Book Chapter: Verse
1 Gen 34:36 | een hoveling van Farao, overste der trawanten. ~
2 Gen 36:1 | hoveling van Farao, een overste der trawanten, een Egyptisch
3 Gen 36:21 | genade in de ogen van den overste van het gevangenhuis. ~
4 Gen 36:22 | 22 En de overste van het gevangenhuis gaf
5 Gen 36:23 | 23 De overste van het gevangenhuis zag
6 Gen 36:25 | twee hovelingen, op den overste der schenkers, en op den
7 Gen 36:25 | der schenkers, en op den overste der bakkers. ~
8 Gen 36:26 | bewaring, ten huize van den overste der trawanten, in het gevangenhuis,
9 Gen 36:27 | 4 En de overste der trawanten bestelde Jozef
10 Gen 36:32 | 9 Toen vertelde de overste der schenkers Jozef zijn
11 Gen 36:39 | 16 Toen de overste der bakkers zag, dat hij
12 Gen 36:43 | verhief het hoofd van den overste der schenkers, en het hoofd
13 Gen 36:43 | schenkers, en het hoofd van den overste der bakkers, in het midden
14 Gen 36:44 | 21 En hij deed den overste der schenkers wederkeren
15 Gen 36:45 | 22 Maar den overste der bakkers hing hij op;
16 Gen 36:46 | 23 Doch de overste der schenkers gedacht aan
17 Gen 37:9 | 9 Toen sprak de overste der schenkers tot Farao,
18 Gen 37:10 | bewaring ten huize van den overste der trawanten, mij en den
19 Gen 37:10 | der trawanten, mij en den overste der bakkers. ~
20 Gen 37:12 | jongeling, een knecht van den overste der trawanten; en wij vertelden
21 Gen 37:45 | de dochter van Potifera, overste van On, tot een vrouw; en
22 Gen 37:50 | de dochter van Potifera, overste van On, hem baarde. ~
23 Gen 42:20 | dochter van Potifera, den overste te On, baarde. ~
24 Exo 2:14 | zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet?
25 Lev 4:22 | 22 Als een overste zal gezondigd hebben, en
26 Lev 21:4 | verontreinigen over een overste onder zijn volken, om zich
27 Num 2:3 | zoon van Amminadab, zal de overste der zonen van Juda zijn. ~
28 Num 2:5 | de zoon van Zuar, zal de overste der zonen van Issaschar
29 Num 2:7 | de zoon van Helon, zal de overste der zonen van Zebulon zijn. ~
30 Num 2:10 | zoon van Sedeur, zal de overste der zonen van Ruben zijn. ~
31 Num 2:12 | zoon van Zurisaddai, zal de overste der zonen van Simeon zijn. ~
32 Num 2:14 | zoon van Rehuel, zal de overste der zonen van Gad zijn. ~
33 Num 2:18 | zoon van Ammihud, zal de overste der zonen van Efraim zijn. ~
34 Num 2:20 | zoon van Pedazur, zal de overste der zonen van Manasse zijn. ~
35 Num 2:22 | zoon van Gideoni, zal de overste der zonen van Benjamin zijn. ~
36 Num 2:25 | zoon van Ammisaddai, zal de overste der zonen van Dan zijn. ~
37 Num 2:27 | zoon van Ochran, zal de overste der zonen van Aser zijn. ~
38 Num 2:29 | de zoon van Enan, zal de overste der zonen van Nafthali zijn. ~
39 Num 3:24 | 24 De overste nu van het vaderlijke huis
40 Num 3:30 | 30 De overste nu van het vaderlijke huis
41 Num 3:32 | 32 De overste nu der oversten van Levi
42 Num 3:35 | 35 De overste nu van het vaderlijke huis
43 Num 7:11 | HEERE zeide tot Mozes: Elke overste zal, een iegelijk op zijn
44 Num 7:18 | Nethaneel, de zoon van Zuar, de overste van Issaschar. ~
45 Num 7:24 | den derden dag offerde de overste der zonen van Zebulon, Eliab,
46 Num 7:30 | den vierden dag offerde de overste der kinderen van Ruben,
47 Num 7:36 | vijfden dag offerde den overste der kinderen van Simeon,
48 Num 7:42 | den zesden dag offerde de overste der kinderen van Gad, Eljasaf,
49 Num 7:48 | zevenden dag offerde de overste der kinderen van Efraim,
50 Num 7:54 | achtsten dag offerde de overste der kinderen van Manasse,
51 Num 7:60 | negenden dag offerde de overste der kinderen van Benjamin,
52 Num 7:66 | den tienden dag offerde de overste der kinderen van Dan, Ahiezer,
53 Num 7:72 | den elfden dag offerde de overste der kinderen van Aser, Pagiel,
54 Num 7:78 | twaalfden dag offerde de overste der kinderen van Nafthali,
55 Num 13:2 | zenden, zijnde ieder een overste onder hen. ~
56 Num 17:6 | hem een staf, voor elken overste een staf, naar het huis
57 Num 18:6 | hem een staf, voor elken overste een staf, naar het huis
58 Num 25:14 | Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der
59 Num 25:18 | Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, hun zuster,
60 Num 33:18 | zult gij uit elken stam een overste nemen, om het land ten erve
61 Num 33:22 | der kinderen van Dan, de overste Bukki, zoon van Jogli; ~
62 Num 33:23 | kinderen van Manasse, de overste Hanniel, zoon van Efod; ~
63 Num 33:24 | kinderen van Efraim, de overste Kemuel, zoon van Siftan; ~
64 Num 33:25 | kinderen van Zebulon, de overste Elizafan, zoon van Parnach; ~
65 Num 33:26 | kinderen van Issaschar, de overste Paltiel, zoon van Azzan; ~
66 Num 33:27 | der kinderen van Aser, de overste Achihud, zoon van Selomi; ~
67 Num 33:28 | kinderen van Nafthali, de overste Pedael, zoon van Ammihud. ~
68 Ric 8:30 | 30 Als Zebul, de overste der stad, de woorden van
69 Ric 10:6 | Kom, en wees ons tot een overste, opdat wij strijden tegen
70 Ric 10:11 | stelde hem tot een hoofd en overste over zich. En Jeftha sprak
71 1Sa 18:13 | hij zette hem zich tot een overste van duizend; en hij ging
72 1Sa 22:2 | bedroefd was, en hij werd tot overste over hen; zodat bij hem
73 2Sa 5:8 | tot een hoofd en tot een overste zijn; daarom zegt men: Een
74 2Sa 23:19 | Daarom was hij hun tot een overste. Maar hij kwam niet tot
75 1Kon 11:24| mannen vergaderd had, en werd overste ener bende, als David die
76 1Kon 16:9 | 9 En Zimri, zijn knecht, overste van de helft der wagenen,
77 1Kon 22:26| hem weder tot Amon, den overste der stad, en tot Joas, den
78 2Kon 25:8 | der poort van Jozua, den overste der stad, was, welke aan
79 2Kon 27:8 | Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht
80 2Kon 27:10| de Chaldeen, dat met den overste der trawanten was, brak
81 2Kon 27:11| voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk
82 2Kon 27:12| armsten des lands liet de overste der trawanten enigen overig
83 2Kon 27:15| 15 En de overste der trawanten nam weg de
84 2Kon 27:18| 18 Ook nam de overste der trawanten Seraja, den
85 2Kon 27:20| 20 Als Nebuzaradan, de overste der trawanten, dezen genomen
86 2Kon 27:23| koning van Babel Gedalia tot overste gesteld had, kwamen zij
87 1Kro 9:11| Merajoth, den zoon van Ahitub, overste van het huis Gods; ~
88 1Kro 9:26| Want in dat ambt waren vier overste poortiers, die Levieten
89 1Kro 11:6 | tot een hoofd, en tot een overste worden. Toen beklom Joab,
90 1Kro 11:21| daarom werd hij hun tot een overste; maar hij kwam tot aan de
91 1Kro 12:18| Geest toog Amasai aan, den overste der hoofdlieden, en hij
92 1Kro 12:27| 27 En Jehojada was overste der Aaronieten; en met hem
93 1Kro 15:5 | kinderen van Kehath was Uriel overste, en van zijn broederen waren
94 1Kro 15:6 | kinderen van Merari was Asaja overste, en van zijn broederen waren
95 1Kro 15:7 | kinderen van Gersom was Joel overste, en van zijn broederen waren
96 1Kro 15:8 | kinderen van Elizafan was overste Semaja, en van zijn broederen
97 1Kro 15:9 | kinderen van Hebron was Eliel overste, en zijn broederen waren
98 1Kro 15:10| van Uzziel was Amminadab overste, en zijn broederen waren
99 1Kro 15:22| 22 En Chenanja, de overste der Levieten, was over het
100 1Kro 15:27| zangers, en Chenanja, de overste van het opheffen der zangers;
101 1Kro 27:24| den zoon van Mozes, was overste over de schatten. ~
102 1Kro 28:5 | 5 De derde overste des heirs in de derde maand
103 1Kro 28:8 | Samhuth, de Jizrahiet, de overste; in zijn verdeling waren
104 2Kro 12:22| Maacha, tot een hoofd, om een overste te zijn onder zijn broederen;
105 2Kro 18:14| oversten der duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd
106 2Kro 18:15| 15 Naast hem nu was de overste Johanan; en met hem waren
107 2Kro 19:25| hem weder tot Amon, den overste der stad, en tot Joas, den
108 2Kro 31:12| was Chonanja, de Leviet, overste, en Simei, zijn broeder,
109 2Kro 31:13| Jehizkia en van Azaria, den overste van het huis Gods. ~
110 2Kro 34:8 | Azalia, en Maaseja, den overste der stad, en Joha, den zoon
111 Neh 3:9 | Refaja, de zoon van Hur, overste des halven deels van Jeruzalem. ~
112 Neh 3:12 | Sallum, de zoon van Lohes, overste van het andere halve deel
113 Neh 3:14 | Malchia, de zoon van Rechab, overste van het deel Beth-Cherem;
114 Neh 3:15 | Sallum, de zoon van Kol-Hoze, overste van het deel van Mizpa;
115 Neh 3:16 | Nehemia, de zoon van Azbuk, overste van het halve deel van Beth-Zur,
116 Neh 3:17 | hand verbeterde Hasabja, de overste van het halve deel van Kehila,
117 Neh 3:18 | de zoon van Henadad, de overste van het andere halve deel
118 Neh 3:19 | Ezer, de zoon van Jesua, de overste van Mizpa, een ander maat;
119 Neh 7:2 | Hanani, en aan Hananja, den overste van den burg te Jeruzalem,
120 Spre 6:7 | 7 Dewelke, geen overste, ambtman noch heerser hebbende, ~
121 Spre 25:15| 15 Een overste wordt door lankmoedigheid
122 Jes 3:3 | 3 Den overste van vijftig, en den aanzienlijke,
123 Jes 3:6 | een kleed, wees ons ten overste, laat toch dezen aanstoot
124 Jes 3:7 | huis; zet mij niet tot een overste des volks. ~
125 Jer 39:9 | voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk
126 Jer 39:10 | hadden, liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen overig
127 Jer 39:11 | hand van Nebuzaradan, den overste der trawanten, zeggende: ~
128 Jer 39:13 | Zo zond Nebuzaradan, de overste der trawanten, mitsgaders
129 Jer 40:1 | Jeremia, nadat Nebuzaradan, de overste der trawanten, hem had laten
130 Jer 40:2 | 2 Want de overste der trawanten liet Jeremia
131 Jer 40:5 | gaan, ga er henen. En de overste der trawanten gaf hem reiskost
132 Jer 41:10 | die Nebuzaradan, de overste der trawanten, aan Gedalia,
133 Jer 43:6 | ziel, die Nebuzaradan, de overste der trawanten, bij Gedalia,
134 Jer 52:12 | Babel), als Nebuzaradan, de overste der trawanten, die
135 Jer 52:14 | der Chaldeen, dat met den overste der trawanten was, brak
136 Jer 52:15 | voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk
137 Jer 52:16 | lands liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen over
138 Jer 52:19 | 19 En de overste der trawanten nam weg de
139 Jer 52:24 | 24 Ook nam de overste der trawanten Seraja, den
140 Jer 52:26 | Als Nebuzaradan, de overste der trawanten, dezen genomen
141 Jer 52:30 | Nebukadrezar voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk
142 Dan 1:3 | koning zeide tot Aspenaz, den overste zijner kamerlingen, dat
143 Dan 1:7 | 7 En de overste der kamerlingen gaf hun
144 Dan 1:8 | daarom verzocht hij van den overste der kamerlingen, dat
145 Dan 1:9 | voor het aangezicht van den overste der kamerlingen. ~
146 Dan 1:10 | 10 Want de overste der kamerlingen zeide tot
147 Dan 1:11 | Daniel tot Melzar, dien de overste der kamerlingen gesteld
148 Dan 1:18 | inbrengen, zo bracht ze de overste der kamerlingen in voor
149 Dan 2:14 | oordeel in, aan Arioch, den overste der trawanten des konings,
150 Dan 2:48 | landschap van Babel, en een overste der overheden over
151 Dan 4:9 | 9 Beltsazar, gij overste der tovenaars! dewijl ik
152 Dan 5:11 | Nebukadnezar, uw vader, tot een overste der tovenaars, der sterrekijkers,
153 Dan 11:18 | er vele innemen; doch een overste zal zijn smaad tegen hem
154 Matt 9:18| tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad Hem, zeggende:
155 Matt 9:34| de duivelen uit door den overste der duivelen. ~
156 Matt 12:24| dan door Beelzebul, den overste der duivelen. ~
157 Mark 3:22| heeft Beelzebul, en door den overste der duivelen werpt Hij de
158 Mark 5:36| gesproken werd, zeide tot den overste der synagoge: Vrees niet;
159 Luk 8:41 | was Jairus, en hij was een overste der synagoge; en hij viel
160 Luk 11:15 | uit door Beelzebul, den overste der duivelen. ~
161 Luk 13:14 | 14 En de overste der synagoge, kwalijk nemende,
162 Luk 18:18 | 18 En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede
163 Luk 19:2 | Zacheus; en deze was een overste der tollenaren, en hij was
164 Joha 3:1 | naam was Nicodemus, een overste der Joden; ~
165 Joha 12:31| dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen
166 Joha 14:30| veel met u spreken; want de overste dezer wereld komt, en heeft
167 Joha 16:11| En van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld
168 Joha 18:12| 12 De bende dan, en de overste over duizend, en de dienaars
169 Hand 12:8 | 8 En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan
170 Hand 12:17| Grieken namen Sosthenes, den overste der synagoge, en sloegen
171 Hand 15:31| kwam het gerucht tot den overste der bende, dat geheel Jeruzalem
172 Hand 15:33| 33 Toen naderde de overste en greep hem, en beval,
173 Hand 15:37| worden, zeide hij tot den overste: Is het mij geoorloofd tot
174 Hand 16:24| 24 Zo beval de overste, dat men hem in de legerplaats
175 Hand 16:26| en boodschapte het den overste, zeggende: Zie, wat gij
176 Hand 16:27| 27 En de overste kwam toe, en zeide tot hem:
177 Hand 16:28| 28 En de overste antwoordde: Ik heb dit burgerrecht
178 Hand 16:29| onderzocht hebben. En de overste werd ook bevreesd, toen
179 Hand 17:5 | want er is geschreven: Den overste uws volks zult gij niet
180 Hand 17:10| tweedracht ontstaan was, de overste, vrezende, dat Paulus van
181 Hand 17:15| 15 Gij dan nu, laat den overste weten met den raad, dat
182 Hand 17:17| dezen jongeling heen tot den overste; want hij heeft hem wat
183 Hand 17:18| hem en bracht hem tot den overste, en zeide: Paulus, de gevangene,
184 Hand 17:19| 19 De overste nu nam hem bij de hand,
185 Hand 17:22| 22 De overste dan liet den jongeling gaan,
186 Hand 18:7 | 7 Maar Lysias, de overste, daarover komende, heeft
187 Hand 18:22| hebben, wanneer Lysias, de overste, zal afgekomen zijn, zo
188 Hand 22:16| gevangenen over aan den overste des legers; maar aan Paulus
189 Efez 2:2 | eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht,
190 1Pet 5:4 | 4 En als de overste Herder verschenen zal zijn,
191 Open 1:5 | Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen der aarde.
|