Book Chapter: Verse
1 Gen 43:22 | 22 Alleen het land der priesteren kocht hij niet, want de
2 Gen 43:26 | dat alleen het land der priesteren van Farao niet werd. ~
3 Lev 6:29 | wat mannelijk is onder de priesteren, zal dat eten; het is een
4 Lev 7:6 | wat mannelijk is onder de priesteren zal dat eten; in de heilige
5 Lev 13:2 | tot een uit zijn zonen, de priesteren, gebracht worden. ~
6 Lev 16:33 | verzoenen; desgelijks voor de priesteren, en voor al het volk der
7 Num 3:3 | der zonen van Aaron, der priesteren, die gezalfd waren, welker
8 Deu 17:18 | aangezicht der Levietische priesteren is; ~
9 Deu 18:1 | 1 De Levietische priesteren, de ganse stam van Levi,
10 Deu 24:8 | alles, wat de Levietische priesteren ulieden zullen leren; gelijk
11 Deu 27:9 | zamen met de Levietische priesteren, tot gans Israel, zeggende:
12 Deu 31:9 | deze wet, en gaf ze aan de priesteren, de zonen van Levi, die
13 Joz 3:8 | 8 Gij dan zult den priesteren, die de ark des verbonds
14 Joz 3:13 | met dat de voetzolen der priesteren, die de ark van den HEERE,
15 Joz 3:15 | waren, en de voeten der priesteren, dragende de ark, ingedoopt
16 Joz 4:3 | standplaats van de voeten der priesteren, en bereidt twaalf stenen,
17 Joz 4:9 | standplaats van de voeten der priesteren, die de ark des verbonds
18 Joz 4:16 | 16 Gebied den priesteren, die de ark der getuigenis
19 Joz 4:17 | 17 Toen gebood Jozua den priesteren, zeggende: Klimt op uit
20 Joz 4:18 | waren, en de voetzolen der priesteren afgetrokken waren tot op
21 Joz 6:9 | voor het aangezicht der priesteren, die de bazuinen bliezen;
22 Joz 8:33 | ark, voor de Levietische priesteren, die de ark des verbonds
23 Joz 21:19 | der kinderen van Aaron, de priesteren, waren dertien steden en
24 1Sa 22:21 | boodschapte het David, dat Saul de priesteren des HEEREN gedood had. ~
25 2Sa 15:35 | konings huis zult horen, den priesteren, Zadok en Abjathar, zult
26 2Sa 19:11 | Zadok en tot Abjathar, de priesteren, zeggende: Spreekt tot de
27 1Kon 8:6 | 6 Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds des
28 1Kon 12:31 | huis der hoogten; en maakte priesteren van de geringsten des volks,
29 1Kon 12:32 | hij stelde ook te Beth-El priesteren der hoogten, die hij gemaakt
30 2Kon 10:11 | en zijn bekenden, en zijn priesteren; totdat hij hem geen overigen
31 2Kon 10:19 | zijn dienaren, en al zijn priesteren tot mij, dat niemand gemist
32 2Kon 12:4 | 4 En Joas zeide tot de priesteren: Al het geld der geheiligde
33 2Kon 12:7 | priester Jojada en de andere priesteren, en zeide tot hen: Waarom
34 2Kon 12:16 | gebracht; het was voor de priesteren. ~
35 2Kon 13:4 | 4 En Joas zeide tot de priesteren: Al het geld der geheiligde
36 2Kon 13:7 | priester Jojada en de andere priesteren, en zeide tot hen: Waarom
37 2Kon 13:16 | gebracht; het was voor de priesteren. ~
38 2Kon 19:27 | zeggende: Brengt een der priesteren daarheen, die gijlieden
39 2Kon 19:28 | 28 Zo kwam een uit de priesteren, die zij van Samaria weggevoerd
40 2Kon 19:32 | zich van hun geringsten priesteren der hoogten, dewelke voor
41 2Kon 21:2 | schrijver, en de oudsten der priesteren, met zakken bedekt, tot
42 2Kon 25:4 | hogepriester Hilkia, en den priesteren der tweede ordening, en
43 2Kon 25:20 | 20 En hij slachtte al de priesteren der hoogten, die daar waren,
44 1Kro 9:10 | 10 Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib,
45 1Kro 9:30 | 30 En uit de zonen der priesteren waren de bereiders van het
46 1Kro 25:31 | hoofden der vaderen onder de priesteren en onder de Levieten; het
47 1Kro 29:13 | En van de verdelingen der priesteren en der Levieten, en van
48 1Kro 29:21 | zijn de verdelingen der priesteren en der Levieten, tot allen
49 2Kro 4:9 | maakte hij het voorhof der priesteren, en het grote voorhof, mitsgaders
50 2Kro 5:12 | hen tot honderd en twintig priesteren toe, trompettende met trompetten.) ~
51 2Kro 6:12 | hen tot honderd en twintig priesteren toe, trompettende met trompetten.) ~
52 2Kro 9:14 | Davids, de verdelingen der priesteren over hun dienst, en der
53 2Kro 9:14 | God te prijzen, en voor de priesteren te dienen, naar den eis
54 2Kro 9:15 | des konings gebod aan de priesteren en de Levieten, aangaande
55 2Kro 12:13 | 13 Daartoe de priesteren en de Levieten, die in het
56 2Kro 12:15 | 15 En hij had zich priesteren gesteld voor de hoogte,
57 2Kro 14:9 | 9 Hebt gij niet de priesteren des HEEREN, de zonen van
58 2Kro 14:9 | Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt, gelijk de volken
59 2Kro 14:12 | ons aan de spitse, en Zijn priesteren met de trompetten des geklanks,
60 2Kro 20:8 | van de Levieten, en van de priesteren, en van de hoofden der vaderen
61 2Kro 23:17 | den sabbat ingaan, van de priesteren en van de Levieten, zullen
62 2Kro 23:19 | huis des HEEREN, dan de priesteren en de Levieten, die dienen;
63 2Kro 23:31 | de hand der Levietische priesteren, die David in het huis des
64 2Kro 24:5 | 5 Zo vergaderde hij de priesteren en de Levieten, en zeide
65 2Kro 26:18 | HEERE te roken, maar den priesteren, Aarons zonen, die geheiligd
66 2Kro 26:19 | nu toornig werd tegen de priesteren, rees de melaatsheid op
67 2Kro 26:19 | voor het aangezicht der priesteren in het huis des HEEREN,
68 2Kro 26:20 | Azaria op hem, en al de priesteren en ziet, hij was melaats
69 2Kro 29:4 | 4 En hij bracht de priesteren en de Levieten in, en hij
70 2Kro 29:16 | 16 Maar de priesteren gingen binnen in het huis
71 2Kro 29:21 | tot de zonen van Aaron, de priesteren, dat zij die op het altaar
72 2Kro 29:24 | 24 En de priesteren slachtten ze, en ontzondigden
73 2Kro 29:34 | 34 Doch van de priesteren waren er te weinig, en zij
74 2Kro 29:34 | zich te heiligen, dan de priesteren. ~
75 2Kro 30:3 | dierzelfder tijd, omdat de priesteren zich niet genoeg geheiligd
76 2Kro 30:21 | blijdschap. De Levieten nu en de priesteren prezen den HEERE, dag op
77 2Kro 30:24 | tien duizend schapen; de priesteren nu hadden zich in menigte
78 2Kro 30:25 | verblijdde zich, mitsgaders de priesteren en de Levieten, en de gehele
79 2Kro 30:27 | Toen stonden de Levietische priesteren op, en zegenden het volk;
80 2Kro 31:2 | bestelde de verdelingen der priesteren en der Levieten, naar hun
81 2Kro 31:2 | ieder naar zijn dienst, de priesteren en de Levieten tot het brandoffer
82 2Kro 31:4 | Jeruzalem, dat zij het deel der priesteren en Levieten geven zouden,
83 2Kro 31:9 | Jehizkia ondervraagde de priesteren en de Levieten aangaande
84 2Kro 31:15 | Sechanja, in de steden der priesteren, met getrouwigheid, om aan
85 2Kro 31:17 | het geslachtsregister der priesteren naar het huis hunner vaderen,
86 2Kro 31:19 | de kinderen van Aaron, de priesteren, op de velden der voorsteden
87 2Kro 31:19 | alle manspersonen onder de priesteren en aan allen, die in het
88 2Kro 34:5 | 5 En de beenderen der priesteren verbrandde hij op hun altaren;
89 2Kro 35:2 | 2 En hij stelde de priesteren op hun wachten; en hij sterkte
90 2Kro 35:8 | offer voor het volk, voor de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia,
91 2Kro 35:8 | het huis Gods, gaven den priesteren tot paasofferen, twee duizend
92 2Kro 35:10 | dienst toebereid; en de priesteren stonden in hun standplaats,
93 2Kro 35:14 | voor zichzelven en voor de priesteren; want de priesters, de zonen
94 2Kro 35:14 | voor zichzelven, en voor de priesteren, de zonen van Aaron. ~
95 2Kro 36:2 | 2 En hij stelde de priesteren op hun wachten; en hij sterkte
96 2Kro 36:8 | offer voor het volk, voor de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia,
97 2Kro 36:8 | het huis Gods, gaven den priesteren tot paasofferen, twee duizend
98 2Kro 36:10 | dienst toebereid; en de priesteren stonden in hun standplaats,
99 2Kro 36:14 | voor zichzelven en voor de priesteren; want de priesters, de zonen
100 2Kro 36:14 | voor zichzelven, en voor de priesteren, de zonen van Aaron. ~
101 2Kro 37:14 | maakten alle oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen
102 Ezra 1:5 | Juda en Benjamin, en de priesteren en de Levieten, benevens
103 Ezra 2:61 | 61 En van de kinderen der priesteren, de kinderen van Habaja,
104 Ezra 3:10 | legden, zo stelden zij de priesteren, aangekleed zijnde, met
105 Ezra 3:12 | 12 Maar velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden
106 Ezra 6:9 | olie, naar het zeggen der priesteren, die te Jeruzalem zijn,
107 Ezra 6:16 | de kinderen Israels, de priesteren en Levieten, en de overige
108 Ezra 6:18 | 18 En zij stelden de priesteren in hun onderscheidingen,
109 Ezra 6:20 | en voor hun broederen, de priesteren, en voor zichzelven. ~
110 Ezra 7:7 | kinderen Israels, en van de priesteren en de Levieten, en de zangers,
111 Ezra 7:13 | Israel, en van deszelfs priesteren en Levieten, om te gaan
112 Ezra 7:16 | vrijwillige gave des volks en der priesteren, die vrijwilliglijk geven,
113 Ezra 7:24 | ulieden weten, aangaande alle priesteren en Levieten, zangers, poortiers,
114 Ezra 8:15 | lette ik op het volk en de priesteren, en vond aldaar geen van
115 Ezra 8:24 | uit van de oversten der priesteren: Serebja Hasabja, en tien
116 Ezra 8:29 | tegenwoordigheid van de oversten der priesteren en Levieten, en der vorsten
117 Ezra 10:5 | en deed de oversten der priesteren, de Levieten en gans Israel
118 Ezra 10:18 | gevonden van de zonen der priesteren, die vreemde vrouwen bij
119 Neh 2:16 | nog toe den Joden, en den priesteren, en den edelen, en overheden,
120 Neh 3:1 | op met zijn broederen, de priesteren, en zij bouwden de Schaapspoort;
121 Neh 3:22 | En na hem verbeterden de priesteren, wonende in de vlakke velden. ~
122 Neh 3:28 | Paardenpoort verbeterden de priesteren, een iegelijk tegenover
123 Neh 5:12 | gij zegt. En ik riep de priesteren, en deed hen zweren, dat
124 Neh 7:63 | 63 En van de priesteren, de kinderen van Habaja,
125 Neh 9:32 | koningen, onze vorsten, en onze priesteren; en onze profeten, en onze
126 Neh 9:38 | vorsten, onze Levieten en onze priesteren zullen het verzegelen. ~ ~ ~
127 Neh 10:28 | het overige des volks, de priesteren, de Levieten, de poortiers,
128 Neh 10:36 | huize onzes Gods, tot de priesteren, die in het huis onzes Gods
129 Neh 10:37 | olie, zouden brengen tot de priesteren, in de kameren van het huis
130 Neh 10:39 | des heiligdoms zijn, en de priesteren, die dienen, en de poortiers,
131 Neh 11:10 | 10 Van de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib,
132 Neh 12:7 | dat waren de hoofden der priesteren, en hun broederen, in de
133 Neh 12:22 | beschreven; mitsgaders de priesteren, tot het koninkrijk van
134 Neh 12:44 | de delen der wet, voor de priesteren en voor de Levieten; want
135 Neh 12:44 | Juda was vrolijk over de priesteren en over de Levieten, die
136 Neh 13:5 | mitsgaders het hefoffer der priesteren. ~
137 Neh 13:30 | bestelde de wachten der priesteren en der Levieten, elk op
138 Jes 37:2 | schrijver, en de oudsten der priesteren, met zakken bedekt, tot
139 Jer 1:1 | zoon van Hilkia, uit de priesteren, die te Anathoth waren,
140 Jer 1:18 | vorsten, tegen haar priesteren, en tegen het volk van het
141 Jer 8:1 | vorsten, en de beenderen der priesteren, en de beenderen der
142 Jer 19:1 | volks, en van de oudsten der priesteren. ~
143 Jer 26:16 | vorsten en al het volk tot de priesteren en tot de profeten: Aan
144 Jer 27:16 | Ook sprak ik tot de priesteren, en tot dit ganse volk,
145 Jer 28:1 | HEEREN, voor de ogen der priesteren en des gansen volks, zeggende:
146 Jer 28:5 | Hananja, voor de ogen der priesteren, en voor de ogen des gansen
147 Jer 29:1 | weggevoerd, mitsgaders tot de priesteren, en tot de profeten,
148 Jer 29:25 | den priester, en tot al de priesteren, zeggende: ~
149 Jer 31:14 | En Ik zal de ziel der priesteren met vettigheid dronken maken;
150 Jer 32:32 | koningen, hun vorsten, hun priesteren, en hun profeten, en
151 Jer 33:18 | Ook zal den Levietischen priesteren, van voor Mijn aangezicht,
152 Jer 33:21 | en met de Levieten, de priesteren, Mijn dienaren. ~
153 Jer 34:19 | Jeruzalem, de kamerlingen, en de priesteren, en al het volk des lands,
154 Jer 48:7 | uitgaan in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
155 Jer 49:3 | in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
156 Klaa 1:123| profeten, en de misdaden harer priesteren, die in het midden van haar
157 Klaa 1:126| hebben het aangezicht der priesteren niet geeerd, zij hebben
158 Eze 40:45 | het zuiden is, is voor de priesteren, die de wacht des huizes
159 Eze 40:46 | het noorden is, is voor de priesteren, die de wacht des altaars
160 Eze 43:19 | zult aan de Levietische priesteren, dewelke uit het zaad van
161 Eze 43:24 | aangezicht des HEEREN; en de priesteren zullen zout daarop werpen,
162 Eze 44:30 | uw hefofferen, zullen der priesteren zijn; ook zult gij de eerstelingen
163 Eze 45:4 | land; zij zal zijn voor de priesteren, die het heiligdom bedienen,
164 Eze 46:19 | de heilige kameren, den priesteren toe behorende, die naar
165 Eze 48:10 | heilig hefoffer zijn voor de priesteren, noordwaarts de lengte van
166 Eze 48:11 | Het zal zijn voor de priesteren, die geheiligd zijn uit
167 Eze 48:13 | tegenover de landpale der priesteren hebben de lengte van vijf
168 Hos 6:9 | alzo is het gezelschap der priesteren; zij moorden op den weg
169 Matt 12:4 | met hem waren, maar den priesteren alleen. ~
170 Mark 2:26 | geoorloofd te eten, dan den priesteren, en ook gegeven heeft dengenen,
171 Luk 6:4 | te eten, dan alleen den priesteren. ~
172 Open 5:10 | gemaakt tot koningen en priesteren; en wij zullen als koningen
|