1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551
Book Chapter: Verse
3001 1Kro 13:6 | de ark Gods, des HEEREN, Die tussen de cherubim woont,
3002 1Kro 14:4 | zijn de namen der kinderen, die hij te Jeruzalem had: Sammua,
3003 1Kro 14:17 | ging Davids naam uit in al die landen; en de HEERE gaf
3004 1Kro 14:17 | Zijn verschrikking over al die heidenen. ~ ~ ~ ~
3005 1Kro 15:2 | dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren,
3006 1Kro 15:3 | te halen aan haar plaats, die hij haar bereid had. ~
3007 1Kro 15:12 | opbrengt, ter plaatse, die ik voor haar bereid heb. ~
3008 1Kro 15:15 | schouderen, met de draagbomen, die op hen waren, gelijk als
3009 1Kro 15:26 | dat God de Levieten hielp, die de ark des verbonds des
3010 1Kro 15:27 | linnen; ook al de Levieten, die de ark droegen, en de zangers,
3011 1Kro 16:10 | zich het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde. ~
3012 1Kro 16:12 | Gedenkt Zijner wonderwerken, die Hij gedaan heeft, Zijner
3013 1Kro 16:40 | staat in de wet des HEEREN, die Hij Israel geboden had. ~
3014 1Kro 16:41 | de overige uitgelezenen, die met namen uitgedrukt zijn
3015 1Kro 16:42 | en cimbalen voor degenen, die zich lieten horen, en met
3016 1Kro 17:8 | gelijk de naam is der groten, die op de aarde zijn. ~
3017 1Kro 17:10 | 10 En van die dagen af, dat Ik geboden
3018 1Kro 17:12 | 12 Die zal Mij een huis bouwen,
3019 1Kro 17:13 | niet wenden, gelijk als Ik die weggenomen heb van dien,
3020 1Kro 17:13 | weggenomen heb van dien, die voor u geweest is; ~
3021 1Kro 17:26 | Nu dan, HEERE, Gij zijt die God; en Gij hebt dit goede
3022 1Kro 18:7 | nam de gouden schilden, die bij Hadar-ezers knechten
3023 1Kro 19:7 | nam de gouden schilden, die bij Hadar-ezers knechten
3024 1Kro 20:5 | zond hun tegemoet; want die mannen waren zeer beschaamd.
3025 1Kro 20:9 | stad; maar de koningen, die gekomen waren, die waren
3026 1Kro 20:9 | koningen, die gekomen waren, die waren bijzonder in het veld. ~
3027 1Kro 20:16 | brachten de Syriers uit, die aan gene zijde der rivier
3028 1Kro 21:4 | Sibchai, de Husathiet, Sippai, die van de kinderen van Rafa
3029 1Kro 22:5 | elfhonderd duizend man, die het zwaard uittrokken, en
3030 1Kro 22:5 | en zeventig duizend man, die het zwaard uittrokken. ~
3031 1Kro 22:10 | Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe. ~
3032 1Kro 22:12 | ik Dien zal wedergeven, Die mij gezonden heeft. ~
3033 1Kro 22:15 | engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en als hij
3034 1Kro 22:17 | tot God: Ben ik het niet, die gezegd heb, dat men het
3035 1Kro 22:17 | zou? Ja, ik zelf ben het, die gezondigd en zeer kwalijk
3036 1Kro 22:17 | deze schapen, wat hebben die gedaan? O HEERE, mijn God,
3037 1Kro 22:20 | engel; en zijn vier zonen, die bij hem waren, verstaken
3038 1Kro 22:25 | David gaf aan Ornan voor die plaats zeshonderd gouden
3039 1Kro 23:2 | vergaderen zou de vreemdelingen, die in het land Israels waren;
3040 1Kro 23:9 | 9 Zie, de zoon, die u geboren zal worden, die
3041 1Kro 23:9 | die u geboren zal worden, die zal een man der rust zijn,
3042 1Kro 23:10 | 10 Die zal Mijn Naam een huis bouwen,
3043 1Kro 23:10 | Naam een huis bouwen, en die zal Mij tot een zoon zijn,
3044 1Kro 23:13 | inzettingen en de rechten, die de HEERE aan Mozes geboden
3045 1Kro 23:15 | zijn er bij u in menigte, die het werk kunnen doen, houwers,
3046 1Kro 24:5 | HEEREN, met instrumenten, die ik gemaakt heb, zeide David,
3047 1Kro 25:28 | Van Maheli was Eleazar; en die had geen kinderen. ~
3048 1Kro 26:1 | Heman, en van Jeduthun, die met harpen, met luiten en
3049 1Kro 26:1 | cimbalen profeteren zouden; en die onder hen geteld werden,
3050 1Kro 26:2 | Asaf; aan de hand van Asaf, die aan des konings handen profeteerde. ~
3051 1Kro 26:7 | getal met hun broederen, die geleerd waren in het gezang
3052 1Kro 27:14 | voor zijn zoon Zecharja, die een verstandig raadsman
3053 1Kro 27:26 | schatten der heilige dingen, die de koning David geheiligd
3054 1Kro 28:5 | Jojada, den opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling
3055 1Kro 28:23 | David nam het getal van die niet op, die twintig jaren
3056 1Kro 28:23 | het getal van die niet op, die twintig jaren oud en daar
3057 1Kro 28:26 | 26 En over die, die het akkerwerk deden,
3058 1Kro 28:26 | 26 En over die, die het akkerwerk deden, in
3059 1Kro 28:28 | en de wilde vijgebomen, die in de laagte waren, was
3060 1Kro 28:29 | 29 En over de runderen, die in Saron weidden, was Sitrai,
3061 1Kro 28:31 | waren oversten over de have, die de koning David had. ~
3062 1Kro 29:6 | gezegd: Uw zoon Salomo, die zal Mijn huis en Mijn voorhoven
3063 1Kro 29:18 | te weten der cherubim, die de vleugels zouden uitbreiden,
3064 1Kro 30:8 | stenen gevonden werden, die gaven zij in den schat van
3065 1Kro 30:16 | onze God, al deze menigte, die wij bereid hebben om U een
3066 1Kro 30:27 | 27 De dagen nu, die hij geregeerd heeft over
3067 1Kro 30:29 | eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen
3068 1Kro 30:30 | zijn macht, en de tijden, die over hem verlopen zijn,
3069 2Kro 1:3 | met hem, naar de hoogte, die te Gibeon was; want daar
3070 2Kro 1:3 | tent der samenkomst Gods, die Mozes, de knecht des HEEREN,
3071 2Kro 1:4 | opgebracht, ter plaatse, die David voor haar bereid had;
3072 2Kro 1:12 | dergelijke geen koningen, die voor u geweest zijn, gehad
3073 2Kro 1:13 | Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon is, van voor de
3074 2Kro 1:15 | zijn als wilde vijgebomen, die in de laagten zijn, in menigte. ~
3075 2Kro 1:17 | vijftig; en alzo voerden zij die door hun hand uit, voor
3076 2Kro 2:2 | tachtig duizend mannen, die houwen zouden in het gebergte;
3077 2Kro 2:7 | karmozijn, en hemelsblauw, en die weet graveerselen te graveren,
3078 2Kro 2:7 | graveren, met de wijzen, die bij mij zijn in Juda en
3079 2Kro 2:7 | in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader David beschikt
3080 2Kro 2:10 | uw knechten, den houwers, die het hout houwen, twintig
3081 2Kro 2:12 | de HEERE, de God Israels, Die den hemel en de aarde gemaakt
3082 2Kro 2:12 | verstand, gegeven heeft, die een huis voor den HEERE,
3083 2Kro 2:14 | man geweest is van Tyrus, die weet te werken in goud,
3084 2Kro 2:14 | allen vernuftigen vond, die hem zal voorgesteld worden,
3085 2Kro 2:15 | gerst, de olie en den wijn, die hij gezegd heeft. ~
3086 2Kro 2:17 | telde al de vreemde mannen, die in het land van Israel waren,
3087 2Kro 2:17 | dewelke zijn vader David die geteld had; en er werden
3088 2Kro 3:1 | Jeruzalem, op den berg Moria, die zijn vader David gewezen
3089 2Kro 3:1 | gewezen was, in de plaats, die David toebereid had, op
3090 2Kro 3:10 | uittrekkend werk, en hij overtoog die met goud. ~
3091 2Kro 4:3 | runderen, rondom henen, die omsingelende, tien in een
3092 2Kro 4:12 | der kapitelen te bedekken, die op der pilaren hoofd waren; ~
3093 2Kro 4:13 | der kapitelen te bedekken, die boven op de pilaren waren. ~
3094 2Kro 4:19 | maakte Salomo alle vaten, die voor het huis Gods waren,
3095 2Kro 4:20 | lampen, van gesloten goud, om die naar de wijze aan te steken,
3096 2Kro 5:5 | mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; deze brachten
3097 2Kro 5:6 | vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren
3098 2Kro 5:6 | offerden schapen en runderen, die vanwege de menigte niet
3099 2Kro 5:10 | alleen de twee tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gedaan
3100 2Kro 5:11 | want al de priesters, die gevonden werden, hadden
3101 2Kro 5:12 | 12 En de Levieten, die zangers waren van hen allen,
3102 2Kro 5:14 | priesters konden, vanwege die wolk, niet staan, om te
3103 2Kro 6:5 | mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; deze brachten
3104 2Kro 6:6 | vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren
3105 2Kro 6:6 | offerden schapen en runderen, die vanwege de menigte niet
3106 2Kro 6:10 | alleen de twee tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gedaan
3107 2Kro 6:11 | want al de priesters, die gevonden werden, hadden
3108 2Kro 6:12 | 12 En de Levieten, die zangers waren van hen allen,
3109 2Kro 6:14 | priesters konden, vanwege die wolk, niet staan, om te
3110 2Kro 7:4 | HEERE, de God van Israel, Die met Zijn mond tot mijn vader
3111 2Kro 7:9 | niet bouwen, maar uw zoon, die uit uw lenden voortkomen
3112 2Kro 7:9 | uw lenden voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. ~
3113 2Kro 7:14 | weldadigheid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun
3114 2Kro 7:15 | 15 Die Uw knecht, mijn vader David,
3115 2Kro 7:16 | aangezicht afgesneden worden, die zitte op den troon van Israel;
3116 2Kro 7:21 | en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden;
3117 2Kro 7:22 | zal gezondigd hebben, en die hem een eed des vloeks opgelegd
3118 2Kro 7:29 | Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, of van al
3119 2Kro 7:31 | in Uw wegen, al de dagen, die zij leven zullen op het
3120 2Kro 7:32 | ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet
3121 2Kro 7:33 | en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal;
3122 2Kro 7:34 | naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar
3123 2Kro 7:36 | U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen
3124 2Kro 7:36 | des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen
3125 2Kro 7:38 | hebt, en naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar
3126 2Kro 8:6 | instrumenten des HEEREN, die de koning David gemaakt
3127 2Kro 8:18 | zal u afgesneden worden, die in Israel heerse. ~
3128 2Kro 8:19 | inzettingen en Mijn geboden, die Ik voor uw aangezicht gegeven
3129 2Kro 8:19 | goden dienen, en u voor die nederbuigen zult; ~
3130 2Kro 8:21 | daarover zal zich een ieder, die voorbijgaat, ontzetten,
3131 2Kro 8:22 | vaderen God, verlaten hebben, Die hen uit Egypteland uitgevoerd
3132 2Kro 9:4 | woestijn, en al de schatsteden, die hij bouwde in Hamath. ~
3133 2Kro 9:6 | Baalath, en al de schatsteden, die Salomo had, en alle wagensteden,
3134 2Kro 9:7 | Hevieten, en de Jebusieten, die niet uit Israel waren; ~
3135 2Kro 9:8 | 8 Uit hun kinderen, die na hen in het land overgebleven
3136 2Kro 9:8 | Israels niet verdaan hadden, die bracht Salomo op uitschot
3137 2Kro 9:9 | uit de kinderen Israels, die Salomo niet maakte tot slaven
3138 2Kro 9:10 | oversten der bestelden, die de koning Salomo had, tweehonderd
3139 2Kro 9:10 | tweehonderd en vijftig, die over het volk heerschappij
3140 2Kro 10:7 | welgelukzalig deze uw knechten, die geduriglijk voor uw aangezicht
3141 2Kro 10:8 | Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u gehad heeft,
3142 2Kro 10:9 | was gelijk deze specerij, die de koningin van Scheba den
3143 2Kro 10:10 | knechten, en Salomo's knechten, die goud brachten uit Ofir,
3144 2Kro 10:23 | zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven
3145 2Kro 10:27 | als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~
3146 2Kro 10:28 | paarden uit Egypte, en uit al die landen. ~
3147 2Kro 10:29 | eerste en der laatste, zijn die niet geschreven in de woorden
3148 2Kro 11:6 | hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor het
3149 2Kro 11:8 | raad met de jongelingen, die met hem opgewassen waren,
3150 2Kro 11:8 | met hem opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~
3151 2Kro 11:9 | volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben,
3152 2Kro 11:10 | 10 En de jongelingen die met hem opgewassen waren,
3153 2Kro 11:10 | gij zeggen tot dat volk, die tot u gesproken heeft, zeggende:
3154 2Kro 11:17 | de kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden,
3155 2Kro 11:17 | steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam ook. ~
3156 2Kro 11:18 | koning Rehabeam Hadoram, die over de schatting was; en
3157 2Kro 12:13 | priesteren en de Levieten, die in het ganse Israel waren,
3158 2Kro 12:15 | duivelen, en voor de kalveren, die hij gemaakt had. ~
3159 2Kro 12:16 | 16 Na die kwamen ook uit alle stammen
3160 2Kro 12:16 | van Israel te Jeruzalem, die hun hart begaven, om den
3161 2Kro 13:4 | nam de vaste steden in, die Juda had, en hij kwam tot
3162 2Kro 13:5 | en de oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld waren,
3163 2Kro 13:9 | de gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ~
3164 2Kro 13:10 | Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en hij
3165 2Kro 13:10 | koperen schilden; en hij beval die onder de hand van de oversten
3166 2Kro 13:10 | oversten der trawanten, die de deur van het huis des
3167 2Kro 13:11 | de trawanten kwamen, en die droegen, en die wederbrachten
3168 2Kro 13:11 | kwamen, en die droegen, en die wederbrachten in der trawanten
3169 2Kro 13:13 | jaren in Jeruzalem, de stad, die de HEERE uit alle stammen
3170 2Kro 13:15 | eerste en de laatste, zijn die niet geschreven in de woorden
3171 2Kro 14:8 | hebt gouden kalveren bij u, die u Jerobeam tot goden gemaakt
3172 2Kro 14:9 | der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen
3173 2Kro 14:9 | jong rund en zeven rammen, die wordt priester dergenen,
3174 2Kro 14:9 | wordt priester dergenen, die geen goden zijn. ~
3175 2Kro 14:10 | verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de
3176 2Kro 14:11 | kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden;
3177 2Kro 15:6 | en er was geen oorlog in die jaren tegen hem, dewijl
3178 2Kro 16:5 | 5 En in die tijden was er geen vrede
3179 2Kro 16:5 | geen vrede voor dengene, die uitging, en dengene, die
3180 2Kro 16:5 | die uitging, en dengene, die inkwam; maar vele beroerten
3181 2Kro 16:5 | over al de inwoners van die landen; ~
3182 2Kro 16:8 | Benjamin, en uit de steden, die hij van het gebergte van
3183 2Kro 17:2 | Benhadad, den koning van Syrie, die te Damaskus woonde, zeggende: ~
3184 2Kro 17:4 | de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden
3185 2Kro 18:2 | in de steden van Efraim, die zijn vader Asa ingenomen
3186 2Kro 18:10 | koninkrijken der landen, die rondom Juda waren, dat zij
3187 2Kro 18:16 | Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig den HEERE
3188 2Kro 18:17 | hem tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend
3189 2Kro 18:19 | konings; behalve degenen, die de koning in de vaste steden
3190 2Kro 19:12 | 12 De bode nu, die heengegaan was, om Micha
3191 2Kro 19:16 | bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben; en de
3192 2Kro 19:19 | Hij: Deze zegt aldus, en die zegt alzo. ~
3193 2Kro 19:30 | de oversten der wagens, die hij had, zeggende: Gijlieden
3194 2Kro 19:31 | Josafat zagen, dat zij zeiden: Die is de koning van Israel;
3195 2Kro 20:2 | den goddeloze helpen, en die den HEERE haten, liefhebben?
3196 2Kro 20:10 | hetwelk van uw broederen, die in hun steden wonen, tot
3197 2Kro 21:2 | 2 Toen kwamen er, die Josafat boodschapten, zeggende:
3198 2Kro 21:10 | kinderen Ammons, en Moab, en die van het gebergte Seir, door
3199 2Kro 21:11 | komende om ons uit Uw erve, die Gij ons te erven gegeven
3200 2Kro 21:12 | tegen deze grote menigte, die tegen ons komt, en wij weten
3201 2Kro 21:21 | stelde den HEERE zangers, die de heilige Majesteit prijzen
3202 2Kro 21:22 | kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, die
3203 2Kro 21:22 | die van het gebergte Seir, die tegen Juda gekomen waren;
3204 2Kro 21:34 | eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen
3205 2Kro 21:34 | Jehu, den zoon van Hanani, die men hem optekenen deed in
3206 2Kro 21:35 | den koning van Israel; die handelde goddelooslijk in
3207 2Kro 22:9 | en sloeg de Edomieten, die rondom hem waren, en de
3208 2Kro 22:13 | vaders huis, gedood hebt, die beter waren dan gij; ~
3209 2Kro 22:16 | Filistijnen en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn. ~
3210 2Kro 22:17 | 17 Die togen op in Juda, en braken
3211 2Kro 22:17 | en voerden alle have weg, die in het huis des konings
3212 2Kro 22:29 | en sloeg de Edomieten, die rondom hem waren, en de
3213 2Kro 22:33 | vaders huis, gedood hebt, die beter waren dan gij; ~
3214 2Kro 22:36 | Filistijnen en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn. ~
3215 2Kro 22:37 | 17 Die togen op in Juda, en braken
3216 2Kro 22:37 | en voerden alle have weg, die in het huis des konings
3217 2Kro 23:1 | plaats; want een bende, die met de Arabieren in het
3218 2Kro 23:6 | Jizreel; want hij had wonden, die men hem bij Rama geslagen
3219 2Kro 23:8 | der broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, vond, en
3220 2Kro 23:8 | Ahazia dienden, vond, en die doodde. ~
3221 2Kro 23:9 | is de zoon van Josafat, die den HEERE met zijn ganse
3222 2Kro 23:9 | huis van Ahazia niemand, die kracht behield tot het koninkrijk. ~
3223 2Kro 23:11 | midden van des konings zonen, die gedood werden, en zette
3224 2Kro 23:15 | 2 Die togen om in Juda, en vergaderden
3225 2Kro 23:16 | 3 En die ganse gemeente maakte een
3226 2Kro 23:17 | 4 Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde
3227 2Kro 23:17 | zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, van
3228 2Kro 23:19 | priesteren en de Levieten, die dienen; die zullen ingaan,
3229 2Kro 23:19 | de Levieten, die dienen; die zullen ingaan, want zij
3230 2Kro 23:20 | wapenen in zijn hand; en die tot het huis inkomt, zal
3231 2Kro 23:21 | namen een ieder zijn mannen, die op den sabbat inkwamen,
3232 2Kro 23:21 | sabbat inkwamen, met degenen, die op den sabbat uitgingen;
3233 2Kro 23:22 | rondassen, en de schilden, die van den koning David geweest
3234 2Kro 23:22 | koning David geweest waren, die in het huis Gods waren. ~
3235 2Kro 23:27 | oversten der honderden, die over het heir gesteld waren,
3236 2Kro 23:27 | buiten de ordeningen, en die haar volgt, zal met het
3237 2Kro 23:31 | Levietische priesteren, die David in het huis des HEEREN
3238 2Kro 23:33 | honderden, en de machtigen, en die heerschappij hadden onder
3239 2Kro 24:8 | maakten een kist, en stelden die buiten aan de poort van
3240 2Kro 24:11 | de kist ledig maakten, en die opnamen, en die wederbrachten
3241 2Kro 24:11 | maakten, en die opnamen, en die wederbrachten aan haar plaats;
3242 2Kro 24:12 | Jojada gaven aan dengenen, die het werk van den dienst
3243 2Kro 24:19 | HEERE te doen wederkeren; die betuigden tegen hen, maar
3244 2Kro 24:20 | van Jojada, den priester, die boven het volk stond, en
3245 2Kro 24:22 | Joas niet der weldadigheid, die zijn vader Jojada aan hem
3246 2Kro 24:26 | 26 Dezen nu zijn, die een verbintenis tegen hem
3247 2Kro 25:3 | dat hij zijn knechten, die den koning, zijn vader,
3248 2Kro 25:9 | met de honderd talenten, die ik aan de benden van Israel
3249 2Kro 25:10 | 10 Toen scheidde Amazia die af, te weten de benden,
3250 2Kro 25:10 | af, te weten de benden, die uit Efraim tot hem gekomen
3251 2Kro 25:13 | Maar de mannen der benden, die Amazia had doen wederkeren,
3252 2Kro 25:13 | strijd niet zouden trekken, die deden een inval in de steden
3253 2Kro 25:14 | medegebracht had, dat hij die zich tot goden stelde, en
3254 2Kro 25:15 | zond tot hem een profeet, die zeide tot hem: Waarom hebt
3255 2Kro 25:15 | goden van dat volk gezocht, die hun volk niet gered hebben
3256 2Kro 25:18 | om te zeggen: De distel, die op den Libanon is, zond
3257 2Kro 25:18 | is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, om te
3258 2Kro 25:24 | zilver, en al de vaten, die in het huis Gods gevonden
3259 2Kro 25:26 | en de laatste, ziet, zijn die niet geschreven in het boek
3260 2Kro 26:1 | ganse volk van Juda Uzzia (die nu zestien jaren oud was),
3261 2Kro 26:5 | in de dagen van Zacharia, die verstandig was in de gezichten
3262 2Kro 26:7 | en tegen de Arabieren, die te Gur-Baal woonden, en
3263 2Kro 26:13 | duizend en vijfhonderd, die met strijdbare kracht zich
3264 2Kro 26:18 | priesteren, Aarons zonen, die geheiligd zijn, om te roken;
3265 2Kro 26:23 | veld van de begrafenis, die van de koningen was; want
3266 2Kro 28:3 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
3267 2Kro 28:5 | menigte van gevangenen, die zij te Damaskus brachten.
3268 2Kro 28:5 | des konings van Israel, die hem sloeg met een groten
3269 2Kro 28:9 | HEEREN, wiens naam was Oded; die ging uit, het heir tegen,
3270 2Kro 28:9 | doodgeslagen in toornigheid, die tot aan den hemel raakt. ~
3271 2Kro 28:11 | brengt de gevangenen weder, die gij van uw broederen gevankelijk
3272 2Kro 28:12 | van Hadlai, tegen degenen, die uit het heir kwamen. ~
3273 2Kro 28:15 | 15 De mannen nu, die met namen uitgedrukt zijn,
3274 2Kro 28:15 | voerden ze op ezelen, allen die zwak waren, en brachten
3275 2Kro 28:23 | den goden van Damaskus, die hem geslagen hadden, en
3276 2Kro 29:16 | HEEREN al de onreinigheid, die zij in den tempel des HEEREN
3277 2Kro 29:21 | de priesteren, dat zij die op het altaar des HEEREN
3278 2Kro 29:29 | bukten de koning en allen, die bij hem gevonden waren,
3279 2Kro 29:32 | getal der brandofferen, die de gemeente bracht, was
3280 2Kro 30:6 | keren tot de ontkomenen, die ulieden overgebleven zijn
3281 2Kro 30:7 | vaders en als uw broeders, die tegen den HEERE, den God
3282 2Kro 30:9 | het aangezicht dergenen, die hen gevangen hebben, zodat
3283 2Kro 30:14 | en namen de altaren weg, die te Jeruzalem waren; daartoe
3284 2Kro 30:17 | Want een menigte was in die gemeente, die zich niet
3285 2Kro 30:17 | menigte was in die gemeente, die zich niet geheiligd hadden;
3286 2Kro 30:17 | paaslammeren, voor iedereen, die niet rein was, om die den
3287 2Kro 30:17 | iedereen, die niet rein was, om die den HEERE te heiligen. ~
3288 2Kro 30:18 | hen, zeggende: De HEERE, die goed is, make verzoening
3289 2Kro 30:19 | 19 Die zijn ganse hart gericht
3290 2Kro 30:21 | hielden de kinderen Israels, die te Jeruzalem gevonden werden,
3291 2Kro 30:22 | hart van alle Levieten, die verstand hadden in de goede
3292 2Kro 30:25 | gehele gemeente dergenen, die uit Israel gekomen waren;
3293 2Kro 30:25 | waren; ook de vreemdelingen, die uit het land van Israel
3294 2Kro 30:25 | Israel gekomen waren, en die in Juda woonden. ~
3295 2Kro 31:1 | togen alle Israelieten, die er gevonden werden, uit,
3296 2Kro 31:6 | kinderen van Israel en Juda, die in de steden van Juda woonden,
3297 2Kro 31:6 | tienden der heilige dingen, die den HEERE, hun God, geheiligd
3298 2Kro 31:7 | begonnen zij den grond van die hopen te leggen, en in de
3299 2Kro 31:8 | en de vorsten kwamen en die hopen zagen, zegenden zij
3300 2Kro 31:9 | en de Levieten aangaande die hopen. ~
3301 2Kro 31:12 | 12 Daarin brachten zij die heffing, en de tienden,
3302 2Kro 31:16 | 16 (Benevens die gesteld waren in het geslachtsregister
3303 2Kro 31:16 | oud en daarboven) allen, die in het huis des HEEREN gingen,
3304 2Kro 31:17 | 17 En met die gesteld waren in het geslachtsregister
3305 2Kro 31:19 | steden, in elke stad, mannen, die met namen uitgedrukt waren,
3306 2Kro 31:19 | priesteren en aan allen, die in het geslachtsregister
3307 2Kro 32:3 | fonteinwateren te stoppen, die buiten de stad waren; en
3308 2Kro 32:4 | stopte, mitsgaders de beek, die door het midden des lands
3309 2Kro 32:5 | bouwde den gehelen muur op, die gebroken was, dien hij optrok
3310 2Kro 32:7 | aangezicht der ganse menigte, die met hem is; want met ons
3311 2Kro 32:14 | vaders verbannen hebben, die zijn volk heeft kunnen redden
3312 2Kro 32:17 | van de natien der landen, die hun volk uit mijn hand niet
3313 2Kro 32:18 | dat op den muur was, om die bevreesd te maken en die
3314 2Kro 32:18 | die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de
3315 2Kro 32:21 | de HEERE zond een engel, die alle strijdbare helden,
3316 2Kro 32:21 | hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen
3317 2Kro 32:24 | 24 In die dagen werd Jehizkia krank
3318 2Kro 32:24 | en hij bad tot den HEERE, Die sprak tot hem, en Hij gaf
3319 2Kro 32:31 | gezanten der vorsten van Babel, die tot hem gezonden hadden,
3320 2Kro 32:32 | zijn goeddadigheden, ziet, die zijn geschreven in het gezicht
3321 2Kro 33:2 | de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
3322 2Kro 33:3 | bouwde de hoogten weder op, die zijn vader Jehizkia afgebroken
3323 2Kro 33:7 | van een gesneden beeld, die hij gemaakt had, in het
3324 2Kro 33:9 | erger deden dan de heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
3325 2Kro 33:11 | over hen de krijgsoversten, die de koning van Assyrie had,
3326 2Kro 33:15 | nam de vreemde goden en die gelijkenis uit het huis
3327 2Kro 33:15 | mitsgaders al de altaren, die hij gebouwd had op den berg
3328 2Kro 33:18 | de woorden der zieners, die tot hem gesproken hebben
3329 2Kro 33:18 | den God Israels, ziet, die zijn in de geschiedenissen
3330 2Kro 33:22 | al den gesneden beelden, die zijn vader Manasse gemaakt
3331 2Kro 33:25 | des lands sloeg hen allen, die de verbintenis tegen den
3332 2Kro 34:4 | Baals; en de zonnebeelden, die omhoog boven dezelve waren,
3333 2Kro 34:4 | hij op de graven dergenen, die hun geofferd hadden. ~
3334 2Kro 34:7 | gesneden beelden stampte hij, die vergruizende, en al de zonnebeelden
3335 2Kro 34:9 | was, hetwelk de Levieten, die den dorpel bewaarden, vergaderd
3336 2Kro 34:10 | verzorgers van het werk, die besteld waren over het huis
3337 2Kro 34:10 | deze gaven dat dengenen, die het werk deden, die arbeidden
3338 2Kro 34:10 | dengenen, die het werk deden, die arbeidden aan het huis des
3339 2Kro 34:11 | om de huizen te zolderen, die de koningen van Juda verdorven
3340 2Kro 34:12 | 12 En die mannen handelden trouwelijk
3341 2Kro 34:12 | werk voort te drijven; en die Levieten waren allen verstandig
3342 2Kro 34:13 | voortdrijvers van allen, die in enig werk arbeidden;
3343 2Kro 34:17 | en in de hand dergenen, die het werk maakten. ~
3344 2Kro 34:21 | grimmigheid des HEEREN is groot, die over ons uitgegoten is,
3345 2Kro 34:22 | Toen ging Hilkia henen, en die des konings waren, tot de
3346 2Kro 34:23 | God Israels: Zegt den man, die ulieden tot mij gezonden
3347 2Kro 34:24 | brengen; al de vloeken, die geschreven zijn in het boek,
3348 2Kro 34:26 | tot den koning van Juda, die ulieden gezonden heeft,
3349 2Kro 34:26 | Israels: Aangaande de woorden, die gij hebt gehoord; ~
3350 2Kro 34:31 | de woorden des verbonds, die in datzelve boek geschreven
3351 2Kro 34:32 | 32 En hij deed allen, die te Jeruzalem en in Benjamin
3352 2Kro 34:33 | gruwelen weg uit alle landen, die der kinderen Israels waren,
3353 2Kro 34:33 | waren, en maakte allen, die in Israel gevonden werden,
3354 2Kro 35:3 | hij zeide tot de Levieten, die gans Israel onderwezen,
3355 2Kro 35:3 | gans Israel onderwezen, die den HEERE heilig waren:
3356 2Kro 35:7 | lammeren en jonge geitenbokken, die alle tot paasofferen, naar
3357 2Kro 35:12 | brandoffer daar af, opdat zij die naar de verdelingen der
3358 2Kro 35:17 | En de kinderen Israels, die er gevonden werden, hielden
3359 2Kro 35:21 | zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat Hij u
3360 2Kro 35:27 | eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het boek
3361 2Kro 36:3 | hij zeide tot de Levieten, die gans Israel onderwezen,
3362 2Kro 36:3 | gans Israel onderwezen, die den HEERE heilig waren:
3363 2Kro 36:7 | lammeren en jonge geitenbokken, die alle tot paasofferen, naar
3364 2Kro 36:12 | brandoffer daar af, opdat zij die naar de verdelingen der
3365 2Kro 36:17 | En de kinderen Israels, die er gevonden werden, hielden
3366 2Kro 36:21 | zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat Hij u
3367 2Kro 36:27 | eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het boek
3368 2Kro 37:8 | Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed, en wat aan hem
3369 2Kro 37:13 | den koning Nebukadnezar, die hem beedigd had bij God;
3370 2Kro 37:15 | boden, vroeg op zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde
3371 2Kro 37:17 | den koning der Chaldeen, die hun jongelingen met het
3372 Ezra 1:3 | van Israel; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. ~
3373 Ezra 1:4 | gave, voor het huis Gods, Die te Jeruzalem woont. ~
3374 Ezra 1:5 | bouwen het huis des HEEREN, die te Jeruzalem woont. ~
3375 Ezra 1:6 | 6 Allen nu, die rondom hen waren, sterkten
3376 Ezra 1:7 | van het huis des HEEREN, die Nebukadnezar uit Jeruzalem
3377 Ezra 1:8 | Mithredath, den schatmeester, die ze aan Sesbazar, den vorst
3378 Ezra 1:11 | Sesbazar op, met degenen, die van de gevangenis opgevoerd
3379 Ezra 2:1 | kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis,
3380 Ezra 2:1 | gevangenis, van de weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van
3381 Ezra 2:1 | weggevoerd had naar Babel, die naar Jeruzalem en Juda zijn
3382 Ezra 2:61 | kinderen van Barzillai, die van de dochteren van Barzillai,
3383 Ezra 2:62 | register, onder degenen, die in het geslachtsregister
3384 Ezra 2:65 | knechten en hun maagden, die waren zeven duizend driehonderd
3385 Ezra 2:68 | kwamen ten huize des HEEREN, die te Jeruzalem woont, gaven
3386 Ezra 3:3 | maar met verschrikking, die over hen was, vanwege de
3387 Ezra 3:5 | gezette hoogtijden des HEEREN, die geheiligd waren; ook van
3388 Ezra 3:5 | waren; ook van een ieder, die een vrijwillige offerande
3389 Ezra 3:8 | en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem
3390 Ezra 3:9 | te hebben over degenen, die het werk deden aan het huis
3391 Ezra 3:12 | en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste
3392 Ezra 3:12 | vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden,
3393 Ezra 4:2 | Esar-Haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen
3394 Ezra 4:10 | En de overige volkeren, die de grote en vermaarde Asnappar
3395 Ezra 4:12 | zij bekend, dat de Joden, die van u zijn opgetogen, tot
3396 Ezra 4:12 | zijn te Jeruzalem, bouwende die rebelle en die boze stad,
3397 Ezra 4:12 | bouwende die rebelle en die boze stad, waarvan zij de
3398 Ezra 4:17 | overigen van hun gezelschappen, die te Samaria woonden; mitsgaders
3399 Ezra 4:20 | geweest over Jeruzalem, die geheerst hebben overal aan
3400 Ezra 4:24 | werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont, ja,
3401 Ezra 5:1 | profeteerden tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem
3402 Ezra 5:2 | te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met
3403 Ezra 5:2 | met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden. ~
3404 Ezra 5:4 | namen waren der mannen, die dit gebouw bouwden. ~
3405 Ezra 5:6 | gezelschap, de Afarsechaieten, die aan deze zijde der rivier
3406 Ezra 5:10 | overschrijven de namen der mannen, die hoofden onder hen zijn. ~
3407 Ezra 5:14 | van goud en zilver waren, die Nebukadnezar uit den tempel,
3408 Ezra 5:14 | Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem was, had weggenomen
3409 Ezra 5:14 | in den tempel van Babel, die heeft de koning Kores uitgehaald
3410 Ezra 5:15 | afvoeren in den tempel, die te Jeruzalem is, en laat
3411 Ezra 5:16 | fondamenten van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en er
3412 Ezra 6:2 | Achmetha, in de burcht, die in het landschap Medie is,
3413 Ezra 6:5 | vaten van het huis Gods, die Nebukadnezar uit den tempel,
3414 Ezra 6:5 | Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem was, heeft
3415 Ezra 6:5 | zij gaan naar den tempel, die te Jeruzalem is, aan zijn
3416 Ezra 6:6 | gezelschap, gij Afarsechaieten, die aan gene zijde der rivier
3417 Ezra 6:9 | het zeggen der priesteren, die te Jeruzalem zijn, dat het
3418 Ezra 6:11 | gegeven, dat al dengene, die dit woord zal veranderen,
3419 Ezra 6:12 | 12 De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen
3420 Ezra 6:12 | alle koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken,
3421 Ezra 6:18 | verdelingen, tot den dienst Gods, Die te Jeruzalem is, naar het
3422 Ezra 6:21 | aten de kinderen Israels, die uit de gevangenis wedergekomen
3423 Ezra 7:6 | schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israels,
3424 Ezra 7:14 | Jeruzalem, naar de wet uws Gods, die in uw hand is; ~
3425 Ezra 7:16 | volks en der priesteren, die vrijwilliglijk geven, ten
3426 Ezra 7:17 | en hun drankofferen, en die offert op het altaar van
3427 Ezra 7:19 | 19 En geef de vaten, die u gegeven zijn tot den dienst
3428 Ezra 7:21 | aan alle schatmeesters, die aan gene zijde der rivier
3429 Ezra 7:25 | naar de wijsheid uws Gods, die in uw hand is, stel regeerders
3430 Ezra 7:25 | regeerders en richters, die al het volk richten, dat
3431 Ezra 7:25 | zijde der rivier is, allen, die de wetten Gods weten, en
3432 Ezra 7:25 | de wetten Gods weten, en die ze niet weet, zult gijlieden
3433 Ezra 7:25 | niet weet, zult gijlieden die bekend maken. ~
3434 Ezra 7:27 | HEERE, de God onzer vaderen, Die alzulks in het hart des
3435 Ezra 8:1 | met hun geslachtsrekening, die met mij uit Babel optogen,
3436 Ezra 8:20 | 20 En van Nethinim, die David en de vorsten ten
3437 Ezra 8:20 | tweehonderd en twintig Nethinim, die allen bij namen genoemd
3438 Ezra 8:22 | is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn sterkte
3439 Ezra 8:22 | en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. ~
3440 Ezra 8:25 | van het huis onzes Gods die de koning en zijn raadsheren,
3441 Ezra 8:25 | vorsten, en gans Israel, die er gevonden werden, geofferd
3442 Ezra 8:31 | des vijands, en desgenen, die ons lagen legde op den weg. ~
3443 Ezra 8:35 | 35 En de weggevoerden, die uit de gevangenis gekomen
3444 Ezra 9:4 | verzamelden zich tot mij allen, die voor de woorden van den
3445 Ezra 9:11 | 11 Die Gij geboden hadt door den
3446 Ezra 9:15 | schuld; want er is niemand, die voor Uw aangezicht zou kunnen
3447 Ezra 10:3 | met onze God, dat wij al die vrouwen, en wat van haar
3448 Ezra 10:3 | des HEEREN, en dergenen, die beven voor het gebod onzes
3449 Ezra 10:14 | hierover staan, en allen, die in onze steden zijn, die
3450 Ezra 10:14 | die in onze steden zijn, die vreemde vrouwen bij zich
3451 Ezra 10:17 | voleindden het met alle mannen, die vreemde vrouwen bij zich
3452 Ezra 10:18 | de zonen der priesteren, die vreemde vrouwen bij zich
3453 Neh 1:2 | vraagde hen naar de Joden, die ontkomen waren (die overgebleven
3454 Neh 1:2 | Joden, die ontkomen waren (die overgebleven waren van de
3455 Neh 1:3 | mij: De overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar
3456 Neh 1:5 | grote en vreselijke God! Die het verbond en de goedertierenheid
3457 Neh 1:5 | goedertierenheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn
3458 Neh 1:6 | zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben;
3459 Neh 1:7 | inzettingen, noch de rechten, die Gij Uw knecht Mozes geboden
3460 Neh 1:9 | Mijn geboden houden, en die doen; al waren uw verdrevenen
3461 Neh 1:9 | ze brengen tot de plaats, die Ik verkoren heb, om Mijn
3462 Neh 1:11 | het gebed Uwer knechten, die lust hebben Uw Naam te vrezen;
3463 Neh 2:16 | overheden, en den anderen, die het werk deden, niets te
3464 Neh 2:18 | kennen de hand mijns Gods, Die goed over mij geweest was,
3465 Neh 2:18 | de woorden des konings, die hij tot mij gesproken had.
3466 Neh 2:20 | hen: God van den hemel, Die zal het ons doen gelukken,
3467 Neh 3:3 | van Senaa; zij zolderden die, en richtten haar deuren
3468 Neh 3:13 | van Zanoah; zij bouwden die, en richtten haar deuren
3469 Neh 3:15 | en tot aan de trappen, die afgaan van Davids stad. ~
3470 Neh 3:25 | en den hogen toren over, die van des konings huis uitsteekt,
3471 Neh 3:25 | konings huis uitsteekt, die bij den voorhof der gevangenis
3472 Neh 3:26 | 26 De Nethinim nu, die in Ofel woonden, tot tegenover
3473 Neh 4:12 | geschiedde, als de Joden, die bij hen woonden, kwamen,
3474 Neh 4:17 | 17 Die aan den muur bouwden, en
3475 Neh 4:17 | aan den muur bouwden, en die den last droegen, en die
3476 Neh 4:17 | die den last droegen, en die oplaadden, waren een ieder
3477 Neh 4:18 | gegord, en bouwden; maar die met de bazuin blies, was
3478 Neh 4:23 | de mannen van de wacht, die achter mij waren, wij trokken
3479 Neh 5:2 | 2 Want er waren, die zeiden: Onze zonen, en onze
3480 Neh 5:3 | 3 Ook waren er, die zeiden: Wij verpanden onze
3481 Neh 5:4 | 4 Desgelijks waren er, die zeiden: Wij hebben geld
3482 Neh 5:8 | onze broederen, de Joden, die aan de heidenen verkocht
3483 Neh 5:9 | ik: De zaak is niet goed, die gijlieden doet; zoudt gij
3484 Neh 5:11 | koren, den most en de olie, die gij hun hebt afgevorderd. ~
3485 Neh 5:13 | schudde God uit allen man, die dit woord niet zal bevestigen,
3486 Neh 5:15 | En de vorige landvoogden, die voor mij geweest zijn, hebben
3487 Neh 5:17 | honderd en vijftig man, en die van de heidenen, die rondom
3488 Neh 5:17 | en die van de heidenen, die rondom ons zijn, tot ons
3489 Neh 6:11 | wie is er, zijnde als ik, die in den tempel zou gaan,
3490 Neh 6:14 | aan de andere profeten, die mij gezocht hebben vreesachtig
3491 Neh 6:16 | vreesden al de heidenen, die rondom ons waren, en zij
3492 Neh 6:17 | 17 Ook schreven in die dagen edelen van Juda vele
3493 Neh 6:17 | edelen van Juda vele brieven, die naar Tobia gingen; en die
3494 Neh 6:17 | die naar Tobia gingen; en die van Tobia kwamen tot hen. ~
3495 Neh 7:5 | geslachtsregister dergenen, die in het eerst waren opgetogen,
3496 Neh 7:6 | kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis
3497 Neh 7:6 | gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van
3498 Neh 7:6 | Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem
3499 Neh 7:63 | kinderen van Barzillai, die een vrouw van de dochteren
3500 Neh 7:67 | knechten en hun maagden, die waren zeven duizend, driehonderd
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-9551 |