1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551
Book Chapter: Verse
2501 1Kon 8:44 | naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar
2502 1Kon 8:46 | U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen
2503 1Kon 8:46 | des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen
2504 1Kon 8:47 | smeken in het land dergenen, die ze gevankelijk weggevoerd
2505 1Kon 8:48 | het land hunner vijanden, die hen gevankelijk weggevoerd
2506 1Kon 8:48 | gegeven hebt), naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar
2507 1Kon 8:50 | het aangezicht dergenen, die ze gevangen houden, opdat
2508 1Kon 8:51 | zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt uit
2509 1Kon 8:56 | 56 Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk Israel rust
2510 1Kon 8:56 | van al Zijn goede woorden, die Hij gesproken heeft door
2511 1Kon 8:60 | aarde weten, dat de HEERE die God is, niemand meer; ~
2512 1Kon 9:1 | de begeerten van Salomo, die hem gelust had te maken; ~
2513 1Kon 9:3 | gebed en uw smeking gehoord, die gij voor Mijn aangezicht
2514 1Kon 9:6 | geboden en Mijn inzettingen, die Ik voor uw aangezicht gegeven
2515 1Kon 9:9 | hun God, verlaten hebben, Die hun vaderen uit Egypteland
2516 1Kon 9:10 | jaren, in dewelke Salomo die twee huizen gebouwd had,
2517 1Kon 9:12 | om de steden te bezien, die Salomo hem gegeven had,
2518 1Kon 9:13 | voor steden, mijn broeder, die gij mij gegeven hebt? En
2519 1Kon 9:16 | verbrand, en de Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood,
2520 1Kon 9:19 | 19 En al de schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden,
2521 1Kon 9:20 | Hevieten, en Jebusieten, die niet waren van de kinderen
2522 1Kon 9:21 | 21 Hun kinderen, die na hen in het land overgebleven
2523 1Kon 9:21 | land overgebleven waren, die de kinderen Israels niet
2524 1Kon 9:21 | hadden kunnen verbannen, die heeft Salomo gebracht op
2525 1Kon 9:23 | oversten der bestelden, die over het werk van Salomo
2526 1Kon 9:23 | vijfhonderd en vijftig, die heerschappij hadden over
2527 1Kon 9:27 | 27 En Hiram zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden,
2528 1Kon 10:7 | 7 Ik heb die woorden niet geloofd, totdat
2529 1Kon 10:8 | welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht
2530 1Kon 10:8 | voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen! ~
2531 1Kon 10:9 | Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad,
2532 1Kon 10:10 | gesteente; als deze specerij, die de koningin van Scheba den
2533 1Kon 10:11 | ook de schepen van Hiram, die goud uit Ofir voerden, brachten
2534 1Kon 10:19 | twee leeuwen stonden bij die leuningen. ~
2535 1Kon 10:24 | zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven
2536 1Kon 10:27 | als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~
2537 1Kon 10:29 | vijftig; en alzo voerden ze die uit door hun hand voor alle
2538 1Kon 11:2 | 2 Van die volken, waarvan de HEERE
2539 1Kon 11:7 | Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem is, en voor
2540 1Kon 11:8 | al zijn vreemde vrouwen, die haar goden rookten en offerden. ~
2541 1Kon 11:9 | HEERE, den God Israels, Die hem tweemaal verschenen
2542 1Kon 11:11 | verbond en Mijn inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zal
2543 1Kon 11:18 | den koning van Egypte, die hem een huis gaf, en hem
2544 1Kon 11:23 | Rezon, den zoon van Eljada, die gevloden was van zijn heer
2545 1Kon 11:24 | overste ener bende, als David die doodde; en getrokken zijnde
2546 1Kon 11:32 | Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren heb uit alle
2547 1Kon 11:34 | wil, dien Ik verkoren heb, die Mijn geboden en Mijn inzettingen
2548 1Kon 11:36 | hebbe in Jeruzalem, de stad, die Ik Mij verkoren heb, om
2549 1Kon 12:6 | hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor het
2550 1Kon 12:8 | raad met de jongelingen, die met hem opgewassen waren,
2551 1Kon 12:8 | met hem opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~
2552 1Kon 12:9 | volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben,
2553 1Kon 12:10 | 10 En de jongelingen, die met hem opgewassen waren,
2554 1Kon 12:10 | gij zeggen tot dat volk, die tot u gesproken hebben,
2555 1Kon 12:17 | de kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden,
2556 1Kon 12:17 | steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam ook. ~
2557 1Kon 12:18 | koning Rehabeam Adoram, die over de schatting was; en
2558 1Kon 12:28 | zie uw goden, o Israel, die u uit Egypteland opgebracht
2559 1Kon 12:31 | de geringsten des volks, die niet waren uit de zonen
2560 1Kon 12:32 | offerende den kalveren, die hij gemaakt had; hij stelde
2561 1Kon 12:32 | priesteren der hoogten, die hij gemaakt had. ~
2562 1Kon 13:2 | wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters
2563 1Kon 13:2 | de priesters der hoogten, die op u roken, en men zal mensenbeenderen
2564 1Kon 13:3 | vaneen gescheurd, en de as, die daarop is, afgestort worden. ~
2565 1Kon 13:4 | Grijpt hem! Maar zijn hand, die hij tegen hem uitgestrekt
2566 1Kon 13:11 | gedaan had, met de woorden, die hij tot den koning gesproken
2567 1Kon 13:12 | de man Gods was getogen, die uit Juda gekomen was. ~
2568 1Kon 13:14 | hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen zijt? En
2569 1Kon 13:20 | geschiedde tot den profeet, die hem had doen wederkeren; ~
2570 1Kon 13:21 | hij riep tot den man Gods, die uit Juda gekomen was, zeggende:
2571 1Kon 13:26 | 26 Als de profeet, die hem van den weg had doen
2572 1Kon 13:26 | hij: Het is de man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig
2573 1Kon 13:26 | hem den leeuw overgegeven die hem gebroken, en hem gedood
2574 1Kon 13:32 | gewisselijk geschieden, die hij door het woord des HEEREN
2575 1Kon 13:32 | al de huizen der hoogten, die in de steden van Samaria
2576 1Kon 14:2 | daar is de profeet Ahia, die van mij gesproken heeft,
2577 1Kon 14:8 | gelijk Mijn knecht David, die Mijn geboden hield, en die
2578 1Kon 14:8 | die Mijn geboden hield, en die Mij met zijn ganse hart
2579 1Kon 14:9 | doende des meer dan allen, die voor u geweest zijn, en
2580 1Kon 14:11 | 11 Die van Jerobeam in de stad
2581 1Kon 14:11 | zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen
2582 1Kon 14:14 | koning verwekken over Israel, die het huis van Jerobeam ten
2583 1Kon 14:16 | om Jerobeams zonden wil, die gezondigd heeft, en die
2584 1Kon 14:16 | die gezondigd heeft, en die Israel heeft doen zondigen. ~
2585 1Kon 14:19 | hij geregeerd heeft, ziet, die zijn geschreven in het boek
2586 1Kon 14:20 | 20 De dagen nu, die Jerobeam heeft geregeerd,
2587 1Kon 14:21 | te Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren had uit
2588 1Kon 14:22 | hadden, met hun zonden, die zij zondigden. ~
2589 1Kon 14:24 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE van het aangezicht
2590 1Kon 14:26 | de gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ~
2591 1Kon 14:27 | Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en hij
2592 1Kon 14:27 | koperen schilden; en hij beval die onder de hand van de oversten
2593 1Kon 14:27 | oversten der trawanten, die de deur van het huis des
2594 1Kon 14:28 | trawanten dezelve droegen, en die wederbrachten in der trawanten
2595 1Kon 14:29 | wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2596 1Kon 15:3 | de zonden zijns vaders, die hij voor hem gedaan had;
2597 1Kon 15:12 | deed weg al de drekgoden, die zijn vaders gemaakt hadden. ~
2598 1Kon 15:18 | Hezion, den koning van Syrie, die te Damaskus woonde, zeggende: ~
2599 1Kon 15:20 | de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden
2600 1Kon 15:23 | gedaan heeft, en de steden, die hij gebouwd heeft, zijn
2601 1Kon 15:23 | hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2602 1Kon 15:30 | de zonden van Jerobeam, die zondigde, en die Israel
2603 1Kon 15:30 | Jerobeam, die zondigde, en die Israel zondigen deed, en
2604 1Kon 16:4 | 4 Die van Baesa in de stad sterft,
2605 1Kon 16:4 | zullen de honden eten, en die van hem in het veld sterft,
2606 1Kon 16:5 | heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek
2607 1Kon 16:11 | hij liet hem niet over die mannelijk was, noch zijn
2608 1Kon 16:19 | 19 Om zijn zonden, die hij gezondigd had, doende
2609 1Kon 16:19 | Jerobeam, en in zijn zonde, die hij gedaan had, doende Israel
2610 1Kon 16:20 | Zimri, en zijn verbintenis, die hij gemaakt heeft, zijn
2611 1Kon 16:20 | hij gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2612 1Kon 16:24 | noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar den naam
2613 1Kon 16:25 | hij deed erger dan allen, die voor hem geweest waren. ~
2614 1Kon 16:27 | gedaan heeft, en zijn macht die hij gepleegd heeft, zijn
2615 1Kon 16:27 | hij gepleegd heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2616 1Kon 16:30 | HEEREN, meer dan allen, die voor hem geweest waren. ~
2617 1Kon 16:33 | alle koningen van Israel, die voor hem geweest waren. ~
2618 1Kon 17:3 | verberg u aan de beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~
2619 1Kon 17:5 | woonde bij de beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~
2620 1Kon 18:13 | vijftig man in een spelonk, en die met brood en water onderhouden
2621 1Kon 18:17 | tot hem zeide: Zijt gij die beroerden van Israel? ~
2622 1Kon 18:19 | vierhonderd profeten van het bos, die van de tafel van Izebel
2623 1Kon 18:24 | HEEREN aanroepen; en de God, Die door vuur antwoorden zal,
2624 1Kon 18:24 | door vuur antwoorden zal, Die zal God zijn. En het ganse
2625 1Kon 18:32 | 32 En hij bouwde met die stenen het altaar in den
2626 1Kon 18:37 | erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun
2627 1Kon 18:38 | brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja,
2628 1Kon 19:1 | Elia gedaan had, en allen, die hij gedood had, te weten
2629 1Kon 19:10 | zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~
2630 1Kon 19:13 | een stem kwam tot hem, die zeide: Wat maakt gij hier,
2631 1Kon 19:14 | zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~
2632 1Kon 19:17 | geschieden, dat Jehu hem, die van het zwaard van Hazael
2633 1Kon 19:17 | Hazael ontkomt, doden zal; en die van het zwaard van Jehu
2634 1Kon 19:18 | zeven duizend, alle knieen, die zich niet gebogen hebben
2635 1Kon 19:18 | voor Baal, en allen mond, die hem niet gekust heeft. ~
2636 1Kon 20:3 | vrouwen en uw beste kinderen, die zijn mijn. ~
2637 1Kon 20:11 | zeide: Spreekt tot hem: Die zich aangordt, beroeme zich
2638 1Kon 20:11 | beroeme zich niet, als die zich los maakt. ~
2639 1Kon 20:16 | twee en dertig koningen, die hem hielpen. ~
2640 1Kon 20:22 | 22 Toen trad die profeet tot den koning van
2641 1Kon 20:25 | gevallen is, en paarden, als die paarden, en wagenen, als
2642 1Kon 20:25 | paarden, en wagenen, als die wagenen; en laat ons tegen
2643 1Kon 20:29 | waren gelegerd tegenover die, zeven dagen; het geschiedde
2644 1Kon 20:30 | twintig duizend mannen, die overgebleven waren; ook
2645 1Kon 20:34 | zeide tot hem: De steden, die mijn vader van uw vader
2646 1Kon 20:36 | zo vond hem een leeuw, die hem sloeg. ~
2647 1Kon 20:37 | zeide: Sla mij toch. En die man sloeg hem, slaande en
2648 1Kon 21:1 | Jizreeliet, een wijngaard had, die te Jizreel was, bij het
2649 1Kon 21:2 | daarvoor geven een wijngaard, die beter is dan die; of, zo
2650 1Kon 21:2 | wijngaard, die beter is dan die; of, zo het goed in uw ogen
2651 1Kon 21:8 | oudsten en tot de edelen, die in zijn stad waren, wonende
2652 1Kon 21:9 | 9 En zij schreef in die brieven, zeggende: Roept
2653 1Kon 21:10 | twee mannen, zonen Belials, die tegen hem getuigen, zeggende:
2654 1Kon 21:11 | En de mannen zijner stad, die oudsten en die edelen, die
2655 1Kon 21:11 | zijner stad, die oudsten en die edelen, die in zijn stad
2656 1Kon 21:11 | die oudsten en die edelen, die in zijn stad woonden, deden
2657 1Kon 21:11 | geschreven was in de brieven, die zij tot hen gezonden had. ~
2658 1Kon 21:18 | koning van Israel, tegemoet, die in Samaria is; zie hij is
2659 1Kon 21:24 | 24 Die van Achab sterft in de stad,
2660 1Kon 21:24 | zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen
2661 1Kon 21:25 | niemand geweest gelijk Achab, die zichzelven verkocht had,
2662 1Kon 21:26 | Amorieten gedaan hadden, die God voor het aangezicht
2663 1Kon 22:13 | 13 De bode nu, die heengegaan was, om Micha
2664 1Kon 22:17 | bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben; en de
2665 1Kon 22:32 | zij zeiden: Gewisselijk, die is de koning van Israel,
2666 1Kon 22:39 | heeft, en al de steden, die hij gebouwd heeft, zijn
2667 1Kon 22:39 | hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2668 1Kon 22:46 | Josafat, en zijn macht, die hij bewezen heeft, en hoe
2669 1Kon 22:46 | hij geoorloogd heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2670 1Kon 22:47 | de overige schandjongens, die in de dagen van zijn vader
2671 1Kon 22:53 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
2672 2Kon 1:2 | tralie in zijn opperzaal, die te Samaria was, en werd
2673 2Kon 1:6 | keert weder tot den koning die u gezonden heeft, en spreekt
2674 2Kon 1:7 | was de gestalte des mans, die u tegemoet opgekomen is,
2675 2Kon 1:14 | hemel gedaald, en heeft die twee eerste hoofdmannen
2676 2Kon 1:18 | nu der zaken van Ahazia, die hij gedaan heeft, is dat
2677 2Kon 2:3 | gingen de zonen der profeten, die te Beth-El waren, tot Elisa
2678 2Kon 2:5 | traden de zonen der profeten, die te Jericho waren, naar Elisa
2679 2Kon 2:7 | tegenover van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan. ~
2680 2Kon 2:11 | wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding
2681 2Kon 2:13 | hief ook Elia's mantel op, die van hem afgevallen was,
2682 2Kon 2:14 | nam den mantel van Elia, die van hem afgevallen was,
2683 2Kon 2:15 | de kinderen der profeten, die tegenover te Jericho waren,
2684 2Kon 2:17 | zij zonden vijftig mannen, die drie dagen zochten, doch
2685 2Kon 2:23 | kleine jongens uit de stad; die bespotten hem, en zeiden
2686 2Kon 3:3 | den zoon van Nebat, aan, die Israel deed zondigen; hij
2687 2Kon 3:10 | koningen geroepen heeft, om die in der Moabieten hand te
2688 2Kon 3:11 | Elisa, de zoon van Safat, die water op Elia's handen goot. ~
2689 2Kon 3:13 | drie koningen geroepen, om die in der Moabieten hand te
2690 2Kon 3:21 | geroepen, van al degenen af, die den gordel aangordden en
2691 2Kon 3:26 | zich zevenhonderd mannen, die het zwaard uittogen, om
2692 2Kon 3:27 | zijn eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou
2693 2Kon 4:4 | zonen toe; daarna giet in al die vaten, en zet weg, dat vol
2694 2Kon 4:5 | en voor haar zonen toe; die brachten haar de vaten toe,
2695 2Kon 4:6 | 6 En het geschiedde, als die vaten vol waren, dat zij
2696 2Kon 4:9 | deze man Gods heilig is, die bij ons altoos doortrekt. ~
2697 2Kon 4:11 | daar kwam; en hij week in die opperkamer, en legde zich
2698 2Kon 5:2 | Israel gevankelijk gebracht, die in den dienst der huisvrouw
2699 2Kon 5:3 | aangezicht van den profeet, die te Samaria is, dan zou hij
2700 2Kon 5:4 | jonge dochter gesproken, die uit het land van Israel
2701 2Kon 5:12 | van Israel; zou ik mij in die niet kunnen wassen en rein
2702 2Kon 5:13 | en zeiden: Mijn vader, zo die profeet tot u een grote
2703 2Kon 5:23 | op twee van zijn jongens, die ze voor zijn aangezicht
2704 2Kon 5:26 | niet mijn hart mede, als die man zich omkeerde van op
2705 2Kon 6:9 | zeggende: Wacht u, dat gij door die plaats niet trekt, want
2706 2Kon 6:10 | koning van Israel henen aan die plaats, waarvan hem de man
2707 2Kon 6:12 | Maar Elisa, de profeet, die in Israel is, geeft den
2708 2Kon 6:12 | Israel te kennen de woorden, die gij in uw binnenste slaapkamer
2709 2Kon 6:16 | zeide: Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer,
2710 2Kon 6:16 | ons zijn, zijn meer, dan die bij hen zijn. ~
2711 2Kon 6:22 | slaan; zoudt gij ook slaan, die gij met uw zwaard en met
2712 2Kon 6:32 | Hebt gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden
2713 2Kon 6:32 | te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur
2714 2Kon 7:2 | in den hemel maakte, zou die zaak kunnen geschieden?
2715 2Kon 7:3 | voor de deur der poort; die zeiden, de een tot den ander:
2716 2Kon 7:13 | van de overige paarden, die hierbinnen overgebleven
2717 2Kon 7:13 | menigte der Israelieten, die hierbinnen overgebleven
2718 2Kon 7:13 | menigte der Israelieten, die vergaan zijn), laat ons
2719 2Kon 7:13 | vergaan zijn), laat ons die zenden, en zien. ~
2720 2Kon 7:15 | klederen en gereedschap, die de Syriers in hun verhaasten
2721 2Kon 7:17 | wiens hand hij leunde, over die poort gesteld; en het volk
2722 2Kon 7:17 | man Gods gesproken had, die het sprak, als de koning
2723 2Kon 7:19 | 19 En die hoofdman had den man Gods
2724 2Kon 8:1 | Elisa nu had gesproken tot die vrouw, welker zoon hij levend
2725 2Kon 8:1 | heeft een honger geroepen, die ook in het land zeven jaren
2726 2Kon 8:4 | toch al de grote dingen, die Elisa gedaan heeft. ~
2727 2Kon 8:13 | Maar wat is uw knecht, die een hond is, dat hij deze
2728 2Kon 8:14 | en kwam tot zijn heer, die tot hem zeide: Wat heeft
2729 2Kon 8:21 | en sloeg de Edomieten, die rondom hem waren, daartoe
2730 2Kon 8:29 | helen liet van de slagen, die hem de Syriers te Rama geslagen
2731 2Kon 9:4 | 4 Zo ging de jongeling, die jongeling van den profeet,
2732 2Kon 9:10 | en er zal niemand zijn, die haar begrave. Toen deed
2733 2Kon 9:15 | helen liet van de slagen, die hem de Syriers geslagen
2734 2Kon 9:15 | van de stad uittrekken, die ontkome, om dit in Jizreel
2735 2Kon 9:27 | aan den opgang naar Gur, die bij Jibleam is; en hij vlood
2736 2Kon 9:34 | zeide hij: Ziet nu naar die vervloekte, en begraaf ze;
2737 2Kon 10:5 | 5 Die dan over het huis was, en
2738 2Kon 10:5 | dan over het huis was, en die over de stad was, en de
2739 2Kon 10:6 | waren bij de groten stad, die hen opvoedden.) ~
2740 2Kon 10:7 | Het geschiedde dan, als die brief tot hen kwam, dat
2741 2Kon 10:7 | legden hun hoofden in korven, die zij tot hem zonden naar
2742 2Kon 10:15 | van Rechab, hem tegemoet; die hem groette; en hij zeide
2743 2Kon 10:17 | Samaria kwam, sloeg hij allen, die aan Achab te Samaria overgebleven
2744 2Kon 10:21 | niet een man overbleef, die niet kwam; en zij kwamen
2745 2Kon 10:22 | Toen zeide hij tot dengene, die over het klederhuis was:
2746 2Kon 10:24 | Zo iemand van de mannen, die ik in uw handen gebracht
2747 2Kon 10:29 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, na
2748 2Kon 10:29 | van de gouden kalveren, die te Beth-El en die te Dan
2749 2Kon 10:29 | kalveren, die te Beth-El en die te Dan waren. ~
2750 2Kon 10:31 | de zonden van Jerobeam, die Israel zondigen deed. ~
2751 2Kon 10:32 | 32 In die dagen begon de HEERE Israel
2752 2Kon 10:34 | en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek
2753 2Kon 10:36 | 36 En de dagen, die Jehu over Israel geregeerd
2754 2Kon 11:2 | midden van des konings zonen, die gedood werden, zettende
2755 2Kon 11:5 | zeggende: Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde
2756 2Kon 11:5 | zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, zullen
2757 2Kon 11:7 | delen van ulieden, allen, die op den sabbat uitgaan, zullen
2758 2Kon 11:8 | wapenen in zijn hand, en hij, die tussen de ordeningen intreedt,
2759 2Kon 11:9 | namen ieder zijn mannen, die op den sabbat ingingen,
2760 2Kon 11:9 | sabbat ingingen, met degenen, die op den sabbat uitgingen;
2761 2Kon 11:10 | spiesen en de schilden, die van den koning David geweest
2762 2Kon 11:10 | koning David geweest waren, die in het huis des HEEREN geweest
2763 2Kon 11:15 | de oversten van honderd, die over het heir gesteld waren,
2764 2Kon 12:4 | weten het geld desgenen, die overgaat tot de getelden,
2765 2Kon 12:9 | in haar deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand,
2766 2Kon 12:9 | HEEREN; en de priesters, die den dorpel bewaarden, staken
2767 2Kon 12:11 | verzorgers van dat werk, die gesteld waren over het huis
2768 2Kon 12:11 | timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten; ~
2769 2Kon 12:14 | zij gaven dat aan degenen, die het werk deden; en zij verbeterden
2770 2Kon 12:15 | handen gaven, om aan degenen, die het werk deden, te geven;
2771 2Kon 12:18 | al de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia,
2772 2Kon 13:4 | weten het geld desgenen, die overgaat tot de getelden,
2773 2Kon 13:9 | in haar deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand,
2774 2Kon 13:9 | HEEREN; en de priesters, die den dorpel bewaarden, staken
2775 2Kon 13:11 | verzorgers van dat werk, die gesteld waren over het huis
2776 2Kon 13:11 | timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten; ~
2777 2Kon 13:14 | zij gaven dat aan degenen, die het werk deden; en zij verbeterden
2778 2Kon 13:15 | handen gaven, om aan degenen, die het werk deden, te geven;
2779 2Kon 13:18 | al de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia,
2780 2Kon 14:2 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed; hij
2781 2Kon 14:3 | den zoon van Hazael, al die dagen. ~
2782 2Kon 14:6 | van het huis van Jerobeam, die Israel zondigen deed; maar
2783 2Kon 14:8 | en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek
2784 2Kon 14:11 | Jerobeam, dien zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, maar
2785 2Kon 14:12 | den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek
2786 2Kon 14:25 | Benhadad, den zoon van Hazael, die hij uit de hand van Joahaz,
2787 2Kon 15:5 | hij zijn knechten sloeg, die den koning, zijn vader,
2788 2Kon 15:9 | Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond
2789 2Kon 15:9 | is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende:
2790 2Kon 15:14 | zilver, en al de vaten, die gevonden werden in het huis
2791 2Kon 15:15 | den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek
2792 2Kon 15:21 | volk van Juda nam Azaria (die nu zestien jaren oud was),
2793 2Kon 15:22 | 22 Die bouwde Elath, en bracht
2794 2Kon 15:24 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
2795 2Kon 15:25 | van Amitthai, den profeet, die van Gath-hefer was. ~
2796 2Kon 15:28 | wedergebracht heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2797 2Kon 16:6 | wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2798 2Kon 16:9 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
2799 2Kon 16:15 | Sallum, en zijn verbintenis, die hij maakte, ziet, die zijn
2800 2Kon 16:15 | verbintenis, die hij maakte, ziet, die zijn geschreven in het boek
2801 2Kon 16:16 | Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren, ook haar landpalen
2802 2Kon 16:18 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
2803 2Kon 16:24 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
2804 2Kon 16:28 | Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
2805 2Kon 16:37 | 37 In die dagen begon de HEERE in
2806 2Kon 17:3 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen
2807 2Kon 17:7 | van den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. ~
2808 2Kon 17:17 | der stellingen af, en nam die van boven het wasvat weg,
2809 2Kon 17:17 | van de koperen runderen, die daaronder waren; en hij
2810 2Kon 17:17 | daaronder waren; en hij zette die op een stenen vloer. ~
2811 2Kon 18:3 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen
2812 2Kon 18:7 | van den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. ~
2813 2Kon 18:17 | der stellingen af, en nam die van boven het wasvat weg,
2814 2Kon 18:17 | van de koperen runderen, die daaronder waren; en hij
2815 2Kon 18:17 | daaronder waren; en hij zette die op een stenen vloer. ~
2816 2Kon 19:2 | de koningen van Israel, die voor hem geweest waren. ~
2817 2Kon 19:7 | tegen den HEERE, hun God, Die hen uit Egypteland opgebracht
2818 2Kon 19:8 | inzettingen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
2819 2Kon 19:8 | der koningen van Israel, die ze gemaakt hadden. ~
2820 2Kon 19:9 | Israels hadden de zaken, die niet recht zijn, tegen den
2821 2Kon 19:11 | hoogten, gelijk de heidenen, die de HEERE van hun aangezichten
2822 2Kon 19:13 | inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden heb,
2823 2Kon 19:13 | vaderen geboden heb, en die Ik tot u door de hand van
2824 2Kon 19:14 | hunner vaderen geweest was, die aan den HEERE, hun God,
2825 2Kon 19:15 | en Zijn getuigenissen, die Hij tegen hen betuigd had,
2826 2Kon 19:15 | en achter de heidenen, die rondom hen waren, van dewelke
2827 2Kon 19:15 | niet zouden doen gelijk die. ~
2828 2Kon 19:19 | inzettingen van Israel, die zij gemaakt hadden. ~
2829 2Kon 19:22 | alle zonden van Jerobeam die hij gedaan had; zij weken
2830 2Kon 19:25 | HEERE leeuwen onder hen, die enigen van hen doodden. ~
2831 2Kon 19:26 | Assyrie, zeggende: De volken, die gij vervoerd hebt, en hebt
2832 2Kon 19:27 | der priesteren daarheen, die gijlieden van daar weggevoerd
2833 2Kon 19:28 | kwam een uit de priesteren, die zij van Samaria weggevoerd
2834 2Kon 19:29 | in de huizen der hoogten, die de Samaritanen gemaakt hadden,
2835 2Kon 19:33 | volken, van dewelke zij die weggevoerd hadden. ~
2836 2Kon 19:34 | Tot op dezen dag toe doen die naar de eerste wijzen; zij
2837 2Kon 19:36 | 36 Maar den HEERE, Die u uit Egypteland met grote
2838 2Kon 19:37 | en de wet, en het gebod, die Hij u geschreven heeft,
2839 2Kon 20:4 | verbrijzelde de koperen slang, die Mozes gemaakt had, omdat
2840 2Kon 20:4 | de kinderen Israels tot die dagen toe haar gerookt hadden;
2841 2Kon 20:5 | koningen van Juda, noch die voor hem geweest waren. ~
2842 2Kon 20:6 | hij hield Zijn geboden, die de HEERE aan Mozes geboden
2843 2Kon 20:16 | HEEREN, en van de posten, die Hizkia, de koning van Juda,
2844 2Kon 20:21 | hij in zijn hand gaan, en die doorboren; alzo is Farao,
2845 2Kon 20:21 | van Egypte, al dengenen, die op hem vertrouwen. ~
2846 2Kon 20:22 | HEERE, onzen God; is Hij die niet, Wiens hoogten en Wiens
2847 2Kon 20:25 | opgetogen tegen deze plaats, om die te verderven? De HEERE heeft
2848 2Kon 20:27 | het niet tot de mannen, die op den muur zitten, dat
2849 2Kon 20:35 | onder alle goden der landen, die hun land uit mijn hand gered
2850 2Kon 21:4 | te schelden, met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord
2851 2Kon 21:6 | Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmede
2852 2Kon 21:11 | alle landen gedaan hebben, die verbannende; en zoudt gij
2853 2Kon 21:12 | Hebben de goden der volken, die mijn vaders verdorven hebben,
2854 2Kon 21:12 | en de kinderen van Eden, die in Telasser waren? ~
2855 2Kon 21:14 | boden hand ontvangen, en die gelezen had, ging hij op
2856 2Kon 21:14 | HEEREN, en Hizkia breidde die uit voor het aangezicht
2857 2Kon 21:15 | zeide: O HEERE, God Israels, Die tussen de cherubim woont!
2858 2Kon 21:16 | de woorden van Sanherib, die dezen gezonden heeft, om
2859 2Kon 21:17 | de koningen van Assyrie die heidenen en hun land verwoest; ~
2860 2Kon 21:18 | steen; daarom hebben zij die verdorven. ~
2861 2Kon 21:34 | deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil,
2862 2Kon 21:35 | morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen. ~
2863 2Kon 22:1 | 1 In die dagen werd Hizkia krank
2864 2Kon 22:14 | zeide tot hem: Wat hebben die mannen gezegd, en van waar
2865 2Kon 22:18 | zullen zij van uw zonen, die uit u zullen voortkomen,
2866 2Kon 22:18 | uit u zullen voortkomen, die gij gewinnen zult, nemen,
2867 2Kon 22:20 | stad gebracht heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2868 2Kon 23:2 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
2869 2Kon 23:3 | bouwde de hoogten weder op, die Hizkia, zijn vader, verdorven
2870 2Kon 23:7 | dit huis, en in Jeruzalem, die Ik uit alle stammen van
2871 2Kon 23:8 | heb, en naar de ganse wet, die Mijn knecht Mozes hun geboden
2872 2Kon 23:9 | erger deden dan de heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
2873 2Kon 23:11 | Amorieten gedaan hebben, die voor hem geweest zijn, ja,
2874 2Kon 23:12 | brengen, dat een ieder, die het hoort, beide zijn oren
2875 2Kon 23:16 | had; behalve zijn zonde, die hij Juda zondigen deed,
2876 2Kon 23:17 | gedaan heeft, en zijn zonde, die hij gezondigd heeft, zijn
2877 2Kon 23:17 | hij gezondigd heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2878 2Kon 23:21 | hij diende de drekgoden, die zijn vader gediend had,
2879 2Kon 23:21 | had, en hij boog zich voor die neder. ~
2880 2Kon 23:24 | des lands versloeg allen, die tegen den koning Amon een
2881 2Kon 23:25 | wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2882 2Kon 24:5 | verzorgers van het werk, die besteld zijn over het huis
2883 2Kon 24:5 | zij het geven aan degenen, die het werk doen, dat in het
2884 2Kon 24:8 | gaf dat boek aan Safan, die las het. ~
2885 2Kon 24:9 | verzorgers van het werk, die besteld waren over het huis
2886 2Kon 24:15 | Israels: Zegt tot den man, die u tot mij gezonden heeft: ~
2887 2Kon 24:18 | tot den koning van Juda, die u gezonden heeft, om den
2888 2Kon 24:18 | Israels: Aangaande de woorden, die gij gehoord hebt; ~
2889 2Kon 25:3 | woorden dezes verbonds, die in dit boek geschreven zijn.
2890 2Kon 25:5 | schafte hij de Chemarim af, die de koningen van Juda gesteld
2891 2Kon 25:5 | rondom Jeruzalem, mitsgaders, die voor Baal, de zon, en de
2892 2Kon 25:7 | huizen der schandjongens af, die aan het huis des HEEREN
2893 2Kon 25:8 | verontreinigde de hoogten, alwaar die priesters gerookt hadden,
2894 2Kon 25:11 | hij schafte de paarden af, die de koningen van Juda voor
2895 2Kon 25:11 | Nathan-Melech, den hoveling, die in Parvarim was; en de wagenen
2896 2Kon 25:12 | 12 Verder de altaren die op het dak der opperzaal
2897 2Kon 25:12 | opperzaal van Achaz waren, die de koningen van Juda gemaakt
2898 2Kon 25:12 | mitsgaders de altaren, die Manasse in de twee voorhoven
2899 2Kon 25:13 | 13 De hoogten ook, die vooraan Jeruzalem waren,
2900 2Kon 25:13 | rechterhand van de berg Mashith, die Salomo, de koning van Israel,
2901 2Kon 25:15 | Beth-El was, en de hoogte, die Jerobeam, de zoon van Nebat,
2902 2Kon 25:15 | te zamen dat altaar en die hoogte brak hij af; ja,
2903 2Kon 25:16 | omkeerde, zag hij de graven, die daar op den berg waren,
2904 2Kon 25:16 | man Gods uitgeroepen had, die deze woorden uitriep. ~
2905 2Kon 25:17 | het graf van den man Gods, die uit Juda kwam, en deze dingen,
2906 2Kon 25:17 | Juda kwam, en deze dingen, die gij tegen dit altaar van
2907 2Kon 25:18 | beenderen van den profeet, die uit Samaria gekomen was. ~
2908 2Kon 25:19 | al de huizen der hoogten, die in de steden van Samaria
2909 2Kon 25:19 | steden van Samaria waren, die de koningen van Israel gemaakt
2910 2Kon 25:19 | dezelve naar al de daden, die hij te Beth-El gedaan had. ~
2911 2Kon 25:20 | priesteren der hoogten, die daar waren, op de altaren,
2912 2Kon 25:22 | dagen der richteren af, die Israel gericht hadden, noch
2913 2Kon 25:24 | drekgoden, en alle verfoeiselen, die in het land van Juda en
2914 2Kon 25:24 | bevestigde de woorden der wet, die geschreven waren in het
2915 2Kon 25:25 | geen koning zijns gelijke, die zich tot den HEERE, met
2916 2Kon 25:27 | stad Jeruzalem verwerpen, die Ik verkoren heb, en het
2917 2Kon 25:28 | wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek
2918 2Kon 26:11 | stad, als zijn knechten die belegerden. ~
2919 2Kon 26:13 | hieuw alle gouden vaten af, die Salomo, de koning van Israel,
2920 2Kon 26:16 | duizend, en alle helden, die ten oorlog geoefend waren;
2921 2Kon 27:4 | poort, tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (
2922 2Kon 27:11 | Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren,
2923 2Kon 27:11 | waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel
2924 2Kon 27:13 | Chaldeen de koperen pilaren, die in het huis des HEEREN waren,
2925 2Kon 27:13 | stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN was;
2926 2Kon 27:16 | ene zee, en de stellingen, die Salomo voor het huis des
2927 2Kon 27:19 | stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld
2928 2Kon 27:19 | vijf mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen,
2929 2Kon 27:19 | konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden,
2930 2Kon 27:19 | oversten schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog
2931 2Kon 27:19 | van het volk des lands, die in de stad gevonden werden. ~
2932 2Kon 27:25 | de Joden en de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren. ~
2933 2Kon 27:28 | den stoel der koningen, die bij hem te Babel waren. ~
2934 1Kro 1:10 | 10 Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op
2935 1Kro 1:27 | 27 Abram; die is Abraham. ~
2936 1Kro 1:32 | Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan,
2937 1Kro 1:33 | Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura. ~
2938 1Kro 1:43 | Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het
2939 1Kro 1:46 | regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld
2940 1Kro 2:7 | de beroerder van Israel, die zich aan het verbannene
2941 1Kro 2:9 | de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren
2942 1Kro 2:19 | zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur. ~
2943 1Kro 2:29 | van Abisur was Abihail: die baarde hem Achban en Molid. ~
2944 1Kro 2:42 | Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en
2945 1Kro 2:55 | huisgezinnen der schrijvers, die te Jabes woonden, de Tirathieten,
2946 1Kro 2:55 | dezen zijn de Kenieten, die gekomen zijn van Hammath,
2947 1Kro 3:1 | waren de kinderen van David, die hem te Hebron geboren zijn:
2948 1Kro 4:18 | Bitja, de dochter van Farao, die Mered genomen had. ~
2949 1Kro 4:22 | Chozeba, en Joas, en Saraf (die over de Moabieten geheerst
2950 1Kro 4:33 | 33 En al haar dorpen, die in den omloop dezer steden
2951 1Kro 4:40 | en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar tevoren. ~
2952 1Kro 4:41 | 41 Dezen nu, die met namen beschreven zijn,
2953 1Kro 4:41 | tenten en woningen dergenen, die daar gevonden werden; en
2954 1Kro 5:2 | onder zijn broederen, en die tot een voorganger was,
2955 1Kro 5:8 | Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot
2956 1Kro 5:10 | krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en
2957 1Kro 5:20 | hand gegeven, en allen, die met hen waren; omdat zij
2958 1Kro 5:26 | den koning van Assyrie, die voerde hen gevankelijk weg,
2959 1Kro 6:10 | gewon Azarja. Hij is het, die het priesterambt bediende
2960 1Kro 6:31 | 31 Dezen nu zijn het, die David gesteld heeft tot
2961 1Kro 6:33 | 33 Dezen nu zijn ze, die daar stonden met hun zonen;
2962 1Kro 6:61 | de kinderen van Kahath, die overgebleven waren, hadden
2963 1Kro 7:7 | vaderen, kloeke helden; die, in geslachtsregisters gesteld
2964 1Kro 7:21 | En de mannen van Gath, die in het land geboren waren,
2965 1Kro 7:24 | Zijn dochter nu was Seera, die bouwde het lage en het hoge
2966 1Kro 9:1 | koningen van Israel. En die van Juda waren weggevoerd
2967 1Kro 9:2 | 2 De eerste inwoners nu, die in hun bezitting, in hun
2968 1Kro 9:22 | 22 Allen, die uitgelezen waren tot poortiers
2969 1Kro 9:24 | 24 Die poortiers waren aan de vier
2970 1Kro 9:26 | vier overste poortiers, die Levieten waren; en zij waren
2971 1Kro 9:32 | broden der toerichting, om die alle sabbatten te bereiden.
2972 1Kro 10:7 | al de mannen van Israel, die in het dal waren, zagen,
2973 1Kro 11:10 | waren de hoofden der helden, die David had, die zich dapper
2974 1Kro 11:10 | der helden, die David had, die zich dapper bij hem gedragen
2975 1Kro 11:11 | van het getal der helden, die David had: Jasobam, de zoon
2976 1Kro 11:11 | het hoofd der dertigen, die zijn spies tegen driehonderd
2977 1Kro 11:12 | de Ahohiet; hij was onder die drie helden. ~
2978 1Kro 11:17 | uit Bethlehems bornput, die onder de poort is? ~
2979 1Kro 11:18 | 18 Toen braken die drie door het leger der
2980 1Kro 11:18 | uit Bethlehems bornput, die onder de poort is, en zij
2981 1Kro 11:20 | alzo had hij een naam onder die drie. ~
2982 1Kro 11:21 | 21 Uit die drie was hij geeerd boven
2983 1Kro 11:23 | lengte, van vijf ellen; en die Egyptenaar had een spies
2984 1Kro 11:24 | dies had hij een naam onder die drie helden. ~
2985 1Kro 11:25 | hij was de heerlijkste van die dertig; nochtans kwam hij
2986 1Kro 12:1 | 1 Dezen nu zijn het, die tot David kwamen naar Ziklag,
2987 1Kro 12:1 | waren ook onder de helden, die tot dien krijg hielpen. ~
2988 1Kro 12:8 | Gadieten af tot David, in die vesting naar de woestijn,
2989 1Kro 12:15 | 15 Deze zelfden zijn het, die over de Jordaan gingen in
2990 1Kro 12:20 | hoofden der duizenden, die in Manasse waren. ~
2991 1Kro 12:21 | hielpen David mede tegen die benden; want alle dezen
2992 1Kro 12:23 | getallen der hoofden dergenen, die toegerust waren ten heire,
2993 1Kro 12:23 | toegerust waren ten heire, die tot David te Hebron kwamen,
2994 1Kro 12:24 | Van de kinderen van Juda, die rondassen en spiesen droegen,
2995 1Kro 12:29 | waren er velen van hen, die het met het huis van Saul
2996 1Kro 12:31 | Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn,
2997 1Kro 12:32 | kinderen van Issaschar, die ervaren waren in het verstand
2998 1Kro 12:38 | 38 Al deze krijgslieden, die zich in slagorde konden
2999 1Kro 13:2 | de priesters en Levieten, die met hen zijn in de steden,
3000 1Kro 13:4 | men alzo doen zou; want die zaak was recht in de ogen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551 |