Book Chapter: Verse
1 Gen 6:21 | 21 En gij, neem voor u van alle spijze,
2 Gen 12:19 | zie, daar is uw huisvrouw; neem haar en ga henen! ~
3 Gen 14:21 | Geef mij de zielen; maar neem de have voor u. ~
4 Gen 14:33 | 9 En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars,
5 Gen 18:15 | aan, zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en uw twee
6 Gen 21:2 | 2 En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien
7 Gen 22:13 | het geld des akkers geven; neem het van mij, zo zal ik mijn
8 Gen 23:51 | Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij
9 Gen 25:3 | 3 Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw
10 Gen 26:1 | gebood hem, en zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren
11 Gen 26:2 | den vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van
12 Gen 26:6 | hem geboden had, zeggende: Neem geen vrouw van de dochteren
13 Gen 28:32 | broederen, wat bij mij is, en neem het tot u. Want Jakob wist
14 Gen 30:10 | uw ogen gevonden heb, zo neem mijn geschenk van mijn hand;
15 Gen 30:11 | 11 Neem toch mijn zegen, die u tegemoet
16 Gen 31:4 | zijn vader Hemor, zeggende: Neem mij deze dochter tot een
17 Exo 2:9 | Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en zoog
18 Exo 4:9 | noch naar uw stem horen, zo neem van de wateren der rivier,
19 Exo 4:17 | 17 Neem dan dezen staf in uw hand,
20 Exo 7:9 | zult gij tot Aaron zeggen: Neem uw staf, en werp hem voor
21 Exo 7:19 | tot Mozes: zeg tot Aaron: Neem uw staf, en steek uw hand
22 Exo 16:33 | Ook zeide Mozes tot Aaron: Neem een kruik, en doe een gomer
23 Exo 17:5 | aangezicht des volks, en neem met u uit de oudsten van
24 Exo 17:5 | de oudsten van Israel; en neem uw staf in uw hand, waarmede
25 Exo 29:1 | het priesterambt bedienen: neem een var, het jong eens runds,
26 Exo 29:25 | 25 Neem ze daarna van hun hand,
27 Exo 29:26 | 26 En neem de borst van den ram der
28 Exo 30:23 | 23 Gij nu, neem u de voornaamste specerijen,
29 Exo 30:34 | zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u welriekende specerijen,
30 Exo 34:32 | ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot een erfdeel! ~
31 Lev 8:2 | 2 Neem Aaron en zijn zonen met
32 Lev 9:2 | En hij zeide tot Aaron: Neem u een kalf, een jong rund,
33 Num 1:2 | 2 Neem op de som van de gehele
34 Num 3:40 | maand oud en daarboven; en neem het getal hunner namen op. ~
35 Num 3:45 | 45 Neem de Levieten, in plaats van
36 Num 4:22 | 22 Neem ook op de som der zonen
37 Num 7:5 | 5 Neem ze van hen, opdat zij zijn
38 Num 8:6 | 6 Neem de Levieten uit het midden
39 Num 16:46 | En Mozes zeide tot Aaron: Neem het wierookvat, en doe vuur
40 Num 17:2 | de kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk
41 Num 18:2 | de kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk
42 Num 20:8 | 8 Neem dien staf, en verzamel de
43 Num 20:25 | 25 Neem Aaron, en Eleazar, zijn
44 Num 25:4 | de HEERE zeide tot Mozes: Neem alle hoofden des volks,
45 Num 26:2 | 2 Neem de som van de gehele vergadering
46 Num 27:18 | zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u Jozua, den zoon van
47 Num 31:2 | 2 Neem de wraak der kinderen Israels
48 Num 31:26 | 26 Neem op de som van den buit der
49 Deu 6:3 | 3 Hoor dan, Israel! en neem waar, dat gij ze doet, opdat
50 Deu 30:19 | 19 Ik neem heden tegen ulieden tot
51 Joz 8:1 | niet, en ontzet u niet; neem met u al het krijgsvolk,
52 Ric 4:6 | trek op den berg Thabor, en neem met u tien duizend man,
53 Ric 5:20 | Engel Gods zeide tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde
54 Ric 5:25 | de HEERE tot hem zeide: Neem een var van de ossen, die
55 Ric 5:26 | in een bekwame plaats; en neem den tweeden var, en offer
56 Ric 13:2 | der Filistijnen; nu dan, neem mij die tot een vrouw. ~
57 Ric 13:3 | Simson zeide tot zijn vader: Neem mij die, want zij is bevallig
58 1Sa 2:16 | ganselijk aansteken, zo neem dan voor u, gelijk als het
59 1Sa 2:36 | bolle broods, en zal zeggen: Neem mij toch aan tot enige priesterlijke
60 1Sa 9:3 | Kis tot zijn zoon Saul: Neem nu een van de jongens met
61 1Sa 16:2 | doden. Toen zeide de HEERE: Neem een kalf van de runderen
62 1Sa 17:17 | zeide tot zijn zoon David: Neem toch voor uw broeders een
63 1Sa 20:21 | zijn van u af en herwaarts, neem hem; en kom gij, want er
64 1Sa 21:9 | gij u dat nemen wilt, zo neem het, want hier is geen ander
65 1Sa 26:11 | gezalfde des HEEREN! zo neem toch nu de spies, die aan
66 2Sa 2:21 | een van die jongens, en neem voor u hun gewaad; maar
67 2Sa 12:28 | en beleger de stad, en neem ze in; opdat niet, zo ik
68 2Sa 20:6 | kwaads doen, dan Absalom; neem gij de knechten uws heren,
69 2Sa 24:10 | gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts
70 1Kon 2:3 | 3 En neem waar de wacht des HEEREN,
71 1Kon 11:31| hij zeide tot Jerobeam: Neem u tien stukken; want alzo
72 1Kon 14:3 | 3 En neem in uw hand tien broden,
73 1Kon 19:4 | en zeide: Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want
74 1Kon 22:26| koning van Israel nu zeide: Neem Micha, en breng hem weder
75 2Kon 4:29| Gehazi: Gord uw lenden, en neem mijn staf in uw hand, en
76 2Kon 4:36| kwam tot hem; en hij zeide: Neem uw zoon op. ~
77 2Kon 5:15| dan in Israel! Nu dan, neem toch een zegen van uw knecht. ~
78 2Kon 5:23| Naaman zeide: Belieft het u, neem twee talenten. En hij hield
79 2Kon 6:7 | 7 En hij zeide: Neem het tot u op. Toen stak
80 2Kon 8:8 | zeide de koning tot Hazael: Neem een geschenk in uw hand,
81 2Kon 9:1 | hem: Gord uw lenden, en neem deze oliekruik in uw hand,
82 2Kon 9:3 | 3 En neem de oliekruik, en giet ze
83 2Kon 9:17| hoop. Toen zeide Joram: Neem een ruiter, en zend dien
84 2Kon 9:25| tot Bidkar, zijn hoofdman: Neem, werp hem op dat stuk lands
85 2Kon 9:26| zegt de HEERE. Nu dan, neem, werp hem op dat stuk land,
86 2Kon 14:15| En Elisa zeide tot hem: Neem een boog en pijlen. En hij
87 2Kon 14:18| 18 Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij nam ze.
88 1Kro 22:8 | deze zaak gedaan heb; maar neem toch nu de misdaad Uws knechts
89 1Kro 22:11| tot hem: Zo zegt de HEERE: Neem u uit: ~
90 1Kro 22:23| Toen zeide Ornan tot David: Neem ze maar henen, en mijn heer
91 Ezra 5:15| 15 En hij zeide tot hem: Neem deze vaten, ga ze afvoeren
92 Est 30:10 | koning tot Haman: Haast u, neem dat kleed, en dat paard,
93 Job 33:1 | hoor toch mijn redenen, en neem al mijn woorden ter ore. ~
94 Job 36:47 | 14 Neem dit, o Job, ter ore; sta,
95 Psa 5:2 | 2 O HEERE, neem mijn redenen ter ore; versta
96 Psa 17:1 | merk op mijn geschrei, neem ter ore mijn gebed, met
97 Psa 25:18 | ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden. ~
98 Psa 40:11 | 11 Neem Uw plage van op mij weg,
99 Psa 40:13 | Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg
100 Psa 51:13 | niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van
101 Psa 55:2 | 2 O God! neem mijn gebed ter oren, en
102 Psa 57:2 | ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de
103 Psa 78:1 | onderwijzing van Asaf. O mijn volk! neem mijn leer ter oren; neigt
104 Psa 80:2 | 2 O Herder Israels! neem ter ore, Die Jozef als schapen
105 Psa 84:9 | heirscharen! hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van
106 Psa 86:6 | 6 HEERE! neem mijn gebed ter ore, en merk
107 Psa 102:25 | 25 Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden
108 Psa 119:95 | mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen. ~
109 Psa 140:7 | gezegd: Gij zijt mijn God; neem ter ore, o HEERE! de stem
110 Psa 141:1 | U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik
111 Spre 4:10| Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de
112 Spre 20:16| vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem
113 Spre 27:13| vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem
114 Pred 8:2 | 2 Ik zeg: Neem acht op de mond des konings;
115 Jes 1:2 | Hoort, gij hemelen! en neem ter ore, gij aarde! want
116 Jes 4:1 | uw naam genoemd worden, neem onze smaadheid weg. ~
117 Jes 8:1 | zeide de HEERE tot mij: Neem u een grote rol, en schrijf
118 Jes 23:16 | 16 Neem de harp, ga in de stad rondom,
119 Jes 47:2 | 2 Neem de molen, en maal meel;
120 Jes 51:22 | zaak twisten zal: Zie, Ik neem den beker der zwijmeling
121 Jer 13:4 | 4 Neem den gordel, dien gij gekocht
122 Jer 13:6 | henen naar den Frath, en neem den gordel van daar, dien
123 Jer 15:15 | mij van mijn vervolgers; neem mij niet weg in Uw lankmoedigheid
124 Jer 19:1 | een pottenbakkerskruik, en neem tot u van de oudsten des
125 Jer 25:15 | Israels, tot mij gezegd: Neem dezen beker des wijns der
126 Jer 32:14 | heirscharen, de God Israels: Neem deze brieven, dezen koopbrief,
127 Jer 36:2 | 2 Neem u een rol des boeks, en
128 Jer 36:14 | volks gelezen hebt, neem die in uw hand, en kom.
129 Jer 36:28 | 28 Neem u weder een andere rol,
130 Jer 38:10 | Moorman Ebed-melech, zeggende: Neem van hier dertig mannen onder
131 Jer 39:12 | 12 Neem hem, en stel uw ogen op
132 Jer 43:9 | 9 Neem grote stenen in uw hand,
133 Eze 4:1 | En gij, mensenkind, neem u een tichelsteen, en leg
134 Eze 4:3 | 3 Verder, neem gij u een ijzeren pan, en
135 Eze 5:1 | En gij, mensenkind, neem u een scherp mes, een scheermes
136 Eze 10:6 | geboden had, zeggende: Neem vuur van tussen de wielen,
137 Eze 24:5 | 5 Neem de keur van de kudde, en
138 Eze 37:16 | Gij nu, mensenkind! neem u een hout, en schrijf daarop:
139 Eze 37:16 | Israels, zijn metgezellen; en neem een ander hout, en schrijf
140 Hos 1:2 | zeide tot Hosea: Ga henen, neem u een vrouw der hoererijen,
141 Hos 14:3 | 3 Neem deze woorden met u, en bekeer
142 Hos 14:3 | den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid,
143 Jona 4:3 | 3 Nu dan, HEERE! neem toch mijn ziel van mij;
144 Zac 6:10 | 10 Neem van de gevankelijk weggevoerden
145 Zac 6:11 | 11 Te weten, neem zilver en goud, en maak
146 Zac 11:15 | zeide de HEERE tot mij: Neem u nog eens dwazen herders
147 Matt 2:13| droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn
148 Matt 2:20| 20 Zeggende: Sta op, neem het Kindeken en Zijn moeder
149 Matt 9:6 | tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar
150 Matt 17:27| eerste vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende,
151 Matt 17:27| zult gij een stater vinden; neem die, en geef hem aan hen
152 Matt 18:16| indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat
153 Matt 20:14| 14 Neem het uwe en ga heen. Ik wil
154 Mark 2:9 | of te zeggen: Sta op, en neem uw beddeken op, en wandel? ~
155 Mark 2:11| 11 Ik zeg u: Sta op, en neem uw beddeken op, en ga heen
156 Mark 10:21| hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op, en volg Mij. ~
157 Mark 14:36| dingen zijn U mogelijk; neem dezen drinkbeker van Mij
158 Luk 5:24 | geraakte): Ik zeg u, sta op, en neem uw beddeken op, en ga heen
159 Luk 7:6 | en zeide tot Hem: Heere, neem de moeite niet; want ik
160 Luk 12:19 | opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk. ~
161 Luk 16:6 | olie. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en nederzittende,
162 Luk 16:7 | tarwe. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en schrijf
163 Joha 5:8 | Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken op, en wandel.
164 Joha 5:11| heeft, Die heeft mij gezegd: Neem uw beddeken op, en wandel. ~
165 Joha 5:12| Mens, Die u gezegd heeft: Neem uw beddeken op, en wandel? ~
166 Joha 5:34| 34 Doch Ik neem geen getuigenis van een
167 Joha 5:41| 41 Ik neem geen eer van mensen; ~
168 Joha 19:15| 15 Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem!
169 Joha 19:15| Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem! Pilatus
170 Hand 15:24| 24 Neem dezen tot u, en heilig u
171 2Kor 1:17| lichtvaardigheid gebruikt? Of neem ik het naar het vlees voor,
172 1Tim 5:11| 11 Maar neem de jonge weduwen niet aan;
173 1Tim 5:19| 19 Neem tegen een ouderling geen
174 2Tim 4:11| Lukas is alleen met mij. Neem Markus mede, en breng hem
175 File 1:12| 12 Doch gij, neem hem, dat is mijn ingewanden,
176 File 1:17| houdt voor een metgezel, zo neem hem aan, gelijk als mij. ~
177 Open 10:8 | mij, en zeide: Ga henen, neem het boeksken, dat geopend
178 Open 10:9 | boeksken. En hij zeide tot mij: Neem dat en eet het op; en het
|