Book Chapter: Verse
1 Gen 5:3 | En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon een zoon
2 Gen 5:5 | negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf. ~
3 Gen 5:16 | gewonnen had, achthonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen
4 Gen 6:15 | vijftig ellen haar breedte, en dertig ellen haar hoogte.
5 Gen 11:12 | Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah. ~
6 Gen 11:14 | 14 En Selah leefde dertig jaren, en hij gewon Heber. ~
7 Gen 11:16 | En Heber leefde vier en dertig jaren, en gewon Peleg. ~
8 Gen 11:17 | gewonnen had, vierhonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen
9 Gen 11:18 | 18 En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu. ~
10 Gen 11:20 | 20 En Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij gewon Serug. ~
11 Gen 11:22 | 22 En Serug leefde dertig jaren, en gewon Nahor. ~
12 Gen 17:30 | misschien zullen aldaar dertig gevonden worden! En Hij
13 Gen 17:30 | niet doen, zo Ik aldaar dertig zal vinden. ~
14 Gen 23:84 | Ismael, honderd zeven en dertig jaren; en hij gaf den geest,
15 Gen 29:15 | 15 Dertig zogende kemelinnen met haar
16 Gen 37:46 | 46 Jozef nu was dertig jaren oud, als hij stond
17 Gen 42:15 | dochteren waren drie en dertig. ~
18 Gen 43:9 | vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn
19 Exo 6:15 | Levi waren honderd zeven en dertig jaren. ~
20 Exo 6:17 | Kehath waren honderd drie en dertig jaren. ~
21 Exo 6:19 | Amram waren honderd zeven en dertig jaren. ~
22 Exo 12:40 | is vierhonderd jaren en dertig jaren. ~
23 Exo 12:41 | einde van de vierhonderd en dertig jaren, zo is het even op
24 Exo 21:32 | stoot, hij zal zijn heer dertig zilverlingen geven, en de
25 Exo 26:8 | lengte ener gordijn zal dertig ellen zijn, en de breedte
26 Exo 36:15 | lengte ener gordijn was dertig ellen, en vier ellen de
27 Exo 38:24 | talenten, en zevenhonderd en dertig sikkelen, naar den sikkel
28 Lev 12:4 | 4Daarna zal zij drie en dertig dagen blijven in het bloed
29 Lev 26:4 | dan zal uw schatting zijn dertig sikkelen. ~
30 Num 1:35 | stam van Manasse twee en dertig duizend en tweehonderd. ~
31 Num 1:37 | stam van Benjamin vijf en dertig duizend en vierhonderd. ~
32 Num 2:21 | zijn getelden waren twee en dertig duizend en tweehonderd. ~
33 Num 2:23 | zijn getelden waren vijf en dertig duizend en vierhonderd. ~
34 Num 4:3 | 3 Van dertig jaren oud en daarboven,
35 Num 4:23 | Gij zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven,
36 Num 4:30 | Gij zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven,
37 Num 4:35 | 35 Van dertig jaren oud en daarboven,
38 Num 4:39 | 39 Van dertig jaren oud en daarboven,
39 Num 4:40 | twee duizend zeshonderd en dertig. ~
40 Num 4:43 | 43 Van dertig jaren oud en daarboven,
41 Num 4:47 | 47 Van dertig jaren oud en daarboven,
42 Num 7:13 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
43 Num 7:19 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
44 Num 7:25 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
45 Num 7:31 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
46 Num 7:37 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
47 Num 7:43 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
48 Num 7:49 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
49 Num 7:55 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
50 Num 7:61 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
51 Num 7:67 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
52 Num 7:73 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
53 Num 7:79 | welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
54 Num 7:85 | schotel was van honderd dertig sikkelen, en een sprengbekken
55 Num 20:29 | zo beweenden zij Aaron dertig dagen, het ganse huis van
56 Num 26:7 | duizend zevenhonderd en dertig. ~
57 Num 26:37 | naar hun getelden: twee en dertig duizend en vijfhonderd.
58 Num 26:51 | duizend zevenhonderd en dertig. ~
59 Num 31:35 | alle zielen waren twee en dertig duizend. ~
60 Num 31:36 | getal driehonderd zeven en dertig duizend en vijfhonderd schapen. ~
61 Num 31:38 | de runderen waren zes en dertig duizend, en hun schatting
62 Num 31:39 | 39 En de ezelen waren dertig duizend en vijfhonderd,
63 Num 31:40 | schatting voor den HEERE twee en dertig zielen. ~
64 Num 31:43 | schapen, driehonderd zeven en dertig duizend en vijfhonderd; ~
65 Num 31:44 | de runderen waren zes en dertig duizend; ~
66 Num 31:45 | 45 En de ezelen dertig duizend en vijfhonderd; ~
67 Deu 2:14 | getogen zijn, waren acht en dertig jaren; totdat het ganse
68 Deu 34:8 | vlakke velden van Moab, dertig dagen; en de dagen des wenens,
69 Joz 7:5 | dezelven omtrent zes en dertig man, en vervolgden hen van
70 Joz 8:3 | naar Ai. En Jozua verkoos dertig duizend mannen, strijdbare
71 Joz 12:24 | deze koningen zijn een en dertig. ~ ~
72 Ric 9:4 | 4 En hij had dertig zonen, rijdende op dertig
73 Ric 9:4 | dertig zonen, rijdende op dertig ezelveulens, en die hadden
74 Ric 9:4 | ezelveulens, en die hadden dertig steden, die zij noemden
75 Ric 11:9 | 9 En hij had dertig zonen; en hij zond dertig
76 Ric 11:9 | dertig zonen; en hij zond dertig dochteren naar buiten, en
77 Ric 11:9 | dochteren naar buiten, en bracht dertig dochteren van buiten in
78 Ric 11:14 | hij had veertig zonen, en dertig zoons zonen, rijdende op
79 Ric 13:11 | hem zagen, zo namen zij dertig metgezellen, die bij hem
80 Ric 13:12 | zo zal ik ulieden geven dertig fijne lijnwaadsklederen,
81 Ric 13:12 | fijne lijnwaadsklederen, en dertig wisselklederen. ~
82 Ric 13:13 | zult gijlieden mij geven dertig fijne lijnwaadsklederen,
83 Ric 13:13 | fijne lijnwaadsklederen, en dertig wisselklederen. En zij zeiden
84 Ric 13:19 | Askelonieten, en sloeg van hen dertig man; en hij nam hun gewaad,
85 Ric 19:31 | Gibea, in het veld, omtrent dertig man van Israel. ~
86 Ric 19:39 | mannen van Israel omtrent dertig man; want zij zeiden: Immers
87 1Sa 4:10 | zodat er van Israel vielen dertig duizend voetvolks. ~
88 1Sa 9:22 | genodigden; die nu waren omtrent dertig man. ~
89 1Sa 11:8 | en van de mannen van Juda dertig duizend. ~
90 1Sa 13:5 | te strijden tegen Israel, dertig duizend wagens, en zes duizend
91 2Sa 5:4 | 4 Dertig jaar was David oud, als
92 2Sa 5:5 | Jeruzalem regeerde hij drie en dertig jaren over gans Israel en
93 2Sa 6:1 | uitgelezenen in Israel, dertig duizend. ~
94 2Sa 23:13 | Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en kwamen in den
95 2Sa 23:23 | was de heerlijkste van de dertig, maar tot die drie eersten
96 2Sa 23:24 | Joabs broeder, was onder de dertig; Elhanan, de zoon van Dodo,
97 2Sa 23:39 | Uria, de Hethiet, zeven en dertig in alles. ~
98 1Kon 2:11| Jeruzalem heeft hij drie en dertig jaren geregeerd. ~
99 1Kon 4:22| Salomo was voor een dag, dertig kor meelbloem, en zestig
100 1Kon 5:13| Israel; en het uitschot was dertig duizend man. ~
101 1Kon 6:2 | in zijn breedte, en van dertig ellen in zijn hoogte. ~
102 1Kon 7:2 | ellen in zijn breedte, en dertig ellen in zijn hoogte, op
103 1Kon 7:6 | ellen was zijn lengte, en dertig ellen zijn breedte; en het
104 1Kon 7:23| hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. ~
105 1Kon 20:1 | al zijn macht; en twee en dertig koningen waren met hem,
106 1Kon 20:15| waren tweehonderd twee en dertig; en na hen telde hij al
107 1Kon 20:16| de koningen, de twee en dertig koningen, die hem hielpen. ~
108 1Kon 22:31| wagenen, van welke hij twee en dertig had, zeggende: Gij zult
109 1Kon 22:42| 42 Josafat was vijf en dertig jaren oud, als hij koning
110 2Kon 8:17| 17 Hij was twee en dertig jaren oud, toen hij koning
111 2Kon 20:14| driehonderd talenten zilvers, en dertig talenten gouds op. ~
112 2Kon 24:1 | werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; en de
113 1Kro 3:4 | zes maanden; en drie en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. ~
114 1Kro 7:4 | hopen des krijgsheirs zes en dertig duizend; want zij hadden
115 1Kro 7:7 | twintig duizend en vier en dertig. ~
116 1Kro 11:15| 15 En drie uit de dertig hoofden togen af naar den
117 1Kro 11:25| was de heerlijkste van die dertig; nochtans kwam hij tot aan
118 1Kro 11:42| Rubenieten; nochtans waren er dertig boven hem; ~
119 1Kro 12:4 | Gibeoniet, was een held onder de dertig, en over dertig gesteld;
120 1Kro 12:4 | onder de dertig, en over dertig gesteld; en Jirmeja, en
121 1Kro 12:34| rondas en spies, zeven en dertig duizend. ~
122 1Kro 15:7 | broederen waren honderd en dertig. ~
123 1Kro 20:7 | zij zich huurden twee en dertig duizend wagenen; en de koning
124 1Kro 24:3 | Levieten werden geteld, van dertig jaren af en daarboven; en
125 1Kro 24:3 | hoofden, aan mannen, acht en dertig duizend. ~
126 1Kro 28:6 | Benaja was een held van de dertig, en over de dertig; en over
127 1Kro 28:6 | van de dertig, en over de dertig; en over zijn verdeling
128 1Kro 30:27| Jeruzalem regeerde hij drie en dertig. ~
129 2Kro 3:15| twee pilaren, van vijf en dertig ellen in lengte; en het
130 2Kro 4:2 | hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. ~
131 2Kro 21:31| over Juda; hij was vijf en dertig jaren oud, als hij koning
132 2Kro 22:5 | 5 Twee en dertig jaar was Joram oud, toen
133 2Kro 22:20| 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij koning
134 2Kro 22:25| 5 Twee en dertig jaar was Joram oud, toen
135 2Kro 22:40| 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij koning
136 2Kro 24:15| stierf; hij was honderd en dertig jaren oud, toen hij stierf. ~
137 2Kro 34:1 | werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem. ~
138 2Kro 35:7 | gevonden werd, in getal dertig duizend; maar van runderen
139 2Kro 36:7 | gevonden werd, in getal dertig duizend; maar van runderen
140 Ezra 1:9 | 9 En dit is hun getal: dertig gouden bekkens, duizend
141 Ezra 1:10| 10 Dertig gouden bekers, vierhonderd
142 Ezra 2:35| drie duizend zeshonderd en dertig. ~
143 Ezra 2:42| allen waren honderd negen en dertig. ~
144 Ezra 2:65| duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd
145 Ezra 2:66| waren zevenhonderd zes en dertig; hun muildieren, tweehonderd
146 Ezra 2:67| kemelen, vierhonderd vijf en dertig; de ezelen, zes duizend
147 Neh 7:38 | duizend, negenhonderd en dertig; ~
148 Neh 7:45 | van Sobai, honderd acht en dertig; ~
149 Neh 7:67 | duizend, driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd
150 Neh 7:68 | paarden, zevenhonderd zes en dertig; hun muildieren, tweehonderd
151 Neh 7:69 | Kemelen, vierhonderd vijf en dertig; ezelen, zes duizend, zevenhonderd
152 Neh 7:70 | sprengbekkens, vijfhonderd en dertig priesterrokken. ~
153 Jer 38:10 | zeggende: Neem van hier dertig mannen onder uw hand, en
154 Jer 52:29 | weg achthonderd twee en dertig zielen uit Jeruzalem; ~
155 Eze 40:17 | het voorhof rondom henen, dertig kameren waren er op het
156 Eze 41:6 | boven zijkamer, drie, en dat dertig malen, en zij kwamen in
157 Eze 46:22 | veertig ellen de lengte, en dertig de breedte; dezelve vier
158 Dan 6:8 | maken, dat al wie in dertig dagen een verzoek zal doen
159 Dan 6:13 | getekend, dat alle man, die in dertig dagen van enigen god of
160 Dan 12:12 | duizend driehonderd vijf en dertig dagen. ~
161 Zac 11:12 | hebben mijn loon gewogen, dertig zilverlingen. ~
162 Zac 11:13 | geweest van hen! En ik nam die dertig zilverlingen, en wierp
163 Matt 13:8 | ander zestig-, en het ander dertig voud. ~
164 Matt 13:23| ander zestig-, en de ander dertig voud. ~
165 Matt 26:15| zij hebben hem toegelegd dertig zilveren penningen. ~
166 Matt 27:3 | berouw gehad, en heeft de dertig zilveren penningen den overpriesters
167 Matt 27:9 | zeggende: En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen,
168 Mark 4:8 | en wies; en het ene droeg dertig voud, en het andere zestig
169 Mark 4:20| dragen vruchten, het ene dertig voud, en het andere zestig
170 Luk 3:23 | Hij, Jezus, begon omtrent dertig jaren oud te wezen, zijnde (
171 Joha 5:5 | zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. ~
172 Joha 6:19| omtrent vijf en twintig of dertig stadien gevaren waren, zagen
173 Gal 3:17 | wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos
|