Book Chapter: Verse
1 Gen 16:14 | is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal
2 Gen 23:23 | 23 Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt gij? geef het
3 Gen 23:29 | Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban
4 Gen 23:40 | tot mij: De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld
5 Gen 23:47 | vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij
6 Gen 23:93 | daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield;
7 Gen 29:17 | en u vragen, zeggende: Wiens zijt gij? en waarheen gaat
8 Gen 29:17 | en waarheen gaat gij? en wiens zijn deze voor uw aangezicht? ~
9 Gen 35:1 | tot een man van Adullam, wiens naam was Hira. ~
10 Gen 35:2 | van een Kanaanietisch man, wiens naam was Sua; en hij nam
11 Gen 35:25 | te zeggen: Bij den man, wiens deze dingen zijn, ben ik
12 Gen 35:25 | en zij zeide: Beken toch, wiens deze zegelring, en deze
13 Gen 35:30 | kwam zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken draad
14 Gen 38:21 | schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij
15 Gen 40:16 | slaven, zo wij, als hij, in wiens hand de beker gevonden is. ~
16 Gen 40:17 | zulks te doen! de man, in wiens hand de beker gevonden is,
17 Gen 40:20 | ouderdoms, den kleinsten, wiens broeder dood is, en hij
18 Gen 44:8 | zonen van Jozef, en zeide: Wiens zijn deze?
19 Gen 44:15 | en zeide: De God, voor Wiens aangezicht mijn vaders,
20 Exo 5:2 | zeide: Wie is de HEERE, Wiens stem ik gehoorzamen zou,
21 Exo 25:2 | hefoffer nemen. Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen
22 Exo 35:5 | hefoffer den HEERE; een ieder, wiens hart vrijwillig is, zal
23 Exo 35:21 | En zij kwamen, alle man, wiens hart hem bewoog, en een
24 Exo 35:21 | hem bewoog, en een ieder, wiens geest hem vrijwillig maakte,
25 Exo 36:2 | die wijs van hart was, in wiens hart God wijsheid gegeven
26 Exo 36:2 | wijsheid gegeven had, al wiens hart hem bewogen had, dat
27 Lev 6:5 | daarenboven toedoen zal; wiens dat is, dien zal hij dat
28 Lev 14:32 | der melaatsheid zal zijn, wiens hand in zijn reiniging dat
29 Lev 16:32 | priester, dien men gezalfd, en wiens hand men gevuld zal hebben,
30 Lev 21:10 | onder zijn broederen is, op wiens hoofd de zalfolie gegoten
31 Lev 21:10 | zalfolie gegoten is, en wiens hand men gevuld heeft, om
32 Lev 26:24 | hem gekocht had, tot hem, wiens de bezitting van dat land
33 Num 12:12 | niet zijn als een dode, van wiens vlees, als hij uit zijns
34 Deu 32:4 | 4 Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al
35 Ric 12:2 | geslacht van een Daniet, wiens naam was Manoach; en zijn
36 Ric 12:5 | worden, en een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal
37 Ric 12:6 | kwam een Man Gods tot mij, Wiens aangezicht was als het aangezicht
38 Ric 16:1 | het gebergte van Efraim, wiens naam was Micha. ~
39 Rut 2:2 | oplezen, achter dien, in wiens ogen ik genade zal vinden.
40 Rut 2:5 | over de maaiers gezet was: Wiens is deze jonge vrouw? ~
41 Rut 2:12 | den God Israels, onder wiens vleugelen gij gekomen zijt
42 Rut 3:2 | Nu dan, is niet Boaz, met wiens maagden gij geweest zijt,
43 1Sa 1:1 | het gebergte van Efraim, wiens naam was Elkana, een zoon
44 1Sa 9:1 | nu een man van Benjamin, wiens naam was Kis, een zoon van
45 1Sa 9:2 | 2 Die had een zoon, wiens naam was Saul, een jongeman,
46 1Sa 9:20 | want zij zijn gevonden; en wiens zal zijn al het gewenste,
47 1Sa 12:3 | en voor Zijn gezalfde, wiens os ik genomen heb, en wiens
48 1Sa 12:3 | wiens os ik genomen heb, en wiens ezel ik genomen heb, en
49 1Sa 12:3 | ik onderdrukt heb, en van wiens hand ik een geschenk genomen
50 1Sa 17:12 | man van Bethlehem-Juda, wiens naam was Isai, en die acht
51 1Sa 17:55 | Abner, den krijgsoverste: Wiens zoon is deze jongeling,
52 1Sa 17:56 | nu zeide: Vraag gij het, wiens zoon deze jongeling is. ~
53 1Sa 17:58 | 58 En Saul zeide tot hem: Wiens zoon zijt gij, jongeling?
54 1Sa 22:2 | schuldeiser had, en alle man, wiens ziel bitterlijk bedroefd
55 1Sa 22:20 | zoon van Ahitub, ontkwam, wiens naam was Abjathar; die vluchtte
56 1Sa 30:13 | Daarna zeide David tot hem: Wiens zijt gij? En van waar zijt
57 2Sa 1:2 | van Saul, een man kwam, wiens klederen gescheurd waren,
58 2Sa 3:12 | zich tot David, zeggende: Wiens is het land? zeggende wijders:
59 2Sa 9:2 | Saul nu had een knecht, wiens naam was Ziba; en zij riepen
60 2Sa 9:12 | nu had een kleinen zoon, wiens naam was Micha; en allen,
61 2Sa 12:24 | en zij baarde een zoon, wiens naam zij noemde Salomo;
62 2Sa 13:3 | Doch Amnon had een vriend, wiens naam was Jonadab, een zoon
63 2Sa 16:5 | geslacht van het huis van Saul, wiens naam was Simei, de zoon
64 2Sa 16:8 | bloed van Sauls huis, in wiens plaats gij geregeerd hebt;
65 2Sa 17:10 | die ook een dapper man is, wiens hart is als een leeuwenhart,
66 2Sa 17:25 | Amasa nu was eens mans zoon, wiens naam was Jethra, de Israeliet,
67 2Sa 20:1 | bij geval een Belials man, wiens naam was Seba, een zoon
68 2Sa 20:21 | het gebergte van Efraim, wiens naam is Seba, de zoon van
69 2Sa 21:19 | met Goliath, den Gethiet, wiens spiesenhout was als een
70 1Kon 11:26| Zereda, Salomo's knecht (wiens moeders naam was Zerua,
71 1Kon 13:2 | huis Davids geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die
72 1Kon 17:1 | God Israels, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien
73 1Kon 18:15| heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal
74 2Kon 3:14| heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, zo ik
75 2Kon 5:16| als de HEERE leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien
76 2Kon 7:2 | 2 Maar een hoofdman, op wiens hand de koning leunde, antwoordde
77 2Kon 7:17| nu had den hoofdman, op wiens hand hij leunde, over die
78 2Kon 20:22| onzen God; is Hij die niet, Wiens hoogten en Wiens altaren
79 2Kon 20:22| die niet, Wiens hoogten en Wiens altaren Hizkia weggenomen
80 1Kro 2:34| een Egyptischen knecht, wiens naam was Jarha. ~
81 1Kro 9:43| 43 En Moza gewon Bina; wiens zoon was Refaja; wiens zoon
82 1Kro 9:43| wiens zoon was Refaja; wiens zoon was Elasa; wiens zoon
83 1Kro 9:43| Refaja; wiens zoon was Elasa; wiens zoon was Azel. ~
84 1Kro 21:5 | van Goliath, den Gethiet, wiens spieshout was als eenweversboom. ~
85 2Kro 2:14| de dochteren van Dan, en wiens vader een man geweest is
86 2Kro 28:9 | een profeet des HEEREN, wiens naam was Oded; die ging
87 Ezra 1:5 | benevens een iegelijk, wiens geest God verwekte, dat
88 Ezra 5:14| zij zijn gegeven aan een, wiens naam was Sesbazar, dien
89 Ezra 7:15| hebben aan den God Israels, Wiens woning te Jeruzalem is; ~
90 Est 2:5 | Joods man op den burg Susan, wiens naam was Mordechai, een
91 Est 30:6 | men met dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen
92 Est 30:7 | den koning: Den man, tot wiens eer de koning een welbehagen
93 Est 30:9 | dien man aantrekken, tot wiens eer de koning een welbehagen
94 Est 30:9 | zal men dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen
95 Est 30:11 | zal men dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen
96 Est 30:13 | Indien Mordechai, voor wiens aangezicht gij hebt begonnen
97 Job 3:23 | 23 Aan den man, wiens weg verborgen is, en dien
98 Job 5:5 | 5 Wiens oogst de hongerige verteerde,
99 Job 12:10 | 10 In Wiens hand de ziel is van al wat
100 Job 26:4 | die woorden verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan? ~
101 Job 37:29 | 29 Uit wiens buik komt het ijs voort,
102 Psa 15:4 | 4In wiens ogen de verworpene veracht
103 Psa 32:1 | David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens
104 Psa 32:1 | wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. ~
105 Psa 32:2 | ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. ~
106 Psa 38:7 | ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over
107 Psa 39:15 | man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn. ~
108 Psa 84:6 | Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker
109 Psa 95:4 | 4 In Wiens hand de diepste plaatsen
110 Psa 95:5 | 5 Wiens ook de zee is, want Hij
111 Psa 144:15 | welgelukzalig is het volk, wiens God de HEERE is. ~ ~ ~ ~
112 Psa 146:5 | Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE,
113 Spre 22:11| reinheid des harten liefheeft, wiens lippen aangenaam zijn, diens
114 Spre 26:26| 26 Wiens haat door bedrog bedekt
115 Pred 2:21| Want er is een mens, wiens arbeid in wijsheid, en in
116 Jes 2:22 | gijlieden dan af van den mens, wiens adem in zijn neus is, want
117 Jes 23:3 | 3 En wiens inkomst was het zaad van
118 Jes 36:7 | onzen God; is Hij Die niet, Wiens hoogten en Wiens altaren
119 Jes 36:7 | Die niet, Wiens hoogten en Wiens altaren Hizkia weggenomen
120 Jes 45:1 | Zijn gezalfde, tot Cores, wiens rechterhand Ik vat, om de
121 Jes 48:19 | als deszelfs steentjes; wiens naam niet zou worden afgehouwen,
122 Jes 58:15 | de eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is: Ik woon
123 Jer 17:5 | vlees tot zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt! ~
124 Jer 17:7 | den HEERE vertrouwt, en wiens vertrouwen de HEERE is! ~
125 Jer 32:18 | grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE der heirscharen! ~
126 Jer 37:13 | was daar de wachtmeester, wiens naam was Jerija, de zoon
127 Jer 42:11 | konings van Babel, voor wiens aangezicht gij vreest; vreest
128 Jer 44:28 | verkeren, zullen weten, wiens woord bestaan zal, het Mijn
129 Jer 46:7 | optrekt als een stroom, wiens wateren zich bewegen als
130 Jer 46:18 | leef, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen;
131 Jer 48:15 | afgegaan, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen. ~
132 Jer 51:57 | spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen. ~
133 Eze 9:11 | linnen bekleed was, aan wiens lenden de inktkoker was,
134 Eze 17:16 | hem koning gemaakt heeft, wiens eed hij veracht, en wiens
135 Eze 17:16 | wiens eed hij veracht, en wiens verbond hij gebroken
136 Eze 21:25 | goddeloos vorst van Israel, wiens dag komen zal, ten tijde
137 Eze 40:3 | ziet, zo was er een man, wiens gedaante was als de gedaante
138 Dan 2:26 | antwoordde en zeide tot Daniel, wiens naam Beltsazar was: Zijt
139 Dan 4:8 | Daniel voor mij inkwam, wiens naam Beltsazar is, naar
140 Dan 4:19 | Toen ontzette zich Daniel, wiens naam Beltsazar is, bij een
141 Dan 4:20 | en sterk geworden was, en wiens hoogte tot aan den hemel
142 Dan 4:21 | 21 En wiens loof schoon, en wiens vruchten
143 Dan 4:21 | En wiens loof schoon, en wiens vruchten vele waren, en
144 Dan 4:21 | des velds woonde, en in wiens takken de vogelen des hemels
145 Dan 5:23 | geprezen; maar dien God, in Wiens hand uw adem is, en
146 Dan 7:9 | Oude van dagen Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw,
147 Dan 7:20 | die grote dingen sprak, en wiens aanzien groter was, dan
148 Dan 10:1 | Perzie, werd aan Daniel, wiens naam genoemd werd Beltsazar,
149 Amos 2:9 | hunlieder aangezicht verdelgd, wiens hoogte was als de hoogte
150 Amos 5:27| Damaskus henen, zegt de HEERE, Wiens Naam is God der heirscharen. ~ ~
151 Jona 1:7 | opdat wij mogen weten, om wiens wil ons dit kwaad overkomt.
152 Jona 1:8 | hem: Verklaar ons nu, om wiens wil ons dit kwaad overkomt.
153 Mic 5:1 | Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds,
154 Zac 6:12 | zeggende: Ziet, een Man, Wiens naam is SPRUITE, Die zal
155 Matt 2:34| komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig
156 Matt 2:35| 12 Wiens wan in Zijn hand is, en
157 Matt 22:20| 20 En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld en het opschrift? ~
158 Matt 22:28| 28 In de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van
159 Matt 22:42| dunkt u van den Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden
160 Mark 12:16| een. En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld, en het opschrift?
161 Mark 12:23| zij zullen opgestaan zijn, wiens vrouw zal zij van dezen
162 Luk 1:27 | ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, uit den
163 Luk 2:25 | was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze
164 Luk 3:17 | 17 Wiens wan in Zijn hand is, en
165 Luk 8:41 | En ziet, er kwam een man, wiens naam was Jairus, en hij
166 Luk 12:20 | hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? ~
167 Luk 14:5 | hun antwoordende, zeide: Wiens ezel of os van ulieden zal
168 Luk 20:24 | 24 Toont Mij een penning; wiens beeld en opschrift heeft
169 Luk 20:33 | 33 In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij
170 Luk 24:18 | 18 En de een, wiens naam was Kleopas, antwoordende,
171 Joha 1:6 | een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes. ~
172 Joha 3:1 | een mens uit de Farizeen, wiens naam was Nicodemus, een
173 Joha 4:46| zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapernaum. ~
174 Joha 6:42| Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen?
175 Joha 19:24| laat ons daarover loten, wiens die zijn zal; opdat de Schrift
176 Hand 7:6 | valse profeet, een Jood, wiens naam was Bar-Jezus; ~
177 Hand 12:7 | Justus, die God diende, wiens huis paalde aan de synagoge. ~
178 Hand 15:11| Heilige Geest: Den man, wiens deze gordel is, zullen de
179 Hand 19:15| 15 Om wiens wil, als ik te Jeruzalem
180 Hand 21:23| gestaan een engel Gods, Wiens ik ben, Welken ook ik dien, ~
181 Rom 2:29 | letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen,
182 Fili 3:8 | Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade
183 2The 2:9 | 9 Hem, zeg ik, wiens toekomst is naar de werking
184 Heb 3:6 | Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn, indien wij
185 Heb 12:26 | 26 Wiens stem toen de aarde bewoog;
186 1Pet 2:24| gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt. ~
187 Open 13:12| eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen
188 Open 20:11| Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de
|