Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dichtste 2
didrachmen 2
didymus 3
die 9551
dief 25
diefelijk 1
diefstal 1
Frequency    [«  »]
10527 een
10033 zal
9630 tot
9551 die
8801 zij
8724 ik
8706 gij

Bijbel

IntraText - Concordances

die

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551

     Book Chapter: Verse
2001 Rut 4:3 | Elimelech was, heeft Naomi, die uit der Moabieten land wedergekomen 2002 Rut 4:4 | is niemand, behalve gij, die het losse, en ik na u. Toen 2003 Rut 4:6 | 6 Toen zeide die losser: Ik zal het voor 2004 Rut 4:7 | man zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit 2005 Rut 4:11 | de HEERE make deze vrouw, die in uw huis komt, als Rachel 2006 Rut 4:11 | als Rachel en als Lea, die beiden het huis van Israel 2007 Rut 4:12 | als het huis van Perez (die Thamar aan Juda baarde), 2008 Rut 4:14 | Naomi: Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten u heden 2009 Rut 4:15 | 15 Die zal u zijn tot een verkwikker 2010 Rut 4:15 | want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, 2011 1Sa 1:17 | Israels zal uw bede geven, die gij van Hem gebeden hebt. ~ 2012 1Sa 1:18 | vinden in uw ogen! Alzo ging die vrouw haars weegs; en zij 2013 1Sa 1:21 | 21 En die man, Elkana toog op met 2014 1Sa 1:26 | leeft, mijn heer! Ik ben die vrouw, die hier bij u stond, 2015 1Sa 1:26 | heer! Ik ben die vrouw, die hier bij u stond, om den 2016 1Sa 1:27 | heeft mij mijn bede gegeven, die ik van Hem gebeden heb. ~ 2017 1Sa 1:28 | overgegeven al de dagen, die hij wezen zal; hij is van 2018 1Sa 2:4 | sterken is gebroken; en die struikelden, zijn met sterkte 2019 1Sa 2:5 | 5 Die verzadigd waren, hebben 2020 1Sa 2:5 | zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, zijn het 2021 1Sa 2:5 | zeven heeft gebaard, en die vele kinderen had, krachteloos 2022 1Sa 2:10 | 10 Die met den HEERE twisten, zullen 2023 1Sa 2:14 | zij aan al de Israelieten, die te Silo kwamen. ~ 2024 1Sa 2:15 | jongen, en zeide tot den man, die offerde: Geef dat vlees 2025 1Sa 2:16 | 16 Wanneer nu die man tot hem zeide: Zij zullen 2026 1Sa 2:20 | deze vrouw voor de bede, die zij den HEERE afgebeden 2027 1Sa 2:22 | sliepen bij de vrouwen, die met hopen samenkwamen aan 2028 1Sa 2:30 | zij verre van Mij; want die Mij eren, zal Ik eren, maar 2029 1Sa 2:30 | eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden, zullen licht 2030 1Sa 2:35 | getrouwen priester verwekken; die zal doen, gelijk als in 2031 1Sa 3:1 | des HEEREN was dierbaar in die dagen; er was geen openbaar 2032 1Sa 3:13 | der ongerechtigheids wil, die hij geweten heeft; want 2033 1Sa 3:17 | verbergt van al de woorden, die Hij tot u gesproken heeft! ~ 2034 1Sa 3:18 | hem Samuel te kennen al die woorden, en verborg ze voor 2035 1Sa 4:3 | verbonds des HEEREN, en laat die in het midden van ons komen, 2036 1Sa 4:4 | HEEREN der heirscharen, die tussen de cherubim woont; 2037 1Sa 4:8 | Dit zijn dezelfde goden, die de Egyptenaars met alle 2038 1Sa 4:13 | vanwege de ark Gods. Als die man kwam, om zulks te verkondigen 2039 1Sa 4:14 | beroerte? Toen haastte zich die man, en hij kwam en boodschapte 2040 1Sa 4:16 | 16 En die man zeide tot Eli: Ik ben 2041 1Sa 4:16 | zeide tot Eli: Ik ben het, die uit de slagorden kom, en 2042 1Sa 4:17 | 17 Toen antwoordde hij, die de boodschap bracht, en 2043 1Sa 4:20 | zo spraken de vrouwen, die bij haar stonden: Vrees 2044 1Sa 5:3 | 3 Maar als die van Asdod des anderen daags 2045 1Sa 5:5 | priesters van Dagon, en allen, die in het huis van Dagon komen, 2046 1Sa 5:6 | des HEEREN was zwaar over die van Asdod, en verwoestte 2047 1Sa 5:8 | Gods van Israel doen? En die zeiden: Dat de ark des Gods 2048 1Sa 5:9 | het geschiedde, nadat zij die hadden rondom gedragen, 2049 1Sa 5:9 | de hand des HEEREN tegen die stad met een zeer grote 2050 1Sa 5:10 | te Ekron kwam, zo riepen die van Ekron, zeggende: Zij 2051 1Sa 5:12 | 12 En de mensen, die niet stierven, werden geslagen 2052 1Sa 6:5 | en beelden uwer muizen, die het land verderven, en geeft 2053 1Sa 6:8 | legt de gouden kleinoden, die gij Hem ten schuloffer vergelden 2054 1Sa 6:10 | 10 En die lieden deden alzo, en namen 2055 1Sa 6:13 | 13 En die van Beth-Semes maaiden den 2056 1Sa 6:13 | verblijdden zich, als zij die zagen. ~ 2057 1Sa 6:15 | op dien groten steen; en die lieden van Beth-Semes offerden 2058 1Sa 6:17 | nu zijn de gouden spenen, die de Filistijnen aan den HEERE 2059 1Sa 6:18 | HEEREN nedergesteld hadden, die tot op dezen dag is op den 2060 1Sa 6:19 | En de Heere sloeg onder die lieden van Beth-Semes, omdat 2061 1Sa 7:16 | hij richtte Israel in al die plaatsen. ~ 2062 1Sa 8:8 | 8 Naar de werken, die zij gedaan hebben, van dien 2063 1Sa 8:9 | geven de wijze des konings, die over hen regeren zal. ~ 2064 1Sa 8:11 | des konings wijze zijn, die over u regeren zal: hij 2065 1Sa 8:14 | wijngaarden, en uw olijfgaarden, die de beste zijn, zal hij nemen, 2066 1Sa 9:2 | 2 Die had een zoon, wiens naam 2067 1Sa 9:5 | zeide Saul tot zijn jongen, die bij hem was: Kom en laat 2068 1Sa 9:9 | gaan tot den ziener; want die heden een profeet genoemd 2069 1Sa 9:9 | een profeet genoemd wordt, die werd eertijds een ziener 2070 1Sa 9:11 | zo vonden zij maagden, die uitgingen om water te putten; 2071 1Sa 9:20 | de ezelinnen aangaande, die gij heden den derden dag 2072 1Sa 9:22 | opperste der genodigden; die nu waren omtrent dertig 2073 1Sa 10:2 | van Benjamin, te Zelzah; die zullen tot u zeggen: De 2074 1Sa 10:2 | ezelinnen zijn gevonden, die gij zijt gaan zoeken, en 2075 1Sa 10:4 | zullen u twee broden geven; die zult gij van hun hand nemen. ~ 2076 1Sa 10:9 | hart in een ander; en al die tekenen kwamen ten zelven 2077 1Sa 10:11 | geschiedde, als een iegelijk, die hem van te voren gekend 2078 1Sa 10:18 | hand van alle koninkrijken, die u onderdrukten. ~ 2079 1Sa 10:19 | heden uw God verworpen, Die u uit al uw ellenden en 2080 1Sa 10:22 | zij verder den HEERE, of die man nog derwaarts komen 2081 1Sa 11:3 | Israel; is er dan niemand, die ons verlost, zo zullen wij 2082 1Sa 11:7 | hand der boden, zeggende: Die niet zelf uittrekt achter 2083 1Sa 11:9 | zeiden zij tot de boden, die gekomen waren: Aldus zult 2084 1Sa 11:12 | tot Samuel: Wie is hij, die zeide: Zou Saul over ons 2085 1Sa 11:12 | ons regeren? Geeft hier die mannen, dat wij hen doden. ~ 2086 1Sa 12:6 | het volk: Het is de HEERE, Die Mozes en Aaron gemaakt heeft, 2087 1Sa 12:6 | Aaron gemaakt heeft, en Die uw vaders uit Egypteland 2088 1Sa 12:7 | gerechtigheden des HEEREN, die Hij aan u en aan uw vaderen 2089 1Sa 12:9 | den koning der Moabieten, die tegen hen streden. ~ 2090 1Sa 12:14 | zowel gij als de koning, die over u regeren zal, achter 2091 1Sa 12:16 | stelt u nu hier, en ziet die grote zaak, die de HEERE 2092 1Sa 12:16 | en ziet die grote zaak, die de HEERE voor uw ogen doen 2093 1Sa 12:21 | de ijdelheden na volgen, die niet bevorderlijk zijn, 2094 1Sa 13:3 | bezetting der Filistijnen, die te Geba was, hetwelk de 2095 1Sa 13:18 | naar den weg der landpale, die naar het dal Zeboim naar 2096 1Sa 14:1 | van Saul, tot den jongen, die zijn wapenen droeg, zeide: 2097 1Sa 14:2 | onder den granatenboom, die te Migron was; en het volk, 2098 1Sa 14:6 | nu zeide tot den jongen, die zijn wapenen droeg: Kom, 2099 1Sa 14:8 | wij zullen overgaan tot die mannen, en wij zullen ons 2100 1Sa 14:21 | Filistijnen, als eertijds, die met hen in het leger opgetogen 2101 1Sa 14:21 | ook met de Israelieten, die bij Saul en Jonathan waren. ~ 2102 1Sa 14:22 | alle mannen van Israel, die zich verstoken hadden in 2103 1Sa 14:24 | zeggende: Vervloekt zij de man, die spijze eet tot aan den avond, 2104 1Sa 14:27 | einde van den staf uit, die in zijn hand was, en hij 2105 1Sa 14:28 | zeggende: Vervloekt zij de man, die heden brood eet! Daarom 2106 1Sa 14:30 | gevonden heeft! Maar nu is die slag niet groot geweest 2107 1Sa 14:34 | bezondigt u niet aan den HEERE, die etende met het bloed. Toen 2108 1Sa 14:39 | waarachtig als de HEERE leeft, Die Israel verlost, alware het 2109 1Sa 14:45 | Saul: Zou Jonathan sterven, die deze grote verlossing in 2110 1Sa 14:48 | Israel uit de hand desgenen, die hem beroofde. ~ 2111 1Sa 14:52 | helden en alle kloeke mannen, die Saul zag, die vergaderde 2112 1Sa 14:52 | kloeke mannen, die Saul zag, die vergaderde hij tot zich. ~  ~  ~  2113 1Sa 15:14 | en een stem der runderen, die ik hoor? ~ 2114 1Sa 15:28 | het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij. ~ 2115 1Sa 15:29 | 29 En ook liegt Hij, Die de Overwinning van Israel 2116 1Sa 16:16 | zegge toch tot uw knechten, die voor uw aangezicht staan, 2117 1Sa 16:16 | dat zij een man zoeken, die op de harp spelen kan; en 2118 1Sa 16:17 | mij toch naar een man uit, die wel spelen kan, en brengt 2119 1Sa 16:18 | Isai, den Bethlehemiet, die spelen kan, en hij is een 2120 1Sa 16:19 | Zend uw zoon David tot mij, die bij de schapen is. ~ 2121 1Sa 17:8 | Kiest een man onder u, die tot mij afkome. ~ 2122 1Sa 17:12 | wiens naam was Isai, en die acht zonen had, en in de 2123 1Sa 17:13 | namen nu zijner drie zonen, die in den krijg gingen, waren: 2124 1Sa 17:23 | hij sprak achtervolgens die woorden; en David hoorde 2125 1Sa 17:25 | gijlieden dien man wel gezien, die opgekomen is? Want hij is 2126 1Sa 17:25 | dat de koning dien man, die hem slaat, met groten rijkdom 2127 1Sa 17:26 | zeide David tot de mannen, die bij hem stonden, zeggende: 2128 1Sa 17:26 | Wat zal men dien man doen, die dezen Filistijn slaat, en 2129 1Sa 17:27 | Alzo zal men den man doen, die hem slaat. ~ 2130 1Sa 17:28 | grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo 2131 1Sa 17:31 | 31 Toen die woorden gehoord werden, 2132 1Sa 17:31 | woorden gehoord werden, die David gesproken had, en 2133 1Sa 17:36 | Filistijn zijn, gelijk een van die, omdat hij de slagorden 2134 1Sa 17:37 | Verder zeide David: De HEERE, Die mij van de hand des leeuws 2135 1Sa 17:37 | en uit de hand des beers, Die zal mij redden uit de hand 2136 1Sa 17:40 | legde ze in de herderstas, die hij had, te weten in den 2137 1Sa 17:47 | de krijg is des HEEREN, Die zal ulieden in onze hand 2138 1Sa 18:20 | kennen werd gegeven, zo was die zaak recht in zijn ogen. ~ 2139 1Sa 18:26 | boodschapten David deze woorden. En die zaak was recht in de ogen 2140 1Sa 19:10 | het aangezicht van Saul, die met de spies in den wand 2141 1Sa 19:20 | heen, om David te halen; die zagen een vergadering van 2142 1Sa 19:20 | was over Sauls boden, en die profeteerden ook. ~ 2143 1Sa 19:21 | zond hij andere boden, en die profeteerden ook; toen voer 2144 1Sa 19:21 | zond de derde boden, en die profeteerden ook. ~ 2145 1Sa 19:22 | tot den groten waterput, die te Sechu was, en hij vraagde 2146 1Sa 20:2 | zaak, en geen kleine zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart; 2147 1Sa 20:11 | uitgaan in het veld; en die beiden gingen uit in het 2148 1Sa 20:19 | kom haastig af, en ga tot die plaats, waar gij u verborgen 2149 1Sa 20:31 | 31 Want al de dagen, die de zoon van Isai op den 2150 1Sa 20:35 | veld ging, op den tijd, die David bestemd was; en er 2151 1Sa 20:36 | Loop, zoek nu de pijlen, die ik schieten zal. De jongen 2152 1Sa 21:2 | dewelke ik u gezonden heb, en die ik u geboden heb; den jongelingen 2153 1Sa 21:6 | brood was dan de toonbroden, die van voor het aangezicht 2154 1Sa 21:7 | machtigste onder de herderen, die Saul had. ~ 2155 1Sa 22:2 | hem vergaderde alle man, die benauwd was, en alle man, 2156 1Sa 22:2 | benauwd was, en alle man, die een schuldeiser had, en 2157 1Sa 22:4 | bleven bij hem al de dagen, die David in de vesting was. ~ 2158 1Sa 22:6 | geworden was, en de mannen, die bij hem waren. Saul nu zat 2159 1Sa 22:7 | Saul tot zijn knechten, die bij hem stonden: Hoort toch, 2160 1Sa 22:8 | doet van mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart; 2161 1Sa 22:9 | antwoordde Doeg, de Edomiet, die bij de knechten van Saul 2162 1Sa 22:10 | 10 Die den HEERE voor hem vraagde, 2163 1Sa 22:11 | ganse huis, de priesters, die te Nob waren; en zij kwamen 2164 1Sa 22:17 | zeide tot de trawanten, die bij hem stonden: Wendt u, 2165 1Sa 22:18 | vijf en tachtig mannen, die den linnen lijfrok droegen. ~ 2166 1Sa 22:20 | wiens naam was Abjathar; die vluchtte David na. ~ 2167 1Sa 22:23 | wie mijn ziel zoeken zal, die zal uw ziel zoeken; maar 2168 1Sa 23:18 | 18 En die beiden maakten een verbond 2169 1Sa 23:19 | den heuvel van Hachila, die aan de rechterhand der wildernis 2170 1Sa 23:25 | werd David geboodschapt, die van dien rotssteen afgegaan 2171 1Sa 23:26 | David en zijn mannen, om die te grijpen. ~ 2172 1Sa 23:28 | tegemoet; daarom noemde men die plaats Sela-Machlekoth. ~  ~  ~  2173 1Sa 24:7 | ver van mij zijn, dat ik die zaak doen zou aan mijn heer, 2174 1Sa 25:2 | bedrijf was te Karmel; en die man was zeer groot, en hij 2175 1Sa 25:7 | scheerders hebt; nu, de herders, die gij hebt, zijn bij ons geweest; 2176 1Sa 25:7 | niets gemist al de dagen, die zij te Karmel geweest zijn. ~ 2177 1Sa 25:9 | en in Davids naam naar al die woorden tot Nabal gesproken 2178 1Sa 25:10 | zijn heden vele knechten, die zich afscheuren, elk van 2179 1Sa 25:11 | ik het den mannen geven, die ik niet weet, van waar zij 2180 1Sa 25:15 | niets gemist al de dagen, die wij met hen verkeerd hebben, 2181 1Sa 25:16 | als bij dag, al de dagen, die wij bij hen geweest zijn, 2182 1Sa 25:18 | klompen vijgen, en legde die op ezelen. ~ 2183 1Sa 25:22 | daartoe, indien ik van allen, die hij heeft, iets tot morgen 2184 1Sa 25:25 | van mijn heer niet gezien, die gij gezonden hebt. ~ 2185 1Sa 25:26 | leeft, het is de HEERE, Die u verhinderd heeft van te 2186 1Sa 25:26 | Nabal worden uw vijanden, en die tegen mijn heer kwaad zoeken! ~ 2187 1Sa 25:27 | gegeven worde den jongelingen, die mijns heren voetstappen 2188 1Sa 25:32 | de HEERE, de God Israels, Die u te dezen dage mij tegemoet 2189 1Sa 25:34 | de God Israels, leeft, Die mij verhinderd heeft, van 2190 1Sa 25:34 | ware van Nabal niemand, die mannelijk is, overgebleven 2191 1Sa 25:37 | zo gaf hem zijn huisvrouw die woorden te kennen. Toen 2192 1Sa 25:39 | Gezegend zij de HEERE, Die den twist mijner smaadheid 2193 1Sa 25:42 | haar vijf jonge maagden, die haar voetstappen nawandelden; 2194 1Sa 25:43 | Jizreel; alzo waren ook die beiden hem tot vrouwen. ~ 2195 1Sa 25:44 | Palti, den zoon van Lais, die van Gallim was. ~  ~ 2196 1Sa 26:3 | den heuvel van Hachila, die voor aan de wildernis is 2197 1Sa 26:11 | zo neem toch nu de spies, die aan zijn hoofdeinde is, 2198 1Sa 26:12 | heen; en er was niemand, die het zag, en niemand, die 2199 1Sa 26:12 | die het zag, en niemand, die het merkte, ook niemand, 2200 1Sa 26:12 | het merkte, ook niemand, die ontwaakte; want zij sliepen 2201 1Sa 26:14 | en zeide: Wie zijt gij, die tot den koning roept? ~ 2202 1Sa 26:16 | 16 Deze zaak, die gij gedaan hebt, is niet 2203 1Sa 26:16 | zijt kinderen des doods, die over uw heer, den gezalfde 2204 1Sa 26:16 | konings is, en de waterfles, die aan zijn hoofdeinde was. ~ 2205 1Sa 27:2 | en de zeshonderd mannen, die bij hem waren, tot Achis, 2206 1Sa 27:7 | Het getal nu der dagen, die David in het land der Filistijnen 2207 1Sa 27:11 | zijn wijze al de dagen, die hij in der Filistijnen land 2208 1Sa 28:1 | 1 En het geschiedde in die dagen, als de Filistijnen 2209 1Sa 28:7 | knechten: Zoekt mij een vrouw, die een waarzeggenden geest 2210 1Sa 28:7 | te Endor is een vrouw, die een waarzeggenden geest 2211 1Sa 28:21 | heb uw woorden gehoord, die gij tot mij gesproken hebt. ~ 2212 1Sa 29:1 | legerden zich bij de fontein, die bij Jizreel is. ~ 2213 1Sa 29:3 | den koning van Israel, die deze dagen of deze jaren 2214 1Sa 29:5 | 5 Is dit niet die David, van denwelken zij 2215 1Sa 29:10 | met de knechten uws heren, die met u gekomen zijn; en als 2216 1Sa 30:2 | 2 En dat zij de vrouwen, die daarin waren, gevankelijk 2217 1Sa 30:9 | en de zes honderd mannen, die bij hem waren; en als zij 2218 1Sa 30:10 | David vervolgde hen, hij en die vierhonderd mannen; en tweehonderd 2219 1Sa 30:10 | tweehonderd mannen bleven staan, die zo moede waren, dat zij 2220 1Sa 30:17 | vierhonderd jonge mannen, die op kemelen reden en vloden. ~ 2221 1Sa 30:21 | tweehonderd mannen kwam, die zo moede waren geweest, 2222 1Sa 30:21 | hadden kunnen navolgen, en die zij aan de beek Besor hadden 2223 1Sa 30:21 | Besor hadden laten blijven, die gingen David tegemoet, en 2224 1Sa 30:22 | Belials man onder de mannen, die met David getogen waren, 2225 1Sa 30:22 | zijn kinderen; laat hen die heenleiden, en weggaan. ~ 2226 1Sa 30:23 | bewaard, en heeft de bende, die tegen ons kwam, in onze 2227 1Sa 30:24 | gelijk het deel dergenen is, die in den strijd mede afgetogen 2228 1Sa 30:24 | het deel dergenen zijn, die bij het gereedschap gebleven 2229 1Sa 30:27 | 27 Namelijk tot die te Beth-El, en tot die te 2230 1Sa 30:27 | tot die te Beth-El, en tot die te Ramoth tegen het zuiden, 2231 1Sa 30:27 | tegen het zuiden, en tot die te Jather, ~ 2232 1Sa 30:28 | 28 En tot die te Aroer, en tot die te 2233 1Sa 30:28 | tot die te Aroer, en tot die te Sifmoth, en tot die te 2234 1Sa 30:28 | tot die te Sifmoth, en tot die te Esthemoa, ~ 2235 1Sa 30:29 | 29 En tot die te Rachel, en tot die, welke 2236 1Sa 30:29 | tot die te Rachel, en tot die, welke in de steden der 2237 1Sa 30:29 | Jerahmeelieten waren, en tot die, welke in de steden der 2238 1Sa 30:30 | 30 En tot die te Horma, en tot die te 2239 1Sa 30:30 | tot die te Horma, en tot die te Chor-Asan, en tot die 2240 1Sa 30:30 | die te Chor-Asan, en tot die te Atach, ~ 2241 1Sa 30:31 | 31 En tot die te Hebron, en tot al de 2242 1Sa 31:3 | tegen Saul; en de mannen, die met den boog schieten, troffen 2243 1Sa 31:7 | Als de mannen van Israel, die aan deze zijde van het dal 2244 1Sa 31:7 | zijde van het dal waren, en die aan deze zijde der Jordaan 2245 2Sa 1:5 | David zeide tot den jongen, die hem de boodschap bracht: 2246 2Sa 1:6 | 6 Toen zeide de jongen, die hem de boodschap bracht: 2247 2Sa 1:10 | zou; en ik nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het 2248 2Sa 1:11 | desgelijks ook al de mannen, die met hem waren. ~ 2249 2Sa 1:13 | zeide David tot den jongen, die hem de boodschap gebracht 2250 2Sa 1:23 | 23 Saul en Jonathan, die beminden, en die liefelijken 2251 2Sa 1:23 | Jonathan, die beminden, en die liefelijken in hun leven, 2252 2Sa 1:24 | Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, 2253 2Sa 1:24 | scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed 2254 2Sa 2:3 | David zijn mannen optrekken, die bij hem waren, een iegelijk 2255 2Sa 2:4 | mannen van Jabes in Gilead, die Saul begraven hebben. ~ 2256 2Sa 2:7 | gestorven is; en ook hebben mij die van het huis van Juda tot 2257 2Sa 2:10 | tweede jaar; alleenlijk die van het huis van Juda volgden 2258 2Sa 2:11 | Het getal nu der dagen, die David koning geweest is 2259 2Sa 2:13 | deze zijde des vijvers, en die aan gene zijde des vijvers. ~ 2260 2Sa 2:16 | plaats Chelkath-Hazurim, die bij Gibeon is. ~ 2261 2Sa 2:18 | voeten, als een der reeen, die in het veld zijn. ~ 2262 2Sa 2:21 | linkerhand, en grijp u een van die jongens, en neem voor u 2263 2Sa 2:23 | het geschiedde, dat allen, die tot de plaats kwamen, alwaar 2264 2Sa 3:1 | ging en werd sterker; maar die van het huis van Saul gingen 2265 2Sa 3:6 | 6 Terwijl die krijg was tussen het huis 2266 2Sa 3:8 | ik dan een hondskop, ik, die tegen Juda, aan het huis 2267 2Sa 3:14 | mij mijn huisvrouw Michal, die ik mij met honderd voorhuiden 2268 2Sa 3:20 | maakte Abner, en den mannen, die met hem waren, een maaltijd. ~ 2269 2Sa 3:26 | en zond Abner boden na, die hem wederom haalden van 2270 2Sa 3:29 | van Joab niet afgesneden, die een vloed hebbe, en melaats 2271 2Sa 4:4 | Sauls zoon, had een zoon, die geslagen was aan beide voeten; 2272 2Sa 4:8 | zoon van Saul, uw vijand, die uw ziel zocht, alzo heeft 2273 2Sa 4:9 | waarachtig als De HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle benauwdheid 2274 2Sa 4:10 | 10 Dewijl ik hem, die mij boodschapte, zeggende: 2275 2Sa 4:10 | in zijn ogen was als een, die goede boodschap bracht, 2276 2Sa 5:6 | Jeruzalem, tegen de Jebusieten, die in dat land woonden. En 2277 2Sa 5:8 | Jebusieten slaat, en geraakt aan die watergoot, en die kreupelen, 2278 2Sa 5:8 | geraakt aan die watergoot, en die kreupelen, en die blinden, 2279 2Sa 5:8 | watergoot, en die kreupelen, en die blinden, die van Davids 2280 2Sa 5:8 | kreupelen, en die blinden, die van Davids ziel gehaat zijn, 2281 2Sa 5:8 | Davids ziel gehaat zijn, die zal tot een hoofd en tot 2282 2Sa 5:14 | zijn de namen dergenen, die hem te Jeruzalem geboren 2283 2Sa 6:2 | den HEERE der heirscharen, Die daarop woont tussen de cherubim. ~ 2284 2Sa 6:13 | het geschiedde, als zij, die de ark des HEEREN droegen, 2285 2Sa 6:17 | inbrachten, stelden zij die in haar plaats, in het midden 2286 2Sa 6:17 | in het midden der tent, die David voor haar gespannen 2287 2Sa 6:20 | van Israel verheerlijkt, die zich heden voor de ogen 2288 2Sa 6:21 | het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren heeft voor 2289 2Sa 7:9 | als den naam der groten, die op de aarde zijn. ~ 2290 2Sa 7:13 | 13 Die zal Mijn Naam een huis bouwen; 2291 2Sa 7:15 | niet wijken, gelijk als Ik die weggenomen heb van Saul, 2292 2Sa 7:28 | dan, Heere HEERE! Gij zijt die God, en Uw woorden zullen 2293 2Sa 8:7 | David nam de gouden schilden die bij Hadad-ezers knechten 2294 2Sa 8:11 | geheiligd had van alle heidenen, die hij zich onderworpen had; ~ 2295 2Sa 9:1 | zeide: Is er nog iemand die overgebleven is van het 2296 2Sa 9:3 | nog een zoon van Jonathan, die geslagen is aan beide voeten. ~ 2297 2Sa 9:12 | naam was Micha; en allen, die in het huis van Ziba woonden, 2298 2Sa 10:3 | deze stad doorzoeke, en die verspiede, en die omkere? ~ 2299 2Sa 10:3 | doorzoeke, en die verspiede, en die omkere? ~ 2300 2Sa 10:10 | van zijn broeder Abisai, die het in orde stelde tegen 2301 2Sa 10:16 | deed de Syriers uitkomen, die op gene zijde der rivier 2302 2Sa 10:19 | Toen nu al de koningen, die Hadad-ezers knechten waren, 2303 2Sa 11:5 | 5 En die vrouw werd zwanger; zo zond 2304 2Sa 11:23 | de bode zeide tot David: Die mannen zijn ons zeker te 2305 2Sa 11:27 | een zoon. Doch deze zaak, die David gedaan had, was kwaad 2306 2Sa 12:1 | zond Nathan tot David. Als die tot hem inkwam, zeide hij 2307 2Sa 12:4 | voor den reizenden man, die tot hem gekomen was, wat 2308 2Sa 12:4 | bereidde dat voor den man, die tot hem gekomen was. ~ 2309 2Sa 12:5 | de HEERE leeft, de man, die dat gedaan heeft, is een 2310 2Sa 12:7 | Nathan tot David: Gij zijt die man! Zo zegt de HEERE, de 2311 2Sa 12:11 | haar aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen, 2312 2Sa 12:14 | lasteren, zal ook de zoon, die u geboren is, den dood sterven. ~ 2313 2Sa 13:4 | 4 Die zeide tot hem: Waarom zijt 2314 2Sa 13:10 | zo nam Thamar de koekjes, die zij gemaakt had, en bracht 2315 2Sa 13:17 | En hij riep zijn jongen, die hem diende, en zeide: Drijf 2316 2Sa 13:18 | werden des konings dochteren, die maagden waren, met mantels 2317 2Sa 13:34 | vluchtte; en de jongen, die de wacht hield, hief zijn 2318 2Sa 13:37 | rouw over zijn zoon, al die dagen. ~ 2319 2Sa 14:2 | en wees als een vrouw, die nu vele dagen rouw gedragen 2320 2Sa 14:7 | gezegd: Geef dien hier, die zijn broeder geslagen heeft, 2321 2Sa 14:7 | alzo zullen zij mijn kool, die overgebleven is, uitblussen, 2322 2Sa 14:16 | redden van de hand des mans, die voorheeft mij en mijn zoon 2323 2Sa 14:18 | nu niet voor mij de zaak, die ik u vragen zal. En de vrouw 2324 2Sa 14:19 | heeft het mij geboden, en die heeft al deze woorden in 2325 2Sa 15:2 | dat Absalom allen man, die een geschil had, om tot 2326 2Sa 15:4 | alle man tot mij kwame, die een geschil of rechtzaak 2327 2Sa 15:6 | 6 En naar die wijze deed Absalom aan gans 2328 2Sa 15:6 | Absalom aan gans Israel, die tot den koning ten gerichte 2329 2Sa 15:7 | heengaan, en mijn gelofte, die ik den HEERE beloofd heb, 2330 2Sa 15:14 | David tot al zijn knechten, die met hem te Jeruzalem waren: 2331 2Sa 15:18 | Gethieten, zeshonderd man, die van Gath te voet gekomen 2332 2Sa 15:22 | mannen, en al de kinderen die met hem waren. ~ 2333 2Sa 15:31 | Achitofel is onder degenen, die zich met Absalom hebben 2334 2Sa 16:11 | knechten: Ziet, mijn zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, 2335 2Sa 16:21 | de bijwijven uws vaders, die hij gelaten heeft om het 2336 2Sa 16:21 | en de handen van allen, die met u zijn, zullen gesterkt 2337 2Sa 16:23 | 23 En in die dagen was Achitofels raad, 2338 2Sa 17:8 | gemoed zijn, als een beer, die van de jongen beroofd is 2339 2Sa 17:9 | hen vallen, dat een ieder, die het zal horen, alsdan zal 2340 2Sa 17:10 | 10 Zo zou hij, die ook een dapper man is, wiens 2341 2Sa 17:10 | het dappere mannen zijn, die met hem zijn. ~ 2342 2Sa 17:12 | hem, en van al de mannen, die met hem zijn, ook niet een 2343 2Sa 17:18 | zeide het Absalom aan; doch die beiden gingen haastelijk, 2344 2Sa 17:22 | ontbrak er niet tot een toe, die niet over de Jordaan gegaan 2345 2Sa 17:25 | was Jethra, de Israeliet, die ingegaan was tot Abigail, 2346 2Sa 18:8 | verteerde meer van het volk, dan die het zwaard verteerde, te 2347 2Sa 18:11 | zeide Joab tot den man, die het hem te kennen gaf: Zie 2348 2Sa 18:12 | 12 Maar die man zeide tot Joab: En of 2349 2Sa 18:18 | zich opgericht een pilaar, die in het koningsdal is; want 2350 2Sa 18:26 | alleen. Toen zeide de koning: Die is ook een boodschapper. ~ 2351 2Sa 18:28 | Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen, dewelke hun hand 2352 2Sa 18:31 | de hand van al degenen, die tegen u opstonden. ~ 2353 2Sa 18:32 | heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, 2354 2Sa 18:32 | opstaan, moeten worden als die jongeling. ~ 2355 2Sa 19:5 | aangezicht van al uw knechten, die uw ziel, en de ziel uwer 2356 2Sa 19:6 | 6 Liefhebbende die u haten, en hatende die 2357 2Sa 19:6 | die u haten, en hatende die u liefhebben; want gij geeft 2358 2Sa 19:16 | Gera, een zoon van Jemini, die van Bahurim was, haastte 2359 2Sa 19:28 | knecht gezet onder degenen, die aan uw tafel eten; wat heb 2360 2Sa 20:1 | Bichri, een man van Jemini; die blies met de bazuin, en 2361 2Sa 20:3 | vrouwen, zijn bijwijven, die hij gelaten had, om het 2362 2Sa 20:8 | waren bij den groten steen, die bij Gibeon is, zo kwam Amasa 2363 2Sa 20:11 | en hij zeide: Wie is er, die lust heeft aan Joab, en 2364 2Sa 20:11 | aan Joab, en wie is er, die voor David is, die volge 2365 2Sa 20:11 | is er, die voor David is, die volge Joab na! ~ 2366 2Sa 20:12 | midden op de straat. Als die man zag, dat al het volk 2367 2Sa 20:19 | zoekt te doden een stad, die een moeder is in Israel; 2368 2Sa 21:5 | zeiden tot den koning: De man die ons te niet gemaakt, en 2369 2Sa 21:7 | om den eed des HEEREN, die tussen hen was, tussen David 2370 2Sa 21:8 | Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had, Armoni 2371 2Sa 21:8 | Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon van 2372 2Sa 21:9 | de hand der Gibeonieten, die ze ophingen op den berg 2373 2Sa 21:9 | aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk; en 2374 2Sa 21:12 | burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve gestolen hadden 2375 2Sa 21:16 | 16 En Isbi Benob, die van de kinderen van Rafa 2376 2Sa 21:18 | Sibbechai, de Husathiet, Saf, die van de kinderen van Rafa 2377 2Sa 21:20 | er was een zeer lang man, die zes vingeren had aan zijn 2378 2Sa 22:4 | 4 Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is, en ik werd 2379 2Sa 22:31 | Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen. ~ 2380 2Sa 22:40 | deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden. ~ 2381 2Sa 22:48 | 48 De God, Die mij volkomene wraak geeft, 2382 2Sa 22:49 | 49 En Die mij uitvoert van mijn vijanden; 2383 2Sa 22:49 | verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt 2384 2Sa 23:1 | van Isai zegt, en de man, die hoog is opgericht, de gezalfde 2385 2Sa 23:6 | altemaal zijn als doornen, die weggeworpen worden, omdat 2386 2Sa 23:7 | 7 Maar een iegelijk, die ze zal aantasten, voorziet 2387 2Sa 23:8 | zijn de namen der helden, die David gehad heeft: Joscheb 2388 2Sa 23:8 | Deze was Adino, de Ezniet, die zich stelde tegen achthonderd, 2389 2Sa 23:8 | stelde tegen achthonderd, die van hem verslagen werden 2390 2Sa 23:9 | Filistijnen beschimpten, die aldaar ten strijde verzameld 2391 2Sa 23:15 | uit Bethlehems bornput, die in de poort is? ~ 2392 2Sa 23:16 | 16 Toen braken die drie helden door het leger 2393 2Sa 23:16 | uit Bethlehems bornput, die in de poort is, en droegen 2394 2Sa 23:17 | drinken het bloed der mannen, die heengegaan zijn met gevaar 2395 2Sa 23:17 | niet drinken. Dit deden die drie helden. ~ 2396 2Sa 23:18 | broeder, de zoon van Zeruja, die was ook een hoofd van drieen; 2397 2Sa 23:18 | een hoofd van drieen; en die hief zijn spies op tegen 2398 2Sa 23:18 | spies op tegen driehonderd, die van hem verslagen werden; 2399 2Sa 23:18 | en hij had een naam onder die drie. ~ 2400 2Sa 23:19 | niet de heerlijkste van die drie? Daarom was hij hun 2401 2Sa 23:19 | Maar hij kwam niet tot aan die eerste drie. ~ 2402 2Sa 23:20 | van daden, van Kabzeel; die sloeg twee sterke leeuwen 2403 2Sa 23:22 | 22 Die dingen deed Benaja, de zoon 2404 2Sa 23:23 | van de dertig, maar tot die drie eersten kwam hij niet; 2405 2Sa 24:2 | Joab, den krijgsoverste, die bij hem was: Trek nu om, 2406 2Sa 24:3 | dit volk, zoals deze en die nu zijn, honderdmaal meer, 2407 2Sa 24:5 | ter rechterhand der stad, die in het midden is van de 2408 2Sa 24:9 | duizend strijdbare mannen, die het zwaard uittrokken, en 2409 2Sa 24:12 | voor; verkies u een uit die, dat Ik u doe. ~ 2410 2Sa 24:13 | aangezicht uwer vijanden, dat die u vervolgen? Of dat er drie 2411 2Sa 24:13 | ik Dien zal wederbrengen, Die mij gezonden heeft. ~ 2412 2Sa 24:16 | Hij zeide tot den engel, die het verderf onder het volk 2413 2Sa 24:17 | als hij den engel zag, die het volk sloeg, sprak tot 2414 1Kon 1:2 | dochter, een maagd zoeken, die voor het aangezicht des 2415 1Kon 1:7 | Abjathar, den priester; die hielpen, volgende Adonia. ~ 2416 1Kon 1:8 | Simei, en Rei, en de helden, die David had, waren met Adonia 2417 1Kon 1:9 | bij den steen Zoheleth, die bij de fontein Rogel is; 2418 1Kon 1:26 | 26 Maar mij, die uw knecht ben, en Zadok, 2419 1Kon 1:29 | waarachtig als de HEERE leeft, die mijn ziel uit allen nood 2420 1Kon 1:33 | rijden op de muilezelin, die voor mij is; en voert hem 2421 1Kon 1:41 | hoorde het, en al de genoden, die met hem waren, die nu geeindigd 2422 1Kon 1:41 | genoden, die met hem waren, die nu geeindigd hadden te eten; 2423 1Kon 1:41 | is het geroep dier stad, die in roer is? ~ 2424 1Kon 1:48 | de HEERE, de God Israels, Die heden gegeven heeft een, 2425 1Kon 1:49 | stonden op al de genoden, die bij Adonia waren, en gingen 2426 1Kon 2:5 | gedaan aan zijn gordel, die aan zijn lendenen was, en 2427 1Kon 2:5 | was, en aan zijn schoenen, die aan zijn voeten waren. ~ 2428 1Kon 2:7 | zullen zijn onder degenen, die aan uw tafel eten; want 2429 1Kon 2:8 | van Jemini, uit Bahurim, die mij vloekte met een geweldigen 2430 1Kon 2:11 | 11 De dagen nu, die David geregeerd heeft over 2431 1Kon 2:22 | want hij is mijn broeder, die ouder is dan ik ben), ja, 2432 1Kon 2:24 | waarachtig als de HEERE leeft, Die mij bevestigd heeft, en 2433 1Kon 2:24 | van mijn vader David, en Die mij een huis gemaakt heeft, 2434 1Kon 2:25 | Benaja, den zoon van Jojada; die viel op hem aan, dat hij 2435 1Kon 2:32 | hij, aangevallen is, en die met het zwaard gedood heeft, 2436 1Kon 2:44 | Gij weet al de boosheid, die uw hart weet, die gij aan 2437 1Kon 2:44 | boosheid, die uw hart weet, die gij aan mijn vader David 2438 1Kon 2:46 | Benaja, den zoon van Jojada; die ging uit, en viel op hem 2439 1Kon 3:2 | des HEEREN gebouwd, tot die dagen toe. ~ 2440 1Kon 3:4 | aldaar te offeren, omdat die hoogte groot was; duizend 2441 1Kon 3:10 | 10 Die zaak nu was goed in de ogen 2442 1Kon 3:16 | kwamen er twee vrouwen, die hoeren waren, tot den koning; 2443 1Kon 3:22 | andere vrouw: Neen, maar die levende is mijn zoon, en 2444 1Kon 3:23 | zegt: Dit is mijn zoon, die leeft, maar uw zoon is het, 2445 1Kon 3:23 | leeft, maar uw zoon is het, die dood is; en die zegt: Neen, 2446 1Kon 3:23 | is het, die dood is; en die zegt: Neen, maar de dode 2447 1Kon 3:27 | koning, en zeide: Geeft aan die het levende kind, den doodt 2448 1Kon 3:27 | den doodt het geenszins; die is zijn moeder. ~ 2449 1Kon 4:2 | En deze waren de vorsten, die hij had: Azaria, de zoon 2450 1Kon 4:7 | bestelmeesters over gans Israel, die den koning en zijn huis 2451 1Kon 4:13 | Jair, den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; ook had 2452 1Kon 4:19 | de enige bestelmeester, die in dat land was. ~ 2453 1Kon 4:21 | de landpale van Egypte; die brachten geschenken, en 2454 1Kon 4:27 | 27 Die bestelmeesters nu, een ieder 2455 1Kon 4:27 | koning Salomo, en al degenen, die tot de tafel van den koning 2456 1Kon 4:30 | groter dan de wijsheid van al die van het oosten, en dan alle 2457 1Kon 4:33 | bomen, van den cederboom af, die op den Libanon is, tot op 2458 1Kon 4:33 | Libanon is, tot op den hysop, die aan den wand uitwast; hij 2459 1Kon 4:34 | alle koningen der aarde, die van zijn wijsheid gehoord 2460 1Kon 5:5 | op uw troon zetten zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. ~ 2461 1Kon 5:6 | dat onder ons niemand is, die weet hout te houwen, gelijk 2462 1Kon 5:7 | Gezegend zij de HEERE heden, Die David een wijzen zoon gegeven 2463 1Kon 5:9 | de zee doen voeren, tot die plaats, die gij aan mij 2464 1Kon 5:9 | voeren, tot die plaats, die gij aan mij ontbieden zult, 2465 1Kon 5:15 | Salomo zeventig duizend, die last droegen, en tachtig 2466 1Kon 5:16 | van Salomo's bestelden, die over dat werk waren, drie 2467 1Kon 5:16 | duizend en driehonderd, die heerschappij hadden over 2468 1Kon 6:17 | ellen, namelijk de tempel, die vooraan was. ~ 2469 1Kon 7:3 | van boven op de ribben, die op vijf en veertig pilaren 2470 1Kon 7:6 | het voorhuis was tegenover die, en de pilaren met de dikke 2471 1Kon 7:8 | voor de dochter van Farao, die Salomo tot vrouw genomen 2472 1Kon 7:14 | geweest, een koperwerker, die vervuld was met wijsheid, 2473 1Kon 7:17 | ketenwerk voor de kapitelen, die op het hoofd der pilaren 2474 1Kon 7:18 | ene net, om de kapitelen, die boven het hoofd der granaatappelen 2475 1Kon 7:24 | tien in een el, omringende die zee rondom; twee rijen dezer 2476 1Kon 7:29 | 29 En op de lijsten, die tussen de kransen waren, 2477 1Kon 7:33 | 33 En het werk van die raderen was als het werk 2478 1Kon 7:38 | ellen; op elke stelling van die tien stellingen was een 2479 1Kon 7:41 | en bollen der kapitelen, die op het hoofd der twee pilaren 2480 1Kon 7:41 | der kapitelen te bedekken, die op het hoofd der pilaren 2481 1Kon 7:42 | der kapitelen te bedekken, die boven op de pilaren waren; ~ 2482 1Kon 7:44 | de twaalf runderen onder die zee. ~ 2483 1Kon 7:45 | besprengbekkens, en al deze vaten, die Hiram voor den koning Salomo 2484 1Kon 7:48 | maakte Salomo al de vaten, die voor het huis des HEEREN 2485 1Kon 8:2 | maand Ethanim op het feest; die is de zevende maand. ~ 2486 1Kon 8:4 | mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; en de 2487 1Kon 8:5 | vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren, 2488 1Kon 8:5 | offerende schapen en runderen, die vanwege de menigte niet 2489 1Kon 8:9 | de twee stenen tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gelegd 2490 1Kon 8:15 | de HEERE, de God Israels, Die met Zijn mond tot mijn vader 2491 1Kon 8:19 | niet bouwen; maar uw zoon, die uit uw lendenen voortkomen 2492 1Kon 8:19 | lendenen voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. ~ 2493 1Kon 8:23 | weldadigheid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun 2494 1Kon 8:24 | 24 Die Uw knecht, mijn vader David, 2495 1Kon 8:25 | aangezicht afgesneden worden, die op den troon van Israel 2496 1Kon 8:30 | en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; 2497 1Kon 8:38 | Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, van al Uw 2498 1Kon 8:40 | zij U vrezen al de dagen, die zij leven zullen in het 2499 1Kon 8:41 | ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet 2500 1Kon 8:43 | en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal;


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License