Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
drinkbeker 27
drinkbekers 4
drinke 12
drinken 191
drinkende 11
drinkerij 1
drinkerijen 1
Frequency    [«  »]
193 sloeg
192 ander
191 38
191 drinken
191 overste
190 buiten
188 wiens

Bijbel

IntraText - Concordances

drinken

    Book Chapter: Verse
1 Gen 18:32 | laat ons onze vader wijn te drinken geven, en bij hem liggen, 2 Gen 18:33 | nacht haar vader wijn te drinken; en de eerstgeborene kwam, 3 Gen 18:34 | dezen nacht hem wijn te drinken geven; ga dan in, lig bij 4 Gen 18:35 | vader ook dien nacht wijn te drinken, en de jongste stond op, 5 Gen 20:19 | water, en gaf den jongen te drinken. ~ 6 Gen 23:17 | weinig waters uit uw kruik drinken. ~ 7 Gen 23:18 | haar hand, en gaf hem te drinken. ~ 8 Gen 23:19 | nu voleindigd had van hem drinken te geven, zeide zij: Ik 9 Gen 23:19 | zij voleindigd hebben te drinken. ~ 10 Gen 23:22 | kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden 11 Gen 23:43 | toch een weinig waters te drinken uit uw kruik; ~ 12 Gen 23:45 | tot haar: Geef mij toch te drinken! ~ 13 Gen 27:73 | water, waar de kudde kwam drinken, tegenover de kudde; en 14 Gen 27:73 | verhit, als zij kwamen om te drinken. ~ 15 Exo 7:18 | het water uit de rivier drinken mogen. ~ 16 Exo 7:21 | water uit de rivier niet drinken konden; en er was bloed 17 Exo 7:24 | rondom de rivier, om water te drinken; want zij konden van het 18 Exo 7:24 | het water der rivier niet drinken. ~ 19 Exo 15:23 | het water van Mara niet drinken, want het was bitter; daarom 20 Exo 15:24 | zeggende: Wat zullen wij drinken? ~ 21 Exo 17:1 | water voor het volk om te drinken. ~ 22 Exo 17:2 | gijlieden ons water, dat wij drinken! Mozes dan zeide tot hen: 23 Exo 32:6 | zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden zij op, 24 Exo 32:20 | het den kinderen Israels drinken. ~ 25 Exo 33:6 | zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden zij op, 26 Exo 33:20 | het den kinderen Israels drinken. ~ 27 Lev 10:9 | sterken drank zult gij niet drinken, gij, noch uw zonen met 28 Num 5:24 | vervloeking medebrengt, te drinken geven, dat het water, hetwelk 29 Num 5:26 | hij dat water die vrouw te drinken geven. ~ 30 Num 5:27 | haar nu dat water zal te drinken gegeven hebben, het zal 31 Num 6:3 | sterken drank zal hij niet drinken, noch enige vochtigheid 32 Num 6:3 | vochtigheid van druiven zal hij drinken, noch verse of gedroogde 33 Num 6:20 | daarna zal die Nazireer wijn drinken. ~ 34 Num 20:5 | ook is er geen water om te drinken. ~ 35 Num 20:17 | zullen het water der putten drinken; wij zullen den koninklijken 36 Num 20:19 | indien wij van uw water drinken, ik en mijn vee, zo zal 37 Num 21:22 | het water der putten niet drinken; wij zullen op den koninklijken 38 Num 32:14 | water voor het volk, om te drinken. ~ 39 Deu 28:39 | maar gij zult geen wijn drinken, noch iets vergaderen; want 40 Ric 4:19 | toch een weinig waters te drinken, want mij dorst. Toen opende 41 Ric 4:19 | melkfles, en gaf hem te drinken, en dekte hem toe. ~ 42 Ric 6:5 | knieen zal bukken om te drinken. ~ 43 Ric 6:6 | knieen gebukt, om water te drinken. ~ 44 Ric 12:14 | sterke drank zal zij niet drinken, noch iets onreins eten; 45 Rut 3:3 | zal hebben te eten en te drinken. ~ 46 1Sa 30:11 | en zij gaven hem water te drinken. ~ 47 2Sa 11:11 | huis gaan, om te eten en te drinken, en bij mijn huisvrouw te 48 2Sa 16:2 | de moeden in de woestijn drinken. ~ 49 2Sa 23:15 | zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethlehems bornput, 50 2Sa 23:16 | doch hij wilde dat niet drinken, maar goot het uit voor 51 2Sa 23:17 | ik dit zou doen; zou ik drinken het bloed der mannen, die 52 2Sa 23:17 | leven? En hij wilde het niet drinken. Dit deden die drie helden. ~ 53 1Kon 1:25| priester; en zie, zij eten, en drinken voor zijn aangezicht, en 54 1Kon 13:8 | geen brood eten, noch water drinken. ~ 55 1Kon 13:9 | geen brood eten, noch water drinken; en gij zult niet wederkeren 56 1Kon 13:16| brood eten, noch met u water drinken, in deze plaats. ~ 57 1Kon 13:17| noch brood eten, noch water drinken; gij zult niet wederkeren, 58 1Kon 13:22| geen brood eten noch water drinken; zo zal uw dood lichaam 59 1Kon 17:4 | geschieden, dat gij uit de beek drinken zult; en Ik heb de raven 60 1Kon 18:42| Achab op, om te eten en te drinken; maar Elia ging op naar 61 2Kon 3:17| vervuld worden, zodat gij zult drinken, gij en uw vee, en uw beesten. ~ 62 2Kon 6:22| water voor, dat zij eten en drinken, en tot hun heer trekken. ~ 63 2Kon 20:27| drek eten, en hun water drinken zullen? ~ 64 1Kro 11:17| zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethlehems bornput, 65 1Kro 11:18| Doch David wilde het niet drinken, maar hij goot het uit voor 66 1Kro 11:19| ik het bloed dezer mannen drinken? Met gevaar huns levens, 67 1Kro 11:19| gebracht. En hij wilde het niet drinken. Dit deden de drie helden. ~ 68 Neh 8:13 | henen om te eten, en om te drinken, en om delen te zenden, 69 Est 1:7 | 7 En men gaf te drinken in vaten van goud, en het 70 Est 1:8 | 8 En het drinken geschiedde naar de wet, 71 Est 32:1 | Haman gekomen was, om te drinken met de koningin ~ 72 Job 1:4 | om met hen te eten en te drinken. ~ 73 Job 22:7 | moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige 74 Psa 50:13 | stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken? ~ 75 Psa 69:13 | dergenen, die sterken drank drinken. ~ 76 Psa 69:22 | dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven. ~ 77 Psa 75:9 | zijn droesemen uitzuigende drinken. ~ 78 Psa 78:44 | stromen, opdat zij niet zouden drinken. ~ 79 Psa 110:7 | zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd 80 Spre 4:17| brood der goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld. ~ 81 Spre 25:21| dorstig is, geef hem water te drinken; ~ 82 Spre 31:4 | koningen niet toe wijn te drinken, en den prinsen, sterken 83 Pred 5:17| schoon is: te eten en te drinken, en te genieten het goede 84 Pred 8:15| zon, dan te eten, en te drinken, en blijde te zijn; want 85 Hoo 8:2 | zou U van specerijwijn te drinken geven, en van het sap van 86 Jes 5:22 | die helden zijn om wijn te drinken, en die kloeke mannen zijn 87 Jes 22:13 | vlees te eten, en wijn te drinken, en te zeggen: Laat ons 88 Jes 22:13 | zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen zullen      89 Jes 24:9 | Zij zullen geen wijn drinken met gezang; de sterke drank 90 Jes 24:9 | bitter zijn dengenen, die hem drinken. ~ 91 Jes 36:12 | drek eten, en hun water drinken zullen? ~ 92 Jes 43:20 | volk, Mijn uitverkorenen drinken      te geven. ~ 93 Jes 51:22 | dien voortaan niet meer drinken. ~ 94 Jes 63:8 | indien de vreemden zullen drinken      uw most, waaraan gij 95 Jes 63:9 | vergaderen zullen, zullen hem drinken in de voorhoven Mijns heiligdoms. ~ 96 Jes 66:13 | ziet, Mijn knechten zullen drinken, doch gijlieden zult dorsten; 97 Jer 2:18 | de wateren van Sihor te drinken? En wat hebt gij te doen 98 Jer 2:18 | de wateren der rivier te drinken? ~ 99 Jer 16:7 | over een dode; noch hun te drinken geven uit den troostbeker, 100 Jer 16:8 | zitten, om te eten en te drinken. ~ 101 Jer 25:15 | Mijn hand, en geef dien te drinken al den volken, tot welke 102 Jer 25:16 | 16      Dat zij drinken, en beven, en dol worden, 103 Jer 25:17 | HEEREN hand, en ik gaf te drinken al den volken, tot welke 104 Jer 25:26 | van Sesach      zal na hen drinken. ~ 105 Jer 25:28 | van uw hand te nemen om te drinken, dat gij tot hen zeggen 106 Jer 25:28 | Gij zult      zekerlijk drinken! ~ 107 Jer 35:2 | kameren, en geef hun wijn te drinken. ~ 108 Jer 35:6 | zeiden: Wij zullen geen wijn drinken; want Jonadab, de zoon van 109 Jer 35:6 | Gijlieden zult geen wijn drinken, gij, noch uw      kinderen, 110 Jer 35:8 | heeft; zodat wij geen wijn drinken al onze dagen, wij,      111 Jer 35:14 | dat zij geen wijn zouden drinken, zijn bevestigd; want zij 112 Jer 49:12 | het niet is den beker te drinken, zullen ganselijk drinken; 113 Jer 49:12 | drinken, zullen ganselijk drinken; en zoudt gij enigszins 114 Jer 49:12 | maar gij zult ganselijk drinken. ~ 115 Klaa 2:4 | water moeten wij voor geld drinken; ons hout komt ons op prijs 116 Eze 4:11 | ook water naar zekere maat drinken, het zesde deel van een 117 Eze 4:11 | tijd tot tijd zult gij het drinken. ~ 118 Eze 4:16 | en met verbaasdheid drinken; ~ 119 Eze 12:18 | met beroerte en met kommer drinken. ~ 120 Eze 12:19 | zullen zij met verbaasdheid drinken, omdat hun land woest zal 121 Eze 23:32 | zult den beker uwer zuster drinken, die diep en wijd is; gij 122 Eze 23:34 | 34      Gij zult hem drinken en uitzuigen, en zijn scherven 123 Eze 25:4 | die zullen uw      melk drinken. ~ 124 Eze 31:14 | en geen bomen, die water drinken, op zichzelven      staan 125 Eze 31:16 | Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste 126 Eze 34:18 | gij de bezonkene wateren drinken, en de overgelatene      127 Eze 34:19 | voeten vertreden is, en drinken, wat met uw voeten vermodderd 128 Eze 39:18 | van de vorsten der aarde drinken; der rammen, der lammeren, 129 Eze 39:19 | verzadiging toe, en bloed drinken tot dronkenschap toe; van 130 Eze 44:21 | Ook zal geen priester wijn drinken, als zij in het binnenste 131 Dan 1:12 | gezaaide te eten, en water te drinken. ~ 132 Joe 3:3 | om wijn, dat zij mochten drinken. ~ 133 Amos 2:8 | de verpande klederen, en drinken den wijn der geboeten in 134 Amos 2:12| aan de Nazireen wijn te drinken gegeven, en gij hebt den 135 Amos 4:1 | Brengt aan,      opdat wij drinken. ~ 136 Amos 4:8 | opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; 137 Amos 5:11| zult derzelver wijn niet drinken. ~ 138 Amos 6:6 | Die wijn uit schalen drinken, en zich zalven met de voortreffelijkste 139 Amos 9:14| planten, en derzelver wijn drinken; en zij zullen      hoven 140 Oba 1:16 | de heidenen geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken 141 Oba 1:16 | drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen, en zullen 142 Jona 3:7 | weiden, noch      water drinken. ~ 143 Mic 6:15 | en most, maar geen wijn drinken. ~ 144 Zep 1:13 | derzelver wijn niet drinken. ~ 145 Zac 9:15 | ondergebracht hebben; zij zullen ook drinken, en een gedruis maken als      146 Matt 6:25| wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, 147 Matt 6:31| eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij 148 Matt 10:42| een van deze kleinen te drinken geeft alleenlijk een beker 149 Matt 20:22| kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drinken zal, en 150 Matt 20:22| drinkbeker drinken, dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt 151 Matt 20:23| drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop, waarmede 152 Matt 24:49| slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards; ~ 153 Matt 25:35| geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, 154 Matt 25:37| gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven? ~ 155 Matt 25:42| en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; ~ 156 Matt 26:29| dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks, 157 Matt 26:29| met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns 158 Matt 27:34| 34 Gaven zij Hem te drinken edik met gal gemengd; en 159 Matt 27:34| gesmaakt had, wilde Hij niet drinken. ~ 160 Matt 27:48| rietstok, en gaf Hem te drinken. ~ 161 Mark 9:41| ulieden een beker water zal te drinken geven in Mijn Naam, omdat 162 Mark 10:38| Kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drink, en met den 163 Mark 10:39| dien Ik drink, zult gij wel drinken, en met den doop gedoopt 164 Mark 14:25| u, dat Ik niet meer zal drinken van de vrucht des wijnstoks, 165 Mark 14:25| wanneer Ik dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Gods. ~ 166 Mark 15:23| gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam dien niet. ~ 167 Mark 15:36| rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil, laat 168 Mark 16:18| zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; 169 Luk 1:15 | noch sterken drank zal hij drinken, en hij zal met den Heiligen 170 Luk 5:33 | Farizeen, maar de Uwe eten en drinken? ~ 171 Luk 12:29 | wat gij eten, of wat gij drinken zult; en weest niet wankelmoedig. ~ 172 Luk 12:45 | slaan, en te eten en te drinken, en dronken te worden; ~ 173 Luk 13:15 | leidt hem heen om te doen drinken? ~ 174 Luk 22:18 | Want Ik zeg u, dat Ik niet drinken zal van de vrucht des wijnstoks, 175 Joha 4:7 | zeide tot haar: Geef Mij te drinken. ~ 176 Joha 4:9 | een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw 177 Joha 4:10| tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben 178 Joha 18:11| heeft, zal Ik dien niet drinken? ~ 179 Hand 17:12| dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat zij Paulus 180 Hand 17:21| hebben noch te eten noch te drinken, totdat zij hem zullen omgebracht 181 Rom 12:20 | hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij 182 Rom 14:21 | vlees te eten, noch wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder 183 1Kor 9:4 | macht, om te eten en te drinken? ~ 184 1Kor 10:7 | neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te 185 1Kor 10:21| drinkbeker des Heeren niet drinken, en den drinkbeker der duivelen; 186 1Kor 11:22| huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht gij de Gemeente 187 1Kor 11:25| dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis. ~ 188 1Kor 11:26| en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood 189 1Kor 15:32| worden? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. ~ 190 Open 14:10| 10 Die zal ook drinken uit den wijn des toorn Gods, 191 Open 16:6 | hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; want zij zijn het


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License