg onder die lieden van Beth-Semes, 60 1Sa 6:19 | HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk zeventig mannen, 61 1Sa 13:3 | 3 Doch Jonathan sloeg de bezetting der Filistijnen, 62 1Sa 14:48 | handelde dapper, en hij sloeg de Amalekieten, en hij redde 63 1Sa 15:7 | 7 Toen sloeg Saul de Amalekieten van 64 1Sa 17:35 | ik ging uit hem na, en ik sloeg hem, en redde het uit zijn 65 1Sa 17:35 | ik hem bij zijn baard, en sloeg hem, en doodde hem. ~ 66 1Sa 19:8 | tegen de Filistijnen, en hij sloeg hen met een groten slag, 67 1Sa 19:10 | met de spies in den wand sloeg. Toen vlood David, en ontkwam 68 1Sa 22:19 | 19 Hij sloeg ook Nob, de stad dezer priesters, 69 1Sa 22:19 | en ezels, en de schapen, sloeg hij met de scherpte des 70 1Sa 23:5 | dreef hun vee weg, en hij sloeg onder hen een groten slag; 71 1Sa 24:6 | daarna, dat Davids hart hem sloeg, omdat hij de slip van Saul 72 1Sa 25:38 | omtrent na tien dagen, zo sloeg de HEERE Nabal, dat hij 73 1Sa 27:9 | 9 En David sloeg dat land, en liet noch man 74 1Sa 30:17 | 17 En David sloeg hen van de schemering tot 75 2Sa 1:15 | val op hem aan. En hij sloeg hem, dat hij stierf. ~ 76 2Sa 2:23 | weigerde af te wijken. Zo sloeg hem Abner met het achterste 77 2Sa 3:27 | met hem te spreken; en hij sloeg hem aldaar aan de vijfde, 78 2Sa 5:20 | te Baal-Perazim; en David sloeg hen aldaar, en zeide: De 79 2Sa 5:25 | hem geboden had; en hij sloeg de Filistijnen van Geba 80 2Sa 6:7 | HEEREN tegen Uza, en God sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; 81 2Sa 8:1 | dat David de Filistijnen sloeg, en bracht hen ten onder; 82 2Sa 8:2 | 2 Ook sloeg hij de Moabieten, en mat 83 2Sa 8:3 | 3 David sloeg ook Hadad-ezer, den zoon 84 2Sa 8:5 | Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriers twee en twintig 85 2Sa 10:18 | duizend ruiteren; daartoe sloeg hij Sobach, hun krijgsoverste, 86 2Sa 11:21 | 21 Wie sloeg Abimelech, den zoon van 87 2Sa 12:15 | naar zijn huis. En de HEERE sloeg het kind, dat de huisvrouw 88 2Sa 14:6 | scheider tussen hen; en de een sloeg den ander, en doodde hem. ~ 89 2Sa 20:10 | dat in Joabs hand was; zo sloeg hij hem daarmede aan de 90 2Sa 20:10 | ingewand ter aarde uit, en hij sloeg hem niet ten tweeden male, 91 2Sa 21:17 | van Zeruja, hielp hem, en sloeg den Filistijn, en doodde 92 2Sa 21:18 | tegen de Filistijnen. Toen sloeg Sibbechai, de Husathiet, 93 2Sa 21:19 | de zoon van Jaare-Oregim, sloeg Beth-Halachmi, dewelke was 94 2Sa 21:21 | van Simea, Davids broeder, sloeg hem. ~ 95 2Sa 23:10 | 10 Deze stond op, en sloeg onder de Filistijnen, totdat 96 2Sa 23:12 | stuk, en verloste dat, en sloeg de Filistijnen; en de HEERE 97 2Sa 23:20 | daden, van Kabzeel; die sloeg twee sterke leeuwen van 98 2Sa 23:20 | Moab; ook ging hij af, en sloeg een leeuw in het midden 99 2Sa 23:21 | 21 Daartoe sloeg hij een Egyptischen man, 100 2Sa 24:10 | 10 En Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk 101 2Sa 24:17 | engel zag, die het volk sloeg, sprak tot den HEERE, en 102 1Kon 11:15| wat mannelijk was in Edom sloeg; ~ 103 1Kon 15:20| de steden van Israel; en sloeg Ijon, en Dan, en Abel Beth-Maacha, 104 1Kon 15:27| verbintenis tegen hem, en Baesa sloeg hem te Gibbethon, hetwelk 105 1Kon 15:29| ganse huis van Jerobeam sloeg; hij liet niets over van 106 1Kon 16:10| 10 Zo kwam Zimri in, en sloeg hem, en doodde hem, in het 107 1Kon 16:11| het ganse huis van Baesa sloeg; hij liet hem niet over 108 1Kon 20:20| 20 En een ieder sloeg zijn man, zodat de Syriers 109 1Kon 20:21| van Israel toog uit, en sloeg paarden en wagenen, dat 110 1Kon 20:21| groten slag aan de Syriers sloeg. ~ 111 1Kon 20:36| vond hem een leeuw, die hem sloeg. ~ 112 1Kon 20:37| Sla mij toch. En die man sloeg hem, slaande en wondende. ~ 113 1Kon 22:24| zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken; 114 2Kon 2:8 | mantel, en wond hem samen, en sloeg het water, en het werd herwaarts 115 2Kon 2:14| van hem afgevallen was, en sloeg het water, en zeide: Waar 116 2Kon 2:14| Elia? Ja, Dezelve? En hij sloeg het water, en het werd herwaarts 117 2Kon 6:18| met verblindheden. En Hij sloeg hen met verblindheden, naar 118 2Kon 8:21| maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die rondom 119 2Kon 10:11| 11 Daartoe sloeg Jehu al de overgeblevenen 120 2Kon 10:17| toen hij te Samaria kwam, sloeg hij allen, die aan Achab 121 2Kon 10:32| af te korten, want Hazael sloeg ze in alle landpalen van 122 2Kon 14:18| Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal; daarna stond hij 123 2Kon 14:25| krijg genomen had; Joas sloeg hem driemaal, en bracht 124 2Kon 15:5 | was, dat hij zijn knechten sloeg, die den koning, zijn vader, 125 2Kon 15:7 | 7 Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal 126 2Kon 16:10| verbintenis tegen hem, en sloeg hem voor het volk, en doodde 127 2Kon 16:14| en kwam te Samaria, en sloeg Sallum, den zoon van Jabes, 128 2Kon 16:16| 16 Toen sloeg Menahem Tifsah, met allen, 129 2Kon 16:16| voor hem had opengedaan, zo sloeg hij hen; al haar bevruchte 130 2Kon 16:25| verbintenis tegen hem, en sloeg hem te Samaria, in het paleis 131 2Kon 16:30| den zoon van Remalia, en sloeg hem, en doodde hem, en werd 132 2Kon 20:8 | 8 Hij sloeg de Filistijnen tot Gaza 133 2Kon 21:35| Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het leger van Assyrie 134 2Kon 27:21| 21 En de koning van Babel sloeg hen, en doodde hen te Ribla, 135 1Kro 13:10| HEEREN over Uza, en Hij sloeg hem, omdat hij zijn hand 136 1Kro 14:11| optogen naar Baal-Perazim, zo sloeg hen David daar; en David 137 1Kro 18:1 | dat David de Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; 138 1Kro 18:2 | 2 Hij sloeg ook de Moabieten, alzo dat 139 1Kro 18:3 | 3 David sloeg ook Hadar-ezer, den koning 140 1Kro 18:5 | Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriers twee en twintig 141 1Kro 18:12| 12 Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, 142 1Kro 19:1 | dat David de Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; 143 1Kro 19:2 | 2 Hij sloeg ook de Moabieten, alzo dat 144 1Kro 19:3 | 3 David sloeg ook Hadar-ezer, den koning 145 1Kro 19:5 | Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriers twee en twintig 146 1Kro 19:12| 12 Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, 147 1Kro 21:1 | bleef te Jeruzalem. En Joab sloeg Rabba, en verwoestte ze. ~ 148 1Kro 21:4 | Filistijnen te Gezer opstond, toen sloeg Sibchai, de Husathiet, Sippai, 149 1Kro 22:7 | in de ogen Gods; daarom sloeg Hij Israel. ~ 150 2Kro 14:15| Jerobeam en het ganse Israel sloeg voor Abia en Juda. ~ 151 2Kro 14:17| Abia dan, en zijn volk, sloeg hen met een groten slag; 152 2Kro 14:20| van Abia; maar de HEERE sloeg hem, dat hij stierf. ~ 153 2Kro 19:23| zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken, 154 2Kro 22:9 | maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die rondom 155 2Kro 22:29| maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die rondom 156 2Kro 25:11| toog in het Zoutdal, en sloeg van de kinderen van Seir 157 2Kro 28:5 | konings van Israel, die hem sloeg met een groten slag. ~ 158 2Kro 28:6 | Pekah, de zoon van Remalia, sloeg in Juda honderd en twintig 159 2Kro 28:7 | geweldig man van Efraim, sloeg Maaseja, den zoon des konings, 160 2Kro 33:25| Maar het volk des lands sloeg hen allen, die de verbintenis 161 Neh 13:25 | hen, en vloekte hen, en sloeg sommige mannen van hen, 162 Job 2:7 | aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van 163 Psa 60:2 | wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend. ~ 164 Psa 78:51 | 51 En Hij sloeg al het eerstgeborene in 165 Psa 78:66 | 66 En Hij sloeg Zijn wederpartijders aan 166 Psa 105:33 | 33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, 167 Psa 135:8 | eerstgeborenen van Egypte sloeg, van den mens af tot het 168 Psa 135:10 | 10 Die veel volken sloeg, en machtige koningen doodde; ~ 169 Jes 14:29 | Palestina! dat de roede die u sloeg, gebroken is; want uit de 170 Jes 27:7 | geslagen heeft, die hem sloeg? Is hij gedood, gelijk zijn 171 Jes 30:31 | worden, die met de roede sloeg. ~ 172 Jes 37:36 | engel des HEEREN uit, en sloeg in het leger van Assyrie 173 Jes 58:17 | ongerechtigheid hunner gierigheid, en sloeg hen; Ik verborg Mij, en 174 Jer 20:2 | 2      Zo sloeg Pashur den profeet Jeremia, 175 Jer 26:23 | den koning Jojakim, en hij sloeg hem met het zwaard, en hij 176 Jer 41:3 | 3      Ook sloeg Ismael al de Joden, die 177 Jer 46:2 | Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, in het vierde jaar      178 Jer 47:1 | Filistijnen; eer dat Farao Gaza sloeg. ~ 179 Jer 49:28 | Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE alzo: Maakt 180 Jer 52:27 | En de koning van Babel sloeg hen en doodde hen te Ribla, 181 Dan 2:34 | werd zonder handen, die sloeg dat beeld aan zijn voeten 182 Dan 10:15 | deze woorden met mij sprak, sloeg ik mijn aangezicht ter aarde, 183 Mark 14:47| stonden, het zwaard trekkende, sloeg den dienstknecht des hogepriesters, 184 Luk 6:48 | nu de hoge vloed kwam, zo sloeg de waterstroom tegen dat 185 Luk 18:13 | opheffen naar den hemel, maar sloeg op zijn borst, zeggende: 186 Luk 22:50 | 50 En een uit hen sloeg den dienstknecht des hogepriesters, 187 Joha 7:30| te grijpen; maar niemand sloeg de hand aan Hem; want Zijn 188 Joha 7:44| Hem grijpen; maar niemand sloeg de handen aan Hem. ~ 189 Joha 18:10| zwaard, trok hetzelve uit, en sloeg des hogepriesters dienstknecht, 190 Hand 6:31| omtrent denzelfden tijd sloeg de koning Herodes de handen 191 Hand 6:53| 23 En van stonde aan sloeg hem een engel des Heeren, 192 Hand 21:14| 14 Maar niet lang daarna, sloeg tegen hetzelve een stormwind, 193 1Joh 3:12| doodsloeg; en om wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijn


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License