Book Chapter: Verse
1 Gen 4:25 | heeft mij, sprak zij, een ander zaad gezet voor Habel; want
2 Gen 13:11 | gescheiden, de een van den ander. ~
3 Gen 24:31 | op, en zwoeren de een den ander; daarna liet Izak hen gaan,
4 Gen 28:49 | wanneer wij de een van den ander zullen verborgen zijn! ~
5 Gen 33:6 | was vertrokken naar een ander land, van het aangezicht
6 Gen 34:19 | zij zeiden de een tot den ander: Ziet, daar komt die meester-dromer
7 Gen 38:21 | zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig
8 Gen 38:28 | verschrikten, de een tot den ander zeggende: Wat is dit, dat
9 Gen 39:22 | 22 Wij hebben ook ander geld in onze hand afgebracht,
10 Exo 4:7 | zij was weder als zijn ander vlees. ~
11 Exo 10:23 | 23 Zij zagen de een de ander niet; er stond ook niemand
12 Exo 14:20 | nacht; zodat de een tot den ander niet naderde den gansen
13 Exo 16:15 | zeiden zij, de een tot den ander: Het is Man, want zij wisten
14 Exo 16:17 | verzamelden, de een veel en de ander weinig. ~
15 Exo 17:12 | handen, de een op deze, en ander op de andere zijde; alzo
16 Exo 18:7 | zij vraagden de een den ander naar den welstand, en zij
17 Exo 21:18 | twisten, en de een slaat den ander met een steen, of met een
18 Exo 25:33 | gelijk amandelnoten in een ander riet, een knoop en een bloem;
19 Exo 26:19 | en twee voeten onder een ander berd, aan zijn twee houvasten. ~
20 Exo 26:21 | en twee voeten onder een ander berd. ~
21 Exo 36:24 | en twee voeten onder een ander berd, aan zijn twee houvasten. ~
22 Exo 36:26 | en twee voeten onder een ander berd. ~
23 Exo 37:19 | gelijk amandelnoten in een ander riet, een knoop en een bloem;
24 Lev 14:42 | stenen brengen; en men zal ander leem nemen, en dat huis
25 Lev 24:14 | dat niemand de een den ander verdrukke. ~
26 Lev 25:37 | zij zullen de een op den ander als voor het zwaard vallen,
27 Num 14:4 | zij zeiden de een tot den ander: Laat ons een hoofd opwerpen,
28 Num 23:27 | Kom toch, ik zal u aan een ander plaats medenemen; misschien
29 Deu 20:7 | den strijd sterve, en een ander man haar neme. ~
30 Deu 25:11 | Wanneer mannen, de een met den ander, twisten, en de vrouw des
31 Deu 28:30 | vrouw ondertrouwen, maar een ander zal haar beslapen; een huis
32 Deu 28:32 | dochteren zullen aan een ander volk gegeven worden, dat
33 Deu 29:28 | heeft hen verworpen in een ander land, gelijk het is te dezen
34 Ric 2:10 | vergaderd was; zo stond er een ander geslacht na hen op, dat
35 Ric 5:29 | zeiden zij, de een tot de ander: Wie heeft dit stuk gedaan?
36 Ric 9:18 | van Gilead, de een tot den ander: Wie is de man, die beginnen
37 Ric 15:7 | worden, en wezen als een ander mens. ~
38 Ric 15:11 | worden, en wezen als een ander mens. ~
39 Ric 19:31 | naar het huis Gods, en de ander naar Gibea, in het veld,
40 Rut 2:8 | dochter? Ga niet, om in een ander veld op te lezen; ook zult
41 Rut 2:22 | niet tegenvallen in een ander veld. ~
42 Rut 3:14 | stond op, eer dat de een den ander kennen kon; want hij zeide:
43 1Sa 10:9 | God hem het hart in een ander; en al die tekenen kwamen
44 1Sa 21:5 | brood, te meer dewijl heden ander in de vaten zal geheiligd
45 1Sa 21:9 | neem het, want hier is geen ander dan dit. David nu zeide:
46 2Sa 2:16 | 16 En de een greep den ander bij het hoofd, en stiet
47 2Sa 12:1 | stad, de een rijk en de ander arm. ~
48 2Sa 14:6 | hen; en de een sloeg den ander, en doodde hem. ~
49 1Kon 7:8 | alwaar hij woonde, was een ander voorhof, meer inwaarts dan
50 2Kon 3:23| verdorven, en hebben de een de ander verslagen; nu dan aan den
51 2Kon 7:3 | die zeiden, de een tot den ander: Wat blijven wij hier, totdat
52 2Kon 7:6 | zij zeiden de een tot den ander: Zie, de koning van Israel
53 2Kon 7:9 | zeiden zij, de een tot den ander: Wij doen niet recht; deze
54 1Kro 16:20| het ene koninkrijk tot een ander volk. ~
55 2Kro 21:23| hielpen zij de een den ander ten verderve. ~
56 Neh 3:19 | de overste van Mizpa, een ander maat; tegenover den opgang
57 Neh 3:21 | Uria, den zoon van Koz, een ander maat; van de huisdeur van
58 Neh 3:24 | de zoon van Henadad, een ander maat; van het huis van Azarja
59 Neh 3:27 | verbeterden de Thekoieten een ander maat; tegenover den groten
60 Neh 4:19 | afgezonderd, de een ver van den ander; ~
61 Neh 9:3 | vierendeel van den dag; en op een ander vierendeel deden zij belijdenis,
62 Job 1:16 | deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Het vuur Gods
63 Job 1:17 | deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: De Chaldeen stelden
64 Job 1:18 | deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Uw zonen en uw
65 Job 21:25 | 25 De ander daarentegen sterft met een
66 Job 31:8 | moet ik zaaien, maar een ander eten, en mijn spruiten moeten
67 Job 31:10 | moet mijn huisvrouw met een ander malen, en anderen zich over
68 Psa 109:8 | zijn dagen weinig zijn; een ander neme zijn ambt; ~
69 Spre 25:9 | openbaar het heimelijke van een ander niet; ~
70 Pred 7:14| ook den een tegenover den ander, ter oorzake dat de mens
71 Hoo 5:9 | uw Liefste meer dan een ander liefste, o gij schoonste
72 Hoo 5:9 | uw Liefste meer dan een ander liefste, dat gij ons zo
73 Jes 3:5 | de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn
74 Jes 6:3 | En de een riep tot den ander, en zeide: Heilig, heilig,
75 Jes 9:18 | des vuurs: de een zal den ander niet verschonen. ~
76 Jes 34:16 | feilen, het een noch het ander zal men missen; want mijn
77 Jes 41:6 | 6 De een hielp den ander, en zeide tot zijn metgezel:
78 Jes 48:11 | Ik zal Mijn eer aan geen ander geven. ~
79 Jes 66:22 | niet bouwen, dat het een ander bewone; zij zullen niet
80 Jes 66:22 | niet planten, dat het een ander ete, want de dagen Mijns
81 Jer 13:14 | slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de kinderen
82 Jer 18:4 | maakte hij daarvan weder een ander vat, gelijk als het recht
83 Jer 22:26 | heeft, uitwerpen in een ander land, waarin gijlieden niet
84 Jer 36:16 | verschrikten, de een tegen den ander; en zij zeiden tot Baruch:
85 Jer 46:16 | ja, de een viel op den ander; zodat zij zeiden: Staat
86 Eze 1:9 | samengevoegd, de een aan den ander; zij keerden zich niet om,
87 Eze 1:23 | rechtop, de een aan den ander; ieder had er twee, die
88 Eze 3:13 | vleugelen, die de een den ander raakten, en het geluid der
89 Eze 4:17 | hebben, en de een met den ander verbaasd worden, en in hun
90 Eze 19:5 | verloren was, zo nam zij een ander van haar welpen, hetwelk
91 Eze 22:11 | naasten huisvrouw, en een ander heeft zijns zoons vrouw
92 Eze 22:11 | schandelijkheid verontreinigd; nog een ander heeft in u zijn zuster,
93 Eze 33:30 | en de een spreekt met den ander, een iegelijk met zijn broeder,
94 Eze 37:16 | metgezellen; en neem een ander hout, en schrijf daarop:
95 Eze 37:17 | naderen, het een tot het ander tot een enig hout; en zij
96 Eze 40:13 | tot aan het dak van een ander; de breedte was vijf en
97 Eze 46:21 | hoek des voorhofs was een ander voorhofje. ~
98 Eze 47:14 | erven, de een zowel als de ander; over hetwelk Ik Mijn hand
99 Dan 2:39 | 39 En na u zal een ander koninkrijk opstaan, lager
100 Dan 2:39 | dan het uwe; daarna een ander, het derde koninkrijk van
101 Dan 2:43 | zij zullen de een aan den ander niet hechten, gelijk als
102 Dan 2:44 | Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden;
103 Dan 3:29 | gesteld worde; want er is geen ander God, Die alzo verlossen
104 Dan 5:17 | geef uw vereringen aan een ander; ik zal nochtans het schrift
105 Dan 7:6 | ik, en ziet, er was een ander dier, gelijk een luipaard,
106 Dan 7:24 | koningen opstaan, en een ander zal na hen opstaan; en dat
107 Dan 11:5 | zal sterk worden; doch een ander zal sterker worden dan hij,
108 Dan 12:5 | oever der rivier, en de ander aan gene zijde van den oever
109 Joe 1:3 | derzelver kinderen aan een ander geslacht. ~
110 Joe 2:8 | Ook zullen zij de een den ander niet dringen; zij zullen
111 Zac 7:9 | barmhartigheden, de een aan den ander; ~
112 Mal 2:10 | trouwelooslijk de een tegen den ander, ontheiligende het verbond
113 Matt 8:21| 21 En een ander uit Zijn discipelen zeide
114 Matt 13:5 | 5 En een ander deel viel op steenachtige
115 Matt 13:7 | 7 En een ander deel viel in de doornen;
116 Matt 13:8 | 8 En een ander deel viel in de goede aarde,
117 Matt 13:8 | vrucht, het een honderd-, het ander zestig-, en het ander dertig
118 Matt 13:8 | het ander zestig-, en het ander dertig voud. ~
119 Matt 13:23| voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig
120 Matt 13:23| de ander zestig-, en de ander dertig voud. ~
121 Matt 20:21| een tot Uw rechter- en de ander tot Uw linker hand in Uw
122 Matt 24:40| een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. ~
123 Mark 10:37| aan Uw rechter hand, en de ander aan Uw linker hand in Uw
124 Mark 12:31| als uzelven. Er is geen ander gebod, groter dan deze. ~
125 Mark 12:32| enig God is, en er is geen ander dan Hij; ~
126 Mark 14:19| worden, en de een na de ander tot Hem te zeggen: Ben ik
127 Mark 14:19| zeggen: Ben ik het? En een ander: Ben ik het? ~
128 Luk 9:56 | En zij gingen naar een ander vlek. ~
129 Luk 9:61 | 61 En ook een ander zeide: Heere, ik zal U volgen;
130 Luk 14:19 | 19 En een ander zeide: Ik heb vijf juk ossen
131 Luk 14:20 | 20 En een ander zeide: Ik heb een vrouw
132 Luk 17:34 | een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. ~
133 Luk 17:35 | ene zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. ~
134 Luk 17:36 | een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. ~
135 Luk 18:10 | was een Farizeer, en de ander een tollenaar. ~
136 Luk 19:20 | 20 En een ander kwam, zeggende: Heer, zie
137 Luk 22:58 | 58 En kort daarna een ander, hem ziende, zeide: Ook
138 Luk 22:59 | was, bevestigde dat een ander, zeggende: In der waarheid,
139 Luk 23:33 | ter rechter zijde en den ander ter linker zijde. ~
140 Joha 4:37| die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een
141 Joha 4:37| is het, die zaait, en een ander, die maait. ~
142 Joha 5:7 | terwijl ik kom, zo daalt een ander voor mij neder. ~
143 Joha 5:32| 32 Er is een ander, die van Mij getuigt, en
144 Joha 5:43| neemt Mij niet aan; zo een ander komt in zijn eigen naam,
145 Joha 6:22| ziende, dat aldaar geen ander scheepje was dan dat ene,
146 Joha 18:15| Petrus volgde Jezus, en een ander discipel. Deze discipel
147 Joha 21:18| handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen,
148 Hand 1:20| in dezelve wone. En: Een ander neme zijn opzienersambt. ~
149 Hand 2:12| zeggende, de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn? ~
150 Rom 2:1 | oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij
151 Rom 8:39 | noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen
152 Rom 12:10 | liefde; met eer de een de ander voorgaande. ~
153 Rom 13:8 | te hebben; want die den ander liefheeft, die heeft de
154 Rom 13:9 | niet begeren; en zo er enig ander gebod is, wordt in dit woord
155 Rom 14:5 | den anderen dag; maar de ander acht al de dagen gelijk.
156 1Kor 3:4 | Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos; zijt
157 1Kor 3:10| fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk
158 1Kor 3:11| 11 Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen
159 1Kor 4:6 | opgeblazen wordt tegen den ander. ~
160 1Kor 6:1 | een zaak heeft tegen een ander, te recht gaan voor de onrechtvaardigen,
161 1Kor 8:4 | de wereld, en dat er geen ander God is dan een. ~
162 1Kor 10:29| vrijheid geoordeeld van een ander geweten? ~
163 1Kor 12:8 | woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door
164 1Kor 12:9 | 9 En een ander het geloof, door denzelfden
165 1Kor 12:9 | denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen,
166 1Kor 12:10| 10 En een ander de werkingen der krachten;
167 1Kor 12:10| werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen
168 1Kor 12:10| een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten;
169 1Kor 12:10| onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een
170 1Kor 12:10| menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. ~
171 1Kor 14:17| wel behoorlijk, maar de ander wordt niet gesticht. ~
172 1Kor 14:30| 30 Doch indien een ander, die er zit, iets geopenbaard
173 1Kor 14:31| kunt allen, de een na den ander profeteren, opdat zij allen
174 1Kor 15:39| hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees der mensen,
175 1Kor 15:39| vlees der mensen, en een ander is het vlees der beesten,
176 1Kor 15:39| vlees der beesten, en een ander der vissen, en een ander
177 1Kor 15:39| ander der vissen, en een ander der vogelen. ~
178 2Kor 6:14| 14 Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen;
179 2Kor 11:4 | niet hebt ontvangen, of een ander Evangelie, dat gij niet
180 Gal 1:6 | overgebracht wordt tot een ander Evangelie; ~
181 Gal 1:7 | 7 Daar er geen ander is; maar er zijn sommigen,
182 Gal 1:19 | 19 En zag geen ander van de apostelen, dan Jakobus,
183 Fili 2:3 | ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven. ~
184 Heb 7:11 | nood was het nog, dat een ander priester naar de ordening
185 Heb 7:15 | gelijkenis van Melchizedek een ander priester opstaat: ~
186 Jud 1:7 | deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot
187 Open 6:4 | 4 En een ander paard ging uit, dat rood
188 Open 12:3 | 3 En er werd een ander teken gezien in den hemel;
189 Open 13:11| 11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen,
190 Open 15:1 | 1En ik zag een ander groot en wonderlijk teken
191 Open 17:10| gevallen, en de een is, en de ander is nog niet gekomen, en
192 Open 20:12| boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des
|