Book Chapter: Verse
1 Gen 13:16 | iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad
2 Gen 18:19 | leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het
3 Gen 18:22 | derwaarts; want Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarhenen
4 Gen 23:50 | deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken. ~
5 Gen 27:8 | 8 Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden
6 Gen 31:14 | Wij zullen deze zaak niet kunnen doen, dat wij onze zuster
7 Gen 40:1 | spijze, naar dat zij zullen kunnen dragen, en leg ieders mans
8 Gen 40:22 | jongeling zal zijn vader niet kunnen verlaten; indien hij zijn
9 Exo 10:5 | dat men de aarde niet zal kunnen zien; en zij zullen afeten
10 Exo 18:23 | het u gebiedt, zo zult gij kunnen bestaan; zo zal ook al dit
11 Exo 19:23 | zal op den berg Sinai niet kunnen klimmen, want Gij hebt ons
12 Exo 34:20 | zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen
13 Lev 25:37 | aangezicht uwer vijanden niet kunnen bestaan. ~
14 Lev 26:8 | gelofte gedaan heeft, zal kunnen bekomen, zal de priester
15 Num 9:6 | dag het pascha niet hadden kunnen houden; daarom naderden
16 Num 13:31 | zullen tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker
17 Num 22:6 | ik; misschien zal ik het kunnen slaan, of het uit het land
18 Num 22:11 | misschien zal ik tegen hetzelve kunnen strijden, of het uitdrijven. ~
19 Num 22:38 | zal ik nu enigzins iets kunnen spreken? Het woord, hetwelk
20 Num 34:17 | handsteen, waarvan met zoude kunnen sterven, geslagen heeft,
21 Num 34:18 | handinstrument, waarvan men zoude kunnen sterven, geslagen heeft,
22 Num 34:23 | steen, waarvan men zoude kunnen sterven, en hij dien op
23 Deu 1:9 | zeggende: Ik alleen zal u niet kunnen dragen. ~
24 Deu 7:17 | ik hen uit de bezitting kunnen verdrijven? ~
25 Deu 14:24 | dat gij zulks niet zoudt kunnen heendragen, omdat de plaats
26 Deu 28:27 | krauwsel, waarvan gij niet zult kunnen genezen worden. ~
27 Deu 28:35 | benen, waarvan gij niet zult kunnen genezen worden, van uw voetzool
28 Deu 31:2 | jaren oud; ik zal niet meer kunnen uitgaan en ingaan; daartoe
29 Joz 7:12 | de kinderen Israels niet kunnen bestaan voor het aangezicht
30 Joz 7:13 | u, Israel! gij zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht
31 Joz 9:19 | den God Israels; daarom kunnen wij hen niet aantasten. ~
32 Joz 25:19 | Gij zult den HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een
33 Ric 7:3 | gegeven; wat heb ik dan kunnen doen, gelijk gijlieden?
34 Ric 10:35 | den HEERE, en ik zal niet kunnen teruggaan. ~
35 Ric 13:13 | indien gij het mij niet zult kunnen verklaren, zo zult gijlieden
36 Ric 15:6 | zij, en waarmede gij zoudt kunnen gebonden worden, dat men
37 Ric 15:10 | toch nu, waarmede gij zoudt kunnen gebonden worden? ~
38 Ric 15:13 | toch nu, waarmede gij zoudt kunnen gebonden worden. En hij
39 Ric 20:18 | vrouwen van onze dochteren kunnen geven; want de kinderen
40 Rut 4:6 | Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel
41 Rut 4:6 | voor u; want ik zal niet kunnen lossen. ~
42 1Sa 6:20 | van Beth-Semes: Wie zou kunnen bestaan voor het aangezicht
43 1Sa 17:33 | tot David: Gij zult niet kunnen heengaan tot dezen Filistijn,
44 1Sa 30:21 | dat zij David niet hadden kunnen navolgen, en die zij aan
45 2Sa 12:23 | nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot
46 2Sa 14:19 | rechter- of ter linkerhand zou kunnen afwijken van alles, wat
47 2Sa 19:35 | tachtig jaren oud; zou ik kunnen onderscheiden tussen goed
48 2Sa 19:35 | en kwaad? Zou uw knecht kunnen smaken, wat ik eet en wat
49 2Sa 19:35 | ik drink? Zoude ik meer kunnen horen naar de stem der zangers
50 2Sa 21:5 | verdelgd worden, zonder te kunnen bestaan in enige landpale
51 1Kon 3:9 | wie zou dit Uw zwaar volk kunnen richten? ~
52 1Kon 9:21| kinderen Israels niet hadden kunnen verbannen, die heeft Salomo
53 2Kon 5:12| zou ik mij in die niet kunnen wassen en rein worden? Zo
54 2Kon 7:2 | hemel maakte, zou die zaak kunnen geschieden? En hij zeide:
55 2Kon 7:19| naar dit woord geschieden kunnen? En hij had gezegd: Zie,
56 2Kon 9:37| Jizreel, dat men niet zal kunnen zeggen: Dit is Izebel. ~ ~ ~
57 2Kon 20:23| u de ruiters daarop zult kunnen geven. ~
58 2Kon 20:29| bedriege: want hij zal u niet kunnen redden uit zijn hand. ~
59 1Kro 23:15| in menigte, die het werk kunnen doen, houwers, en werkmeesters
60 2Kro 1:10| wie zou dit Uw groot volk kunnen richten? ~
61 2Kro 30:3 | Want zij hadden het niet kunnen houden te dierzelfder tijd,
62 2Kro 32:13| landen hun land enigszins kunnen redden uit mijn hand? ~
63 2Kro 32:14| hebben, die zijn volk heeft kunnen redden uit mijn hand, dat
64 2Kro 32:14| God u uit mijn hand zou kunnen redden? ~
65 2Kro 32:15| hand en mijner vaderen hand kunnen redden; hoeveel te min zal
66 2Kro 32:15| zal uw God u uit mijn hand kunnen redden? ~
67 Ezra 9:15| die voor Uw aangezicht zou kunnen bestaan, om zulks. ~ ~ ~ ~ ~
68 Neh 4:10 | aan den muur niet zullen kunnen bouwen. ~
69 Neh 6:3 | werk, zodat ik niet zal kunnen afkomen; waarom zou dit
70 Est 36:1 | des konings geenszins zou kunnen vergoeden. ~
71 Job 4:2 | wie zal zich van woorden kunnen onthouden? ~
72 Job 36:52 | ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. ~
73 Job 36:56 | 23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij
74 Job 38:18 | des velds die vertrappen kunnen? ~
75 Job 39:18 | Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken. ~
76 Job 39:19 | Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem met
77 Job 39:19 | strikken den neus doorboren kunnen? ~
78 Psa 22:18 | Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het
79 Psa 37:13 | zij zijn nedergestoten, en kunnen niet weder opstaan. ~ ~
80 Psa 41:6 | menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen. ~
81 Psa 41:13 | aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger
82 Psa 49:8 | zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode
83 Psa 49:8 | Gode zijn rantsoen niet kunnen geven; ~
84 Psa 78:19 | zeiden: Zou God een tafel kunnen toerichten in de woestijn? ~
85 Psa 78:20 | uitbraken, zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn volke
86 Pred 1:8 | moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt
87 Pred 1:10| enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Ziet dat, het is
88 Pred 8:17| zo zal hij het toch niet kunnen uitvinden. ~ ~
89 Hoo 8:7 | zouden deze liefde niet kunnen uitblussen; ja, de rivieren
90 Jes 8:4 | Want eer dat knechtje zal kunnen roepen: Mijn vader! of,
91 Jes 10:11 | afgoden, zou ik alzo niet kunnen doen aan Jeruzalem en aan
92 Jes 33:23 | zullen hun mastboom niet kunnen recht stijf houden, zij
93 Jes 36:8 | u de ruiters daarop zult kunnen geven. ~
94 Jes 36:14 | bedriege, want hij zal u niet kunnen redden. ~
95 Jes 46:2 | zij hebben den last niet kunnen redden, maar zijzelven zijn
96 Jes 47:11 | vallen, hetwelk gij niet zult kunnen verzoenen; want er zal snellijk
97 Jes 47:14 | zij zullen zichzelven niet kunnen rukken uit de macht der
98 Jes 57:10 | zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig,
99 Jes 57:11 | sterk van begeerte, zij kunnen niet verzadigd worden, ja,
100 Jes 57:11 | herders, die niet verstaan kunnen; zij allen keren zich naar
101 Jes 60:1 | verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is
102 Jes 60:1 | geworden, dat het niet zou kunnen horen. ~
103 Jes 60:6 | zij zullen zichzelven niet kunnen dekken met hun werken; hun
104 Jes 67:8 | dergelijks gezien? Zou een land kunnen geboren worden op een enigen
105 Jes 67:8 | enigen dag? Zou een volk kunnen geboren worden op een enige
106 Jer 6:10 | onbesneden, dat zij niet kunnen toeluisteren; ziet, het
107 Jer 10:5 | palmboom van dicht werk, maar kunnen niet spreken; zij moeten
108 Jer 10:5 | gedragen worden, want zij kunnen niet gaan; vreest niet voor
109 Jer 10:5 | niet voor hen, want zij kunnen geen kwaad doen, ook
110 Jer 10:10 | de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet
111 Jer 11:11 | hetwelk zij niet zullen kunnen uitkomen; als zij dan tot
112 Jer 11:12 | zij zullen hen gans niet kunnen verlossen ten tijde
113 Jer 13:23 | vlekken? Zo zult gijlieden ook kunnen goed doen, die geleerd zijt
114 Jer 18:6 | Zal Ik ulieden niet kunnen doen, gelijk deze pottenbakker,
115 Jer 23:24 | iemand in verborgene plaatsen kunnen verbergen, dat Ik hem niet
116 Jer 24:3 | vanwege de boosheid niet kunnen gegeten worden. ~
117 Jer 24:8 | vanwege de boosheid niet kunnen gegeten worden (want aldus
118 Jer 29:17 | vanwege de boosheid niet kunnen gegeten worden. ~
119 Jer 31:37 | aarde beneden doorgrond kunnen worden, zo zal Ik ook het
120 Jer 33:21 | Zo zal ook vernietigd kunnen worden Mijn verbond met
121 Jer 36:5 | in des HEEREN huis niet kunnen gaan. ~
122 Jer 49:10 | ontdekt, dat hij zich niet zal kunnen versteken; zijn zaad is
123 Eze 7:19 | en hun goud zal hen niet kunnen uithelpen ten dage der verbolgenheid
124 Eze 33:12 | de rechtvaardige zal niet kunnen leven door dezelve zijn
125 Dan 2:10 | die des konings woord zou kunnen te kennen geven; daarom
126 Dan 2:27 | verborgenheid, die de koning eist, kunnen de wijzen, de sterrekijkers,
127 Dan 2:47 | deze verborgenheid hebt kunnen openbaren. ~
128 Dan 4:18 | de uitlegging niet hebben kunnen bekend maken; maar
129 Dan 5:15 | bekend te maken; maar zij kunnen de uitlegging dezer woorden
130 Dan 5:16 | indien gij dit schrift zult kunnen lezen, en deszelfs uitlegging
131 Dan 6:21 | geduriglijk eert, u van de leeuwen kunnen verlossen? ~
132 Hos 5:13 | maar die zal ulieden niet kunnen genezen, en zal het gezwel
133 Amos 7:10| zal al zijn woorden niet kunnen verdragen. ~
134 Zep 1:18 | zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden ten dage der verbolgenheid
135 Mal 1:13 | vermoeidheid! maar gij zoudt het kunnen wegblazen, zegt de HEERE
136 Matt 9:15| En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen
137 Matt 10:28| lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel
138 Matt 15:5 | gave, zo wat u van mij zou kunnen ten nutte komen; en zijn
139 Matt 17:16| en zij hebben hem niet kunnen genezen. ~
140 Matt 17:19| Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? ~
141 Matt 20:22| Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. ~
142 Matt 26:9 | 9 Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en de penningen
143 Mark 2:19| En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen
144 Mark 2:19| Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten. ~
145 Mark 4:32| hemels onder zijn schaduw kunnen nestelen. ~
146 Mark 7:11| gave), zo wat u van mij zou kunnen ten nutte komen, die voldoet. ~
147 Mark 8:4 | broden hier in de woestijn kunnen verzadigen? ~
148 Mark 9:28| Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? ~
149 Mark 9:39| en haastelijk van Mij zal kunnen kwalijk spreken. ~
150 Mark 10:39| zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. Doch Jezus zeide tot hen:
151 Mark 14:5 | 5 Want dezelve had kunnen boven de driehonderd penningen
152 Luk 1:20 | gij zult zwijgen, en niet kunnen spreken, tot op den dag,
153 Luk 8:43 | had; en van niemand had kunnen genezen worden, ~
154 Luk 12:4 | doden, en daarna niet meer kunnen doen. ~
155 Luk 13:24 | te gaan, en zullen niet kunnen; ~
156 Luk 14:30 | te bouwen, en heeft niet kunnen voleindigen. ~
157 Luk 16:2 | want gij zult niet meer kunnen rentmeester zijn. ~
158 Luk 16:26 | willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn,
159 Luk 20:36 | 36 Want zij kunnen niet meer sterven, want
160 Luk 21:15 | geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan
161 Joha 3:9 | antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden? ~
162 Joha 9:33| niet ware, Hij zou niets kunnen doen. ~
163 Joha 14:5 | waar Gij heengaat; en hoe kunnen wij den weg weten? ~
164 Hand 4:16| Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen. ~
165 Hand 4:20| 20 Want wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen
166 Hand 9:10| vaders, noch wij hebben kunnen dragen? ~
167 Hand 11:19| genaamd Areopagus, zeggende: Kunnen wij niet weten, welke deze
168 Hand 13:40| waardoor wij reden zullen kunnen geven van deze oploop. En
169 Hand 18:8 | onderzocht hebbende, zult kunnen verstaan al hetgeen, waarvan
170 Hand 18:13| 13 En zij kunnen niet bewijzen, waarvan zij
171 Hand 19:5 | dan, zeide hij, onder u kunnen, dat zij mede afreizen,
172 Rom 8:8 | En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. ~
173 Rom 8:39 | enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods,
174 1Kor 6:5 | is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders? ~
175 1Kor 7:9 | Maar indien zij zich niet kunnen onthouden, dat zij trouwen;
176 1Kor 15:50| Koninkrijk Gods niet beerven kunnen, en de verderfelijkheid
177 2Kor 1:4 | verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die
178 Efez 6:16| vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen. ~
179 1The 3:9 | 9 Want wat dankzegging kunnen wij Gode tot vergelding
180 1Tim 5:25| anders mede gelegen is, kunnen niet verborgen worden. ~ ~
181 1Tim 6:7 | openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen. ~
182 2Tim 3:7 | tot kennis der waarheid kunnen komen. ~
183 2Tim 3:15| geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door
184 Heb 3:19 | zien, dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof. ~ ~
185 Heb 10:11 | die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen; ~
186 Open 9:20| houten afgoden, die noch zien kunnen, noch horen, noch wandelen; ~
|