Book Chapter: Verse
1 Gen 18:38 | 38 En de jongste baarde ook
2 Gen 23:38 | 38 Maar gij zult trekken naar
3 Gen 25:38 | 38 En Ezau zeide tot zijn vader:
4 Gen 27:73 | 38 En hij legde deze roeden,
5 Gen 28:38 | 38 Deze twintig jaren ben ik
6 Gen 33:38 | 38 En Saul stierf, en Baal-Hanan,
7 Gen 35 | 38 ~
8 Gen 37:38 | 38 Zo zeide Farao tot zijn
9 Gen 38:38 | 38 Maar hij zeide: Mijn zoon
10 Exo 12:38 | 38 En veel vermengd volk trok
11 Exo 25:38 | 38 Zijn snuiters en zijn blusvaten
12 Exo 28:38 | 38 En zij zal op het voorhoofd
13 Exo 29:38 | 38 Dit nu is het, wat gij op
14 Exo 30:38 | 38 De man, die dergelijke maken
15 Exo 36:38 | 38 En de vijf pilaren daarvan,
16 Exo 38 | 38 ~
17 Exo 39:38 | 38 Verder het gouden altaar,
18 Exo 40:38 | 38 Want de wolk des HEEREN
19 Lev 7:38 | 38 Die de HEERE Mozes op den
20 Lev 11:38 | 38 Maar als water op het zaad
21 Lev 13:38 | 38 Verder als een man, of vrouw,
22 Lev 14:38 | 38 De priester zal uit dat
23 Lev 22:69 | 38 Behalve de sabbatten des
24 Lev 24:38 | 38 Ik ben de HEERE, uw God,
25 Lev 25:38 | 38 Maar gij zult omkomen onder
26 Num 1:38 | 38 Van de zonen van Dan, hun
27 Num 3:38 | 38 Die nu zich legeren zullen
28 Num 4:38 | 38 Insgelijks de getelden der
29 Num 7:38 | 38 Een reukschaal van tien
30 Num 14:38 | 38 Maar Jozua, de zoon van
31 Num 15:38 | 38 Spreek tot de kinderen Israels,
32 Num 16:38 | 38 Te weten de wierookvaten
33 Num 22:38 | 38 Toen zeide Bileam tot Balak:
34 Num 26:38 | 38 De zonen van Benjamin, naar
35 Num 29:38 | 38 En een bok ten zondoffer;
36 Num 31:38 | 38 En de runderen waren zes
37 Num 31:91 | 38 En Nebo, en Baal-Meon, veranderd
38 Num 32:38 | 38 Toen ging de priester Aaron
39 Deu 1:38 | 38 Jozua, de zoon van Nun,
40 Deu 4:38 | 38 Om volken, die groter en
41 Deu 28:38 | 38 Gij zult veel zaads op den
42 Deu 32:38 | 38 Welker slachtofferen vet
43 Joz 10:38 | 38 Toen keerde Jozua, en gans
44 Joz 15:38 | 38 En Dilan, en Mizpa, en Jokteel, ~
45 Joz 19:38 | 38 En Jiron, en Migdal-El,
46 Joz 22:11 | 38 Van den stam van Gad nu,
47 Ric 5:38 | 38 En het geschiedde alzo;
48 Ric 8:38 | 38 Toen zeide Zebul tot hem:
49 Ric 10:38 | 38 En hij zeide: Ga heen; en
50 Ric 19:38 | 38 En de mannen van Israel
51 1Sa 14:38 | 38 Toen zeide Saul: Komt herwaarts
52 1Sa 17:38 | 38 En Saul kleedde David met
53 1Sa 20:38 | 38 Wederom riep Jonathan den
54 1Sa 25:38 | 38 En het geschiedde omtrent
55 2Sa 3:38 | 38 Voorts zeide de koning tot
56 2Sa 13:38 | 38 Alzo vluchtte Absalom, en
57 2Sa 19:38 | 38 Toen zeide de koning: Chimham
58 2Sa 22:38 | 38 Ik vervolgde mijn vijanden,
59 2Sa 23:38 | 38 Ira, de Jethriet; Gareb,
60 1Kon 1:38| 38 Toen ging Zadok, de priester,
61 1Kon 2:38| 38 En Simei zeide tot den koning:
62 1Kon 6:38| 38 En in het elfde jaar, in
63 1Kon 7:38| 38 Hij maakte ook tien koperen
64 1Kon 8:38| 38 Alle gebed, alle smeking,
65 1Kon 11:38| 38 En het zal geschieden, zo
66 1Kon 18:38| 38 Toen viel het vuur de HEEREN,
67 1Kon 20:38| 38 Toen ging de profeet heen,
68 1Kon 22:38| 38 Als men nu den wagen in
69 2Kon 4:38| 38 Als nu Elisa weder te Gilgal
70 2Kon 16:38| 38 En Jotham ontsliep met zijn
71 2Kon 19:38| 38 En het verbond, dat Ik met
72 1Kro 1:38| 38 De kinderen van Seir nu
73 1Kro 2:38| 38 En Obed gewon Jehu, en Jehu
74 1Kro 4:38| 38 Dezen kwamen tot namen,
75 1Kro 6:38| 38 Den zoon van Jizhar, den
76 1Kro 7:38| 38 De kinderen van Jether nu
77 1Kro 8:38| 38 Azel nu had zes zonen, en
78 1Kro 9:38| 38 Mikloth nu gewon Simeam;
79 1Kro 11:38| 38 Joel, de broeder van Nathan;
80 1Kro 12:38| 38 Al deze krijgslieden, die
81 1Kro 16:38| 38 Obed-Edom nu, met hunlieder
82 2Kro 7:38| 38 En zij zich tot U bekeren,
83 Ezra 2:38| 38 De kinderen van Pashur,
84 Ezra 10:38| 38 En Bani, en Binnui, Simei, ~
85 Neh 7:38 | 38 De kinderen van Senaa, drie
86 Neh 9:38 | 38 En in dit alles maken wij
87 Neh 10:38 | 38 En dat er een priester,
88 Neh 12:38 | 38 Het tweede dankkoor nu ging
89 Job 31:38 | 38 Zo mijn land tegen mij roept,
90 Job 37 | 38 ~
91 Job 37:38 | 38 Als het stof doorgoten is
92 Job 38:38 | 38 Eenmaal heb ik gesproken,
93 Psa 18:38 | 38 Ik vervolgde mijn vijanden,
94 Psa 38:38 | 38 Maar de overtreders worden
95 Psa 39 | 38 ~
96 Psa 78:38 | 38 Doch Hij, barmhartig zijnde,
97 Psa 89:38 | 38 Hij zal eeuwiglijk bevestigd
98 Psa 105:38 | 38 Egypte was blijde, als zij
99 Psa 106:38 | 38 En zij hebben onschuldig
100 Psa 107:38 | 38 En Hij zegent hen, zodat
101 Psa 119:38 | 38 Bevestig Uw toezeggingen
102 Jes 37:38 | 38 Het geschiedde nu,
103 Jes 38 | 38 ~
104 Jer 23:38 | 38 Maar dewijl gij zegt:
105 Jer 25:38 | 38 Hij heeft, als een
106 Jer 31:38 | 38 Ziet, de dagen komen,
107 Jer 32:38 | 38 Ja, zij zullen Mij
108 Jer 38 | 38 ~
109 Jer 48:38 | 38 Op alle daken van Moab,
110 Jer 49:38 | 38 En Ik zal Mijn troon
111 Jer 50:38 | 38 Droogte zal zijn over
112 Jer 51:38 | 38 Zij zullen te zamen
113 Klaa 1:82| 38 Mem. Gaat niet uit
114 Eze 16:38 | 38 Daartoe zal Ik u naar
115 Eze 20:38 | 38 Daartoe zal Ik, die
116 Eze 23:38 | 38 Nog hebben zij Mij
117 Eze 36:38 | 38 Gelijk de geheiligde
118 Eze 38 | l 38 ~
119 Eze 40:38 | 38 Haar kameren nu en
120 Dan 2:38 | 38 En overal, waar mensenkinderen
121 Dan 11:38 | 38 En hij zal den god
122 Matt 5:38| 38 Gij hebt gehoord, dat gezegd
123 Matt 9:38| 38 Bidt dan den Heere des oogstes,
124 Matt 10:38| 38 En die zijn kruis niet op
125 Matt 12:38| 38 Toen antwoordden sommigen
126 Matt 13:38| 38 En de akker is de wereld;
127 Matt 15:38| 38 En die daar gegeten hadden,
128 Matt 21:38| 38 Maar de landlieden, den
129 Matt 22:38| 38 Dit is het eerste en het
130 Matt 23:38| 38 Ziet, uw huis wordt u woest
131 Matt 24:38| 38 Want gelijk zij waren in
132 Matt 25:38| 38 En wanneer hebben wij U
133 Matt 26:38| 38 Toen zeide Hij tot hen:
134 Matt 27:38| 38 Toen werden met Hem twee
135 Mark 1:38| 38 En Hij zeide tot hen: Laat
136 Mark 4:38| 38 En Hij was in het achterschip,
137 Mark 5:38| 38 En kwam in het huis des
138 Mark 6:38| 38 En Hij zeide tot hen: Hoeveel
139 Mark 8:38| 38 Want zo wie zich Mijns en
140 Mark 9:38| 38 En Johannes antwoordde Hem,
141 Mark 10:38| 38 Maar Jezus zeide tot hen:
142 Mark 12:38| 38 En Hij zeide tot hen in
143 Mark 14:38| 38 Waakt en bidt, opdat gij
144 Mark 15:38| 38 En het voorhangsel des tempels
145 Luk 1:38 | 38 En Maria zeide: Zie, de
146 Luk 2:38 | 38 En deze, te dierzelfder
147 Luk 3:38 | 38 Den zoon van Enos, den zoon
148 Luk 4:38 | 38 En Jezus, opgestaan zijnde
149 Luk 5:38 | 38 Maar nieuwen wijn moet men
150 Luk 6:38 | 38 Geeft, en u zal gegeven
151 Luk 7:38 | 38 En staande achter aan Zijn
152 Luk 8:38 | 38 En de man, van welken de
153 Luk 9:38 | 38 En ziet, een man van de
154 Luk 10:38 | 38 En het geschiedde, als zij
155 Luk 11:38 | 38 En de Farizeer, dat ziende,
156 Luk 12:38 | 38 En zo hij komt in de tweede
157 Luk 18:38 | 38 En hij riep, zeggende: Jezus,
158 Luk 19:38 | 38 Zeggende: Gezegend is de
159 Luk 20:38 | 38 God nu is niet een God der
160 Luk 21:38 | 38 En al het volk kwam des
161 Luk 22:38 | 38 En zij zeiden: Heere! zie
162 Luk 23:38 | 38 En er was ook een opschrift
163 Luk 24:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Wat
164 Joha 1:38| 38 En Jezus Zich omkerende,
165 Joha 4:38| 38 Ik heb u uitgezonden, om
166 Joha 5:38| 38 En Zijn woord hebt gij niet
167 Joha 6:38| 38 Want Ik ben uit den hemel
168 Joha 7:38| 38 Die in Mij gelooft, gelijkerwijs
169 Joha 8:38| 38 Ik spreek wat Ik bij Mijn
170 Joha 9:38| 38 En hij zeide: Ik geloof,
171 Joha 10:38| 38 Maar indien Ik ze doe, en
172 Joha 11:38| 38 Jezus dan wederom in Zichzelven
173 Joha 12:38| 38 Opdat het woord van Jesaja,
174 Joha 13:38| 38 Jezus antwoordde hem: Zult
175 Joha 18:38| 38 Pilatus zeide tot Hem: Wat
176 Joha 19:38| 38 En daarna Jozef van Arimathea (
177 Hand 2:38| 38 En Petrus zeide tot hen:
178 Hand 5:38| 38 Belangende Jezus van Nazareth,
179 Hand 7:38| 38 Zo zij u dan bekend, mannen
180 Hand 9:38| 38 Maar Paulus achtte billijk,
181 Hand 10:38| 38 En de stadsdienaars boodschapten
182 Hand 13:38| 38 Indien dan nu Demetrius,
183 Hand 14:38| 38 Zeer bedroefd zijnde, allermeest
184 Hand 15:38| 38 Zijt gij dan niet de Egyptenaar,
185 Hand 21:38| 38 En als zij met spijze verzadigd
186 Rom 8:38 | 38 Want ik ben verzekerd, dat
187 1Kor 7:38| 38 Alzo dan, die haar ten huwelijk
188 1Kor 14:38| 38 Maar zo iemand onwetend
189 1Kor 15:38| 38 Maar God geeft hetzelve
190 Heb 10:38 | 38 Maar de rechtvaardige zal
191 Heb 11:38 | 38 (Welker de wereld niet waardig
|