Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dichtste 2
didrachmen 2
didymus 3
die 9551
dief 25
diefelijk 1
diefstal 1
Frequency    [«  »]
10527 een
10033 zal
9630 tot
9551 die
8801 zij
8724 ik
8706 gij

Bijbel

IntraText - Concordances

die

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551

     Book Chapter: Verse
2501 1Kon 8:44 | naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar 2502 1Kon 8:46 | U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen 2503 1Kon 8:46 | des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen 2504 1Kon 8:47 | smeken in het land dergenen, die ze gevankelijk weggevoerd 2505 1Kon 8:48 | het land hunner vijanden, die hen gevankelijk weggevoerd 2506 1Kon 8:48 | gegeven hebt), naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar 2507 1Kon 8:50 | het aangezicht dergenen, die ze gevangen houden, opdat 2508 1Kon 8:51 | zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt uit 2509 1Kon 8:56 | 56 Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk Israel rust 2510 1Kon 8:56 | van al Zijn goede woorden, die Hij gesproken heeft door 2511 1Kon 8:60 | aarde weten, dat de HEERE die God is, niemand meer; ~ 2512 1Kon 9:1 | de begeerten van Salomo, die hem gelust had te maken; ~ 2513 1Kon 9:3 | gebed en uw smeking gehoord, die gij voor Mijn aangezicht 2514 1Kon 9:6 | geboden en Mijn inzettingen, die Ik voor uw aangezicht gegeven 2515 1Kon 9:9 | hun God, verlaten hebben, Die hun vaderen uit Egypteland 2516 1Kon 9:10 | jaren, in dewelke Salomo die twee huizen gebouwd had, 2517 1Kon 9:12 | om de steden te bezien, die Salomo hem gegeven had, 2518 1Kon 9:13 | voor steden, mijn broeder, die gij mij gegeven hebt? En 2519 1Kon 9:16 | verbrand, en de Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood, 2520 1Kon 9:19 | 19 En al de schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden, 2521 1Kon 9:20 | Hevieten, en Jebusieten, die niet waren van de kinderen 2522 1Kon 9:21 | 21 Hun kinderen, die na hen in het land overgebleven 2523 1Kon 9:21 | land overgebleven waren, die de kinderen Israels niet 2524 1Kon 9:21 | hadden kunnen verbannen, die heeft Salomo gebracht op 2525 1Kon 9:23 | oversten der bestelden, die over het werk van Salomo 2526 1Kon 9:23 | vijfhonderd en vijftig, die heerschappij hadden over 2527 1Kon 9:27 | 27 En Hiram zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden, 2528 1Kon 10:7 | 7 Ik heb die woorden niet geloofd, totdat 2529 1Kon 10:8 | welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht 2530 1Kon 10:8 | voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen! ~ 2531 1Kon 10:9 | Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, 2532 1Kon 10:10 | gesteente; als deze specerij, die de koningin van Scheba den 2533 1Kon 10:11 | ook de schepen van Hiram, die goud uit Ofir voerden, brachten 2534 1Kon 10:19 | twee leeuwen stonden bij die leuningen. ~ 2535 1Kon 10:24 | zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven 2536 1Kon 10:27 | als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~ 2537 1Kon 10:29 | vijftig; en alzo voerden ze die uit door hun hand voor alle 2538 1Kon 11:2 | 2 Van die volken, waarvan de HEERE 2539 1Kon 11:7 | Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem is, en voor 2540 1Kon 11:8 | al zijn vreemde vrouwen, die haar goden rookten en offerden. ~ 2541 1Kon 11:9 | HEERE, den God Israels, Die hem tweemaal verschenen 2542 1Kon 11:11 | verbond en Mijn inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zal 2543 1Kon 11:18 | den koning van Egypte, die hem een huis gaf, en hem 2544 1Kon 11:23 | Rezon, den zoon van Eljada, die gevloden was van zijn heer 2545 1Kon 11:24 | overste ener bende, als David die doodde; en getrokken zijnde 2546 1Kon 11:32 | Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren heb uit alle 2547 1Kon 11:34 | wil, dien Ik verkoren heb, die Mijn geboden en Mijn inzettingen 2548 1Kon 11:36 | hebbe in Jeruzalem, de stad, die Ik Mij verkoren heb, om 2549 1Kon 12:6 | hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor het 2550 1Kon 12:8 | raad met de jongelingen, die met hem opgewassen waren, 2551 1Kon 12:8 | met hem opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~ 2552 1Kon 12:9 | volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben, 2553 1Kon 12:10 | 10 En de jongelingen, die met hem opgewassen waren, 2554 1Kon 12:10 | gij zeggen tot dat volk, die tot u gesproken hebben, 2555 1Kon 12:17 | de kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, 2556 1Kon 12:17 | steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam ook. ~ 2557 1Kon 12:18 | koning Rehabeam Adoram, die over de schatting was; en 2558 1Kon 12:28 | zie uw goden, o Israel, die u uit Egypteland opgebracht 2559 1Kon 12:31 | de geringsten des volks, die niet waren uit de zonen 2560 1Kon 12:32 | offerende den kalveren, die hij gemaakt had; hij stelde 2561 1Kon 12:32 | priesteren der hoogten, die hij gemaakt had. ~ 2562 1Kon 13:2 | wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters 2563 1Kon 13:2 | de priesters der hoogten, die op u roken, en men zal mensenbeenderen 2564 1Kon 13:3 | vaneen gescheurd, en de as, die daarop is, afgestort worden. ~ 2565 1Kon 13:4 | Grijpt hem! Maar zijn hand, die hij tegen hem uitgestrekt 2566 1Kon 13:11 | gedaan had, met de woorden, die hij tot den koning gesproken 2567 1Kon 13:12 | de man Gods was getogen, die uit Juda gekomen was. ~ 2568 1Kon 13:14 | hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen zijt? En 2569 1Kon 13:20 | geschiedde tot den profeet, die hem had doen wederkeren; ~ 2570 1Kon 13:21 | hij riep tot den man Gods, die uit Juda gekomen was, zeggende: 2571 1Kon 13:26 | 26 Als de profeet, die hem van den weg had doen 2572 1Kon 13:26 | hij: Het is de man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig 2573 1Kon 13:26 | hem den leeuw overgegeven die hem gebroken, en hem gedood 2574 1Kon 13:32 | gewisselijk geschieden, die hij door het woord des HEEREN 2575 1Kon 13:32 | al de huizen der hoogten, die in de steden van Samaria 2576 1Kon 14:2 | daar is de profeet Ahia, die van mij gesproken heeft, 2577 1Kon 14:8 | gelijk Mijn knecht David, die Mijn geboden hield, en die 2578 1Kon 14:8 | die Mijn geboden hield, en die Mij met zijn ganse hart 2579 1Kon 14:9 | doende des meer dan allen, die voor u geweest zijn, en 2580 1Kon 14:11 | 11 Die van Jerobeam in de stad 2581 1Kon 14:11 | zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen 2582 1Kon 14:14 | koning verwekken over Israel, die het huis van Jerobeam ten 2583 1Kon 14:16 | om Jerobeams zonden wil, die gezondigd heeft, en die 2584 1Kon 14:16 | die gezondigd heeft, en die Israel heeft doen zondigen. ~ 2585 1Kon 14:19 | hij geregeerd heeft, ziet, die zijn geschreven in het boek 2586 1Kon 14:20 | 20 De dagen nu, die Jerobeam heeft geregeerd, 2587 1Kon 14:21 | te Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren had uit 2588 1Kon 14:22 | hadden, met hun zonden, die zij zondigden. ~ 2589 1Kon 14:24 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE van het aangezicht 2590 1Kon 14:26 | de gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ~ 2591 1Kon 14:27 | Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en hij 2592 1Kon 14:27 | koperen schilden; en hij beval die onder de hand van de oversten 2593 1Kon 14:27 | oversten der trawanten, die de deur van het huis des 2594 1Kon 14:28 | trawanten dezelve droegen, en die wederbrachten in der trawanten 2595 1Kon 14:29 | wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2596 1Kon 15:3 | de zonden zijns vaders, die hij voor hem gedaan had; 2597 1Kon 15:12 | deed weg al de drekgoden, die zijn vaders gemaakt hadden. ~ 2598 1Kon 15:18 | Hezion, den koning van Syrie, die te Damaskus woonde, zeggende: ~ 2599 1Kon 15:20 | de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden 2600 1Kon 15:23 | gedaan heeft, en de steden, die hij gebouwd heeft, zijn 2601 1Kon 15:23 | hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2602 1Kon 15:30 | de zonden van Jerobeam, die zondigde, en die Israel 2603 1Kon 15:30 | Jerobeam, die zondigde, en die Israel zondigen deed, en 2604 1Kon 16:4 | 4 Die van Baesa in de stad sterft, 2605 1Kon 16:4 | zullen de honden eten, en die van hem in het veld sterft, 2606 1Kon 16:5 | heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek 2607 1Kon 16:11 | hij liet hem niet over die mannelijk was, noch zijn 2608 1Kon 16:19 | 19 Om zijn zonden, die hij gezondigd had, doende 2609 1Kon 16:19 | Jerobeam, en in zijn zonde, die hij gedaan had, doende Israel 2610 1Kon 16:20 | Zimri, en zijn verbintenis, die hij gemaakt heeft, zijn 2611 1Kon 16:20 | hij gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2612 1Kon 16:24 | noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar den naam 2613 1Kon 16:25 | hij deed erger dan allen, die voor hem geweest waren. ~ 2614 1Kon 16:27 | gedaan heeft, en zijn macht die hij gepleegd heeft, zijn 2615 1Kon 16:27 | hij gepleegd heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2616 1Kon 16:30 | HEEREN, meer dan allen, die voor hem geweest waren. ~ 2617 1Kon 16:33 | alle koningen van Israel, die voor hem geweest waren. ~ 2618 1Kon 17:3 | verberg u aan de beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~ 2619 1Kon 17:5 | woonde bij de beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~ 2620 1Kon 18:13 | vijftig man in een spelonk, en die met brood en water onderhouden 2621 1Kon 18:17 | tot hem zeide: Zijt gij die beroerden van Israel? ~ 2622 1Kon 18:19 | vierhonderd profeten van het bos, die van de tafel van Izebel 2623 1Kon 18:24 | HEEREN aanroepen; en de God, Die door vuur antwoorden zal, 2624 1Kon 18:24 | door vuur antwoorden zal, Die zal God zijn. En het ganse 2625 1Kon 18:32 | 32 En hij bouwde met die stenen het altaar in den 2626 1Kon 18:37 | erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun 2627 1Kon 18:38 | brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, 2628 1Kon 19:1 | Elia gedaan had, en allen, die hij gedood had, te weten 2629 1Kon 19:10 | zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~ 2630 1Kon 19:13 | een stem kwam tot hem, die zeide: Wat maakt gij hier, 2631 1Kon 19:14 | zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~ 2632 1Kon 19:17 | geschieden, dat Jehu hem, die van het zwaard van Hazael 2633 1Kon 19:17 | Hazael ontkomt, doden zal; en die van het zwaard van Jehu 2634 1Kon 19:18 | zeven duizend, alle knieen, die zich niet gebogen hebben 2635 1Kon 19:18 | voor Baal, en allen mond, die hem niet gekust heeft. ~ 2636 1Kon 20:3 | vrouwen en uw beste kinderen, die zijn mijn. ~ 2637 1Kon 20:11 | zeide: Spreekt tot hem: Die zich aangordt, beroeme zich 2638 1Kon 20:11 | beroeme zich niet, als die zich los maakt. ~ 2639 1Kon 20:16 | twee en dertig koningen, die hem hielpen. ~ 2640 1Kon 20:22 | 22 Toen trad die profeet tot den koning van 2641 1Kon 20:25 | gevallen is, en paarden, als die paarden, en wagenen, als 2642 1Kon 20:25 | paarden, en wagenen, als die wagenen; en laat ons tegen 2643 1Kon 20:29 | waren gelegerd tegenover die, zeven dagen; het geschiedde 2644 1Kon 20:30 | twintig duizend mannen, die overgebleven waren; ook 2645 1Kon 20:34 | zeide tot hem: De steden, die mijn vader van uw vader 2646 1Kon 20:36 | zo vond hem een leeuw, die hem sloeg. ~ 2647 1Kon 20:37 | zeide: Sla mij toch. En die man sloeg hem, slaande en 2648 1Kon 21:1 | Jizreeliet, een wijngaard had, die te Jizreel was, bij het 2649 1Kon 21:2 | daarvoor geven een wijngaard, die beter is dan die; of, zo 2650 1Kon 21:2 | wijngaard, die beter is dan die; of, zo het goed in uw ogen 2651 1Kon 21:8 | oudsten en tot de edelen, die in zijn stad waren, wonende 2652 1Kon 21:9 | 9 En zij schreef in die brieven, zeggende: Roept 2653 1Kon 21:10 | twee mannen, zonen Belials, die tegen hem getuigen, zeggende: 2654 1Kon 21:11 | En de mannen zijner stad, die oudsten en die edelen, die 2655 1Kon 21:11 | zijner stad, die oudsten en die edelen, die in zijn stad 2656 1Kon 21:11 | die oudsten en die edelen, die in zijn stad woonden, deden 2657 1Kon 21:11 | geschreven was in de brieven, die zij tot hen gezonden had. ~ 2658 1Kon 21:18 | koning van Israel, tegemoet, die in Samaria is; zie hij is 2659 1Kon 21:24 | 24 Die van Achab sterft in de stad, 2660 1Kon 21:24 | zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen 2661 1Kon 21:25 | niemand geweest gelijk Achab, die zichzelven verkocht had, 2662 1Kon 21:26 | Amorieten gedaan hadden, die God voor het aangezicht 2663 1Kon 22:13 | 13 De bode nu, die heengegaan was, om Micha 2664 1Kon 22:17 | bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben; en de 2665 1Kon 22:32 | zij zeiden: Gewisselijk, die is de koning van Israel, 2666 1Kon 22:39 | heeft, en al de steden, die hij gebouwd heeft, zijn 2667 1Kon 22:39 | hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2668 1Kon 22:46 | Josafat, en zijn macht, die hij bewezen heeft, en hoe 2669 1Kon 22:46 | hij geoorloogd heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2670 1Kon 22:47 | de overige schandjongens, die in de dagen van zijn vader 2671 1Kon 22:53 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 2672 2Kon 1:2 | tralie in zijn opperzaal, die te Samaria was, en werd 2673 2Kon 1:6 | keert weder tot den koning die u gezonden heeft, en spreekt 2674 2Kon 1:7 | was de gestalte des mans, die u tegemoet opgekomen is, 2675 2Kon 1:14 | hemel gedaald, en heeft die twee eerste hoofdmannen 2676 2Kon 1:18 | nu der zaken van Ahazia, die hij gedaan heeft, is dat 2677 2Kon 2:3 | gingen de zonen der profeten, die te Beth-El waren, tot Elisa 2678 2Kon 2:5 | traden de zonen der profeten, die te Jericho waren, naar Elisa 2679 2Kon 2:7 | tegenover van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan. ~ 2680 2Kon 2:11 | wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding 2681 2Kon 2:13 | hief ook Elia's mantel op, die van hem afgevallen was, 2682 2Kon 2:14 | nam den mantel van Elia, die van hem afgevallen was, 2683 2Kon 2:15 | de kinderen der profeten, die tegenover te Jericho waren, 2684 2Kon 2:17 | zij zonden vijftig mannen, die drie dagen zochten, doch 2685 2Kon 2:23 | kleine jongens uit de stad; die bespotten hem, en zeiden 2686 2Kon 3:3 | den zoon van Nebat, aan, die Israel deed zondigen; hij 2687 2Kon 3:10 | koningen geroepen heeft, om die in der Moabieten hand te 2688 2Kon 3:11 | Elisa, de zoon van Safat, die water op Elia's handen goot. ~ 2689 2Kon 3:13 | drie koningen geroepen, om die in der Moabieten hand te 2690 2Kon 3:21 | geroepen, van al degenen af, die den gordel aangordden en 2691 2Kon 3:26 | zich zevenhonderd mannen, die het zwaard uittogen, om 2692 2Kon 3:27 | zijn eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou 2693 2Kon 4:4 | zonen toe; daarna giet in al die vaten, en zet weg, dat vol 2694 2Kon 4:5 | en voor haar zonen toe; die brachten haar de vaten toe, 2695 2Kon 4:6 | 6 En het geschiedde, als die vaten vol waren, dat zij 2696 2Kon 4:9 | deze man Gods heilig is, die bij ons altoos doortrekt. ~ 2697 2Kon 4:11 | daar kwam; en hij week in die opperkamer, en legde zich 2698 2Kon 5:2 | Israel gevankelijk gebracht, die in den dienst der huisvrouw 2699 2Kon 5:3 | aangezicht van den profeet, die te Samaria is, dan zou hij 2700 2Kon 5:4 | jonge dochter gesproken, die uit het land van Israel 2701 2Kon 5:12 | van Israel; zou ik mij in die niet kunnen wassen en rein 2702 2Kon 5:13 | en zeiden: Mijn vader, zo die profeet tot u een grote 2703 2Kon 5:23 | op twee van zijn jongens, die ze voor zijn aangezicht 2704 2Kon 5:26 | niet mijn hart mede, als die man zich omkeerde van op 2705 2Kon 6:9 | zeggende: Wacht u, dat gij door die plaats niet trekt, want 2706 2Kon 6:10 | koning van Israel henen aan die plaats, waarvan hem de man 2707 2Kon 6:12 | Maar Elisa, de profeet, die in Israel is, geeft den 2708 2Kon 6:12 | Israel te kennen de woorden, die gij in uw binnenste slaapkamer 2709 2Kon 6:16 | zeide: Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, 2710 2Kon 6:16 | ons zijn, zijn meer, dan die bij hen zijn. ~ 2711 2Kon 6:22 | slaan; zoudt gij ook slaan, die gij met uw zwaard en met 2712 2Kon 6:32 | Hebt gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden 2713 2Kon 6:32 | te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur 2714 2Kon 7:2 | in den hemel maakte, zou die zaak kunnen geschieden? 2715 2Kon 7:3 | voor de deur der poort; die zeiden, de een tot den ander: 2716 2Kon 7:13 | van de overige paarden, die hierbinnen overgebleven 2717 2Kon 7:13 | menigte der Israelieten, die hierbinnen overgebleven 2718 2Kon 7:13 | menigte der Israelieten, die vergaan zijn), laat ons 2719 2Kon 7:13 | vergaan zijn), laat ons die zenden, en zien. ~ 2720 2Kon 7:15 | klederen en gereedschap, die de Syriers in hun verhaasten 2721 2Kon 7:17 | wiens hand hij leunde, over die poort gesteld; en het volk 2722 2Kon 7:17 | man Gods gesproken had, die het sprak, als de koning 2723 2Kon 7:19 | 19 En die hoofdman had den man Gods 2724 2Kon 8:1 | Elisa nu had gesproken tot die vrouw, welker zoon hij levend 2725 2Kon 8:1 | heeft een honger geroepen, die ook in het land zeven jaren 2726 2Kon 8:4 | toch al de grote dingen, die Elisa gedaan heeft. ~ 2727 2Kon 8:13 | Maar wat is uw knecht, die een hond is, dat hij deze 2728 2Kon 8:14 | en kwam tot zijn heer, die tot hem zeide: Wat heeft 2729 2Kon 8:21 | en sloeg de Edomieten, die rondom hem waren, daartoe 2730 2Kon 8:29 | helen liet van de slagen, die hem de Syriers te Rama geslagen 2731 2Kon 9:4 | 4 Zo ging de jongeling, die jongeling van den profeet, 2732 2Kon 9:10 | en er zal niemand zijn, die haar begrave. Toen deed 2733 2Kon 9:15 | helen liet van de slagen, die hem de Syriers geslagen 2734 2Kon 9:15 | van de stad uittrekken, die ontkome, om dit in Jizreel 2735 2Kon 9:27 | aan den opgang naar Gur, die bij Jibleam is; en hij vlood 2736 2Kon 9:34 | zeide hij: Ziet nu naar die vervloekte, en begraaf ze; 2737 2Kon 10:5 | 5 Die dan over het huis was, en 2738 2Kon 10:5 | dan over het huis was, en die over de stad was, en de 2739 2Kon 10:6 | waren bij de groten stad, die hen opvoedden.) ~ 2740 2Kon 10:7 | Het geschiedde dan, als die brief tot hen kwam, dat 2741 2Kon 10:7 | legden hun hoofden in korven, die zij tot hem zonden naar 2742 2Kon 10:15 | van Rechab, hem tegemoet; die hem groette; en hij zeide 2743 2Kon 10:17 | Samaria kwam, sloeg hij allen, die aan Achab te Samaria overgebleven 2744 2Kon 10:21 | niet een man overbleef, die niet kwam; en zij kwamen 2745 2Kon 10:22 | Toen zeide hij tot dengene, die over het klederhuis was: 2746 2Kon 10:24 | Zo iemand van de mannen, die ik in uw handen gebracht 2747 2Kon 10:29 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, na 2748 2Kon 10:29 | van de gouden kalveren, die te Beth-El en die te Dan 2749 2Kon 10:29 | kalveren, die te Beth-El en die te Dan waren. ~ 2750 2Kon 10:31 | de zonden van Jerobeam, die Israel zondigen deed. ~ 2751 2Kon 10:32 | 32 In die dagen begon de HEERE Israel 2752 2Kon 10:34 | en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek 2753 2Kon 10:36 | 36 En de dagen, die Jehu over Israel geregeerd 2754 2Kon 11:2 | midden van des konings zonen, die gedood werden, zettende 2755 2Kon 11:5 | zeggende: Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde 2756 2Kon 11:5 | zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, zullen 2757 2Kon 11:7 | delen van ulieden, allen, die op den sabbat uitgaan, zullen 2758 2Kon 11:8 | wapenen in zijn hand, en hij, die tussen de ordeningen intreedt, 2759 2Kon 11:9 | namen ieder zijn mannen, die op den sabbat ingingen, 2760 2Kon 11:9 | sabbat ingingen, met degenen, die op den sabbat uitgingen; 2761 2Kon 11:10 | spiesen en de schilden, die van den koning David geweest 2762 2Kon 11:10 | koning David geweest waren, die in het huis des HEEREN geweest 2763 2Kon 11:15 | de oversten van honderd, die over het heir gesteld waren, 2764 2Kon 12:4 | weten het geld desgenen, die overgaat tot de getelden, 2765 2Kon 12:9 | in haar deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, 2766 2Kon 12:9 | HEEREN; en de priesters, die den dorpel bewaarden, staken 2767 2Kon 12:11 | verzorgers van dat werk, die gesteld waren over het huis 2768 2Kon 12:11 | timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten; ~ 2769 2Kon 12:14 | zij gaven dat aan degenen, die het werk deden; en zij verbeterden 2770 2Kon 12:15 | handen gaven, om aan degenen, die het werk deden, te geven; 2771 2Kon 12:18 | al de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, 2772 2Kon 13:4 | weten het geld desgenen, die overgaat tot de getelden, 2773 2Kon 13:9 | in haar deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, 2774 2Kon 13:9 | HEEREN; en de priesters, die den dorpel bewaarden, staken 2775 2Kon 13:11 | verzorgers van dat werk, die gesteld waren over het huis 2776 2Kon 13:11 | timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten; ~ 2777 2Kon 13:14 | zij gaven dat aan degenen, die het werk deden; en zij verbeterden 2778 2Kon 13:15 | handen gaven, om aan degenen, die het werk deden, te geven; 2779 2Kon 13:18 | al de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, 2780 2Kon 14:2 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed; hij 2781 2Kon 14:3 | den zoon van Hazael, al die dagen. ~ 2782 2Kon 14:6 | van het huis van Jerobeam, die Israel zondigen deed; maar 2783 2Kon 14:8 | en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek 2784 2Kon 14:11 | Jerobeam, dien zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, maar 2785 2Kon 14:12 | den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek 2786 2Kon 14:25 | Benhadad, den zoon van Hazael, die hij uit de hand van Joahaz, 2787 2Kon 15:5 | hij zijn knechten sloeg, die den koning, zijn vader, 2788 2Kon 15:9 | Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond 2789 2Kon 15:9 | is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: 2790 2Kon 15:14 | zilver, en al de vaten, die gevonden werden in het huis 2791 2Kon 15:15 | den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek 2792 2Kon 15:21 | volk van Juda nam Azaria (die nu zestien jaren oud was), 2793 2Kon 15:22 | 22 Die bouwde Elath, en bracht 2794 2Kon 15:24 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 2795 2Kon 15:25 | van Amitthai, den profeet, die van Gath-hefer was. ~ 2796 2Kon 15:28 | wedergebracht heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2797 2Kon 16:6 | wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2798 2Kon 16:9 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 2799 2Kon 16:15 | Sallum, en zijn verbintenis, die hij maakte, ziet, die zijn 2800 2Kon 16:15 | verbintenis, die hij maakte, ziet, die zijn geschreven in het boek 2801 2Kon 16:16 | Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren, ook haar landpalen 2802 2Kon 16:18 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 2803 2Kon 16:24 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 2804 2Kon 16:28 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 2805 2Kon 16:37 | 37 In die dagen begon de HEERE in 2806 2Kon 17:3 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen 2807 2Kon 17:7 | van den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. ~ 2808 2Kon 17:17 | der stellingen af, en nam die van boven het wasvat weg, 2809 2Kon 17:17 | van de koperen runderen, die daaronder waren; en hij 2810 2Kon 17:17 | daaronder waren; en hij zette die op een stenen vloer. ~ 2811 2Kon 18:3 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen 2812 2Kon 18:7 | van den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. ~ 2813 2Kon 18:17 | der stellingen af, en nam die van boven het wasvat weg, 2814 2Kon 18:17 | van de koperen runderen, die daaronder waren; en hij 2815 2Kon 18:17 | daaronder waren; en hij zette die op een stenen vloer. ~ 2816 2Kon 19:2 | de koningen van Israel, die voor hem geweest waren. ~ 2817 2Kon 19:7 | tegen den HEERE, hun God, Die hen uit Egypteland opgebracht 2818 2Kon 19:8 | inzettingen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 2819 2Kon 19:8 | der koningen van Israel, die ze gemaakt hadden. ~ 2820 2Kon 19:9 | Israels hadden de zaken, die niet recht zijn, tegen den 2821 2Kon 19:11 | hoogten, gelijk de heidenen, die de HEERE van hun aangezichten 2822 2Kon 19:13 | inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden heb, 2823 2Kon 19:13 | vaderen geboden heb, en die Ik tot u door de hand van 2824 2Kon 19:14 | hunner vaderen geweest was, die aan den HEERE, hun God, 2825 2Kon 19:15 | en Zijn getuigenissen, die Hij tegen hen betuigd had, 2826 2Kon 19:15 | en achter de heidenen, die rondom hen waren, van dewelke 2827 2Kon 19:15 | niet zouden doen gelijk die. ~ 2828 2Kon 19:19 | inzettingen van Israel, die zij gemaakt hadden. ~ 2829 2Kon 19:22 | alle zonden van Jerobeam die hij gedaan had; zij weken 2830 2Kon 19:25 | HEERE leeuwen onder hen, die enigen van hen doodden. ~ 2831 2Kon 19:26 | Assyrie, zeggende: De volken, die gij vervoerd hebt, en hebt 2832 2Kon 19:27 | der priesteren daarheen, die gijlieden van daar weggevoerd 2833 2Kon 19:28 | kwam een uit de priesteren, die zij van Samaria weggevoerd 2834 2Kon 19:29 | in de huizen der hoogten, die de Samaritanen gemaakt hadden, 2835 2Kon 19:33 | volken, van dewelke zij die weggevoerd hadden. ~ 2836 2Kon 19:34 | Tot op dezen dag toe doen die naar de eerste wijzen; zij 2837 2Kon 19:36 | 36 Maar den HEERE, Die u uit Egypteland met grote 2838 2Kon 19:37 | en de wet, en het gebod, die Hij u geschreven heeft, 2839 2Kon 20:4 | verbrijzelde de koperen slang, die Mozes gemaakt had, omdat 2840 2Kon 20:4 | de kinderen Israels tot die dagen toe haar gerookt hadden; 2841 2Kon 20:5 | koningen van Juda, noch die voor hem geweest waren. ~ 2842 2Kon 20:6 | hij hield Zijn geboden, die de HEERE aan Mozes geboden 2843 2Kon 20:16 | HEEREN, en van de posten, die Hizkia, de koning van Juda, 2844 2Kon 20:21 | hij in zijn hand gaan, en die doorboren; alzo is Farao, 2845 2Kon 20:21 | van Egypte, al dengenen, die op hem vertrouwen. ~ 2846 2Kon 20:22 | HEERE, onzen God; is Hij die niet, Wiens hoogten en Wiens 2847 2Kon 20:25 | opgetogen tegen deze plaats, om die te verderven? De HEERE heeft 2848 2Kon 20:27 | het niet tot de mannen, die op den muur zitten, dat 2849 2Kon 20:35 | onder alle goden der landen, die hun land uit mijn hand gered 2850 2Kon 21:4 | te schelden, met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord 2851 2Kon 21:6 | Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmede 2852 2Kon 21:11 | alle landen gedaan hebben, die verbannende; en zoudt gij 2853 2Kon 21:12 | Hebben de goden der volken, die mijn vaders verdorven hebben, 2854 2Kon 21:12 | en de kinderen van Eden, die in Telasser waren? ~ 2855 2Kon 21:14 | boden hand ontvangen, en die gelezen had, ging hij op 2856 2Kon 21:14 | HEEREN, en Hizkia breidde die uit voor het aangezicht 2857 2Kon 21:15 | zeide: O HEERE, God Israels, Die tussen de cherubim woont! 2858 2Kon 21:16 | de woorden van Sanherib, die dezen gezonden heeft, om 2859 2Kon 21:17 | de koningen van Assyrie die heidenen en hun land verwoest; ~ 2860 2Kon 21:18 | steen; daarom hebben zij die verdorven. ~ 2861 2Kon 21:34 | deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, 2862 2Kon 21:35 | morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen. ~ 2863 2Kon 22:1 | 1 In die dagen werd Hizkia krank 2864 2Kon 22:14 | zeide tot hem: Wat hebben die mannen gezegd, en van waar 2865 2Kon 22:18 | zullen zij van uw zonen, die uit u zullen voortkomen, 2866 2Kon 22:18 | uit u zullen voortkomen, die gij gewinnen zult, nemen, 2867 2Kon 22:20 | stad gebracht heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2868 2Kon 23:2 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 2869 2Kon 23:3 | bouwde de hoogten weder op, die Hizkia, zijn vader, verdorven 2870 2Kon 23:7 | dit huis, en in Jeruzalem, die Ik uit alle stammen van 2871 2Kon 23:8 | heb, en naar de ganse wet, die Mijn knecht Mozes hun geboden 2872 2Kon 23:9 | erger deden dan de heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 2873 2Kon 23:11 | Amorieten gedaan hebben, die voor hem geweest zijn, ja, 2874 2Kon 23:12 | brengen, dat een ieder, die het hoort, beide zijn oren 2875 2Kon 23:16 | had; behalve zijn zonde, die hij Juda zondigen deed, 2876 2Kon 23:17 | gedaan heeft, en zijn zonde, die hij gezondigd heeft, zijn 2877 2Kon 23:17 | hij gezondigd heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2878 2Kon 23:21 | hij diende de drekgoden, die zijn vader gediend had, 2879 2Kon 23:21 | had, en hij boog zich voor die neder. ~ 2880 2Kon 23:24 | des lands versloeg allen, die tegen den koning Amon een 2881 2Kon 23:25 | wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2882 2Kon 24:5 | verzorgers van het werk, die besteld zijn over het huis 2883 2Kon 24:5 | zij het geven aan degenen, die het werk doen, dat in het 2884 2Kon 24:8 | gaf dat boek aan Safan, die las het. ~ 2885 2Kon 24:9 | verzorgers van het werk, die besteld waren over het huis 2886 2Kon 24:15 | Israels: Zegt tot den man, die u tot mij gezonden heeft: ~ 2887 2Kon 24:18 | tot den koning van Juda, die u gezonden heeft, om den 2888 2Kon 24:18 | Israels: Aangaande de woorden, die gij gehoord hebt; ~ 2889 2Kon 25:3 | woorden dezes verbonds, die in dit boek geschreven zijn. 2890 2Kon 25:5 | schafte hij de Chemarim af, die de koningen van Juda gesteld 2891 2Kon 25:5 | rondom Jeruzalem, mitsgaders, die voor Baal, de zon, en de 2892 2Kon 25:7 | huizen der schandjongens af, die aan het huis des HEEREN 2893 2Kon 25:8 | verontreinigde de hoogten, alwaar die priesters gerookt hadden, 2894 2Kon 25:11 | hij schafte de paarden af, die de koningen van Juda voor 2895 2Kon 25:11 | Nathan-Melech, den hoveling, die in Parvarim was; en de wagenen 2896 2Kon 25:12 | 12 Verder de altaren die op het dak der opperzaal 2897 2Kon 25:12 | opperzaal van Achaz waren, die de koningen van Juda gemaakt 2898 2Kon 25:12 | mitsgaders de altaren, die Manasse in de twee voorhoven 2899 2Kon 25:13 | 13 De hoogten ook, die vooraan Jeruzalem waren, 2900 2Kon 25:13 | rechterhand van de berg Mashith, die Salomo, de koning van Israel, 2901 2Kon 25:15 | Beth-El was, en de hoogte, die Jerobeam, de zoon van Nebat, 2902 2Kon 25:15 | te zamen dat altaar en die hoogte brak hij af; ja, 2903 2Kon 25:16 | omkeerde, zag hij de graven, die daar op den berg waren, 2904 2Kon 25:16 | man Gods uitgeroepen had, die deze woorden uitriep. ~ 2905 2Kon 25:17 | het graf van den man Gods, die uit Juda kwam, en deze dingen, 2906 2Kon 25:17 | Juda kwam, en deze dingen, die gij tegen dit altaar van 2907 2Kon 25:18 | beenderen van den profeet, die uit Samaria gekomen was. ~ 2908 2Kon 25:19 | al de huizen der hoogten, die in de steden van Samaria 2909 2Kon 25:19 | steden van Samaria waren, die de koningen van Israel gemaakt 2910 2Kon 25:19 | dezelve naar al de daden, die hij te Beth-El gedaan had. ~ 2911 2Kon 25:20 | priesteren der hoogten, die daar waren, op de altaren, 2912 2Kon 25:22 | dagen der richteren af, die Israel gericht hadden, noch 2913 2Kon 25:24 | drekgoden, en alle verfoeiselen, die in het land van Juda en 2914 2Kon 25:24 | bevestigde de woorden der wet, die geschreven waren in het 2915 2Kon 25:25 | geen koning zijns gelijke, die zich tot den HEERE, met 2916 2Kon 25:27 | stad Jeruzalem verwerpen, die Ik verkoren heb, en het 2917 2Kon 25:28 | wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek 2918 2Kon 26:11 | stad, als zijn knechten die belegerden. ~ 2919 2Kon 26:13 | hieuw alle gouden vaten af, die Salomo, de koning van Israel, 2920 2Kon 26:16 | duizend, en alle helden, die ten oorlog geoefend waren; 2921 2Kon 27:4 | poort, tussen de twee muren, die aan des konings hof waren ( 2922 2Kon 27:11 | Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren, 2923 2Kon 27:11 | waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel 2924 2Kon 27:13 | Chaldeen de koperen pilaren, die in het huis des HEEREN waren, 2925 2Kon 27:13 | stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN was; 2926 2Kon 27:16 | ene zee, en de stellingen, die Salomo voor het huis des 2927 2Kon 27:19 | stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld 2928 2Kon 27:19 | vijf mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen, 2929 2Kon 27:19 | konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden, 2930 2Kon 27:19 | oversten schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog 2931 2Kon 27:19 | van het volk des lands, die in de stad gevonden werden. ~ 2932 2Kon 27:25 | de Joden en de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren. ~ 2933 2Kon 27:28 | den stoel der koningen, die bij hem te Babel waren. ~ 2934 1Kro 1:10 | 10 Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op 2935 1Kro 1:27 | 27 Abram; die is Abraham. ~ 2936 1Kro 1:32 | Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, 2937 1Kro 1:33 | Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura. ~ 2938 1Kro 1:43 | Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het 2939 1Kro 1:46 | regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld 2940 1Kro 2:7 | de beroerder van Israel, die zich aan het verbannene 2941 1Kro 2:9 | de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren 2942 1Kro 2:19 | zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur. ~ 2943 1Kro 2:29 | van Abisur was Abihail: die baarde hem Achban en Molid. ~ 2944 1Kro 2:42 | Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en 2945 1Kro 2:55 | huisgezinnen der schrijvers, die te Jabes woonden, de Tirathieten, 2946 1Kro 2:55 | dezen zijn de Kenieten, die gekomen zijn van Hammath, 2947 1Kro 3:1 | waren de kinderen van David, die hem te Hebron geboren zijn: 2948 1Kro 4:18 | Bitja, de dochter van Farao, die Mered genomen had. ~ 2949 1Kro 4:22 | Chozeba, en Joas, en Saraf (die over de Moabieten geheerst 2950 1Kro 4:33 | 33 En al haar dorpen, die in den omloop dezer steden 2951 1Kro 4:40 | en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar tevoren. ~ 2952 1Kro 4:41 | 41 Dezen nu, die met namen beschreven zijn, 2953 1Kro 4:41 | tenten en woningen dergenen, die daar gevonden werden; en 2954 1Kro 5:2 | onder zijn broederen, en die tot een voorganger was, 2955 1Kro 5:8 | Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot 2956 1Kro 5:10 | krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en 2957 1Kro 5:20 | hand gegeven, en allen, die met hen waren; omdat zij 2958 1Kro 5:26 | den koning van Assyrie, die voerde hen gevankelijk weg, 2959 1Kro 6:10 | gewon Azarja. Hij is het, die het priesterambt bediende 2960 1Kro 6:31 | 31 Dezen nu zijn het, die David gesteld heeft tot 2961 1Kro 6:33 | 33 Dezen nu zijn ze, die daar stonden met hun zonen; 2962 1Kro 6:61 | de kinderen van Kahath, die overgebleven waren, hadden 2963 1Kro 7:7 | vaderen, kloeke helden; die, in geslachtsregisters gesteld 2964 1Kro 7:21 | En de mannen van Gath, die in het land geboren waren, 2965 1Kro 7:24 | Zijn dochter nu was Seera, die bouwde het lage en het hoge 2966 1Kro 9:1 | koningen van Israel. En die van Juda waren weggevoerd 2967 1Kro 9:2 | 2 De eerste inwoners nu, die in hun bezitting, in hun 2968 1Kro 9:22 | 22 Allen, die uitgelezen waren tot poortiers 2969 1Kro 9:24 | 24 Die poortiers waren aan de vier 2970 1Kro 9:26 | vier overste poortiers, die Levieten waren; en zij waren 2971 1Kro 9:32 | broden der toerichting, om die alle sabbatten te bereiden. 2972 1Kro 10:7 | al de mannen van Israel, die in het dal waren, zagen, 2973 1Kro 11:10 | waren de hoofden der helden, die David had, die zich dapper 2974 1Kro 11:10 | der helden, die David had, die zich dapper bij hem gedragen 2975 1Kro 11:11 | van het getal der helden, die David had: Jasobam, de zoon 2976 1Kro 11:11 | het hoofd der dertigen, die zijn spies tegen driehonderd 2977 1Kro 11:12 | de Ahohiet; hij was onder die drie helden. ~ 2978 1Kro 11:17 | uit Bethlehems bornput, die onder de poort is? ~ 2979 1Kro 11:18 | 18 Toen braken die drie door het leger der 2980 1Kro 11:18 | uit Bethlehems bornput, die onder de poort is, en zij 2981 1Kro 11:20 | alzo had hij een naam onder die drie. ~ 2982 1Kro 11:21 | 21 Uit die drie was hij geeerd boven 2983 1Kro 11:23 | lengte, van vijf ellen; en die Egyptenaar had een spies 2984 1Kro 11:24 | dies had hij een naam onder die drie helden. ~ 2985 1Kro 11:25 | hij was de heerlijkste van die dertig; nochtans kwam hij 2986 1Kro 12:1 | 1 Dezen nu zijn het, die tot David kwamen naar Ziklag, 2987 1Kro 12:1 | waren ook onder de helden, die tot dien krijg hielpen. ~ 2988 1Kro 12:8 | Gadieten af tot David, in die vesting naar de woestijn, 2989 1Kro 12:15 | 15 Deze zelfden zijn het, die over de Jordaan gingen in 2990 1Kro 12:20 | hoofden der duizenden, die in Manasse waren. ~ 2991 1Kro 12:21 | hielpen David mede tegen die benden; want alle dezen 2992 1Kro 12:23 | getallen der hoofden dergenen, die toegerust waren ten heire, 2993 1Kro 12:23 | toegerust waren ten heire, die tot David te Hebron kwamen, 2994 1Kro 12:24 | Van de kinderen van Juda, die rondassen en spiesen droegen, 2995 1Kro 12:29 | waren er velen van hen, die het met het huis van Saul 2996 1Kro 12:31 | Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, 2997 1Kro 12:32 | kinderen van Issaschar, die ervaren waren in het verstand 2998 1Kro 12:38 | 38 Al deze krijgslieden, die zich in slagorde konden 2999 1Kro 13:2 | de priesters en Levieten, die met hen zijn in de steden, 3000 1Kro 13:4 | men alzo doen zou; want die zaak was recht in de ogen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License