Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dichtste 2
didrachmen 2
didymus 3
die 9551
dief 25
diefelijk 1
diefstal 1
Frequency    [«  »]
10527 een
10033 zal
9630 tot
9551 die
8801 zij
8724 ik
8706 gij

Bijbel

IntraText - Concordances

die

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551

     Book Chapter: Verse
3001 1Kro 13:6 | de ark Gods, des HEEREN, Die tussen de cherubim woont, 3002 1Kro 14:4 | zijn de namen der kinderen, die hij te Jeruzalem had: Sammua, 3003 1Kro 14:17 | ging Davids naam uit in al die landen; en de HEERE gaf 3004 1Kro 14:17 | Zijn verschrikking over al die heidenen. ~  ~  ~  ~ 3005 1Kro 15:2 | dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, 3006 1Kro 15:3 | te halen aan haar plaats, die hij haar bereid had. ~ 3007 1Kro 15:12 | opbrengt, ter plaatse, die ik voor haar bereid heb. ~ 3008 1Kro 15:15 | schouderen, met de draagbomen, die op hen waren, gelijk als 3009 1Kro 15:26 | dat God de Levieten hielp, die de ark des verbonds des 3010 1Kro 15:27 | linnen; ook al de Levieten, die de ark droegen, en de zangers, 3011 1Kro 16:10 | zich het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde. ~ 3012 1Kro 16:12 | Gedenkt Zijner wonderwerken, die Hij gedaan heeft, Zijner 3013 1Kro 16:40 | staat in de wet des HEEREN, die Hij Israel geboden had. ~ 3014 1Kro 16:41 | de overige uitgelezenen, die met namen uitgedrukt zijn 3015 1Kro 16:42 | en cimbalen voor degenen, die zich lieten horen, en met 3016 1Kro 17:8 | gelijk de naam is der groten, die op de aarde zijn. ~ 3017 1Kro 17:10 | 10 En van die dagen af, dat Ik geboden 3018 1Kro 17:12 | 12 Die zal Mij een huis bouwen, 3019 1Kro 17:13 | niet wenden, gelijk als Ik die weggenomen heb van dien, 3020 1Kro 17:13 | weggenomen heb van dien, die voor u geweest is; ~ 3021 1Kro 17:26 | Nu dan, HEERE, Gij zijt die God; en Gij hebt dit goede 3022 1Kro 18:7 | nam de gouden schilden, die bij Hadar-ezers knechten 3023 1Kro 19:7 | nam de gouden schilden, die bij Hadar-ezers knechten 3024 1Kro 20:5 | zond hun tegemoet; want die mannen waren zeer beschaamd. 3025 1Kro 20:9 | stad; maar de koningen, die gekomen waren, die waren 3026 1Kro 20:9 | koningen, die gekomen waren, die waren bijzonder in het veld. ~ 3027 1Kro 20:16 | brachten de Syriers uit, die aan gene zijde der rivier 3028 1Kro 21:4 | Sibchai, de Husathiet, Sippai, die van de kinderen van Rafa 3029 1Kro 22:5 | elfhonderd duizend man, die het zwaard uittrokken, en 3030 1Kro 22:5 | en zeventig duizend man, die het zwaard uittrokken. ~ 3031 1Kro 22:10 | Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe. ~ 3032 1Kro 22:12 | ik Dien zal wedergeven, Die mij gezonden heeft. ~ 3033 1Kro 22:15 | engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en als hij 3034 1Kro 22:17 | tot God: Ben ik het niet, die gezegd heb, dat men het 3035 1Kro 22:17 | zou? Ja, ik zelf ben het, die gezondigd en zeer kwalijk 3036 1Kro 22:17 | deze schapen, wat hebben die gedaan? O HEERE, mijn God, 3037 1Kro 22:20 | engel; en zijn vier zonen, die bij hem waren, verstaken 3038 1Kro 22:25 | David gaf aan Ornan voor die plaats zeshonderd gouden 3039 1Kro 23:2 | vergaderen zou de vreemdelingen, die in het land Israels waren; 3040 1Kro 23:9 | 9 Zie, de zoon, die u geboren zal worden, die 3041 1Kro 23:9 | die u geboren zal worden, die zal een man der rust zijn, 3042 1Kro 23:10 | 10 Die zal Mijn Naam een huis bouwen, 3043 1Kro 23:10 | Naam een huis bouwen, en die zal Mij tot een zoon zijn, 3044 1Kro 23:13 | inzettingen en de rechten, die de HEERE aan Mozes geboden 3045 1Kro 23:15 | zijn er bij u in menigte, die het werk kunnen doen, houwers, 3046 1Kro 24:5 | HEEREN, met instrumenten, die ik gemaakt heb, zeide David, 3047 1Kro 25:28 | Van Maheli was Eleazar; en die had geen kinderen. ~ 3048 1Kro 26:1 | Heman, en van Jeduthun, die met harpen, met luiten en 3049 1Kro 26:1 | cimbalen profeteren zouden; en die onder hen geteld werden, 3050 1Kro 26:2 | Asaf; aan de hand van Asaf, die aan des konings handen profeteerde. ~ 3051 1Kro 26:7 | getal met hun broederen, die geleerd waren in het gezang 3052 1Kro 27:14 | voor zijn zoon Zecharja, die een verstandig raadsman 3053 1Kro 27:26 | schatten der heilige dingen, die de koning David geheiligd 3054 1Kro 28:5 | Jojada, den opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling 3055 1Kro 28:23 | David nam het getal van die niet op, die twintig jaren 3056 1Kro 28:23 | het getal van die niet op, die twintig jaren oud en daar 3057 1Kro 28:26 | 26 En over die, die het akkerwerk deden, 3058 1Kro 28:26 | 26 En over die, die het akkerwerk deden, in 3059 1Kro 28:28 | en de wilde vijgebomen, die in de laagte waren, was 3060 1Kro 28:29 | 29 En over de runderen, die in Saron weidden, was Sitrai, 3061 1Kro 28:31 | waren oversten over de have, die de koning David had. ~ 3062 1Kro 29:6 | gezegd: Uw zoon Salomo, die zal Mijn huis en Mijn voorhoven 3063 1Kro 29:18 | te weten der cherubim, die de vleugels zouden uitbreiden, 3064 1Kro 30:8 | stenen gevonden werden, die gaven zij in den schat van 3065 1Kro 30:16 | onze God, al deze menigte, die wij bereid hebben om U een 3066 1Kro 30:27 | 27 De dagen nu, die hij geregeerd heeft over 3067 1Kro 30:29 | eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen 3068 1Kro 30:30 | zijn macht, en de tijden, die over hem verlopen zijn, 3069 2Kro 1:3 | met hem, naar de hoogte, die te Gibeon was; want daar 3070 2Kro 1:3 | tent der samenkomst Gods, die Mozes, de knecht des HEEREN, 3071 2Kro 1:4 | opgebracht, ter plaatse, die David voor haar bereid had; 3072 2Kro 1:12 | dergelijke geen koningen, die voor u geweest zijn, gehad 3073 2Kro 1:13 | Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon is, van voor de 3074 2Kro 1:15 | zijn als wilde vijgebomen, die in de laagten zijn, in menigte. ~ 3075 2Kro 1:17 | vijftig; en alzo voerden zij die door hun hand uit, voor 3076 2Kro 2:2 | tachtig duizend mannen, die houwen zouden in het gebergte; 3077 2Kro 2:7 | karmozijn, en hemelsblauw, en die weet graveerselen te graveren, 3078 2Kro 2:7 | graveren, met de wijzen, die bij mij zijn in Juda en 3079 2Kro 2:7 | in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader David beschikt 3080 2Kro 2:10 | uw knechten, den houwers, die het hout houwen, twintig 3081 2Kro 2:12 | de HEERE, de God Israels, Die den hemel en de aarde gemaakt 3082 2Kro 2:12 | verstand, gegeven heeft, die een huis voor den HEERE, 3083 2Kro 2:14 | man geweest is van Tyrus, die weet te werken in goud, 3084 2Kro 2:14 | allen vernuftigen vond, die hem zal voorgesteld worden, 3085 2Kro 2:15 | gerst, de olie en den wijn, die hij gezegd heeft. ~ 3086 2Kro 2:17 | telde al de vreemde mannen, die in het land van Israel waren, 3087 2Kro 2:17 | dewelke zijn vader David die geteld had; en er werden 3088 2Kro 3:1 | Jeruzalem, op den berg Moria, die zijn vader David gewezen 3089 2Kro 3:1 | gewezen was, in de plaats, die David toebereid had, op 3090 2Kro 3:10 | uittrekkend werk, en hij overtoog die met goud. ~ 3091 2Kro 4:3 | runderen, rondom henen, die omsingelende, tien in een 3092 2Kro 4:12 | der kapitelen te bedekken, die op der pilaren hoofd waren; ~ 3093 2Kro 4:13 | der kapitelen te bedekken, die boven op de pilaren waren. ~ 3094 2Kro 4:19 | maakte Salomo alle vaten, die voor het huis Gods waren, 3095 2Kro 4:20 | lampen, van gesloten goud, om die naar de wijze aan te steken, 3096 2Kro 5:5 | mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; deze brachten 3097 2Kro 5:6 | vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren 3098 2Kro 5:6 | offerden schapen en runderen, die vanwege de menigte niet 3099 2Kro 5:10 | alleen de twee tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gedaan 3100 2Kro 5:11 | want al de priesters, die gevonden werden, hadden 3101 2Kro 5:12 | 12 En de Levieten, die zangers waren van hen allen, 3102 2Kro 5:14 | priesters konden, vanwege die wolk, niet staan, om te 3103 2Kro 6:5 | mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; deze brachten 3104 2Kro 6:6 | vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren 3105 2Kro 6:6 | offerden schapen en runderen, die vanwege de menigte niet 3106 2Kro 6:10 | alleen de twee tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gedaan 3107 2Kro 6:11 | want al de priesters, die gevonden werden, hadden 3108 2Kro 6:12 | 12 En de Levieten, die zangers waren van hen allen, 3109 2Kro 6:14 | priesters konden, vanwege die wolk, niet staan, om te 3110 2Kro 7:4 | HEERE, de God van Israel, Die met Zijn mond tot mijn vader 3111 2Kro 7:9 | niet bouwen, maar uw zoon, die uit uw lenden voortkomen 3112 2Kro 7:9 | uw lenden voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. ~ 3113 2Kro 7:14 | weldadigheid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun 3114 2Kro 7:15 | 15 Die Uw knecht, mijn vader David, 3115 2Kro 7:16 | aangezicht afgesneden worden, die zitte op den troon van Israel; 3116 2Kro 7:21 | en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; 3117 2Kro 7:22 | zal gezondigd hebben, en die hem een eed des vloeks opgelegd 3118 2Kro 7:29 | Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, of van al 3119 2Kro 7:31 | in Uw wegen, al de dagen, die zij leven zullen op het 3120 2Kro 7:32 | ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet 3121 2Kro 7:33 | en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal; 3122 2Kro 7:34 | naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar 3123 2Kro 7:36 | U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen 3124 2Kro 7:36 | des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen 3125 2Kro 7:38 | hebt, en naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar 3126 2Kro 8:6 | instrumenten des HEEREN, die de koning David gemaakt 3127 2Kro 8:18 | zal u afgesneden worden, die in Israel heerse. ~ 3128 2Kro 8:19 | inzettingen en Mijn geboden, die Ik voor uw aangezicht gegeven 3129 2Kro 8:19 | goden dienen, en u voor die nederbuigen zult; ~ 3130 2Kro 8:21 | daarover zal zich een ieder, die voorbijgaat, ontzetten, 3131 2Kro 8:22 | vaderen God, verlaten hebben, Die hen uit Egypteland uitgevoerd 3132 2Kro 9:4 | woestijn, en al de schatsteden, die hij bouwde in Hamath. ~ 3133 2Kro 9:6 | Baalath, en al de schatsteden, die Salomo had, en alle wagensteden, 3134 2Kro 9:7 | Hevieten, en de Jebusieten, die niet uit Israel waren; ~ 3135 2Kro 9:8 | 8 Uit hun kinderen, die na hen in het land overgebleven 3136 2Kro 9:8 | Israels niet verdaan hadden, die bracht Salomo op uitschot 3137 2Kro 9:9 | uit de kinderen Israels, die Salomo niet maakte tot slaven 3138 2Kro 9:10 | oversten der bestelden, die de koning Salomo had, tweehonderd 3139 2Kro 9:10 | tweehonderd en vijftig, die over het volk heerschappij 3140 2Kro 10:7 | welgelukzalig deze uw knechten, die geduriglijk voor uw aangezicht 3141 2Kro 10:8 | Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u gehad heeft, 3142 2Kro 10:9 | was gelijk deze specerij, die de koningin van Scheba den 3143 2Kro 10:10 | knechten, en Salomo's knechten, die goud brachten uit Ofir, 3144 2Kro 10:23 | zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven 3145 2Kro 10:27 | als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~ 3146 2Kro 10:28 | paarden uit Egypte, en uit al die landen. ~ 3147 2Kro 10:29 | eerste en der laatste, zijn die niet geschreven in de woorden 3148 2Kro 11:6 | hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor het 3149 2Kro 11:8 | raad met de jongelingen, die met hem opgewassen waren, 3150 2Kro 11:8 | met hem opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~ 3151 2Kro 11:9 | volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben, 3152 2Kro 11:10 | 10 En de jongelingen die met hem opgewassen waren, 3153 2Kro 11:10 | gij zeggen tot dat volk, die tot u gesproken heeft, zeggende: 3154 2Kro 11:17 | de kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, 3155 2Kro 11:17 | steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam ook. ~ 3156 2Kro 11:18 | koning Rehabeam Hadoram, die over de schatting was; en 3157 2Kro 12:13 | priesteren en de Levieten, die in het ganse Israel waren, 3158 2Kro 12:15 | duivelen, en voor de kalveren, die hij gemaakt had. ~ 3159 2Kro 12:16 | 16 Na die kwamen ook uit alle stammen 3160 2Kro 12:16 | van Israel te Jeruzalem, die hun hart begaven, om den 3161 2Kro 13:4 | nam de vaste steden in, die Juda had, en hij kwam tot 3162 2Kro 13:5 | en de oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld waren, 3163 2Kro 13:9 | de gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ~ 3164 2Kro 13:10 | Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en hij 3165 2Kro 13:10 | koperen schilden; en hij beval die onder de hand van de oversten 3166 2Kro 13:10 | oversten der trawanten, die de deur van het huis des 3167 2Kro 13:11 | de trawanten kwamen, en die droegen, en die wederbrachten 3168 2Kro 13:11 | kwamen, en die droegen, en die wederbrachten in der trawanten 3169 2Kro 13:13 | jaren in Jeruzalem, de stad, die de HEERE uit alle stammen 3170 2Kro 13:15 | eerste en de laatste, zijn die niet geschreven in de woorden 3171 2Kro 14:8 | hebt gouden kalveren bij u, die u Jerobeam tot goden gemaakt 3172 2Kro 14:9 | der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen 3173 2Kro 14:9 | jong rund en zeven rammen, die wordt priester dergenen, 3174 2Kro 14:9 | wordt priester dergenen, die geen goden zijn. ~ 3175 2Kro 14:10 | verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de 3176 2Kro 14:11 | kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden; 3177 2Kro 15:6 | en er was geen oorlog in die jaren tegen hem, dewijl 3178 2Kro 16:5 | 5 En in die tijden was er geen vrede 3179 2Kro 16:5 | geen vrede voor dengene, die uitging, en dengene, die 3180 2Kro 16:5 | die uitging, en dengene, die inkwam; maar vele beroerten 3181 2Kro 16:5 | over al de inwoners van die landen; ~ 3182 2Kro 16:8 | Benjamin, en uit de steden, die hij van het gebergte van 3183 2Kro 17:2 | Benhadad, den koning van Syrie, die te Damaskus woonde, zeggende: ~ 3184 2Kro 17:4 | de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden 3185 2Kro 18:2 | in de steden van Efraim, die zijn vader Asa ingenomen 3186 2Kro 18:10 | koninkrijken der landen, die rondom Juda waren, dat zij 3187 2Kro 18:16 | Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig den HEERE 3188 2Kro 18:17 | hem tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend 3189 2Kro 18:19 | konings; behalve degenen, die de koning in de vaste steden 3190 2Kro 19:12 | 12 De bode nu, die heengegaan was, om Micha 3191 2Kro 19:16 | bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben; en de 3192 2Kro 19:19 | Hij: Deze zegt aldus, en die zegt alzo. ~ 3193 2Kro 19:30 | de oversten der wagens, die hij had, zeggende: Gijlieden 3194 2Kro 19:31 | Josafat zagen, dat zij zeiden: Die is de koning van Israel; 3195 2Kro 20:2 | den goddeloze helpen, en die den HEERE haten, liefhebben? 3196 2Kro 20:10 | hetwelk van uw broederen, die in hun steden wonen, tot 3197 2Kro 21:2 | 2 Toen kwamen er, die Josafat boodschapten, zeggende: 3198 2Kro 21:10 | kinderen Ammons, en Moab, en die van het gebergte Seir, door 3199 2Kro 21:11 | komende om ons uit Uw erve, die Gij ons te erven gegeven 3200 2Kro 21:12 | tegen deze grote menigte, die tegen ons komt, en wij weten 3201 2Kro 21:21 | stelde den HEERE zangers, die de heilige Majesteit prijzen 3202 2Kro 21:22 | kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, die 3203 2Kro 21:22 | die van het gebergte Seir, die tegen Juda gekomen waren; 3204 2Kro 21:34 | eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen 3205 2Kro 21:34 | Jehu, den zoon van Hanani, die men hem optekenen deed in 3206 2Kro 21:35 | den koning van Israel; die handelde goddelooslijk in 3207 2Kro 22:9 | en sloeg de Edomieten, die rondom hem waren, en de 3208 2Kro 22:13 | vaders huis, gedood hebt, die beter waren dan gij; ~ 3209 2Kro 22:16 | Filistijnen en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn. ~ 3210 2Kro 22:17 | 17 Die togen op in Juda, en braken 3211 2Kro 22:17 | en voerden alle have weg, die in het huis des konings 3212 2Kro 22:29 | en sloeg de Edomieten, die rondom hem waren, en de 3213 2Kro 22:33 | vaders huis, gedood hebt, die beter waren dan gij; ~ 3214 2Kro 22:36 | Filistijnen en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn. ~ 3215 2Kro 22:37 | 17 Die togen op in Juda, en braken 3216 2Kro 22:37 | en voerden alle have weg, die in het huis des konings 3217 2Kro 23:1 | plaats; want een bende, die met de Arabieren in het 3218 2Kro 23:6 | Jizreel; want hij had wonden, die men hem bij Rama geslagen 3219 2Kro 23:8 | der broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, vond, en 3220 2Kro 23:8 | Ahazia dienden, vond, en die doodde. ~ 3221 2Kro 23:9 | is de zoon van Josafat, die den HEERE met zijn ganse 3222 2Kro 23:9 | huis van Ahazia niemand, die kracht behield tot het koninkrijk. ~ 3223 2Kro 23:11 | midden van des konings zonen, die gedood werden, en zette 3224 2Kro 23:15 | 2 Die togen om in Juda, en vergaderden 3225 2Kro 23:16 | 3 En die ganse gemeente maakte een 3226 2Kro 23:17 | 4 Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde 3227 2Kro 23:17 | zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, van 3228 2Kro 23:19 | priesteren en de Levieten, die dienen; die zullen ingaan, 3229 2Kro 23:19 | de Levieten, die dienen; die zullen ingaan, want zij 3230 2Kro 23:20 | wapenen in zijn hand; en die tot het huis inkomt, zal 3231 2Kro 23:21 | namen een ieder zijn mannen, die op den sabbat inkwamen, 3232 2Kro 23:21 | sabbat inkwamen, met degenen, die op den sabbat uitgingen; 3233 2Kro 23:22 | rondassen, en de schilden, die van den koning David geweest 3234 2Kro 23:22 | koning David geweest waren, die in het huis Gods waren. ~ 3235 2Kro 23:27 | oversten der honderden, die over het heir gesteld waren, 3236 2Kro 23:27 | buiten de ordeningen, en die haar volgt, zal met het 3237 2Kro 23:31 | Levietische priesteren, die David in het huis des HEEREN 3238 2Kro 23:33 | honderden, en de machtigen, en die heerschappij hadden onder 3239 2Kro 24:8 | maakten een kist, en stelden die buiten aan de poort van 3240 2Kro 24:11 | de kist ledig maakten, en die opnamen, en die wederbrachten 3241 2Kro 24:11 | maakten, en die opnamen, en die wederbrachten aan haar plaats; 3242 2Kro 24:12 | Jojada gaven aan dengenen, die het werk van den dienst 3243 2Kro 24:19 | HEERE te doen wederkeren; die betuigden tegen hen, maar 3244 2Kro 24:20 | van Jojada, den priester, die boven het volk stond, en 3245 2Kro 24:22 | Joas niet der weldadigheid, die zijn vader Jojada aan hem 3246 2Kro 24:26 | 26 Dezen nu zijn, die een verbintenis tegen hem 3247 2Kro 25:3 | dat hij zijn knechten, die den koning, zijn vader, 3248 2Kro 25:9 | met de honderd talenten, die ik aan de benden van Israel 3249 2Kro 25:10 | 10 Toen scheidde Amazia die af, te weten de benden, 3250 2Kro 25:10 | af, te weten de benden, die uit Efraim tot hem gekomen 3251 2Kro 25:13 | Maar de mannen der benden, die Amazia had doen wederkeren, 3252 2Kro 25:13 | strijd niet zouden trekken, die deden een inval in de steden 3253 2Kro 25:14 | medegebracht had, dat hij die zich tot goden stelde, en 3254 2Kro 25:15 | zond tot hem een profeet, die zeide tot hem: Waarom hebt 3255 2Kro 25:15 | goden van dat volk gezocht, die hun volk niet gered hebben 3256 2Kro 25:18 | om te zeggen: De distel, die op den Libanon is, zond 3257 2Kro 25:18 | is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, om te 3258 2Kro 25:24 | zilver, en al de vaten, die in het huis Gods gevonden 3259 2Kro 25:26 | en de laatste, ziet, zijn die niet geschreven in het boek 3260 2Kro 26:1 | ganse volk van Juda Uzzia (die nu zestien jaren oud was), 3261 2Kro 26:5 | in de dagen van Zacharia, die verstandig was in de gezichten 3262 2Kro 26:7 | en tegen de Arabieren, die te Gur-Baal woonden, en 3263 2Kro 26:13 | duizend en vijfhonderd, die met strijdbare kracht zich 3264 2Kro 26:18 | priesteren, Aarons zonen, die geheiligd zijn, om te roken; 3265 2Kro 26:23 | veld van de begrafenis, die van de koningen was; want 3266 2Kro 28:3 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 3267 2Kro 28:5 | menigte van gevangenen, die zij te Damaskus brachten. 3268 2Kro 28:5 | des konings van Israel, die hem sloeg met een groten 3269 2Kro 28:9 | HEEREN, wiens naam was Oded; die ging uit, het heir tegen, 3270 2Kro 28:9 | doodgeslagen in toornigheid, die tot aan den hemel raakt. ~ 3271 2Kro 28:11 | brengt de gevangenen weder, die gij van uw broederen gevankelijk 3272 2Kro 28:12 | van Hadlai, tegen degenen, die uit het heir kwamen. ~ 3273 2Kro 28:15 | 15 De mannen nu, die met namen uitgedrukt zijn, 3274 2Kro 28:15 | voerden ze op ezelen, allen die zwak waren, en brachten 3275 2Kro 28:23 | den goden van Damaskus, die hem geslagen hadden, en 3276 2Kro 29:16 | HEEREN al de onreinigheid, die zij in den tempel des HEEREN 3277 2Kro 29:21 | de priesteren, dat zij die op het altaar des HEEREN 3278 2Kro 29:29 | bukten de koning en allen, die bij hem gevonden waren, 3279 2Kro 29:32 | getal der brandofferen, die de gemeente bracht, was 3280 2Kro 30:6 | keren tot de ontkomenen, die ulieden overgebleven zijn 3281 2Kro 30:7 | vaders en als uw broeders, die tegen den HEERE, den God 3282 2Kro 30:9 | het aangezicht dergenen, die hen gevangen hebben, zodat 3283 2Kro 30:14 | en namen de altaren weg, die te Jeruzalem waren; daartoe 3284 2Kro 30:17 | Want een menigte was in die gemeente, die zich niet 3285 2Kro 30:17 | menigte was in die gemeente, die zich niet geheiligd hadden; 3286 2Kro 30:17 | paaslammeren, voor iedereen, die niet rein was, om die den 3287 2Kro 30:17 | iedereen, die niet rein was, om die den HEERE te heiligen. ~ 3288 2Kro 30:18 | hen, zeggende: De HEERE, die goed is, make verzoening 3289 2Kro 30:19 | 19 Die zijn ganse hart gericht 3290 2Kro 30:21 | hielden de kinderen Israels, die te Jeruzalem gevonden werden, 3291 2Kro 30:22 | hart van alle Levieten, die verstand hadden in de goede 3292 2Kro 30:25 | gehele gemeente dergenen, die uit Israel gekomen waren; 3293 2Kro 30:25 | waren; ook de vreemdelingen, die uit het land van Israel 3294 2Kro 30:25 | Israel gekomen waren, en die in Juda woonden. ~ 3295 2Kro 31:1 | togen alle Israelieten, die er gevonden werden, uit, 3296 2Kro 31:6 | kinderen van Israel en Juda, die in de steden van Juda woonden, 3297 2Kro 31:6 | tienden der heilige dingen, die den HEERE, hun God, geheiligd 3298 2Kro 31:7 | begonnen zij den grond van die hopen te leggen, en in de 3299 2Kro 31:8 | en de vorsten kwamen en die hopen zagen, zegenden zij 3300 2Kro 31:9 | en de Levieten aangaande die hopen. ~ 3301 2Kro 31:12 | 12 Daarin brachten zij die heffing, en de tienden, 3302 2Kro 31:16 | 16 (Benevens die gesteld waren in het geslachtsregister 3303 2Kro 31:16 | oud en daarboven) allen, die in het huis des HEEREN gingen, 3304 2Kro 31:17 | 17 En met die gesteld waren in het geslachtsregister 3305 2Kro 31:19 | steden, in elke stad, mannen, die met namen uitgedrukt waren, 3306 2Kro 31:19 | priesteren en aan allen, die in het geslachtsregister 3307 2Kro 32:3 | fonteinwateren te stoppen, die buiten de stad waren; en 3308 2Kro 32:4 | stopte, mitsgaders de beek, die door het midden des lands 3309 2Kro 32:5 | bouwde den gehelen muur op, die gebroken was, dien hij optrok 3310 2Kro 32:7 | aangezicht der ganse menigte, die met hem is; want met ons 3311 2Kro 32:14 | vaders verbannen hebben, die zijn volk heeft kunnen redden 3312 2Kro 32:17 | van de natien der landen, die hun volk uit mijn hand niet 3313 2Kro 32:18 | dat op den muur was, om die bevreesd te maken en die 3314 2Kro 32:18 | die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de 3315 2Kro 32:21 | de HEERE zond een engel, die alle strijdbare helden, 3316 2Kro 32:21 | hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen 3317 2Kro 32:24 | 24 In die dagen werd Jehizkia krank 3318 2Kro 32:24 | en hij bad tot den HEERE, Die sprak tot hem, en Hij gaf 3319 2Kro 32:31 | gezanten der vorsten van Babel, die tot hem gezonden hadden, 3320 2Kro 32:32 | zijn goeddadigheden, ziet, die zijn geschreven in het gezicht 3321 2Kro 33:2 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 3322 2Kro 33:3 | bouwde de hoogten weder op, die zijn vader Jehizkia afgebroken 3323 2Kro 33:7 | van een gesneden beeld, die hij gemaakt had, in het 3324 2Kro 33:9 | erger deden dan de heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 3325 2Kro 33:11 | over hen de krijgsoversten, die de koning van Assyrie had, 3326 2Kro 33:15 | nam de vreemde goden en die gelijkenis uit het huis 3327 2Kro 33:15 | mitsgaders al de altaren, die hij gebouwd had op den berg 3328 2Kro 33:18 | de woorden der zieners, die tot hem gesproken hebben 3329 2Kro 33:18 | den God Israels, ziet, die zijn in de geschiedenissen 3330 2Kro 33:22 | al den gesneden beelden, die zijn vader Manasse gemaakt 3331 2Kro 33:25 | des lands sloeg hen allen, die de verbintenis tegen den 3332 2Kro 34:4 | Baals; en de zonnebeelden, die omhoog boven dezelve waren, 3333 2Kro 34:4 | hij op de graven dergenen, die hun geofferd hadden. ~ 3334 2Kro 34:7 | gesneden beelden stampte hij, die vergruizende, en al de zonnebeelden 3335 2Kro 34:9 | was, hetwelk de Levieten, die den dorpel bewaarden, vergaderd 3336 2Kro 34:10 | verzorgers van het werk, die besteld waren over het huis 3337 2Kro 34:10 | deze gaven dat dengenen, die het werk deden, die arbeidden 3338 2Kro 34:10 | dengenen, die het werk deden, die arbeidden aan het huis des 3339 2Kro 34:11 | om de huizen te zolderen, die de koningen van Juda verdorven 3340 2Kro 34:12 | 12 En die mannen handelden trouwelijk 3341 2Kro 34:12 | werk voort te drijven; en die Levieten waren allen verstandig 3342 2Kro 34:13 | voortdrijvers van allen, die in enig werk arbeidden; 3343 2Kro 34:17 | en in de hand dergenen, die het werk maakten. ~ 3344 2Kro 34:21 | grimmigheid des HEEREN is groot, die over ons uitgegoten is, 3345 2Kro 34:22 | Toen ging Hilkia henen, en die des konings waren, tot de 3346 2Kro 34:23 | God Israels: Zegt den man, die ulieden tot mij gezonden 3347 2Kro 34:24 | brengen; al de vloeken, die geschreven zijn in het boek, 3348 2Kro 34:26 | tot den koning van Juda, die ulieden gezonden heeft, 3349 2Kro 34:26 | Israels: Aangaande de woorden, die gij hebt gehoord; ~ 3350 2Kro 34:31 | de woorden des verbonds, die in datzelve boek geschreven 3351 2Kro 34:32 | 32 En hij deed allen, die te Jeruzalem en in Benjamin 3352 2Kro 34:33 | gruwelen weg uit alle landen, die der kinderen Israels waren, 3353 2Kro 34:33 | waren, en maakte allen, die in Israel gevonden werden, 3354 2Kro 35:3 | hij zeide tot de Levieten, die gans Israel onderwezen, 3355 2Kro 35:3 | gans Israel onderwezen, die den HEERE heilig waren: 3356 2Kro 35:7 | lammeren en jonge geitenbokken, die alle tot paasofferen, naar 3357 2Kro 35:12 | brandoffer daar af, opdat zij die naar de verdelingen der 3358 2Kro 35:17 | En de kinderen Israels, die er gevonden werden, hielden 3359 2Kro 35:21 | zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat Hij u 3360 2Kro 35:27 | eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het boek 3361 2Kro 36:3 | hij zeide tot de Levieten, die gans Israel onderwezen, 3362 2Kro 36:3 | gans Israel onderwezen, die den HEERE heilig waren: 3363 2Kro 36:7 | lammeren en jonge geitenbokken, die alle tot paasofferen, naar 3364 2Kro 36:12 | brandoffer daar af, opdat zij die naar de verdelingen der 3365 2Kro 36:17 | En de kinderen Israels, die er gevonden werden, hielden 3366 2Kro 36:21 | zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat Hij u 3367 2Kro 36:27 | eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het boek 3368 2Kro 37:8 | Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed, en wat aan hem 3369 2Kro 37:13 | den koning Nebukadnezar, die hem beedigd had bij God; 3370 2Kro 37:15 | boden, vroeg op zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde 3371 2Kro 37:17 | den koning der Chaldeen, die hun jongelingen met het 3372 Ezra 1:3 | van Israel; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. ~ 3373 Ezra 1:4 | gave, voor het huis Gods, Die te Jeruzalem woont. ~ 3374 Ezra 1:5 | bouwen het huis des HEEREN, die te Jeruzalem woont. ~ 3375 Ezra 1:6 | 6 Allen nu, die rondom hen waren, sterkten 3376 Ezra 1:7 | van het huis des HEEREN, die Nebukadnezar uit Jeruzalem 3377 Ezra 1:8 | Mithredath, den schatmeester, die ze aan Sesbazar, den vorst 3378 Ezra 1:11 | Sesbazar op, met degenen, die van de gevangenis opgevoerd 3379 Ezra 2:1 | kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis, 3380 Ezra 2:1 | gevangenis, van de weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van 3381 Ezra 2:1 | weggevoerd had naar Babel, die naar Jeruzalem en Juda zijn 3382 Ezra 2:61 | kinderen van Barzillai, die van de dochteren van Barzillai, 3383 Ezra 2:62 | register, onder degenen, die in het geslachtsregister 3384 Ezra 2:65 | knechten en hun maagden, die waren zeven duizend driehonderd 3385 Ezra 2:68 | kwamen ten huize des HEEREN, die te Jeruzalem woont, gaven 3386 Ezra 3:3 | maar met verschrikking, die over hen was, vanwege de 3387 Ezra 3:5 | gezette hoogtijden des HEEREN, die geheiligd waren; ook van 3388 Ezra 3:5 | waren; ook van een ieder, die een vrijwillige offerande 3389 Ezra 3:8 | en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem 3390 Ezra 3:9 | te hebben over degenen, die het werk deden aan het huis 3391 Ezra 3:12 | en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste 3392 Ezra 3:12 | vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden, 3393 Ezra 4:2 | Esar-Haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen 3394 Ezra 4:10 | En de overige volkeren, die de grote en vermaarde Asnappar 3395 Ezra 4:12 | zij bekend, dat de Joden, die van u zijn opgetogen, tot 3396 Ezra 4:12 | zijn te Jeruzalem, bouwende die rebelle en die boze stad, 3397 Ezra 4:12 | bouwende die rebelle en die boze stad, waarvan zij de 3398 Ezra 4:17 | overigen van hun gezelschappen, die te Samaria woonden; mitsgaders 3399 Ezra 4:20 | geweest over Jeruzalem, die geheerst hebben overal aan 3400 Ezra 4:24 | werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont, ja, 3401 Ezra 5:1 | profeteerden tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem 3402 Ezra 5:2 | te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met 3403 Ezra 5:2 | met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden. ~ 3404 Ezra 5:4 | namen waren der mannen, die dit gebouw bouwden. ~ 3405 Ezra 5:6 | gezelschap, de Afarsechaieten, die aan deze zijde der rivier 3406 Ezra 5:10 | overschrijven de namen der mannen, die hoofden onder hen zijn. ~ 3407 Ezra 5:14 | van goud en zilver waren, die Nebukadnezar uit den tempel, 3408 Ezra 5:14 | Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem was, had weggenomen 3409 Ezra 5:14 | in den tempel van Babel, die heeft de koning Kores uitgehaald 3410 Ezra 5:15 | afvoeren in den tempel, die te Jeruzalem is, en laat 3411 Ezra 5:16 | fondamenten van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en er 3412 Ezra 6:2 | Achmetha, in de burcht, die in het landschap Medie is, 3413 Ezra 6:5 | vaten van het huis Gods, die Nebukadnezar uit den tempel, 3414 Ezra 6:5 | Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem was, heeft 3415 Ezra 6:5 | zij gaan naar den tempel, die te Jeruzalem is, aan zijn 3416 Ezra 6:6 | gezelschap, gij Afarsechaieten, die aan gene zijde der rivier 3417 Ezra 6:9 | het zeggen der priesteren, die te Jeruzalem zijn, dat het 3418 Ezra 6:11 | gegeven, dat al dengene, die dit woord zal veranderen, 3419 Ezra 6:12 | 12 De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen 3420 Ezra 6:12 | alle koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken, 3421 Ezra 6:18 | verdelingen, tot den dienst Gods, Die te Jeruzalem is, naar het 3422 Ezra 6:21 | aten de kinderen Israels, die uit de gevangenis wedergekomen 3423 Ezra 7:6 | schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israels, 3424 Ezra 7:14 | Jeruzalem, naar de wet uws Gods, die in uw hand is; ~ 3425 Ezra 7:16 | volks en der priesteren, die vrijwilliglijk geven, ten 3426 Ezra 7:17 | en hun drankofferen, en die offert op het altaar van 3427 Ezra 7:19 | 19 En geef de vaten, die u gegeven zijn tot den dienst 3428 Ezra 7:21 | aan alle schatmeesters, die aan gene zijde der rivier 3429 Ezra 7:25 | naar de wijsheid uws Gods, die in uw hand is, stel regeerders 3430 Ezra 7:25 | regeerders en richters, die al het volk richten, dat 3431 Ezra 7:25 | zijde der rivier is, allen, die de wetten Gods weten, en 3432 Ezra 7:25 | de wetten Gods weten, en die ze niet weet, zult gijlieden 3433 Ezra 7:25 | niet weet, zult gijlieden die bekend maken. ~ 3434 Ezra 7:27 | HEERE, de God onzer vaderen, Die alzulks in het hart des 3435 Ezra 8:1 | met hun geslachtsrekening, die met mij uit Babel optogen, 3436 Ezra 8:20 | 20 En van Nethinim, die David en de vorsten ten 3437 Ezra 8:20 | tweehonderd en twintig Nethinim, die allen bij namen genoemd 3438 Ezra 8:22 | is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn sterkte 3439 Ezra 8:22 | en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. ~ 3440 Ezra 8:25 | van het huis onzes Gods die de koning en zijn raadsheren, 3441 Ezra 8:25 | vorsten, en gans Israel, die er gevonden werden, geofferd 3442 Ezra 8:31 | des vijands, en desgenen, die ons lagen legde op den weg. ~ 3443 Ezra 8:35 | 35 En de weggevoerden, die uit de gevangenis gekomen 3444 Ezra 9:4 | verzamelden zich tot mij allen, die voor de woorden van den 3445 Ezra 9:11 | 11 Die Gij geboden hadt door den 3446 Ezra 9:15 | schuld; want er is niemand, die voor Uw aangezicht zou kunnen 3447 Ezra 10:3 | met onze God, dat wij al die vrouwen, en wat van haar 3448 Ezra 10:3 | des HEEREN, en dergenen, die beven voor het gebod onzes 3449 Ezra 10:14 | hierover staan, en allen, die in onze steden zijn, die 3450 Ezra 10:14 | die in onze steden zijn, die vreemde vrouwen bij zich 3451 Ezra 10:17 | voleindden het met alle mannen, die vreemde vrouwen bij zich 3452 Ezra 10:18 | de zonen der priesteren, die vreemde vrouwen bij zich 3453 Neh 1:2 | vraagde hen naar de Joden, die ontkomen waren (die overgebleven 3454 Neh 1:2 | Joden, die ontkomen waren (die overgebleven waren van de 3455 Neh 1:3 | mij: De overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar 3456 Neh 1:5 | grote en vreselijke God! Die het verbond en de goedertierenheid 3457 Neh 1:5 | goedertierenheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn 3458 Neh 1:6 | zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben; 3459 Neh 1:7 | inzettingen, noch de rechten, die Gij Uw knecht Mozes geboden 3460 Neh 1:9 | Mijn geboden houden, en die doen; al waren uw verdrevenen 3461 Neh 1:9 | ze brengen tot de plaats, die Ik verkoren heb, om Mijn 3462 Neh 1:11 | het gebed Uwer knechten, die lust hebben Uw Naam te vrezen; 3463 Neh 2:16 | overheden, en den anderen, die het werk deden, niets te 3464 Neh 2:18 | kennen de hand mijns Gods, Die goed over mij geweest was, 3465 Neh 2:18 | de woorden des konings, die hij tot mij gesproken had. 3466 Neh 2:20 | hen: God van den hemel, Die zal het ons doen gelukken, 3467 Neh 3:3 | van Senaa; zij zolderden die, en richtten haar deuren 3468 Neh 3:13 | van Zanoah; zij bouwden die, en richtten haar deuren 3469 Neh 3:15 | en tot aan de trappen, die afgaan van Davids stad. ~ 3470 Neh 3:25 | en den hogen toren over, die van des konings huis uitsteekt, 3471 Neh 3:25 | konings huis uitsteekt, die bij den voorhof der gevangenis 3472 Neh 3:26 | 26 De Nethinim nu, die in Ofel woonden, tot tegenover 3473 Neh 4:12 | geschiedde, als de Joden, die bij hen woonden, kwamen, 3474 Neh 4:17 | 17 Die aan den muur bouwden, en 3475 Neh 4:17 | aan den muur bouwden, en die den last droegen, en die 3476 Neh 4:17 | die den last droegen, en die oplaadden, waren een ieder 3477 Neh 4:18 | gegord, en bouwden; maar die met de bazuin blies, was 3478 Neh 4:23 | de mannen van de wacht, die achter mij waren, wij trokken 3479 Neh 5:2 | 2 Want er waren, die zeiden: Onze zonen, en onze 3480 Neh 5:3 | 3 Ook waren er, die zeiden: Wij verpanden onze 3481 Neh 5:4 | 4 Desgelijks waren er, die zeiden: Wij hebben geld 3482 Neh 5:8 | onze broederen, de Joden, die aan de heidenen verkocht 3483 Neh 5:9 | ik: De zaak is niet goed, die gijlieden doet; zoudt gij 3484 Neh 5:11 | koren, den most en de olie, die gij hun hebt afgevorderd. ~ 3485 Neh 5:13 | schudde God uit allen man, die dit woord niet zal bevestigen, 3486 Neh 5:15 | En de vorige landvoogden, die voor mij geweest zijn, hebben 3487 Neh 5:17 | honderd en vijftig man, en die van de heidenen, die rondom 3488 Neh 5:17 | en die van de heidenen, die rondom ons zijn, tot ons 3489 Neh 6:11 | wie is er, zijnde als ik, die in den tempel zou gaan, 3490 Neh 6:14 | aan de andere profeten, die mij gezocht hebben vreesachtig 3491 Neh 6:16 | vreesden al de heidenen, die rondom ons waren, en zij 3492 Neh 6:17 | 17 Ook schreven in die dagen edelen van Juda vele 3493 Neh 6:17 | edelen van Juda vele brieven, die naar Tobia gingen; en die 3494 Neh 6:17 | die naar Tobia gingen; en die van Tobia kwamen tot hen. ~ 3495 Neh 7:5 | geslachtsregister dergenen, die in het eerst waren opgetogen, 3496 Neh 7:6 | kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis 3497 Neh 7:6 | gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van 3498 Neh 7:6 | Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem 3499 Neh 7:63 | kinderen van Barzillai, die een vrouw van de dochteren 3500 Neh 7:67 | knechten en hun maagden, die waren zeven duizend, driehonderd


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License