1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551
Book Chapter: Verse
501 Exo 33:4 | Dit zijn uw goden, Israel! die u uit Egypteland opgevoerd
502 Exo 33:8 | Dit zijn uw goden, Israel, die u uit Egypteland opgevoerd
503 Exo 33:23 | tot mij: Maak ons goden, die voor ons aangezicht gaan,
504 Exo 33:23 | want dezen Mozes, dien man, die ons uit Egypteland opgevoerd
505 Exo 33:24 | tot hen: Wie goud heeft, die rukke het af, en geve het
506 Exo 33:25 | verkleining onder degenen, die tegen hen hadden mogen opstaan), ~
507 Exo 33:33 | Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt. ~
508 Exo 34:7 | de tent der samenkomst, die buiten het leger was. ~
509 Exo 34:17 | Mozes: Ook deze zelfde zaak, die gij gesproken hebt, zal
510 Exo 34:24 | schrijven dezelfde woorden, die op de eerste tafelen geweest
511 Exo 34:24 | eerste tafelen geweest zijn, die gij gebroken hebt. ~
512 Exo 34:30 | 7 Die de weldadigheid bewaart
513 Exo 34:30 | bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding,
514 Exo 34:30 | overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins
515 Exo 34:33 | volk zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn op de
516 Exo 34:43 | 20 Doch den ezel, die de baarmoeder opent, zult
517 Exo 35:1 | hen: Dit zijn de woorden, die de HEERE geboden heeft,
518 Exo 35:10 | 10 En allen, die wijs van hart zijn onder
519 Exo 35:21 | geest hem vrijwillig maakte, die brachten des HEEREN hefoffer
520 Exo 35:22 | gouden vaten; en alle man, die een gouden beweegoffer den
521 Exo 35:23 | ramsvellen, en dassenvellen, die brachten ze. ~
522 Exo 35:24 | 24 Allen, die een hefoffer van zilver
523 Exo 35:24 | zilver of koper offerden, die brachten het ten hefoffer
524 Exo 35:25 | 25 En alle vrouwen, die wijs van hart waren, sponnen
525 Exo 35:26 | haar bewoog in wijsheid, die sponnen het geiten haar. ~
526 Exo 36:1 | en Aholiab, en alle man, die wijs van hart was, in denwelken
527 Exo 36:2 | en Aholiab, en alle man, die wijs van hart was, in wiens
528 Exo 36:4 | Derhalve kwamen alle wijzen, die al het werk des heiligdoms
529 Exo 36:8 | van hart, onder degenen, die het werk maakten, den tabernakel
530 Exo 36:29 | ring; alzo deed hij met die beide, aan de twee hoeken. ~
531 Exo 36:36 | pilaren van sittim hout, die hij overtrok met goud; hun
532 Exo 37:13 | ringen aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten
533 Exo 37:19 | en een bloem; alzo waren die zes rieten, die uit den
534 Exo 37:19 | alzo waren die zes rieten, die uit den kandelaar gingen. ~
535 Exo 37:21 | was het met de zes rieten, die uit denzelven uitgingen. ~
536 Exo 38:8 | te hoop komende vrouwen, die te hoop kwamen voor de deur
537 Exo 38:21 | tabernakel der getuigenis, die geteld zijn naar den mond
538 Exo 38:26 | heiligdoms, van een ieder, die overging tot de getelden,
539 Exo 39:1 | zij de heilige klederen, die voor Aaron waren, gelijk
540 Exo 39:5 | kunstelijke riem zijns efods, die daarop was, was gelijk zijn
541 Exo 39:16 | gouden ringen; en zij zetten die twee ringen aan de beide
542 Exo 39:19 | ook twee gouden ringen, die zij aan de twee andere einden
543 Exo 39:19 | inwendig aan zijn boord, die aan de zijde des efods is. ~
544 Exo 39:20 | zij twee gouden ringen, die zij zetten aan de twee schouderbanden
545 Exo 39:37 | zijn lampen, de lampen, die men toerichten moest, en
546 Lev 1:12 | smeer; en de priester zal die schikken op het hout, dat
547 Lev 1:15 | 15 En de priester zal die tot het altaar brengen,
548 Lev 1:17 | 17 Verder zal hij die met zijn vleugelen klieven,
549 Lev 1:17 | afscheiden; en de priester zal die aansteken op het altaar,
550 Lev 2:8 | den priester doen naderen, die het tot het altaar dragen
551 Lev 3:1 | wijfje, volkomen zal hij die offeren, voor het aangezicht
552 Lev 3:6 | wijfje, volkomen zal hij die offeren. ~
553 Lev 3:8 | offerande leggen, en hij zal die slachten voor de tent der
554 Lev 3:12 | een geit is, zo zal hij die offeren voor het aangezicht
555 Lev 3:16 | 16 En de priester zal die aansteken op het altaar;
556 Lev 4:2 | worden, en tegen een van die zal gedaan hebben; ~
557 Lev 4:3 | 3 Indien de priester, die gezalfd is, zal gezondigd
558 Lev 4:3 | zal hij voor zijn zonde, die hij gezondigd heeft, offeren
559 Lev 4:4 | 4 En hij zal die var brengen tot de deur
560 Lev 4:5 | 5 Daarna zal die gezalfde priester van het
561 Lev 4:10 | wordt; en de priester zal die aansteken op het altaar
562 Lev 4:14 | 14 En die zonde, die zij daartegen
563 Lev 4:14 | 14 En die zonde, die zij daartegen gezondigd
564 Lev 4:16 | 16 Daarna zal die gezalfde priester van het
565 Lev 4:23 | 23 Of men zijn zonde, die hij daartegen gezondigd
566 Lev 4:28 | 28 Of men zijn zonde, die hij gezondigd heeft, aan
567 Lev 4:28 | wijfje, voor zijn zonde, die hij gezondigd heeft. ~
568 Lev 4:35 | wordt, en de priester zal die aansteken op het altaar,
569 Lev 4:35 | verzoening doen over zijn zonde, die hij gezondigd heeft, en
570 Lev 5:4 | worden, zo is hij aan een van die schuldig. ~
571 Lev 5:5 | geschieden, als hij aan een van die schuldig is, dat hij belijden
572 Lev 5:6 | den HEERE voor zijn zonde, die hij gezondigd heeft, brengen
573 Lev 5:7 | zijn offer voor de schuld, die hij gezondigd heeft, den
574 Lev 5:8 | 8 En hij zal die tot den priester brengen,
575 Lev 5:8 | priester brengen, welke eerst die zal offeren, die tot het
576 Lev 5:8 | welke eerst die zal offeren, die tot het zondoffer is; en
577 Lev 5:10 | hem, vanwege zijn zonde, die hij gezondigd heeft, verzoening
578 Lev 5:11 | jonge duiven, zo zal hij, die gezondigd heeft, tot zijn
579 Lev 5:13 | verzoening doen over zijn zonde, die hij gezondigd heeft in enige
580 Lev 5:13 | gezondigd heeft in enige van die stukken, en het zal hem
581 Lev 5:18 | welke hij afgedwaald is, die hij niet geweten had; zo
582 Lev 6:10 | verteerd hebben, en zal die bij het altaar leggen. ~
583 Lev 6:15 | olie, en al den wierook, die op het spijsoffer is; dan
584 Lev 6:18 | vuurofferen des HEEREN; al wat die zal aanroeren, zal heilig
585 Lev 6:20 | Aaron en van zijn zonen, die zij den HEERE offeren zullen,
586 Lev 6:22 | 22 Ook zal de priester, die uit zijn zonen in zijn plaats
587 Lev 6:26 | 26 De priester, die het voor de zonde offert,
588 Lev 7:5 | 5 En de priester zal die aansteken op het altaar,
589 Lev 7:7 | zal des priesters zijn, die daarmede verzoening gedaan
590 Lev 7:8 | 8 Ook de priester, die iemands brandoffer offert,
591 Lev 7:8 | iemands brandoffer offert, die priester zal de huid des
592 Lev 7:9 | zal des priesters zijn, die dat offert. ~
593 Lev 7:12 | bestreken, offeren; en zullen die koeken met olie gemengd
594 Lev 7:14 | voor den priester zijn, die het bloed des dankoffers
595 Lev 7:18 | derden dag gegeten wordt, die dat geofferd heeft, zal
596 Lev 7:18 | afgrijselijk ding zijn; en de ziel, die daarvan eet, zal haar ongerechtigheid
597 Lev 7:19 | dat vlees zal een ieder, die rein is, mogen eten. ~
598 Lev 7:20 | onreinigheid aan haar is, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid
599 Lev 7:21 | gegeten hebben, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid
600 Lev 7:25 | vuuroffer zal geofferd hebben, die ziel, die het gegeten zal
601 Lev 7:25 | geofferd hebben, die ziel, die het gegeten zal hebben,
602 Lev 7:27 | 27 Alle ziel, die enig bloed eten zal, die
603 Lev 7:27 | die enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar volken
604 Lev 7:30 | aan de borst zal hij met die borst brengen, om die tot
605 Lev 7:30 | met die borst brengen, om die tot een beweegoffer voor
606 Lev 7:38 | 38 Die de HEERE Mozes op den berg
607 Lev 8:5 | vergadering: Dit is de zaak, die de HEERE geboden heeft te
608 Lev 8:11 | wasvat en zijn voet, om die te heiligen. ~
609 Lev 8:20 | Mozes stak het hoofd aan, en die delen, en het smeer; ~
610 Lev 8:26 | van de ongezuurde broden, die voor het aangezicht des
611 Lev 8:27 | zijner zonen; en bewoog die ten beweegoffer, voor het
612 Lev 8:36 | zonen deden al de dingen, die de HEERE door den dienst
613 Lev 9:2 | een ram ten brandoffer, die volkomen zijn; en breng
614 Lev 9:6 | Mozes zeide: Deze zaak, die de HEERE geboden heeft,
615 Lev 9:15 | den bok des zondoffers, die voor het volk was, en slachtte
616 Lev 10:3 | heeft, zeggende: In degenen, die tot Mij naderen, zal Ik
617 Lev 10:11 | leren al de inzettingen, die de HEERE door den dienst
618 Lev 10:17 | vergadering zoudt dragen, om over die verzoening te doen voor
619 Lev 11:2 | eten zult uit alle beesten, die op de aarde zijn. ~
620 Lev 11:4 | niet eten, van degenen, die alleen herkauwen, of de
621 Lev 11:4 | verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn; ~
622 Lev 11:6 | verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn. ~
623 Lev 11:10 | en van alle levende ziel, die in de wateren is, geen vinnen
624 Lev 11:22 | 22 Van die zult gij deze eten: de sprinkhaan
625 Lev 11:27 | op vier voeten gaande, die zullen u onrein zijn; al
626 Lev 11:28 | 28 Ook die hun dood aas zal gedragen
627 Lev 11:31 | 31 Die zullen u onrein zijn onder
628 Lev 11:31 | kruipend gedierte; zo wie die zal aangeroerd hebben, als
629 Lev 11:34 | 34 Van alle spijze, die men eet, waarop het water
630 Lev 11:34 | water zal gekomen zijn, die zal onrein zijn; en alle
631 Lev 11:34 | onrein zijn; en alle drank, die men drinkt, zal in alle
632 Lev 11:39 | En wanneer van de dieren, die u tot spijze zijn, iets
633 Lev 11:40 | 40 Ook die van hun dood aas gegeten
634 Lev 11:40 | zijn tot aan den avond; en die hun dood aas zal gedragen
635 Lev 11:42 | dat op de aarde kruipt, die zult gij niet eten, want
636 Lev 11:45 | 45 Want Ik ben de HEERE, Die u uit Egypteland doe optrekken,
637 Lev 11:46 | en van alle levende ziel, die zich roert in de wateren,
638 Lev 11:46 | wateren, en van alle ziel, die kruipt op de aarde; ~
639 Lev 12:7 | Dit is de wet dergene, die eenknechtje of meisje gebaard
640 Lev 13:3 | vleses bezien; zo het haar in die plaag in wit veranderd is,
641 Lev 13:4 | zo zal de priester hem, die de plaag heeft, zeven dagen
642 Lev 13:12 | het gehele vel desgenen, die de plaag heeft, van zijn
643 Lev 13:13 | bedekt heeft, zo zal hij hem, die de plaag heeft, rein verklaren;
644 Lev 13:17 | zo zal de priester hem, die de plaag heeft, rein verklaren;
645 Lev 13:19 | 19 En in de plaats van die zweer een wit gezwel, of
646 Lev 13:21 | 21 Wanneer nu de priester die bezien zal hebben, dat,
647 Lev 13:21 | wit haar daaraan is, en die niet lager dan het vel,
648 Lev 13:23 | zijnde, het is de roof van die zweer, zo zal de priester
649 Lev 13:25 | 25 En de priester die gezien zal hebben, dat,
650 Lev 13:26 | Maar indien de priester die merken zal, dat, ziet, op
651 Lev 13:30 | 30 En de priester die plaag zal bezien hebben,
652 Lev 13:31 | zo zal de priester hem, die de plaag der schurftheid
653 Lev 13:32 | 32 Daarna zal de priester die plaag op den zevenden dag
654 Lev 13:33 | en de priester zal hem, die de schurftheid heeft, andermaal
655 Lev 13:34 | 34 Daarna zal de priester die schurftheid op den zevenden
656 Lev 13:37 | 37 Maar indien die schurftheid, naar dat hij
657 Lev 13:37 | haar daarop gewassen is, die schurftheid is genezen,
658 Lev 13:43 | dat, ziet, het gezwel van die plaag in zijn kaalheid,
659 Lev 13:44 | 44 Die man is melaats, hij is onrein;
660 Lev 13:45 | klederen des melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd zijn,
661 Lev 13:49 | 49 En die plaag aan het kleed, of
662 Lev 13:51 | zou mogen gemaakt zijn, die plaag is een knagende melaatsheid,
663 Lev 13:52 | Daarom zal hij dat kleed, of die werpte, of dien inslag van
664 Lev 13:52 | alle vellentuig, waarin die plaag zal zijn, verbranden;
665 Lev 13:54 | dat men hetgeen, waaraan die plaag is, wasse, en hij
666 Lev 13:56 | priester merken zal, dat, ziet, die plaag, nadat zij zal gewassen
667 Lev 14:3 | priester merken zal, dat, ziet, die plaag der melaatsheid van
668 Lev 14:4 | gebieden, dat men voor hem, die te reinigen zal zijn, twee
669 Lev 14:6 | scharlaken, en den hysop; en zal die, en den levenden vogel dopen
670 Lev 14:6 | in het bloed des vogels, die boven het levende water
671 Lev 14:7 | 7 En hij zal over hem, die van de melaatsheid te reinigen
672 Lev 14:8 | 8 Die nu te reinigen is, zal zijn
673 Lev 14:11 | 11 De priester nu, die de reiniging doet, zal den
674 Lev 14:11 | reiniging doet, zal den man, die te reinigen is, en die dingen,
675 Lev 14:11 | die te reinigen is, en die dingen, stellen voor het
676 Lev 14:12 | met den log olie; en zal die ten beweegoffer voor het
677 Lev 14:14 | het rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den
678 Lev 14:16 | rechtervinger indopen, nemende van die olie, die in zijn linkerhand
679 Lev 14:16 | indopen, nemende van die olie, die in zijn linkerhand is, en
680 Lev 14:16 | zal met zijn vinger van die olie zevenmaal sprengen,
681 Lev 14:17 | 17 En van het overige van die olie, die in zijn hand zal
682 Lev 14:17 | het overige van die olie, die in zijn hand zal zijn, zal
683 Lev 14:17 | het rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den
684 Lev 14:18 | overgebleven zal zijn van die olie, die in de hand des
685 Lev 14:18 | overgebleven zal zijn van die olie, die in de hand des priesters
686 Lev 14:18 | doen op het hoofd desgenen, die te reinigen is; zo zal de
687 Lev 14:19 | zondoffer bereiden, en voor hem, die van zijn onreinigheid te
688 Lev 14:22 | tortelduiven, of twee jonge duiven, die zijn hand bereiken zal,
689 Lev 14:23 | 23 En hij zal die, op den achtsten dag zijner
690 Lev 14:24 | nemen; en de priester zal die ten beweegoffer voor het
691 Lev 14:25 | rechteroorlapje desgenen, die te reinigen is, en op den
692 Lev 14:26 | Ook zal de priester van die olie op des priesters linkerhand
693 Lev 14:27 | met zijn rechtervinger van die olie, die op zijn linkerhand
694 Lev 14:27 | rechtervinger van die olie, die op zijn linkerhand is, sprengen,
695 Lev 14:28 | priester zal van de olie, die op zijn hand is, doen aan
696 Lev 14:28 | het rechteroor desgenen, die te reinigen is, en aan den
697 Lev 14:29 | overgeblevene van de olie, die in de hand des priesters
698 Lev 14:29 | doen op het hoofd desgenen, die te reinigen is, om de verzoening
699 Lev 14:31 | zal de priester voor hem, die te reinigen is, verzoening
700 Lev 14:36 | aleer de priester komt, om die plaag te bezien, opdat niet
701 Lev 14:37 | 37 Als hij die plaag bezien zal, dat, ziet,
702 Lev 14:37 | plaag bezien zal, dat, ziet, die plaag aan de wanden van
703 Lev 14:37 | hun aanzien lager is dan die want; ~
704 Lev 14:39 | hij merken zal, dat, ziet, die plaag aan de wanden van
705 Lev 14:40 | zij de stenen, in welke die plaag is, uitbreken, en
706 Lev 14:43 | 43 Maar indien die plaag wederkeert, en in
707 Lev 14:44 | nu zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis uitgespreid
708 Lev 14:46 | 46 En die in dat huis gaat te enigen
709 Lev 14:47 | 47 Die ook in dat huis te slapen
710 Lev 14:47 | klederen wassen; insgelijks, die in dat huis eet, zal zijn
711 Lev 14:48 | en zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis niet
712 Lev 14:48 | huis rein verklaren, dewijl die plaag genezen is. ~
713 Lev 14:51 | levenden vogel nemen, en zal die in het bloed des geslachten
714 Lev 15:4 | Alle leger, waarop hij, die den vloed heeft, zal liggen,
715 Lev 15:5 | 5 Een ieder ook, die zijn leger zal aanroeren,
716 Lev 15:6 | 6 En die op dat tuig zit, waarop
717 Lev 15:6 | dat tuig zit, waarop hij, die den vloed heeft, gezeten
718 Lev 15:7 | 7 En die het vlees desgenen, die
719 Lev 15:7 | die het vlees desgenen, die den vloed heeft, aanroert,
720 Lev 15:8 | 8 Als ook hij, die den vloed heeft, op een
721 Lev 15:9 | alle zadel, waarop hij, die den vloed heeft, zal gereden
722 Lev 15:10 | zijn tot aan den avond; en die hetzelve draagt, zal zijn
723 Lev 15:11 | Daartoe een ieder, wien hij, die den vloed heeft, zal aangeroerd
724 Lev 15:11 | water gespoeld te hebben, die zal zijn klederen wassen,
725 Lev 15:12 | aarden vat, hetwelk hij, die den vloed heeft, zal aangeroerd
726 Lev 15:13 | 13 Als hij nu, die den vloed heeft, van zijn
727 Lev 15:15 | 15 En de priester zal die bereiden, een ten zondoffer,
728 Lev 15:16 | bijliggens zal uitgegaan zijn, die zal zijn ganse vlees met
729 Lev 15:27 | 27 En zo wie die dingen aanroert, zal onrein
730 Lev 15:29 | duiven nemen, en zij zal die tot den priester brengen,
731 Lev 15:31 | als zij Mijn tabernakel, die in het midden van hen is,
732 Lev 15:32 | Dit is de wet desgenen, die den vloed heeft, en van
733 Lev 15:33 | afzondering, en van degene, die van zijn vloed is vloeiende,
734 Lev 15:33 | vrouw; en voor een man, die bij een onreine zal gelegen
735 Lev 16:6 | den var des zondoffers, die voor hem zal zijn, offeren,
736 Lev 16:7 | bokken nemen, en hij zal die stellen voor het aangezicht
737 Lev 16:8 | Aaron zal de loten over die twee bokken werpen: een
738 Lev 16:11 | den var des zondoffers, die voor hemzelven zal zijn,
739 Lev 16:11 | den var des zondoffers, die voor hemzelven zal zijn,
740 Lev 16:15 | den bok des zondoffers, die voor het volk zal zijn,
741 Lev 16:21 | zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen,
742 Lev 16:21 | door de hand eens mans, die voorhanden is, naar de woestijn
743 Lev 16:22 | 22 Alzo zal die bok op zich al hun ongerechtigheden
744 Lev 16:23 | linnen klederen uitdoen, die hij aangedaan had, als hij
745 Lev 16:26 | 26 En die den bok, welke een weggaande
746 Lev 16:28 | 28 Die nu dezelve verbrandt, zal
747 Lev 16:29 | inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als
748 Lev 17:3 | ieder van het huis Israels, die een os, of lam, of geit
749 Lev 17:3 | het leger slachten zal, of die ze slachten zal buiten het
750 Lev 17:5 | het veld slachten, dat zij die den HEERE toebrengen, aan
751 Lev 17:8 | en van de vreemdelingen, die in het midden van hen als
752 Lev 17:8 | vreemdelingen verkeren, die een brandoffer of slachtoffer
753 Lev 17:10 | en uit de vreemdelingen, die in het midden van hen als
754 Lev 17:10 | vreemdelingen verkeren, die enig bloed zal gegeten hebben,
755 Lev 17:10 | hebben, tegen diens ziel, die dat bloed zal gegeten hebben,
756 Lev 17:10 | aangezicht zetten, en zal die uit het midden haars volks
757 Lev 17:12 | eten; noch de vreemdeling, die als vreemdeling in het midden
758 Lev 17:13 | en van de vreemdelingen, die als vreemdelingen in het
759 Lev 17:13 | midden van hen verkeren, die enig wild gedierte, of gevogelte,
760 Lev 17:13 | jacht gevangen zal hebben; die zal deszelfs bloed vergieten,
761 Lev 17:15 | onder de vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde
762 Lev 17:15 | verscheurde zal gegeten hebben, die zal zijn klederen wassen,
763 Lev 17:16 | 16 Maar indien hij die niet wast, en zijn vlees
764 Lev 18:4 | inzettingen zult gij houden, om in die te wandelen; Ik ben de HEERE,
765 Lev 18:5 | welk mens dezelve zal doen, die zal door dezelve leven;
766 Lev 18:11 | der huisvrouw uws vaders, die uw vader geboren is (zij
767 Lev 18:24 | deze; want de heidenen, die Ik van uw aangezicht uitwerpe,
768 Lev 18:26 | rechten onderhouden, en van al die gruwelen niets doen, inboorling
769 Lev 18:26 | inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als
770 Lev 18:27 | Want de lieden dezes lands, die voor u geweest zijn, hebben
771 Lev 18:29 | deze gruwelen doen zal, die zielen, die ze doen, zullen
772 Lev 18:29 | gruwelen doen zal, die zielen, die ze doen, zullen uit het
773 Lev 18:30 | onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen,
774 Lev 18:30 | gruwelijke inzettingen, die voor u zijn gedaan geweest,
775 Lev 19:10 | den vreemdeling zult gij die overlaten; Ik ben de HEERE,
776 Lev 19:20 | vrouw zal gelegen hebben, die een dienstmaagd is, bij
777 Lev 19:20 | geen vrijheid is gegeven; die zullen gegeseld worden;
778 Lev 19:22 | voor hem over zijn zonde, die hij gezondigd heeft, voor
779 Lev 19:22 | geschieden van zijn zonde, die hij gezondigd heeft. ~
780 Lev 19:34 | 34 De vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert,
781 Lev 19:36 | Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd
782 Lev 20:2 | of uit de vreemdelingen, die in Israel als vreemdelingen
783 Lev 20:2 | vreemdelingen verkeren, die van zijn zaad den Molech
784 Lev 20:5 | zal hem, en al degenen, die hem nahoereren, om den Molech
785 Lev 20:6 | Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers
786 Lev 20:6 | duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik
787 Lev 20:6 | Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten, en zal ze uit
788 Lev 20:8 | dezelve; Ik ben de HEERE, Die u heilige. ~
789 Lev 20:9 | 9 Als er iemand is, die zijn vader of zijn moeder
790 Lev 20:9 | moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden;
791 Lev 20:10 | 10 Een man ook, die met iemands huisvrouw overspel
792 Lev 20:11 | 11 En een man, die bij zijns vaders huisvrouw
793 Lev 20:16 | doen te hebben, zo zult gij die vrouw en dat beest doden;
794 Lev 20:18 | als een man bij een vrouw, die haar krankheid heeft, zal
795 Lev 20:24 | Ik ben de HEERE, uw God, Die u van de volken afgezonderd
796 Lev 21:2 | Behalve over zijn bloedvriend, die hem ten naaste bestaat,
797 Lev 21:3 | 3 En over zijn zuster, die maagd is, hem nabestaande,
798 Lev 21:3 | maagd is, hem nabestaande, die nog geen man toebehoord
799 Lev 21:3 | man toebehoord heeft; over die zal hij zich verontreinigen. ~
800 Lev 21:7 | zullen geen vrouw nemen, die een hoer of ontheiligde
801 Lev 21:7 | is, noch een vrouw nemen, die van haar man verstoten is;
802 Lev 21:8 | heilig; Ik ben de HEERE, Die u heilige! ~
803 Lev 21:10 | 10 En hij, die de hogepriester onder zijn
804 Lev 21:10 | hand men gevuld heeft, om die klederen aan te trekken,
805 Lev 21:15 | ontheiligen; want Ik ben de HEERE, Die hem heilige! ~
806 Lev 21:20 | 20 Of die bultachtig, of dwergachtig
807 Lev 21:20 | etterige schurftheid, of die gebroken zal zijn aan zijn
808 Lev 21:23 | ontheilige; want Ik ben de HEERE, Die hen heilige! ~
809 Lev 22:2 | dingen der kinderen Israels, die zij Mij heiligen, afzonderen,
810 Lev 22:3 | man onder uw geslachten, die uit uw ganse zaad tot de
811 Lev 22:3 | zaad tot de heilige dingen, die de kinderen Israels den
812 Lev 22:4 | van het zaad van Aaron, die melaats is, of een vloed
813 Lev 22:4 | een vloed heeft, zal van die heilige dingen eten, totdat
814 Lev 22:4 | hij rein is; mitsgaders die iets aanroert, dat onrein
815 Lev 22:6 | 6 De mens, die dat aangeroerd zal hebben,
816 Lev 22:6 | den avond, en hij zal van die heilige dingen niet eten,
817 Lev 22:7 | zijn; en daarna zal hij van die heilige dingen eten; want
818 Lev 22:9 | daarin sterven, als zij die ontheiligd zouden hebben;
819 Lev 22:9 | hebben; Ik ben de HEERE, Die hen heilige! ~
820 Lev 22:11 | geld zal gekocht hebben, die zal daarvan eten; en de
821 Lev 22:11 | ingeborene van zijn huis, die zullen van zijn spijze eten. ~
822 Lev 22:15 | dingen der kinderen Israels, die zij den HEERE zullen gegeven
823 Lev 22:16 | eten; want Ik ben de HEERE, Die hen heilige! ~
824 Lev 22:18 | vreemdelingen in Israel is, die zijn offerande zal offeren
825 Lev 22:18 | hun vrijwillige offeren, die zij den HEERE ten brandoffer
826 Lev 22:23 | te verkrompen in leden, die zult gij tot een vrijwillig
827 Lev 22:27 | zal geboren zijn, zo zal die zeven dagen onder zijn moeder
828 Lev 22:32 | worde; Ik ben de HEERE, Die u heilige! ~
829 Lev 22:33 | 33 Die u uit Egypteland uitgevoerd
830 Lev 22:42 | 11 En hij zal die garf voor het aangezicht
831 Lev 22:42 | den sabbat zal de priester die bewegen. ~
832 Lev 22:43 | ook op den dag, als gij die garf bewegen zult, bereiden
833 Lev 22:60 | verootmoedigd zijn geweest, die zal uitgeroeid worden uit
834 Lev 22:61 | 30 Ook alle ziel, die enig werk op dienzelven
835 Lev 22:61 | dienzelven dag gedaan zal hebben, die ziel zal Ik uit het midden
836 Lev 23:3 | 3 Aaron zal die voor het aangezicht des
837 Lev 23:4 | op den louteren kandelaar die lampen voor het aangezicht
838 Lev 23:9 | Aaron en zijn zonen zijn, die dat in de heilige plaats
839 Lev 23:10 | Israelietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen
840 Lev 23:14 | buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen
841 Lev 23:21 | Wie dan enig vee verslaat, die zal het wedergeven; maar
842 Lev 23:21 | maar wie een mens verslaat, die zal gedood worden. ~
843 Lev 24:6 | dagloner, en voor uw bijwoner, die bij u als vreemdelingen
844 Lev 24:25 | hebben, zo zal zijn losser, die hem nabestaande is, komen,
845 Lev 24:30 | zal dat huis, hetwelk in die stad is, die een muur heeft,
846 Lev 24:30 | hetwelk in die stad is, die een muur heeft, voor altoos
847 Lev 24:30 | altoos blijven aan hem, die dat gekocht heeft, onder
848 Lev 24:31 | Doch de huizen der dorpen, die rondom geen muur hebben,
849 Lev 24:38 | Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland gevoerd
850 Lev 24:42 | zijn Mijn dienstknechten, die Ik uit Egypteland uitgevoerd
851 Lev 24:44 | Aangaande uw slaaf of uw slavin, die gij zult hebben, die zullen
852 Lev 24:44 | slavin, die gij zult hebben, die zullen van de volken zijn,
853 Lev 24:44 | zullen van de volken zijn, die rondom u zijn; van die zult
854 Lev 24:44 | die rondom u zijn; van die zult gij een slaaf of een
855 Lev 24:45 | kinderen der bijwoners, die bij u als vreemdelingen
856 Lev 24:45 | hen en uit hun geslachten, die bij u zullen zijn, die zij
857 Lev 24:45 | die bij u zullen zijn, die zij in uw land zullen gewonnen
858 Lev 24:47 | vreemdelings en bijwoners, die bij u is, wat bekomen zal
859 Lev 24:47 | zal hebben, en uw broeder, die bij hem is, verarmd zal
860 Lev 24:47 | vreemdeling, den bijwoner, die bij u is, of aan den stam
861 Lev 24:49 | ooms, zal hem lossen, of die uit de naasten zijns vleses
862 Lev 24:51 | 51 Indien nog vele van die jaren zijn, naar die zal
863 Lev 24:51 | van die jaren zijn, naar die zal hij tot zijn lossing
864 Lev 24:52 | indien er nog weinige van die jaren overgebleven zijn,
865 Lev 24:55 | dienstknechten zijn zij, die Ik uit Egypteland uitgevoerd
866 Lev 25:3 | Mijn geboden houden, en die doen zult; ~
867 Lev 25:6 | liggen, en niemand zij, die verschrikke; en Ik zal het
868 Lev 25:13 | Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren
869 Lev 25:16 | verschrikking, tering en koorts, die de ogen verteren en de ziel
870 Lev 25:32 | verwoesten; dat uw vijanden, die daarin zullen wonen, zich
871 Lev 25:36 | vallen, waar niemand is, die jaagt. ~
872 Lev 25:37 | vallen, waar niemand is, die jaagt; en gij zult voor
873 Lev 25:45 | verbond der voorouderen, die Ik uit Egypteland voor de
874 Lev 25:46 | 46 Dit zijn die inzettingen, en die rechten,
875 Lev 25:46 | zijn die inzettingen, en die rechten, en die wetten,
876 Lev 25:46 | inzettingen, en die rechten, en die wetten, welke de HEERE gegeven
877 Lev 26:3 | twintig jaren oud, tot een, die zestig jaren oud is; dan
878 Lev 26:5 | 5 En is het van een, die vijf jaren oud is, tot een,
879 Lev 26:5 | vijf jaren oud is, tot een, die twintig jaren oud is, zo
880 Lev 26:6 | 6 Maar is het van een, die een maand oud is, tot een,
881 Lev 26:6 | een maand oud is, tot een, die vijf jaren oud is, zo zal
882 Lev 26:7 | 7 En is het van een, die zestig jaren oud is en daarboven,
883 Lev 26:8 | naar dat de hand desgenen, die de gelofte gedaan heeft,
884 Lev 26:15 | 15 En indien hij, die het geheiligd heeft, zijn
885 Lev 26:18 | rekenen, naar de jaren, die nog overig zijn tot het
886 Lev 26:19 | 19 En indien hij, die den akker geheiligd heeft,
887 Lev 26:21 | 21 Maar die akker, nadat hij in het
888 Lev 26:24 | 24 In het jubeljaar zal die akker wederkomen tot dien,
889 Lev 26:34 | 34 Dit zijn de geboden, die de HEERE Mozes geboden heeft,
890 Num 1:3 | oud en daarboven, allen, die ten heire in Israel uittrekken;
891 Num 1:3 | heire in Israel uittrekken; die zult gij tellen naar hun
892 Num 1:4 | van elken stam een man, die een hoofdman is over het
893 Num 1:5 | nu de namen der mannen, die bij u staan zullen: van
894 Num 1:17 | Toen namen Mozes en Aaron die mannen, welken met namen
895 Num 1:18 | dag der tweede maand; en die verklaarden hun afkomst,
896 Num 1:18 | het getal der namen, van die twintig jaren oud was en
897 Num 1:20 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~
898 Num 1:22 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~
899 Num 1:24 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken. ~
900 Num 1:26 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
901 Num 1:28 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
902 Num 1:30 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
903 Num 1:32 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
904 Num 1:34 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
905 Num 1:36 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
906 Num 1:38 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
907 Num 1:40 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
908 Num 1:42 | oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
909 Num 1:45 | oud en daarboven, allen, die in Israel ten heire uittrokken, ~
910 Num 1:51 | oprichten; en de vreemde, die daarbij komt, zal gedood
911 Num 2:3 | 3 Die zich nu legeren zullen oostwaarts
912 Num 3:3 | van Aaron, der priesteren, die gezalfd waren, welker hand
913 Num 3:10 | waarnemen; en de vreemde, die nadert, zal gedood worden. ~
914 Num 3:12 | van allen eerstgeborene, die de baarmoeder opent, uit
915 Num 3:15 | maand oud en daarboven, die zult gij tellen. ~
916 Num 3:32 | opzicht zal zijn over degenen, die de wacht des heiligdoms
917 Num 3:38 | 38 Die nu zich legeren zullen voor
918 Num 3:38 | kinderen Israels; en de vreemde die nadert, zal gedood worden. ~
919 Num 3:43 | En alle eerstgeborenen, die mannelijk waren, in het
920 Num 3:46 | tweehonderd drie en zeventig, die gelost zullen worden, die
921 Num 3:46 | die gelost zullen worden, die overschieten, boven de Levieten,
922 Num 3:47 | heiligdoms zult gij ze nemen; die sikkel is twintig gera. ~
923 Num 3:48 | geven, het geld der gelosten die onder hen overschieten. ~
924 Num 3:49 | dat losgeld van degenen, die overschoten boven de gelosten
925 Num 4:29 | Aangaande de zonen van Merari, die zult gij naar hun geslachten,
926 Num 4:49 | en zijn getelden waren, die de HEERE Mozes geboden had. ~ ~
927 Num 5:2 | alle vloeienden, en allen, die onrein zijn van een dode. ~
928 Num 5:8 | 8 Maar zo die man geen losser zal hebben,
929 Num 5:8 | weder uit te keren, zal die schuld, welken den HEERE
930 Num 5:15 | 15 Dan zal die man zijn huisvrouw tot den
931 Num 5:19 | haar beedigen, en zal tot die vrouw zeggen: Indien iemand
932 Num 5:21 | 21 (Dan zal de priester die vrouw met den eed der vervloeking
933 Num 5:21 | en de priester zal tot die vrouw zeggen:) De HEERE
934 Num 5:22 | doen vervallen! Dan zal die vrouw zeggen: Amen, amen! ~
935 Num 5:24 | 24 En hij zal die vrouw dat bitter water,
936 Num 5:25 | priester zal uit de hand van die vrouw het spijsoffer der
937 Num 5:26 | daarna zal hij dat water die vrouw te drinken geven. ~
938 Num 5:27 | haar heup vervallen zal; en die vrouw zal in het midden
939 Num 5:30 | 30 Of als over en man die ijvergeest zal gekomen zijn,
940 Num 6:5 | hoofd niet gaan; totdat die dagen vervuld zullen zijn,
941 Num 6:5 | dagen vervuld zullen zijn, die hij zich den HEERE zal afgezonderd
942 Num 6:6 | 6 Al de dagen, die hij zich de HEERE zal afgezonderd
943 Num 6:20 | 20 En de priester zal die bewegen ten beweegoffer,
944 Num 6:20 | hefoffers; en daarna zal die Nazireer wijn drinken. ~
945 Num 6:21 | is de wet des Nazireers, die zijn offerande den HEERE
946 Num 7:2 | de oversten der stammen, die over de getelden stonden. ~
947 Num 7:6 | 6 Alzo nam Mozes die wagens, en die runderen,
948 Num 7:6 | nam Mozes die wagens, en die runderen, en gaf dezelve
949 Num 7:9 | heilige dingen was op hen, die zij op de schouderen droegen. ~
950 Num 7:12 | 12 Die nu op den eersten dag zijn
951 Num 8:4 | dicht; naar de gedaante, die de HEERE Mozes vertoond
952 Num 9:6 | waren er lieden geweest, die over het dode lichaam eens
953 Num 9:13 | 13 Als een man, die rein is, en op den weg niet
954 Num 10:5 | zult, dan zullen de legers, die tegen het oosten gelegerd
955 Num 10:6 | zult, zullen de legers, die tegen het zuiden legeren,
956 Num 10:8 | de priesters, zullen met die trompetten blazen; en zij
957 Num 10:9 | trekken tegen den vijand, die u benauwt, zult gij ook
958 Num 10:9 | benauwt, zult gij ook met die trompetten een gebroken
959 Num 10:29 | van Mozes: Wij reizen naar die plaats, van welke de HEERE
960 Num 10:29 | HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en wij
961 Num 11:5 | gedenken aan de vissen, die wij in Egypte om niet aten;
962 Num 11:17 | spreken; en van den Geest, die op u is, zal Ik afzonderen,
963 Num 11:20 | overmits gij den HEERE, Die in het midden van u is,
964 Num 11:25 | afzonderende van den Geest, die op hem was, legde Hem op
965 Num 11:25 | Hem op de zeventig mannen, die oudsten; en het geschiedde,
966 Num 11:26 | des anderen naam Medad; en die Geest rustte op hen (want
967 Num 11:32 | verzamelden de kwakkelen; die het minst had, had tien
968 Num 12:1 | vrouw, der Cuschietische, die hij genomen had; want hij
969 Num 12:3 | zachtmoedig, meer dan alle mensen, die op den aardbodem waren. ~
970 Num 12:7 | Mijn knecht Mozes niet, die in Mijn ganse huis getrouw
971 Num 13:2 | 2 Zend u mannen uit: die het land Kanaan verspieden,
972 Num 13:3 | den mond des HEEREN; al die mannen waren hoofden der
973 Num 13:16 | zijn de namen der mannen, die Mozes zond, om dat land
974 Num 13:20 | van de vrucht des lands. Die dagen nu waren de dagen
975 Num 13:31 | 31 Maar de mannen, die met hem opgetrokken waren,
976 Num 14:6 | Jefunne, zijnde van degenen, die dat land verspied hadden,
977 Num 14:11 | geloven, door alle tekenen, die Ik in het midden van hen
978 Num 14:14 | de inwoners van dit land, die gehoord hebben, dat Gij,
979 Num 14:15 | zo zouden de heidenen, die Uw gerucht gehoord hebben,
980 Num 14:18 | ongerechtigheid en overtreding, die den schuldige geenszins
981 Num 14:22 | 22 Want al de mannen, die gezien hebben Mijn heerlijkheid,
982 Num 14:22 | heerlijkheid, en Mijn tekenen, die Ik in Egypte en in de woestijn
983 Num 14:23 | zien zullen. Ja, geen van die Mij getergd hebben, zullen
984 Num 14:27 | deze boze vergadering zijn, die tegen Mij zijn murmurerende?
985 Num 14:29 | jaren oud en daarboven, gij, die tegen Mij gemurmureerd hebt. ~
986 Num 14:31 | zullen ten roof worden! die zal Ik daarin brengen, en
987 Num 14:31 | zal Ik daarin brengen, en die zullen bekennen dat land,
988 Num 14:35 | boze vergadering dergenen, die zich tegen Mij verzameld
989 Num 14:36 | 36 En die mannen, die Mozes gezonden
990 Num 14:36 | 36 En die mannen, die Mozes gezonden had, om het
991 Num 14:37 | 37 Diezelfde mannen, die een kwaad gerucht van dat
992 Num 14:38 | bleven levende van de mannen, die heengegaan waren, om het
993 Num 14:40 | optrekken tot de plaats, die de HEERE gezegd heeft; want
994 Num 14:45 | Amalekieten en de Kanaanieten, die in dat gebergte woonden,
995 Num 15:4 | 4 Zo zal hij, die zijn offerande den HEERE
996 Num 15:14 | vreemdeling verkeert, of die in het midden van u is,
997 Num 15:15 | ulieden en den vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert,
998 Num 15:16 | zijn, en den vreemdeling, die bij ulieden als vreemdeling
999 Num 15:22 | hebben al deze geboden, die de HEERE tot Mozes gesproken
1000 Num 15:26 | worden, ook den vreemdeling, die in het midden van henlieden
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551 |