Book Chapter: Verse
1 Gen 3:20 | 20 Voorts noemde Adam den naam zijner
2 Gen 9:8 | 8 Voorts zeide God tot Noach, en
3 Gen 9:26 | 26 Voorts zeide hij: Gezegend zij
4 Gen 10:21 | 21 Voorts zijn Sem zonen geboren;
5 Gen 14:27 | 3 Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt
6 Gen 14:31 | 7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben
7 Gen 15:10 | 10 Voorts zeide de Engel des HEEREN
8 Gen 16:9 | 9 Voorts zeide God tot Abraham: Gij
9 Gen 17:20 | 20 Voorts zeide de HEERE: Dewijl het
10 Gen 17:30 | 30 Voorts zeide hij: Dat toch de Heere
11 Gen 18:9 | zeiden zij: Kom verder aan! Voorts zeiden zij: Deze ene is
12 Gen 19:10 | 10 Voorts zeide Abimelech tot Abraham:
13 Gen 20:7 | 7 Voorts zeide zij: Wie zou Abraham
14 Gen 20:22 | 22 Voorts geschiedde het ter zelfder
15 Gen 23:25 | 25 Voorts had zij tot hem gezegd:
16 Gen 25:36 | hij mijn zegen genomen! Voorts zeide hij: Hebt gij dan
17 Gen 27:6 | 6 Voorts zeide hij tot hen: Is het
18 Gen 28:51 | 51 Laban zeide voorts tot Jakob: Zie, daar is
19 Gen 29:9 | 9 Voorts zeide Jakob: O, God mijns
20 Gen 32:11 | 11 Voorts zeide God tot hem: Ik ben
21 Gen 37:41 | 41 Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie,
22 Gen 38:2 | 2 Voorts zeide hij: Ziet, ik heb
23 Gen 43:4 | 4 Voorts zeiden zij tot Farao: Wij
24 Exo 3:6 | 6 Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders,
25 Exo 12:43 | 43 Voorts zeide de HEERE tot Mozes
26 Exo 16:8 | 8 Voorts zeide Mozes: Als de HEERE
27 Exo 16:32 | 32 Voorts zeide Mozes: Dit is het
28 Exo 29:9 | tot een eeuwige inzetting. Voorts zult gij de hand van Aaron
29 Exo 34:1 | 1 Voorts sprak de HEERE tot Mozes:
30 Exo 40:20 | 20 Voorts nam hij, en legde de getuigenis
31 Lev 7:28 | 28 Voorts sprak de HEERE tot Mozes,
32 Lev 8:8 | 8 Voorts deed hij hem den borstlap
33 Lev 8:16 | 16 Voorts nam hij al het vet, dat
34 Lev 8:29 | 29 Voorts nam Mozes de borst, en bewoog
35 Lev 11:41 | 41 Voorts alle kruipend gedierte,
36 Lev 13:45 | 45 Voorts zullen de klederen des melaatsen,
37 Num 1:1 | 1 Voorts sprak de HEERE tot Mozes,
38 Num 15:17 | 17 Voorts sprak de HEERE tot Mozes,
39 Num 15:22 | 22 Voorts wanneer gijlieden afgedwaald
40 Num 16:8 | 8 Voorts zeide Mozes tot Korach:
41 Num 16:16 | 16 Voorts zeide Mozes tot Korach:
42 Num 18:21 | 8 Voorts sprak de HEERE tot Aaron:
43 Num 19:8 | 8 Voorts sprak de HEERE tot Aaron:
44 Num 24:23 | 23 Voorts hief hij zijn spreuk op,
45 Num 31:10 | 10 Voorts al hun steden met hun woonplaatsen,
46 Num 31:58 | 5 Voorts zeiden zij: Indien wij genade
47 Num 33:1 | 1 Voorts sprak de HEERE tot Mozes,
48 Num 33:5 | 5 Voorts zal deze landpale omgaan
49 Num 33:7 | 7 Voorts zal u de landpale van het
50 Num 33:10 | 10 Voorts zult gij u tot een landpale
51 Num 33:12 | 12 Voorts zal deze landpale afgaan
52 Num 33:16 | 16 Voorts sprak de HEERE tot Mozes,
53 Num 34:9 | 9 Voorts sprak de HEERE tot Mozes,
54 Num 35:8 | 8 Voorts zal elke dochter, die een
55 Deu 3:18 | 18 Voorts gebood ik ulieden ter zelfder
56 Deu 9:13 | 13 Voorts sprak de HEERE tot mij,
57 Deu 9:23 | 23 Voorts als de HEERE ulieden zond
58 Deu 17:18 | 18 Voorts zal het geschieden, als
59 Deu 18:6 | 6 Voorts wanneer een Leviet zal komen
60 Deu 21:22 | 22 Voorts, wanneer in iemand een zonde
61 Deu 22:19 | jonge dochter van Israel; voorts zal zij hem ter vrouwe zijn,
62 Deu 26:1 | 1 Voorts zal het geschieden, wanneer
63 Deu 27:9 | 9 Voorts sprak Mozes, te zamen met
64 Deu 30:1 | 1 Voorts zal het geschieden, wanneer
65 Joz 5:13 | 13 Voorts geschiedde het, als Jozua
66 Ric 4:25 | 1 Voorts zong Debora, en Barak, de
67 Ric 7:24 | 24 Voorts zeide Gideon tot hen: Een
68 Ric 8:45 | 45 Voorts streed Abimelech tegen de
69 Ric 8:50 | 50 Voorts toog Abimelech naar Thebez,
70 Ric 10:12 | 12 Voorts zond Jeftha boden tot den
71 Ric 10:25 | 25 Nu voorts, zijt gij veel beter dan
72 Ric 10:37 | 37 Voorts zeide zij tot haar vader:
73 Ric 10:39 | zij heeft geen man bekend. Voorts werd het een gewoonheid
74 Ric 18:13 | 13 Voorts zeide hij tot zijn jongen:
75 Ric 19:20 | strijde tegen Benjamin; voorts schikten de mannen Israels
76 Ric 19:45 | straten, van vijf duizend man; voorts kleefden zij hen achteraan
77 Rut 2:20 | levenden en aan de doden! Voorts zeide Naomi tot haar: Die
78 Rut 3:13 | Blijf dezen nacht over; voorts in den morgen zal het geschieden,
79 Rut 3:15 | 15 Voorts zeide hij: Lang den sluier,
80 1Sa 16:11 | 11 Voorts zeide Samuel tot Isai: Zijn
81 2Sa 1:1 | 1 Voorts geschiedde het na Sauls
82 2Sa 1:4 | 4 Voorts zeide David tot hem: Wat
83 2Sa 1:13 | 13 Voorts zeide David tot den jongen,
84 2Sa 3:19 | voor de oren van Benjamin. Voorts ging Abner ook heen, om
85 2Sa 3:38 | 38 Voorts zeide de koning tot zijn
86 2Sa 15:4 | 4 Voorts zeide Absalom: Och, dat
87 2Sa 15:27 | 27 Voorts zeide de koning tot den
88 2Sa 16:11 | 11 Voorts zeide David tot Abisai en
89 2Sa 17:1 | 1 Voorts zeide Achitofel tot Absalom:
90 2Sa 18:2 | 2 Voorts zond David het volk uit,
91 2Sa 18:27 | 27 Voorts zeide de wachter: Ik zie
92 2Sa 20:4 | 4 Voorts zeide de koning tot Amasa:
93 2Sa 21:15 | 15 Voorts hadden de Filistijnen nog
94 2Sa 21:19 | 19 Voorts was er nog een krijg te
95 2Sa 23:1 | 1 Voorts zijn dit de laatste woorden
96 2Sa 23:20 | 20 Voorts Benaja, de zoon van Jojada,
97 2Sa 24:6 | 6 Voorts kwamen zij in Gilead, en
98 2Sa 24:23 | koning, aan den koning. Voorts zeide Arauna tot den koning:
99 1Kon 18:34| deden het ten tweeden male. Voorts zeide hij: Doet het ten
100 2Kon 4:8 | aanhield om brood te eten. Voorts geschiedde het, zo dikwijls
101 2Kro 34:18| 18 Voorts gaf Safan, de schrijver,
102 Ezra 6:11| 11 Voorts wordt bevel van mij gegeven,
103 Neh 2:7 | 7 Voorts zeide ik tot den koning:
104 Neh 3:5 | 5 Voorts aan hun hand verbeterden
105 Neh 3:10 | 10 Voorts aan hun hand verbeterde
106 Neh 4:23 | 23 Voorts noch ik, noch mijn broederen,
107 Neh 5:7 | iegelijk van zijn broeder. Voorts belegde ik een grote vergadering
108 Neh 5:9 | 9 Voorts zeide ik: De zaak is niet
109 Neh 6:1 | 1 Voorts is het geschied, als van
110 Neh 7:1 | 1 Voorts geschiedde het, als de muur
111 Neh 8:11 | 11 Voorts zeide hij tot hen: Gaat,
112 Neh 9:1 | 1 Voorts op den vier en twintigsten
113 Neh 9:22 | 22 Voorts hebt Gij hun koninkrijken
114 Neh 10:32 | 32 Voorts zetten wij ons geboden op,
115 Neh 11:1 | 1 Voorts woonden de oversten des
116 Neh 12:37 | 37 Voorts naar de Fonteinpoort, en
117 Neh 12:42 | 42 Voorts Maaseja, en Semaja, en Eleazar,
118 Neh 13:9 | 9 Voorts gaf ik bevel, en zij reinigden
119 Neh 13:22 | 22 Voorts zeide ik tot de Levieten,
120 Job 4:12 | 12 Voorts is tot mij een woord heimelijk
121 Pred 12:9 | 9 En voorts, dewijl de prediker wijs
122 Jes 29:14 | Daarom, ziet, Ik zal voorts wonderlijk handelen met
123 Jer 3:6 | 6 Voorts zeide de HEERE tot mij,
124 Jer 11:9 | 9 Voorts zeide de HEERE tot mij:
125 Jer 28:1 | 1 Voorts geschiedde het in hetzelfde
126 Jer 29:1 | 1 Voorts zijn dit de woorden des
127 Jer 32:16 | 16 Voorts, nadat ik den koopbrief
128 Jer 33:1 | 1 Voorts geschiedde des HEEREN woord
129 Jer 33:23 | 23 Voorts geschiedde des HEEREN woord
130 Jer 37:11 | 11 Voorts geschiedde het, als het
131 Jer 37:18 | 18 Voorts zeide Jeremia tot den koning
132 Jer 44:24 | 24 Voorts zeide Jeremia tot al het
133 Eze 22:23 | 23 Voorts geschiedde des HEEREN woord
134 Eze 28:1 | 1 Voorts geschiedde des HEEREN woord
135 Eze 29:17 | 17 Voorts gebeurde het in het zeven
136 Eze 32:17 | 17 Voorts gebeurde het in het twaalfde
137 Eze 39:1 | 1 Voorts, gij mensenkind! profeteer
138 Eze 40:11 | 11 Voorts mat hij de wijdte der deur
139 Eze 40:17 | 17 Voorts bracht hij mij in het buitenste
140 Eze 40:28 | 28 Voorts bracht hij mij door de zuiderpoort
141 Eze 41:1 | 1 Voorts bracht hij mij tot den tempel;
142 Eze 41:12 | 12 Voorts van het gebouw, dat voor
143 Eze 41:13 | 13 Voorts mat hij het huis, de lengte
144 Eze 43:15 | ellen; en van den Ariel voorts opwaarts, de vier hoornen. ~
145 Eze 45:5 | 5 Voorts zullen de Levieten, die
146 Eze 45:15 | 15 Voorts een lam uit de kudde, uit
147 Eze 46:11 | 11 Voorts op de feesten, en op de
148 Eze 47:5 | 5 Voorts mat hij nog duizend, en
149 Eze 47:19 | het twistwater van Kades, voorts naar de beek henen, tot
150 Eze 48:13 | 13 Voorts zullen de Levieten tegenover
151 Eze 48:23 | 23 Aangaande voorts het overige der stammen;
152 Eze 48:28 | het twistwater van Kades, voorts naar de beek henen, tot
153 Eze 48:30 | 30 Voorts zullen dit de uitgangen
154 Jona 1:7 | 7 Voorts zeiden zij, een ieder tot
155 Jona 1:11| 11 Voorts zeiden zij tot hem: Wat
156 Mic 3:1 | 1 Voorts zeide ik: Hoort nu, gij
157 Mic 5:13 | 13 Voorts zal Ik uw bossen uit het
158 Mark 4:27| 27 En voorts sliep, en opstond, nacht
159 1Kor 1:16| huisgezin van Stefanus gedoopt; voorts weet ik niet, of ik iemand
160 1Kor 4:2 | 2 En voorts wordt in de uitdelers vereist,
161 1Kor 7:29| ik, broeders, dat de tijd voorts kort is; opdat ook die vrouwen
162 1Kor 15:1 | 1 Voorts, broeders, ik maak u bekend
163 2Kor 2:12| 12 Voorts, als ik te Troas kwam, om
164 2Kor 8:1 | 1 Voorts maken wij u bekend, broeders,
165 2Kor 10:1 | 1 Voorts ik Paulus zelf bid u, door
166 2Kor 13:11| 11 Voorts, broeders, zijt blijde,
167 Gal 6:17 | 17 Voorts, niemand doe mij moeite
168 Efez 6:10| 10 Voorts, mijn broeders, wordt krachtig
169 Fili 3:1 | 1 Voorts, mijn broeders, verblijdt
170 Fili 4:8 | 8 Voorts, broeders, al wat waarachtig
171 1The 4:1 | 1 Voorts dan, broeders, wij bidden
172 2The 3:1 | 1 Voorts, broeders, bidt voor ons,
173 2Tim 4:8 | 8 Voorts is mij weggelegd de kroon
174 2Tim 5:5 | gij, hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt te recht brengen,
175 Tit 1:5 | gij, hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt te recht brengen,
176 Heb 10:13 | 13 Voorts verwachtende, totdat Zijn
177 Heb 12:9 | 9 Voorts, wij hebben de vaders onzes
|